direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerrein Karperweg-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1402BPSTD-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Karperweg-Zuid met identificatienummer NL.IMRO.0363.K1402BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanlegsteiger

Boven of in het water aangebrachte of op het water drijvende constructie voor het afmeren van een boot, waarna over de aanlegsteiger naar de wal kan worden gelopen.

1.6 archeologisch onderzoek

Werkzaamheden naar het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd volgens de eisen zoals gesteld in de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.7 archeologisch rapport

Rapportage waarin de archeologische waarde van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt vastgesteld die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.8 archeologische waarden

Waarden waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.9 automatenhal

Een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld.

1.10 bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

Een gelegenheid, die met behoud van de woonfunctie door ten minste de hoofdbewoner in een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van nachtverblijf voor maximaal 4 personen voor korte tijd, waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten ondergeschikt is.

1.13 bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden bedrijven daaronder niet begrepen, met dien verstande dat alleen bedrijven conform de toepasselijke regels en Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.

1.14 bedrijfsvaartuig

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten.

1.15 belwinkel

Een voor publiek toegankelijke gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen.

1.16 bestaand

Bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, die is gebouwd, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning.

1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bijbehorende kantoorruimte

Niet-zelfstandige kantoorruimte die behoort bij en gerealiseerd wordt of is binnen een hoofdfunctie (veelal bedrijf) en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie.

1.21 bijgebouw

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

1.22 bijzondere bouwlaag

Kelder, souterrain en kap.

1.23 bodemverstoring

Elke vorm van grondverzet.

1.24 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bijzondere bouwlagen.

1.27 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 consumentverzorgende dienstverlening

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlening.

1.31 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 dienstverlening

Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek. Onder te verdelen in:

  • a. consumentverzorgende dienstverlening;
  • b. zakelijke dienstverlening;
  • c. maatschappelijke dienstverlening.
1.33 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geldwisselkantoor

Een voor publiek toegankelijk kantoor of gelegenheid waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren.

1.35 geluidsgevoelige objecten

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.36 gevel

Een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

1.37 hoofdgebouw

Een gebouw dat door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op het gebruik als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.38 horeca van categorie 1

Een inrichting die geheel of in overwegende mate fastfood producten verstrekt, die ter plaatse kunnen worden genuttigd dan wel afgehaald kunnen worden, daaronder worden begrepen in elk geval: fastfoodrestaurants, cafetaria's, snackbars automatiek, loketverkoop en shoarmazaken.

1.39 horeca van categorie 2

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning, al dan niet met levende muziek en al dan niet met verstrekking van dranken en kleine etenswaren, daaronder worden in elk geval begrepen: dancing/discotheek, zaalverhuurbedrijven en een sociëteit, (dance)club.

1.40 horeca van categorie 3

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van alcoholische dranken, of anderzijds de uitstraling hebben van een café, daaronder worden in elk geval begrepen: café, bar, cocktailclub. Het bieden van de gelegenheid om te dansen is toegestaan op voorwaarde dat er geen entreegeld wordt geheven en de dansvloer niet groter is dan 20% van het bruto vloeroppervlakte van de horecazaak.

1.41 horeca van categorie 4

Een inrichting die:

  • a. geheel gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaar, die uitsluitend ter plaatse aan tafel genuttigd worden, eventueel aangevuld met een afhaalfunctie, en in zoverre deze inrichting niet valt onder horeca van categorie 1 en horeca van categorie 3, daaronder worden in elk geval begrepen: restaurant en eetcafé (categorie 4A). Het bieden van de gelegenheid om te dansen is toegestaan op voorwaarde dat er geen entreegeld wordt geheven en de dansvloer niet groter is dan 20% van het bruto vloeroppervlakte van de horecazaak;
  • b. gericht is op het verstrekken van alcoholvrije dranken, dan wel van kleine etenswaren (niet vallende onder horeca van categorie 1), sandwiches en ijswaren, daaronder worden in elk geval begrepen: lunchroom, koffie-/theehuizen, juicebars en ijssalons (categorie 4B).
1.42 huisgebonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder wordt wel een bed & breakfast begrepen, maar niet detailhandel of horeca.

1.43 huisgebonden beroep

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of horeca.

1.44 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen aan het kantoor ondergeschikte congres- en vergaderaccommodatie.

1.45 kap

Een bijzondere bouwlaag waarvan de dakconstructie bestaat uit ten minste één hellend dakvlak.

1.46 kelder

Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het peil is gelegen.

1.47 kunstwerk

Bouwwerk ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, niet zijnde steigers.

1.48 maaiveld

De bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.49 maatschappelijke dienstverlening

Het verlenen van diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg (inclusief een woonzorgcentrum), kinderopvang, onderwijs en educatie, sport, religie, overheid en vergelijkbare gebieden, waaronder mede ondergeschikte nevenfuncties ten behoeve van de diensten worden begrepen.

1.50 nachtperiode

De periode van 23.00 tot 7.00 uur, waarvoor op basis van het Activiteitenbesluit geluidgrenswaarden gelden voor inrichtingen ter bescherming van geluidsgevoelige functies.

1.51 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de elektronische communicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen voorzieningen voor warmte- en koudeopslag, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.52 object te water

Een voorwerp of vaartuig dat in, op of boven het water is aangebracht of afgemeerd en dat niet behoort tot enige andere categorie vaartuigen en niet gebruikt wordt als woonverblijf, niet zijnde een vlot.

1.53 omgevingsvergunning

Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.54 ondergrondse infrastructuur

Ondergrondse kabels en (buis)leidingen waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse voorzieningen ten behoeve van elektriciteits-, warmte/koude- en watervoorziening, riolering, elektronische communicatie en glasvezel.

1.55 ondersteunende detailhandel

Niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een vestiging en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de vestiging en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de vestiging.

1.56 ondersteunende horeca

Niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca van categorie 3 of horeca van categorie 4, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie.

1.57 overkapping

Een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt, bestaande uit een dakconstructie en voorzien van ten hoogste twee wanden.

1.58 passagiersvaartuig

Een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot:

a. vervoer van personen;

b. het beschikbaar stellen aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie.

1.59 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk in, op of onder het water: het plaatselijk aan te houden waterpeil;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen daarbij niet meegeteld worden.
1.60 pleziervaartuig

Een vaartuig, gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.61 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin handelingen of vertoningen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een prostitutiebedrijf: een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen met anderen tegen een materiële vergoeding;
  • b. erotisch getinte vermaaksfunctie: een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische / pornografische aard, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een erotische videotheek, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, wel of niet in combinatie met elkaar.
1.62 short-stay

Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden, dan wel voor 4 personen, indien zij deel uitmaken van meer dan één huishouden, voor een aaneensluitende periode van tenminste één (1) week en maximaal zes (6) maanden. Voor het overige blijft het gebruik gelijk als bedoeld bij de bestemming 'Wonen'.

1.63 sloop/nieuwbouw

Het geheel of nagenoeg geheel slopen en opnieuw oprichten van een hoofdgebouw.

1.64 smartshop

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden van psychotrope stoffen.

1.65 souterrain

Een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven peil is gelegen.

1.66 Staat van bedrijfsactiviteiten

De als bijlage opgenomen lijst behorende bij deze regels, waarin vormen van gebruik anders dan wonen, zijn aangegeven, ingedeeld in categorieën van toenemende hinder.

1.67 steiger

Een bouwwerk te water die aan één zijde met de wal is verbonden en/of door middel van palen met de grond is verbonden, dat wellicht door de gekozen constructie verticaal met het water/ getij beweegt, doch de eigenschap mist om van plaats te veranderen.

1.68 terras

Een buiten de besloten ruimte van het horecabedrijf gelegen deel, al dan niet in of aan de openbare ruimte, waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.69 tramvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het tramverkeer, hieronder wordt in ieder geval abri's, tramrails en bovenleidingen gerekend.

1.70 uitbouw

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.71 vaartuig

Vervoermiddel op of onder water.

1.72 verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Karperweg-Zuid'.

1.73 vestiging

Een (deel van een) gebouw waar een niet-woonfunctie, inclusief de daarbij behorende nevenruimten, wordt uitgeoefend en welke door aard en omvang een zelfstandig karakter heeft.

1.74 voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.75 waterberging

(Tijdelijke) opslag van een overmaat aan (oppervlakte)water in het (oppervlakte)watersysteem.

1.76 wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen voor wat betreft het bouwen en het gebruik te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in deze regels anders is bepaald.

1.77 woning

Een complex van één of meer ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.78 woonboot

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf voor maximaal 1 huishouden niet zijnde een object in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.79 woonzorgcentrum

Een gebouw of gedeelte van een gebouw waar een specifieke doelgroep, zoals ouderen, woont, die algemene en medische verzorging geniet en waar naast ruimten voor verzorging tevens bij het zorgcentrum behorende ruimten zoals ondergeschikte detailhandel, ondersteunende horeca en overige nevenruimten zijn inbegrepen.

1.80 zakelijke dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

1.81 zorgwoning

Een zelfstandige woning waar (intensieve) zorgverlening mogelijk is en waar zorg op afroep beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, een woonzorgcentrum of een dienstencentrum.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 bruto vloeroppervlakte

Het totaal aantal vierkante meters in gebruik voor een bepaald doel, al dan niet verspreid over meerdere vloeren.

2.5 bruto vloeroppervlakte van een vestiging

De oppervlakte van een bouwwerk vermenigvuldigd met het aantal bouwlagen waar een vestiging zich bevindt, bijzondere bouwlagen daarin begrepen (tenzij in de regels anders bepaald), vermeerderd met het oppervlak van de door de vestiging in gebruik genomen bijbehorende bouwwerken.

2.6 netto vloeroppervlakte van een vestiging

De bruto vloeroppervlakte van een vestiging, verminderd met de oppervlakten van draagconstructies, separatiewanden, gevels, brandwerende wanden, schachten en ruimten lager dan 1,5 meter.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 hoogte van een bouwlaag

De afstand tussen de vloer van de betreffende bouwlaag, daaronder begrepen de vloer van een souterrain, en de bovenkant van de vloer van de daarboven gelegen bouwlaag, met dien verstande dat entresols niet worden meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven met bijbehorende kantoorruimte, die vallen in milieucategorie 1, 2 en 3.1 als bedoeld in artikel 9.3 van deze regels, met inachtneming van het bepaalde in 3.3.1 en 3.3.2;
  • b. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor', met inachtneming van het bepaalde in 3.3.3;
  • c. ondersteunende horeca, met inachtneming van het bepaalde in 3.3.4;
  • d. ondersteunende detailhandel, met inachtneming van het bepaalde in 3.3.5;
  • e. parkeervoorzieningen ten behoeve van de in 3.1 onder a t/m d genoemde bestemming, met inachtneming van het bepaalde in 3.3.6;
  • f. ondergrondse parkeergarage ten behoeve van de in 3.1 onder a t/m d genoemde bestemming, uitsluitend in de kelder en/of het souterrain, met dien verstande dat toegangen en in- en uitritten tevens in de eerste bouwlaag zijn toegestaan;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. tuinen;
  • i. verkeersareaal;
  • j. ondergrondse infrastructuur.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder de in artikel 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken met uitzondering van bestaande kelders en souterrains.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven
  • b. maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak: 100%;
  • c. uitsluitend bestaande kelders en souterrains zijn toegestaan, met dien verstande dat het vervangen van bestaande kelders en souterrains is toegestaan mits de afmetingen ten opzichte van de bestaande kelders of souterrain niet toenemen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is het bouwen van nieuwe kelders en souterrains en het vergroten van bestaande kelders en souterrains toegestaan indien:
    • 1. de technische haalbaarheid is aangetoond en de dienst belast met bouw- en woningtoezicht geen bezwaar heeft;
    • 2. middels een geohydrologisch onderzoek is aangetoond dat de nieuwe kelder of souterrain of vergroting van de bestaande kelder of souterrain geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het grondwater en de dienst belast met grondwaterbeheer dit heeft bevestigd;
    • 3. de bovenzijde van het dak van het deel van de kelder of souterrain dat zich in de zone bevindt die gebruikt mag worden ten behoeve van het hoofdgebouw, tenminste 0,80 meter is gelegen onder de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld van de (binnen-)tuin en op dit deel van de kelder een grondpakket wordt gerealiseerd van minimaal 0,80 meter;
    • 4. aangetoond is dat de ontwikkeling in de tuin niet ten koste gaat van (waardevolle) bomen in de (binnen-)tuin.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. maximale bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied en in het aan de openbare ruimte grenzende achtererfgebied: 2 meter;
  • b. maximale bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Milieucategorie

Voor bedrijven uit milieucategorie 3.1 als bedoeld in 3.1 onder a gelden de volgende regels:

  • a. maximum milieucategorie ten aanzien van de aspecten gevaar, geur en stof: 2
  • b. de bedrijfsactiviteiten vinden niet plaats tijdens de nachtperiode;
  • c. de bedrijfsactiviteiten vinden hoofdzakelijk inpandig plaats;
  • d. het bedrijf heeft geen gemeenschappelijke muur of vloer/plafond met een geluidsgevoelige functie.
3.3.2 Bijbehorende kantoorruimte

Voor de bij bedrijven behorende kantoorruimte geldt een maximum percentage van 30% van de bruto vloeroppervlakte van de vestiging.

3.3.3 Kantoren

Voor kantoren gelden de volgende regels:

  • a. maximum bruto vloeroppervlak per vestiging: 300 m²;
  • b. uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger.
3.3.4 Ondersteunende horeca

Voor ondersteunende horeca geldt een maximum netto vloeroppervlakte van 30% van de netto vloeroppervlakte van de vestiging met een maximum van 30 m².

3.3.5 Ondersteunende detailhandel

Voor ondersteunende detailhandel geldt een maximum netto vloeroppervlakte van 10% van de netto vloeroppervlakte van de vestiging met een maximum van 50 m2.

3.3.6 Parkeervoorzieningen

Voor parkeervoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. in geval van bouwen en/of uitbreiden van gebouwen en/of een wijziging van het gebruik met een toename van de parkeerbehoefte moet conform het voor het plangebied vastgestelde vigerende parkeerbeleid ten behoeve van het parkeren van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht en in stand worden gehouden in een ondergrondse parkeergarage of souterrain, danwel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • b. de situering van de ruimte voor het parkeren van auto's en/of de toegangen en in-/uitritten van en naar deze ruimte mag de verkeersveiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantasten.
3.4 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening, om aan parkeervoorzieningen als bedoeld onder 3.1 onder e en f nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van de in-/uitritten, indien dit noodzakelijk is:

  • a. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of de belangen van derden;
  • c. vanwege de verkeersveiligheid en/of sociale veiligheid.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, om af te wijken van het bepaalde in 3.3.6 onder b, onder voorwaarde dat aangetoond is dat de noodzakelijke parkeervoorzieningen niet of onvoldoende op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd en is aangetoond dat op andere wijze wordt voorzien in voldoende ruimte ten behoeve van het parkeren van auto's conform het voor het plangebied vastgestelde vigerende parkeerbeleid en dat deze ruimte in stand wordt gelaten.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Omzetting naar Gemengd

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming van de in 3.1 genoemde gronden te wijzigen naar de bestemming 'Gemengd', zoals bedoeld in artikel 5 onder voorwaarden dat:

