|
Dit bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van de wetswijzing met de Wet Verduidelijking voorschriften woonboten welke is gevolgd na een tweetal uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). In deze uitspraken heeft de Afdeling geoordeeld dat in een aantal gevallen (woon)boten en bedrijfsvaartuigen beschouwd moeten worden als bouwwerken. Dat was voorheen niet het geval. Op grond van deze uitspraken is de wetgeving op dit punt aangepast. Na verschillende consultatieronden is er een wetsvoorstel aangenomen. De Wet Verduidelijking voorschriften woonboten is op 1 januari 2018 in werking getreden. Met dit bestemmingsplan worden er in de moederplannen bouwvoorschriften opgenomen zodat er een regeling in de verschillende bestemmingsplannen wordt geïmplementeerd die de basis vormt om omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen te kunnen verlenen.
Hieronder worden de uitspraken van de Afdeling nog even kort aangehaald omdat deze de basis vormden voor de wetswijzing en laten zien wat de gedachtegang is geweest bij de Afdeling.
De eerste uitspraak speelt zich af in Amsterdam en betreft een hoger beroep zaak.
In deze uitspraak van 16 april 2014 in zaakno. 201306684/1/A1 overwoog de Afdeling
dat het dagelijks bestuur voor de verbouwing van een woonboot ten onrechte op grond
van de Verordening op het Binnenwater een verbouwingsvergunning had verleend, omdat
een omgevingsvergunning was vereist en deze vergunning een verbouwingsvergunning uitsluit
volgens voornoemde Verordening. De Afdeling overwoog dat bij de beantwoording van
de vraag of een woonboot als bouwwerk moet worden aangemerkt, niet bepalend is hoe
die verbondenheid fysiek is vormgegeven, maar doorslaggevend is dat de woonboot is
bedoeld om ter plaatse als woning te functioneren. Dit laatste bleek uit het feit
dat de woonboot niet zelfstandig kon varen en sinds 1954 vrijwel onafgebroken op dezelfde
plaats lag. Volgens de Afdeling moet de vraag of een object als een woonboot als bouwwerk
is te kwalificeren, niet alleen worden bezien aan de hand van de wijze waarop het
object met de grond is verbonden, maar ook aan de hand van de aard en hoedanigheid
van het object, alsmede het gebruik dat ervan wordt gemaakt.
In de uitspraak van 26 november 2014 was beroep ingesteld tegen een bestemmingsplan
in Zwolle waarin een restaurantboot was opgenomen. Door appellanten werd aangevoerd
dat het plan onvoldoende bescherming bood aan het beschermd stadsgezicht en door de
raad was miskend dat voor het aanmeren van de restaurantboot geen omgevingsvergunning
is vereist. De Afdeling overwoog dat in dat verband van belang was het antwoord op
de vraag of de restaurantboot een bouwwerk is. Onder verwijzing naar de uitspraak
van 16 april 2014 overwoog de Afdeling dat voor de beantwoording van die vraag, echter
niet doorslaggevend is hoe die verbondenheid fysiek is vormgegeven, maar dat de restaurantboot
is bedoeld om ter plaatse als restaurant te functioneren. De omstandigheden dat de
restaurantboot zelfstandig zal kunnen varen en mogelijk meerdere keren per jaar op
een andere locatie zal liggen, maken dit niet anders. Gelet hierop was de Afdeling
van oordeel dat de voorziene restaurantboot een bouwwerk was, waarvoor een omgevingsvergunning
moest worden aangevraagd.
De beide uitspraken lieten zien dat de wetgeving op dit punt onvoldoende was.
De genoemde uitspraken hebben in ieder geval twee gevolgen gehad.
Ten eerste dat woonboten en bedrijfsvaartuigen met een vaste ligplaats die hoofdzakelijk worden gebruikt voor verblijf op grond van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) als bouwwerk aangemerkt moeten worden en omgevingsvergunningsplichtig zijn geworden voor de activiteit 'bouwen'.
