a. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:
1. het in gebruik nemen en gebruik van gronden en bouwwerken als niet aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
de watercompensatie bedraagt tenminste 10% van het te verharden oppervlak;
de watercompensatie wordt gerealiseerd voordat de verharding plaatsvindt;
de watercompensatie vindt plaats in hetzelfde peilgebied als de verharding.
2. inrichtingen en bedrijven die worden begrepen in art. 2.4 van het "Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer";