4.6 Bodem
In het kader van de bestemmingsplanprocedure dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater van het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels een bodemonderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen. Een bodemonderzoek is gericht op bodembedreigende stoffen. Hiervoor dient eerst naar de huidige functie van het plangebied te worden gekeken. Het bodemonderzoek moet namelijk de bodemkwaliteit vaststellen alvorens er activiteiten en werkzaamheden plaatsvinden in het kader van de beoogde ontwikkeling. Op deze wijze kan men bepalen of de bodemkwaliteit de nieuwe ontwikkeling toelaat.
Ondanks het feit dat de activiteiten nagenoeg onveranderd blijven in de toekomstige situatie, zijn er toch twee verkennende bodemonderzoek
1 (voor verschillende percelen) uitgevoerd om eventuele onverwachte bevindingen uit te sluiten. Deze onderzoeken zijn in opdracht van Cordaan door Inventarra uitgevoerd ter plaatse van de Ouderkerkerdijk 225 te Amsterdam.
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er er sprake is van een lichte tot matige verontreiniging op verschillende percelen met onder andere kwik, molybdeen, lood, zink en PAK in de grond. Het perceel ten westen van de boerderij is matig tot sterk verontreinigd met barium, koper, nikkel, lood en zink. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, nikkel, kobalt, zink, xylenen en naftaleen. Verder zijn asbeststukjes (asbesthoudend plaatmateriaal) aangetroffen (perceel 3 voormalige kwekerij).
De verkennenden bodemonderzoeken zijn beoordeeld door de Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam. Per brief van 14 januari 2011 zijn de conclusies aan Stadsdeel Oost kenbaar gemaakt. Hierin wordt geadviseerd om als vervolgstap nader onderzoek uit te voeren middels een standaardrisicobeoordeling met behulp van Sanscrit (versie 2.0.12.1) voor het toekomstig gebruik.
Uit de risicobeoordeling
2 volgt dat voor het noordelijke perceel (een deel van) de locatie met spoed gesaneerd dient te worden vanwege onaanvaardbare risico's voor de ecologie. Dit in verband met zware metalen die opgenomen kunnen worden door gewassen en via begrazing door vee. Middels de verkennende onderzoeken en de risocobeoordeling kan niet worden vastgesteld in welke mate de zware metalen opgenomen worden door het gras en in welke mate het grazende vee daaraan wordt blootgesteld.
Door de Voedsel en Waren Autoriteit (vwa) is vervolgens door middel van een gewasanalyse beoordeeld of er sprake is van een gezondheidsrisico voor consumenten en landbouwhuisdieren. Op basis van de gemeten waarden worden geen gezondheidsrisico's verwacht voor mens en dier.
Conclusie
Wat betreft de onderzochte aanwezige zware metalen bestaat er geen risico voor mens en dier. Uit de resultaten van de verschillende onderzoeken kan worden geconcludeerd dat het aanwezige asbest op basis van nader onderzoek gesaneerd dient te worden. Na sanering bestaan er geen belemmeringen voor de nieuwe bestemming.