Ten tweede dat veel van deze drijvende bouwwerken niet voldoen aan de geldende regelgeving van het Bouwbesluit en daarmee een onzekere status zouden krijgen. Voor deze bouwwerken zijn immers geen omgevingsvergunningen op grond van de Wabo afgegeven omdat dat niet nodig was en zijn om die reden ook niet aan het Bouwbesluit getoetst omdat dat geen onderdeel van het ligplaatstelsel was.
Dit paste niet in het huidige wettelijke stelsel.
Nieuwe wetgeving
Gelet hierop moest er nieuwe wetgeving komen die de gevolgen van de uitspraken in een duidelijk wettelijk kader plaatst. Op 23 maart 2016 is een voorstel van wet tot wijziging van de Woningwet en de Wabo in verband met de verduidelijking voor woonboten aan de Tweede Kamer aangeboden (Wet verduidelijking voorschriften woonboten; Kamerstukken II 2015/16, 34 434, nr 2). Op 20 december 2016 is het wetsvoorstel met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. Op 24 januari 2017 is het wetsvoorstel zonder stemming aanvaard door de Eerste Kamer. De wet is op 1 januari 2018 in werking getreden.
In deze wet wordt met specifiek overgangsrecht geregeld dat de technische voorschriften
van het Bouwbesluit 2012 niet van toepassing zijn op de op het tijdstip van
inwerkingtreding van die wet bestaande woonboten of bestaande andere drijvende
objecten, die hoofdzakelijk worden gebruikt voor verblijf van personen. De noodzakelijke
aanpassingen van het Bouwbesluit 2012 zijn gelijktijdig met de hiervoor genoemde aanpassingen
in werking getreden.
Gedoogkader
Om het gat tussen de uitspraken en de nieuwe wetgeving op te vangen is er door het
college op 1 juli 2014 het Gedoogkader woonboten en bedrijfsvaartuigen vastgesteld.
Het Gedoogkader houdt in dat alle bestaande woonboten die bedoeld zijn om ter plaatse
te functioneren in stand gehouden mogen worden zonder omgevingsvergunning voor de
activiteit bouwen.
Nadat de uitspraak van 26 november 2014 bekend werd, heeft het college het Gedoogkader op 31 maart 2015 geactualiseerd en uitgebreid met bedrijfsvaartuigen die al dan niet zelfstandig kunnen varen.
Op 12 juli 2016 heeft het college het Gedoogkader opnieuw geactualiseerd en aangegeven de woonboten en bedrijfsvaartuigen tijdelijk en onder voorwaarden te gedogen totdat de Wet verduidelijking voorschriften woonboten in werking treedt, dus tot 1 januari 2018.
Op basis van het gedoogkader zijn verschillende gedoogbeschikkingen verleend. Ook in de gedoogbeschikkingen is opgenomen dat ze gelden totdat landelijke regelgeving voor de bouwwerkcategorie 'woonboten en andere drijvende objecten' is vastgesteld. Onder verwijzing naar de gedoogbeschikking, zijn aan de eigenaren van woonboten die hebben vervangen of verbouwd, vervangingsvergunningen c.q. verbouwingsvergunningen op basis van de Verordening op het Binnenwater verleend. Na inwerkingtreding van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten, zijn de vergunningen voor woonboten en andere drijvende objecten waarop wordt verbleven van rechtswege gelijkgesteld met een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Zoals ook uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel blijkt kunnen door het van rechtswege verlenen van de omgevingsvergunningen ook deze woonboten en andere drijvende objecten blijven liggen en hoeven eigenaren en gebruikers ervan geen nieuwe vergunningen aan te vragen.
Verder waren er verschillende beleidsregels vastgesteld in de stadsdelen met daarin toetskaders voor de vergunningverlening van drijvende bouwwerken. Deze beleidsregels zien op veiligheid in en op het water, inpassing in de omgeving en stellen nadere eisen aan de afmetingen en situering van drijvende bouwwerken. Op 20 december 2017 heeft de gemeenteraad een verlengingsbesluit genomen ten aanzien van deze beleidsregels.
De Wet verduidelijking voorschriften woonboten
De Wet verduidelijking voorschriften woonboten, ziet op meer dan alleen woonboten.
Met de wet wordt beoogd rechtszekerheid te bieden over de juridische status van woonboten
en andere drijvende objecten die hoofdzakelijk worden gebruikt voor verblijf. Daarmee
wordt gedoeld op woonboten, maar ook op drijvende objecten waarop personen verblijven
voor een ander doel dan wonen zoals een hotel of restaurant. Schepen die worden gebruikt
voor de beroeps zeil- en motor chartervaart, de beroepsvaart en de pleziervaart worden
niet als bouwwerk aangemerkt en vallen niet onder de werking van deze wet.
De wet maakt een uitzondering voor een tussencategorie namelijk de categorie (historische) varende schepen waarop wordt verbleven (wonen, restaurant, museum en dergelijke). Deze worden gezien als schepen, ook al is niet bij voorbaat duidelijk of deze altijd aangemerkt zouden moeten worden als varende schepen.
In de wet wordt verder onderscheid gemaakt tussen nieuwe en bestaande drijvende bouwwerken. Op nieuwe drijvende bouwwerken is het Bouwbesluit van toepassing, voor de bestaande drijvende bouwwerken is in overgangsrecht voorzien, zodat de technische voorschriften van het Bouwbesluit voor nieuwbouw, verbouw, de staat en het gebruik van bouwwerken op bestaande drijvende bouwwerken niet van toepassing zijn. Wel zal voor de bestaande drijvende bouwwerken de algemene zorgplicht uit de Woningwet van toepassing zijn.
In de meeste vigerende bestemmingsplannen in Amsterdam zijn geen bouwregels opgenomen voor drijvende bouwwerken, omdat woonboten voorheen niet werden aangemerkt als bouwwerken. Wel zijn er gebruiksregels opgenomen. Dit betekent dat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een drijvend bouwwerk ter vervanging of verbouwing (bouwen), moet worden aangemerkt als een verzoek om in afwijking van het bestemmingsplan om een omgevingsvergunning te verlenen. De betreffende omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het verzoek een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Om medewerking te kunnen verlenen aan een aanvraag moet deze worden voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en kent een doorlooptijd die tot 26 weken in beslag kan nemen. De procedure voor een reguliere omgevingsvergunning bedraagt tussen de 8 en 14 weken. Voor een eigenaar die zijn woonboot of bedrijfsvaartuig wil vervangen c.q. verbouwen, betekent dit een lange procedure om tot vergunningverlening te komen met daarbij komende legeskosten en kosten voor het laten opstellen van een ruimtelijke onderbouwing. De leges voor een projectafwijking omgevingsvergunning zijn hoger dan die voor een reguliere omgevingsvergunning.
Het college heeft om voorgaande reden besloten om voor deze wetswijziging één paraplubestemmingsplan op te stellen voor alle plannen waarin drijvende bouwwerken zijn opgenomen. Met dit paraplubestemmingsplan worden meer dan 60 bestemmingsplannen in één keer aangevuld c.q. aangepast met bouwregels. Daarmee biedt het paraplubestemmingsplan rechtszekerheid voor eigenaren/bewoners en vereenvoudigt het de procedure om tot vervanging of verbouwing te komen.
Beleidsarm plan
Het uitgangspunt bij het paraplubestemmingsplan Drijvende bouwwerken is om de bestaande rechten te respecteren, maar ook om nadrukkelijk niet meer rechten te bieden aan eigenaren/bewoners dan het geval was voor de inwerkingtreding van het paraplubestemmingsplan.
Dit plan betreft uitsluitend een juridische regeling. Er is geen ruimte voor andere (ruimtelijke) afwegingen. Dit zal aan bod komen bij de herzieningen van de moederplannen zodra die herzien worden in het kader van actualisatie of planvorming. Op dat moment kan een integrale afweging gemaakt worden waarbij alle relevante aspecten beoordeeld worden.
Wat regelt dit paraplubestemmingsplan niet
Gelet op het hiervoor beschreven uitgangspunt, spreekt het dan ook voor zich dat het paraplubestemmingsplan expliciet niet voorziet in bouwregels voor de bouw van steigers, terrassen en andere drijvende plaatsgebonden objecten bij woonboten/bedrijfsvaartuigen.
Het paraplubestemmingsplan 'Drijvende bouwwerken' geeft invulling aan de gewijzigde juridisch planologische status van woonboten en bedrijfsvaartuigen die als drijvend bouwwerk moeten worden beschouwd. In de regels van dit paraplubestemmingsplan is in bijlage 1 een lijst van de betreffende bestemmingsplannen opgenomen die onder de werking van het paraplubestemmingsplan vallen.
Dit parapluplan betreft een juridische aanpassing als gevolg van landelijk gewijzigde wetgeving. De voorbereiding van dit bestemmingsplan wordt overeenkomstig het besluit van burgemeester en wethouders van 18 maart 2017 op stedelijk niveau ter hand genomen. Uiteraard gebeurt dit in overleg met de betreffende stadsdelen.
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 5 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven.
Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een korte beschrijving van het plankader, dat wordt gevormd door de vigerende onderliggende bestemmingsplannen en het doel van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt uitgelegd op welke wijze het doel is vertaald in juridische zin in de regels van dit paraplubestemmingsplan. In hoofdstuk 4 en 5 wordt ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de plangebieden van de in bijlage 1 genoemde vigerende bestemmingsplannen waarin ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan.
Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan horende digitale verbeelding. Deze verbeelding geeft de contour weer van de plannen die vallen onder de werking van dit plan.
Het doel van dit paraplubestemmingsplan is het bieden van een actueel juridisch toetsingskader voor aanvragen omgevingsvergunning voor drijvende bouwwerken, alsmede het bieden van rechtszekerheid aan eigenaren van drijvende bouwwerken binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam. Daarmee komt een einde aan de gedoogregeling die sinds 2014 voor woonboten en later voor bedrijfsvaartuigen in Amsterdam heeft gegolden. Bij het laatste besluit tot vaststelling van het Gedoogkader is immers besloten, dit te laten gelden tot de inwerkingtreding van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten. Nu de wet op 1 januari 2018 in werking is getreden, dient op korte termijn te worden voorzien in een planologische regeling ten behoeve van drijvende bouwwerken.
Verder worden met dit plan een aantal begrippen gelijk getrokken en enkele begrippen toegevoegd. Daarnaast wordt voorzien in een uniforme wijze van meten van drijvende bouwwerken binnen de gemeente. Dit laatste is van belang voor de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen', zodat die binnen de gemeente voor drijvende bouwwerken in alle stadsdelen op dezelfde wijze plaats vindt.
In verband met de leesbaarheid van de toelichting wordt naar bijlage 1 van de regels verwezen voor een overzicht van de vigerende bestemmingsplannen welke worden aangepast/aangevuld met het paraplubestemmingsplan Drijvende bouwwerken
De meeste van deze bestemmingsplannen dateren uit de periode van vóór de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 16 april 2014. Dat betekent dat voor de woonboten en de niet-varende bedrijfsvaartuigen in die bestemmingsplannen in de meeste gevallen is voorzien in het opnemen van een functieaanduiding ten behoeve van ligplaatsen, met daaraan gekoppeld een set gebruiksregels. Veelal zijn in de gebruiksregels maatvoeringseisen opgenomen al dan niet gekoppeld aan een specifiek type woonboot of bedrijfsvaartuig. In enkele bestemmingsplannen is voorzien in bouwregels ten behoeve van woonboten. In sommige bestemmingsplannen is alleen in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel dat op het water ziet opgenomen dat ligplaatsen voor woonboten zijn toegestaan. De maatvoering is dan opgenomen in de vastgestelde beleidsregels zoals bijvoorbeeld de Botenrichtlijn 2014 welke geldt in het stadsdeel centrum. Ook bevatten de beleidsregels toetsingscriteria die zien op veiligheid op het water, inpassing, ruimtelijke aspecten als zichtlijnen etc.