  • a. (zorg)woningen en short stay, huisgebonden beroep of huisgebonden bedrijf, bed & breakfast en maatschappelijke dienstverlening zijn uitgesloten;
  • b. het toegestane maximum bruto vloeroppervlak voor detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening 600 m2 voor zowel detailhandel als consumentverzorgende dienstverlening bedraagt, met dien verstande dat het maximum bruto vloeroppervlak per vestiging 300 m2 bedraagt;
  • c. ter plaatse van Karperweg 37-41 tevens toevoeging van horeca van categorie 4 is toegestaan, met dien verstande dat het maximum bruto vloeroppervlak 500 m2 bedraagt;
  • d. in het kader van de wijziging aangetoond wordt dat:
    • 1. de ontwikkeling past binnen het beleid voor woon-werkgebieden, zoals opgenomen in deel 3 / hoofdstuk 3 van de Structuurvisie Amsterdam, d.d. 17 februari 2011;
    • 2. het woon- en leefklimaat ter plaatse niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. de functiewijziging geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ten gevolge zal hebben;
    • 4. er wordt voldaan aan het voor het plangebied vastgestelde vigerende parkeerbeleid.

Artikel 4 Bedrijf - nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf, zijnde een nutsvoorziening, dat valt in milieucategorie 3.2 als bedoeld in 9.3 van deze regels, met de daarbij behorende voorzieningen, bergingen en nevenruimten;
  • b. parkeervoorzieningen ten behoeve van de in 4.1 onder a genoemde bestemming;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. tuinen;
  • e. verkeersareaal;
  • f. ondergrondse infrastructuur.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en onder de in artikel 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken met uitzondering van bestaande kelders en souterrains.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. maximale goot- en bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven;
  • b. maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak: 100%;
  • c. uitsluitend bestaande kelders en souterrains zijn toegestaan, met dien verstande dat het vervangen van bestaande kelders en souterrains is toegestaan mits de afmetingen ten opzichte van de bestaande kelders of souterrain niet toenemen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is het bouwen van nieuwe kelders en souterrains en het vergroten van bestaande kelders en souterrains toegestaan indien:
    • 1. de technische haalbaarheid is aangetoond en de dienst belast met bouw- en woningtoezicht geen bezwaar heeft;
    • 2. middels een geohydrologisch onderzoek is aangetoond dat de nieuwe kelder of souterrain of vergroting van de bestaande kelder of souterrain geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het grondwater en de dienst belast met grondwaterbeheer dit heeft bevestigd;
    • 3. de bovenzijde van het dak van het deel van de kelder of souterrain dat zich in de zone bevindt die gebruikt mag worden ten behoeve van het hoofdgebouw, tenminste 0,80 meter is gelegen onder de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld van de (binnen-)tuin en op dit deel van de kelder een grondpakket wordt gerealiseerd van minimaal 0,80 meter;
    • 4. aangetoond is dat de ontwikkeling in de tuin niet ten koste gaat van (waardevolle) bomen in de (binnen-)tuin.
4.2.3 Overkapping

