direct naar inhoud van 13.3 Resultaten onderzoeken
Plan: Amstelstation e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.M1006BPSTD-OH01

13.3 Resultaten onderzoeken

Ten behoeve van het bestemmingsplan is onderzoek verricht naar de consequenties er vanuit de natuurwetgeving kunnen zijn voor de voorgenomen functiewijzigingen (Natuurtoets Amstelstation, maart 2011, Bijlage 21). Daarnaast is een nader vleermuizenonderzoek verricht (dit onderzoek maakt deel uit van de natuurtoets, Bijlage 21).Verder zijn er twee boomonderzoeken verricht (Bijlage 23 en Bijlage 24) en is een bomenplan opgesteld voor de herinrichting van de omgeving van het Amstelstation (Bijlage 25).

Beschrijving van het gebied en inventarisatie
Het hele plangebied ligt aan de rand van het stedelijk gebied. Vanuit de Watergraafsmeer en vanaf de spoorbaan is het gebied bereikbaar voor grondgebonden zoogdieren, zoals bosmuis en egel. Voor amfibieën is er geen leefgebied. De omgeving van het Amstelstation bestaat uit intensief gebruikte infrastructuur: auto's, bussen, trams en fietsen.

Via de spoorbaan en vanuit de Watergraafsmeer kunnen grondgebonden soorten in de omgeving van het plangebied komen.

Inventarisatie: aangetroffen en verwachte soorten
Grondgebonden zoogdieren kunnen het plangebied moeilijk bereiken. De stad is daarvoor onvoldoende toegankelijk. Alleen aan de oostkant kunnen grondgebonden soorten het plangebied bereiken. Egels zijn door Adviesbureau E.C.O.-Logisch (dit onderzoek is bijgevoegd bij de natuurtoets) waargenomen. Op meerdere plaatsen waren holtes van bosmuizen zichtbaar. Andere soorten worden niet verwacht. Door Adviesbureau E.C.O.-Logisch is onderzoek naar vleermuizen gedaan. De conclusie is dat het plangebied beperkt door vleermuizen gebruikt wordt. Er zijn drie foeragerende gewone dwergvleermuizen aangetroffen. Paarverblijven (en andere typen verblijven) zijn niet gezien, er is geen zwermgedrag waargenomen wat kan duiden op winterverblijfplaatsen.

Voor het Amstelstation zijn de volgende vogelsoorten gezien: huismus, merel en ekster foeragerend. Opvallend was de grote hoeveelheid spreeuwen in het gras. Mussen komen waarschijnlijk uit Amsteldorp. In het struweel aan de oostkant zijn territoria van de volgende vogels vastgesteld: heggenmus, koolmees, zwartkop en pimpelmees. Er zijn nesten van de houtduif en de ekster waargenomen. Op de rotonde en aan de noordkant van het Amstelstation was het opvallend stil qua vogels.

Analyse
Het plangebied bestaat grotendeels uit intensief gebruikt stedelijk gebied. Voor grondgebonden soorten is er alleen aan de oostkant leefgebied. Voor vleermuizen is er in potentie geschikt foerageergebied rond bomen en het lagere struweel; foeragerende vleermuizen zijn echter nauwelijks waargenomen. Voor vogels is het geen bijzonder gebied. Opvallend zijn wel de foeragerende huismussen en spreeuwen.

Het bestemmingsplan maakt nieuwbouw van kantoren en woonruimte mogelijk en voorziet verder in een andere inrichting van infrastructuur en openbare ruimte. Dit betekent dat een aantal bomen en struiken verdwijnt. Daarmee verdwijnen er broedmogelijkheden voor vogels, verdwijnt er leefgebied voor zoogdieren en foerageergebied voor vleermuizen.

Consequenties natuurwetgeving en ontheffing Flora- en faunawet
Het plan bevindt zich buiten de Speciale Beschermingszones. Het IJmeer is het dichtstbijzijnde gebied met deze status. Externe werking van het plan op dit Vogelrichtlijngebied is niet aannemelijk. De Hoofdgroenstructuur is een onderdeel van de structuurvisie van de Gemeente Amsterdam. De Hoofdgroenstructuur is vergeleken met de versie van 2002 uitgebreid met een aantal gebieden. In het plangebied liggen geen gebieden die tot de Hoofdgroenstructuur behoren. Frankendael, het Darwinplantsoen en sport Drieburg liggen in de nabijheid. Er zijn gen negatieve effecten op deze gebieden te verwachten.

Egels en bosmuizen zijn beschermde soorten. Ook foerageergebied van vleermuizen en nesten van broedende vogels worden door de Flora- en faunawet beschermd. Voor de kleine zoogdieren (egel en bosmuis) geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de broedvogels geldt dat er geen problemen met de Flora- en faunawet zijn als de broedperiode bij werkzaamheden wordt vermeden. Nesten van broedvogels met een vaste verblijfplaats zijn niet waargenomen.

Het Adviesbureau E.C.O.-logisch heeft een onderzoek naar vleermuizen in het gebied gedaan. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het Vleermuizenprotocol 2010. Zomer, paar, kraam- en winterverblijfplaatsen van vleermuizen zijn niet in het plangebied aangetroffen. Als foerageergebied voor vleermuizen heeft het gebied maar een beperkte functie, gezien het geringe aantal aangetroffen dieren. In de nabije omgeving zijn er voldoende goede alternatieven in de woonwijk en de daarachterliggende sportvelden, Park Frankendael en de begraafplaats De Nieuwe Ooster. Aanbevolen wordt om voor de werkzaamheden een Ecologisch werkprotocol op te stellen.

Kansen voor natuur
Bij de inrichting en het beheer van de openbare ruimte kan rekening gehouden worden met de biotoopeisen van vleermuizen en vogels. Dit kan door inheemse boom-, struik, en plantensoorten te gebruiken en deze af te stemmen op de voedselbehoefte, zodat er in alle seizoenen voedsel aanwezig is. In de nieuwbouw zijn er kansen voor groene daken en groene muren. Deze zorgen ook voor een groter aanbod van insecten en nestgelegenheid voor bepaalde soorten. Vooral blinde muren lenen zich voor vergroening.

Bomen

De inrichting van de omgeving van het Amstelstation en het Prins Bernhardplein verandert ingrijpend. In het Stedenbouwkundig Plan van september 2009 is expliciet ingegaan op de toekomst en maatregelen ten aanzien van de bomen. Met het oog op het Stedenbouwkundig Plan en twee boomonderzoeken van Groenadvies Amsterdam B.V. is een bomenplan opgesteld voor de herinrichting van de omgeving van het Amstelstation. In het bomenplan zijn de maatregelen, het aantal te handhaven, te verplanten en te kappen bomen en nieuw te planten bomen opgenomen. Tenslotte volgen een aantal aandachtspunten in het verdere planproces.

Hieronder beschrijven wij de uitgevoerde onderzoeken en de consequenties van de herinrichting van het gebied.

Onderzoeken
De inrichting van het plangebied wordt ingrijpend gewijzigd. De 329 bomen in het plangebied zijn geïnventariseerd in het Boomonderzoek Amstelstation van 14 maart 2008 en in het Boomonderzoek Prins Bernhardplein-Wibautstraat van 15 december 2008. In beide onderzoeken wordt inzicht gegeven in de kwaliteit, de toekomstverwachting en de verplantbaarheid van de bestaande bomen.

Binnen het plangebied bevinden zich 329 bomen, die volgens de bomenverordening van het stadsdeel vergunningplichtig zijn. Het betreft bomen met een stamdiameter van tenminste 10 cm op 1,3 meter hoogte. Er wordt in de verordening geen onderscheid gemaakt tussen aangeplante bomen en exemplaren die op natuurlijke wijze tot stand zijn gekomen. Binnen het gebied bevinden zich 33 boomsoorten en cultuur variëteiten. Veel bomen zijn halfwas of volgroeid. Beeldbepalend zijn de kastanjes en de vleugelnoten op het Prins Bernhardplein en de grote bomen op het huidige Julianaplein. De meest voorkomende boomsoorten zijn de Linde en de Kastanje. Een groot deel van de kastanjebomen is aangetast door de kastanjebloedingsziekte en heeft daardoor een beperkte toekomstverwachting. De bomen die in een matige conditie verkeren staan veelal in een slecht ingericht plantgat zonder ontsnappingsmogelijkheid of het zijn volgroeide bomen van soorten met een vrij korte omloop. Een beperkt aantal bomen is als slecht beoordeeld. Dit zijn enkele van de esdoorns op de parkeerplaats bij het station, de hopbeuken op de Maliebaan en door bloedingsziekte aangetaste kastanjes in de verharding van de Wibautstraat.

Consequenties plan

maatregel   aantal bestaande situatie   aantal nieuwe situatie  
kappen   182    
verplanten   21   21  
te handhaven   126   126  
nieuw te planten     117  
totaal   329   264  

Volgens de bomenverordening van het stadsdeel geldt een herplant- of instandhoudingsverplichting. Ondanks het feit dat er volgens het bomenplan 117 nieuwe bomen zullen worden aangeplant, leidt de herinrichting van het gebied tot een vermindering van het aantal bomen. Dit verschil zal worden gecompenseerd door onder andere in de directe omgeving van het plangebied, bijvoorbeeld in de wijk Julianapark, te investeren in nieuwe bomen.

Het verplanten van een boom is een zeer ingrijpende gebeurtenis. De boom raakt een deel van zijn beworteling kwijt en hij komt op een nieuwe groeiplaats te staan en kan daardoor te maken krijgen met een andere zuurgraad van de bodem of een ander grondwaterregime. Dit leidt veelal tot een terugval in de conditie van de boom. Deze terugval heeft een aanzienlijke invloed op de conditie en toekomstverwachting van de boom. Verplanten van een boom is een kostbare aangelegenheid. De kans op slagen van een verplanting dient daarom zo hoog mogelijk te zijn. Om de slagingskans voor verplantingen zo hoop mogelijk te maken, zijn enkele eisen opgesteld. Deze eisen zijn erop gericht om het voor de boom mogelijk te maken om zo snel mogelijk na het verplanten aan te slaan. In het gebied zijn 21 bomen die voor verplanting in aanmerking komen. Deze 21 bomen krijgen een nieuwe plaats binnen het gebied.

In de nieuwe situatie zullen maatregelen worden getroffen waardoor de nieuwe bomen een uitstekende toekomstverwachting hebben. Zo zullen de nieuwe bomen in grote boomvakken in de 'volle grond' worden geplaatst. Per boom wordt gerekend met minimaal 25 m3 bewortelbaar volume. Voor de bomen in de belaste verharding, zoals langs de nieuwe Julianalaan is een zelfdragende wortelconstructie noodzakelijk. De nieuw te planten bomen zullen geschikt zijn voor een stedelijk milieu en zoveel mogelijk ziekteresistent.