In dit paraplubestemmingsplan is geen beleid verwerkt. Dat wil zeggen dat dit paraplubestemmingsplan niets veranderd aan de bestemmingen van de moederplannen. De achtergrond van het opstellen ligt in de wijziging van de juridische status van woonboten en bedrijfsvaartuigen voortvloeiende uit Wet verduidelijking voorschriften woonboten. De regels voor woonboten zoals die zijn opgenomen in de moederplannen blijven onverminderd van kracht, op één enkele uitzondering na die expliciet in het paraplubestemmingsplan wordt genoemd.
Deze paragraaf geeft een toelichting op de bestemmingsplanregels. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de regels.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft normaliter een functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In het kader van dit bestemmingsplan behelst de verbeelding niet meer dan de contouren van de bestemmingsplannen waarvoor de regels uit dit paraplubestemmingsplan gelden. Met het paraplubestemmingsplan worden geen bestemmingen gewijzigd of functies aan de onderliggende bestemmingsplannen toegevoegd.
De regels in dit bestemmingsplan zijn bedoeld als aanvulling op de moederplannen door het opnemen van bouwregels voor drijvende bouwwerken, alsmede op het gelijk trekken van een aantal begrippen en de wijze waarop drijvende bouwwerken in Amsterdam worden gemeten. Bij raadpleging van de website www.ruimtelijkeplannen.nl is te zien dat naast dit bestemmingsplan, de overige bestemmingsplannen binnen het plangebied nog onverkort van toepassing blijven. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels worden besproken.
De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen deel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemming en overige regels.
Het voorliggende bestemmingsplan wijzigt of vult meerdere bestemmingsplannen op onderdelen aan. Zo zijn in de planregels van dit plan aanvullende en gewijzigde begripsbepalingen opgenomen. Verder worden door dit paraplubestemmingsplan de bestaande gebruikregels voor woonboten in het moederplan gewijzigd in bouwrergels.
In deze paragraaf worden de niet voor zichzelf sprekende en bijzondere juridische aspecten van de bestemmingsregels toegelicht.
HOOFDSTUK 1 - INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen die in de regels worden gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en wat niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. De genoemde begrippen worden met dit paraplubestemmingsplan toegevoegd of vervangen begrippen aan alle in bijlage 1 voorkomende bestemmingsplannen.
Met het opnemen van de begrippen wordt bereikt dat de uitleg van een aantal begrippen binnen de gemeente Amsterdam bij vervanging of verbouwing van drijvende bouwwerken op dezelfde wijze plaats vindt. Het gaat om begrippen die in de onderliggende bestemmingsplannen niet of afwijkend van elkaar zijn opgenomen.
Artikel 2 geeft, de wijze van meten van drijvende bouwwerken weer. In de meeste onderliggende bestemmingsplannen is geen wijze van meten voor drijvende bouwwerken opgenomen. In sommige onderliggende bestemmingsplannen is wel een wijze van meten opgenomen, maar wijken deze onderling van elkaar af. Omdat het binnen Amsterdam wenselijk is dat de maat van drijvende bouwwerken overal op dezelfde wijze wordt vastgesteld, is in dit paraplubestemmingsplan in een wijze van meten voor drijvende bouwwerken voorzien.
Artikel 3 geeft aan voor welke bestemmingsplannen dit parapluplan van toepassing wordt verklaard.
HOOFDSTUK 2 - BESTEMMINGEN
Artikelen 3 t/m 16 Bestemmingsregels
Maatvoering
In deze artikelen worden de bouwregels voor drijvende bouwwerken weergegeven zoals
deze gaan gelden in afwijking/aanvulling op de vigerende bestemmingsplannen. Voor
alle in bijlage 1 genoemde bestemmingsplannen waarin bijvoorbeeld de bestemming 'Water'
voorkomt, gaan in afwijking van de regels uit het moederplan de in dit bestemmingsplan
opgenomen bouwregels gelden die onder het artikel ´Water´ zijn opgenomen. Op deze
manier worden op de ligplaatsen waarin woonboten, woonschepen, woonarken en bedrijfsvaartuigen
zijn afgemeerd die bedoeld zijn ter plaatse te functioneren, drijvende bouwwerken
toegestaan.