Voor de gronden ter plaatse van de bouwaanduiding ´specifieke bouwaanduiding - overkapping´ gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing is uitsluitend toegestaan in de vorm van een overkapping;
  • b. tot een hoogte van 5 meter mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van ondersteuningsconstructies ten behoeve van de overkapping en vergelijkbare onderdelen van bouwwerken.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (zorg)woningen en short-stay, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen', met inachtneming van het bepaalde in 5.3.1;
  • b. huisgebonden beroep of huisgebonden bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen', met inachtneming van het bepaalde in 5.3.1;
  • c. bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen', met inachtneming van het bepaalde in 5.3.1;
  • d. bedrijven met bijbehorende kantoorruimte, die vallen in milieucategorie 1, 2 en 3.1 als bedoeld in artikel 9.3 van deze regels, uitsluitend in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder, met inachtneming van het bepaalde in 5.3.2 en 5.3.3;
  • e. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor', met inachtneming van het bepaalde in 5.3.4;
  • f. detailhandel, uitsluitend in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder, met inachtneming van het bepaalde in 5.3.5;
  • g. consumentverzorgende dienstverlening, uitsluitend in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder, met inachtneming van het bepaalde in 5.3.5;
  • h. maatschappelijke dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk', met inachtneming van het bepaalde in 5.3.5;
  • i. ondersteunende horeca, met inachtneming van het bepaalde in 5.3.6;
  • j. ondersteunende detailhandel, met inachtneming van het bepaalde in 5.3.7;
  • k. parkeervoorzieningen ten behoeve van de in 5.1 onder a t/m j genoemde bestemmingen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' op maaiveld en ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage' in de eerste bouwlaag;
  • l. ondergrondse parkeergarage ten behoeve van de in 5.1 onder a t/m j genoemde bestemmingen, uitsluitend in de kelder en/of het souterrain, met dien verstande dat toegangen en in- en uitritten tevens in de eerste bouwlaag zijn toegestaan;
  • m. tuinen;
  • n. nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsvoorziening';
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. verkeersareaal;
  • q. ondergrondse infrastructuur.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op en onder de in artikel 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken met uitzondering van bestaande kelders en souterrains.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven;
  • b. maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak: 100%;
  • c. uitsluitend bestaande kelders en souterrains zijn toegestaan, met dien verstande dat het vervangen van bestaande kelders en souterrains is toegestaan mits de afmetingen ten opzichte van de bestaande kelders of souterrain niet toenemen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is het bouwen van nieuwe kelders en souterrains en het vergroten van bestaande kelders en souterrains toegestaan indien:
    • 1. de technische haalbaarheid is aangetoond en de dienst belast met bouw- en woningtoezicht geen bezwaar heeft;
    • 2. middels een geohydrologisch onderzoek is aangetoond dat de nieuwe kelder of souterrain of vergroting van de bestaande kelder of souterrain geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het grondwater en de dienst belast met grondwaterbeheer dit heeft bevestigd;
    • 3. de bovenzijde van het dak van het deel van de kelder of souterrain dat zich in de zone bevindt die gebruikt mag worden ten behoeve van het hoofdgebouw, tenminste 0,80 meter is gelegen onder de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld van de (binnen-)tuin en op dit deel van de kelder een grondpakket wordt gerealiseerd van minimaal 0,80 meter;
    • 4. aangetoond is dat de ontwikkeling in de tuin niet ten koste gaat van (waardevolle) bomen in de (binnen-)tuin.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. maximale bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied en in het aan de openbare ruimte grenzende achtererfgebied: 1 meter;
  • b. maximum bouwhoogte voor gebouwde terrassen op het achtererfgebied geldt:
    • 1. maximum bouwhoogte: 0,3 meter;
    • 2. maximum bouwhoogte hekwerken ten behoeve van het gebouwde terras: 1,1 meter ten opzichte van bovenzijde terras;
  • c. maximale bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Wonen

Voor de in 5.1 onder a tot en met c genoemde gronden gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger;
  • b. in woningen is huisgebonden beroep, huisgebonden bedrijf en bed & breakfast toegestaan tot maximaal 40% van het bruto vloeroppervlak van de woning met een maximum van 60 m²;
  • c. voor aan- en uitbouwen geldt: ten behoeve van de hoofdfunctie van het hoofdgebouw;
  • d. voor bijgebouwen geldt: ondergeschikt aan en ten dienste van het gebruik van de functie van het hoofdgebouw.
5.3.2 Milieucategorie

Voor bedrijven uit milieucategorie 3.1 als bedoeld in 5.1 onder d gelden de volgende regels:

  • a. maximum milieucategorie ten aanzien van de aspecten gevaar, geur en stof: 2
  • b. de bedrijfsactiviteiten vinden niet plaats tijdens de nachtperiode;
  • c. de bedrijfsactiviteiten vinden hoofdzakelijk inpandig plaats;
  • d. het bedrijf heeft geen gemeenschappelijke muur of vloer/plafond met een geluidsgevoelige functie;
  • e. het bepaalde onder b en d geldt niet voor de ter plaatse van Karperweg 19-25 gevestigde ambulancedienst.
5.3.3 Bijbehorende kantoorruimte

Voor de bij bedrijven behorende kantoorruimte geldt een maximum percentage van 30% van de bruto vloeroppervlakte van de vestiging.