Waar de maatvoering voor drijvende bouwwerken in de specifieke gebruiksregels van een onderliggend bestemmingsplan is geregeld, voorzien de regels van het paraplubestemmingsplan er in dat ze als bouwregels kunnen worden toegepast. Inhoudelijk blijven de maten ongewijzigd. Als de maatvoering voor drijvende bouwwerken in bouwregels van het onderliggende bestemmingsplan is vastgelegd, wordt voor de toepasbaarheid van de bouwregels naar het betreffende bestemmingsplan verwezen. Indien het moederplan geen maatvoering kent, is de maatvoering zoals opgenomen in de beleidsregels van toepassing. Mocht deze evenmin in een maatvoering voorzien dan geldt de maatvoering zoals vergund. Verder is een nadere eisen regeling opgenomen waarmee het college bevoegd is eisen te stellen aan de maatvoering en situering in verband met veiligheid op het water, cultuurhistorisch waarden en zichtlijnen. Het betreft hier een dynamische verwijzing naar de beleidsregels zoals deze in de verschillende delen van de stad gelden op het moment dat de aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend. De binnenplanse afwijkingsmogelijkheden om maatvoering te vergroten zoals in de meeste moederplannen zijn opgenomen, worden uitgesloten op drijvende bouwwerken.
Voorheen werden bij het vervangen of verbouwen van een woonboot of bedrijfsvaartuig in het kader van een vervangings- of verbouwingsvergunning de waterbeleidsregels toegepast. Hierin staan soms specifieke maten opgenomen. Met het aanmerken van woonboten dan wel bedrijfsvaartuigen als bouwwerken zijn de ruimtelijke toetsingskaders uit de Verordening op het binnenwater echter komen te vervallen. Om weer aan deze beleidsregels te toetsen is in dit paraplubestemmingsplan een planregel voor het verbouwen en vervangen opgenomen, zodat dit toetsingskader weer wordt hersteld.
Aantallen
Wat betreft het aantal drijvende bouwwerken dat in een bestemmingsplan aanwezig mag
zijn, wordt eveneens verwezen naar de regeling in het onderliggende moederplan, of
bij het ontbreken van een regeling, naar het aantal woonboten of bedrijfsvaartuigen
met ligplaatsvergunningen.
Bij het vaststellen van de 'aantallen' in de moederplannen werd uitgegaan van woonboten en bedrijfsvaartuigen als zijnde drijvende objecten. Tot de toegestane maximum aantallen behoren dan ook zowel de drijvende bouwwerken, als de schepen in de zin van artikel 1, lid 7, van de Woningwet. Omdat in deze aantallen echter geen rekening is gehouden met het onderscheid tussen woonboten die wel of juist niet als drijvend bouwwerk moeten worden beschouwd, kunnen de aantallen uit de moederplannen niet zonder meer gelden als het toegestane aantal voor drijvende bouwwerken.
Zouden de aantallen zonder meer in deze paraplubestemmingsregeling worden overgenomen, dan zou dat tot gevolg hebben dat drijvende bouwwerken aan de bestaande voorraad zou kunnen worden toegevoegd. Er zou dan immers geen rekening meer gehouden hoeven te worden met schepen in de zin van artikel 1, lid 7, van de Woningwet. Om die reden is in de regels van dit paraplubestemmingsplan bij het vaststellen van het aantal drijvende bouwwerken het onderscheid gemaakt tussen drijvende bouwwerken en schepen in de zin van artikel 1, lid 7, van de Woningwet. Door dit onderscheid wordt voorkomen dat er drijvende bouwwerken extra toegevoegd zouden mogen worden
De gekozen formulering zorgt ervoor dat een schip in de zin van artikel 1, lid 7, van de Woningwet uitgewisseld kan worden voor een drijvend bouwwerk om te voorkomen dat de bestaande situatie wordt bevroren. Vanuit het cultuurhistorische perspectief, alsmede vanuit het perspectief van de beleving van het water vanaf de wal, waarbij de herkenbaarheid van de aanwezigheid van water op grotere afstand ook wordt herkend, is het echter niet gewenst schepen te laten vervangen door bijvoorbeeld arken. Het onderliggende moederplan bepaalt verder in hoeverre woonschepen en woonarken wel of niet uitwisselbaar zijn. Dit paraplubestemmingsplan wil die systematiek niet veranderen.