5.3.4 Kantoren

Voor kantoren gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van Karperstraat 8-10 ook het gebruik van de eerste bouwlaag als kantoor toegestaan.
5.3.5 Vestigingsgrootte

Voor de in 5.1 onder d t/m h genoemde gronden gelden de volgende regels:

  • a. maximum bruto vloeroppervlak per vestiging: 300 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn de volgende vestigingen toegestaan:
      • Karperweg 37-41, één of meerdere vestigingen met een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 1.750 m2;
      • Karperweg 19-25, één of meerdere vestiging met een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 3.500 m2;
      • Karperstraat 8-10, één of meerdere vestigingen met een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 9.200 m2.
5.3.6 Ondersteunende horeca

Voor ondersteunende horeca gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ten dienste van de in 5.1 onder d, e, g en h genoemde gronden;
  • b. maximum netto vloeroppervlakte: 30% van de netto vloeroppervlakte van de vestiging met een maximum van 30 m2.
5.3.7 Ondersteunende detailhandel

Voor ondersteunende detailhandel gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ten dienste van de in 5.1 onder d, e en h genoemde gronden;
  • b. maximum netto vloeroppervlakte: 10% van de netto vloeroppervlakte van de vestiging met een maximum van 50 m2.
5.3.8 Parkeervoorzieningen

Voor parkeervoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. in geval van bouwen en/of uitbreiden van gebouwen en/of een wijziging van het gebruik met een toename van de parkeerbehoefte moet conform het voor het plangebied vastgestelde vigerende parkeerbeleid ten behoeve van het parkeren van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht en in stand worden gehouden in een ondergrondse parkeergarage of souterrain, danwel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • b. de situering van de ruimte voor het parkeren van auto's en/of de toegangen en in-/uitritten van en naar deze ruimte mag de verkeersveiligheid en/of de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantasten.

5.4 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening, om aan parkeervoorzieningen als bedoeld onder 5.1 onder k en l nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van de in-/uitritten, indien dit noodzakelijk is:

  • a. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of de belangen van derden;
  • c. vanwege de verkeersveiligheid en/of sociale veiligheid.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, om af te wijken van het bepaalde in 5.3.8 onder a, onder voorwaarde dat aangetoond is dat de noodzakelijke parkeervoorzieningen niet of onvoldoende op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd en is aangetoond dat op andere wijze wordt voorzien in voldoende ruimte ten behoeve van het parkeren van auto's conform het voor het plangebied vastgestelde vigerende parkeerbeleid en dat deze ruimte in stand wordt gelaten.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging, waterhuishouding, waterlopen, waterwegen en waterpartijen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. werken voor de beeldende kunst;
  • d. kunstwerken;
  • e. ondergrondse infrastructuur.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het is niet toegestaan op of in de in 6.1 genoemde gronden gebouwen op te richten;
  • b. uitsluitend bestaande kelders en souterrains zijn toegestaan, met dien verstande dat het vervangen van bestaande kelders en souterrains is toegestaan mits de afmetingen ten opzichte van de bestaande kelders of souterrain niet toenemen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is het bouwen van nieuwe kelders en souterrains en het vergroten van bestaande kelders en souterrains toegestaan indien:
    • 1. de technische haalbaarheid is aangetoond en de dienst belast met bouw- en woningtoezicht geen bezwaar heeft;
    • 2. middels een geohydrologisch onderzoek is aangetoond dat de nieuwe kelder of souterrain of vergroting van de bestaande kelder of souterrain geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het grondwater en de dienst belast met grondwaterbeheer dit heeft bevestigd;
    • 3. de bovenzijde van het dak van het deel van de kelder of souterrain dat zich in de zone bevindt die gebruikt mag worden ten behoeve van het hoofdgebouw, tenminste 0,80 meter is gelegen onder de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld van de (binnen-)tuin en op dit deel van de kelder een grondpakket wordt gerealiseerd van minimaal 0,80 meter;
    • 4. aangetoond is dat de ontwikkeling in de tuin niet ten koste gaat van (waardevolle) bomen in de (binnen-)tuin.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximum bouwhoogte van 1,5 meter.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, koekoeken, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,3 meter bedraagt.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

9.2 Gebruiksverbod

Onder verboden gebruik als bedoeld in 9.1 wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en/of bebouwing:

  • a. als bedrijven die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. als automatenhal, belwinkel, geldwisselkantoor, seksinrichting, smartshop;
  • c. als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen;
  • d. als stortplaats voor puin, schroot, afbraak- en bouwmaterialen of andere afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op het tijdelijk storten van geringe hoeveelheden afvalstoffen;
  • e. als opslagplaats van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop en in verband met het onderhoud van de waterloop
  • f. als industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten en vogelreservaten, moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare, zoals bedoeld in artikel 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol;
  • g. als ligplaats voor woonboten, passagiersvaartuigen, stationerende vaartuigen en objecten;
  • h. ten dienste van activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • i. ten dienste van bedrijven die worden begrepen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • j. ten dienste van inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.
9.3 Toegelaten bedrijven

Voor zover bedrijven zijn toegestaan, mogen de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de volgende categorieën bedrijven:

  • a. Bedrijven die in de bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten vallen in de aangegeven milieucategorieën zoals opgenomen in de toepasselijke regels;
  • b. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd overeenkomstig het bepaalde in 3.6 lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening om in afwijking van het bepaalde in 9.3 onder a een omgevingsvergunning te verlenen met dien verstande dat het gebruik van gronden en bebouwing is toegestaan ten behoeve van een bedrijf dat:
    • 1. niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
    • 2. in de Staat van bedrijfsactiviteiten voorkomt en valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
    • 3. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de Staat van bedrijfsactiviteiten valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën, meer milieuhinder veroorzaakt.
9.4 Doelmatigheidsbepaling

Het college van burgemeester en wethouders verleent een omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in 9.1 wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

  • a. Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c, van de Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
    • 1. het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 6 meter en een maximaal vloeroppervlak van 25 m²;
    • 2. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, kunstobjecten, fonteinen, plastieken, vrijstaande muren, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, bruggen en andere waterbouwkundige constructies en ondergrondse vuilstortcontainers;
    • 3. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
    • 4. het overschrijden van de bouwvlak- en bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2,5 meter voor erkers, serres, uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen;
    • 5. het overschrijden van de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met maximaal 1,5 meter;
    • 6. het overschrijden van de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld onder 4 en 5, met ten hoogste 3 meter ten behoeve van centrale verwarmingsinstallaties, liftschachten en trappenhuizen, met ten hoogste 5 meter ten behoeve van schoorstenen, antennes, ventilatie-inrichtingen, zonneboilers, zonnepanelen, antennemasten voor mobiele telefonie en met ten hoogste 5 meter ashoogte ten behoeve van windmolens;

b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel kan worden verleend, mits de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om overeenkomstig artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

  • a. bestemmingsgrenzen worden overschreden, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. bestemmingsgrenzen worden overschreden voor zover dit van belang is voor het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate ten behoeve van de verkeersveiligheid en/of –intensiteit. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels wordt gewijzigd, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven;
  • d. de bepalingen in de voorafgaande artikelen worden aangepast, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden gewijzigd.

Artikel 12 Algemene procedureregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Karperweg-Zuid' van de gemeente Amsterdam.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 november 2015

De voorzitter, De griffier,