Wat betreft het aantal drijvende bouwwerken wordt er op gewezen dat tot het aantal ook worden gerekend, de woonboten, bedrijfsvaartuigen en schepen die tijdelijk zijn of worden verplaatst vanwege werkzaamheden aan het vaartuig/schip, werkzaamheden in het water en/of de kade of als gevolg van evenementen (bijvoorbeeld Sail). De wetgever heeft immers in artikel 2.24a Wabo geregeld dat als een drijvend bouwwerk vanwege werkzaamheden van zijn plek tijdelijk weg moet, bij terugkomst geen nieuwe omgevingsvergunning verleend hoeft te worden. Als een woonboot, bedrijfsvaartuig of schip tijdelijk wordt verplaats moet worden voorkomen dat die lege plek door een ander (nieuw) drijvend bouwwerk wordt ingenomen.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
In de Wet verduidelijking voorschriften woonboten heeft de wetgever geregeld dat een drijvend bouwwerk op basis van een eenmaal verleende omgevingsvergunning terug mag worden gelegd op de oude locatie als het drijvend bouwwerk tijdelijk voor werkzaamheden van zijn ligplaats moet wijken. Niet geregeld is echter hoe moet worden omgegaan met de plek waar het drijvende bouwwerk tijdelijk wordt neergelegd.
De wetgever heeft - zoals is te begrijpen - niet zover willen gaan dat de omgevingsvergunning voor een drijvend bouwwerk ook gebruikt mag worden voor een andere tijdelijke locatie. Het komt echter geregeld voor dat woonboten/bedrijfsvaartuigen verplaatst moeten worden naar een tijdelijke locatie, zoals hierboven geschetst. Het is dan niet efficiënt om voor die situaties steeds met een projectafwijkingsbesluit van het bestemmingsplan af te moeten wijken. Om dat te voorkomen is in het paraplubestemmingsplan in aanvulling op de bestaande bestemmingsregels een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor het college opgenomen in artikel 17.
Door deze afwijkingsmogelijkheid kan, mits wordt voldaan aan de daarbij gestelde voorwaarden, met een reguliere omgevingsvergunning voor bepaalde tijd van het bestemmingsplan worden afgeweken voor een drijvend bouwwerk. Uiteraard dient een soortgelijke regeling ook toepassing te kunnen vinden op ligplaatsen voor schepen op het moment dat deze tijdelijk verplaatst moeten worden. Hoewel voor schepen in de zin van artikel 1, lid 7, Woningwet geen omgevingsvergunningplicht geldt voor de activiteit bouwen, dient ook wat betreft het gebruik van het water voor schepen tijdelijk afgeweken te kunnen worden.
Artikel 18 bevat de zogenaamde anti-dubbeltelbepaling. Deze bepaling is opgenomen op grond van artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.
HOOFDSTUK 4 - OVERGANGS- EN SLOTREGELS
De overgangsbepalingen bevatten het overgangsrecht zoals dat op grond van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht in ieder bestemmingsplan moet worden opgenomen.
De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer alsmede de datum van vaststelling door de gemeenteraad.
Ingevolge artikel 6.12 Wro, besluit de gemeenteraad of wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan. In dit geval kan worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan omdat er geen sprake is van kostenverhaal zoals bedoeld in de wet. Het betreft een technisch juridische aanpassing naar aanleiding van een wetswijzing. Er worden als gevolg van dit bestemmingsplan geen wijzigingen gebracht in de toegestane functies en verandert er als gevolg van dit bestemmingsplan wat dat betreft niets. Het risico op verzoeken om tegemoetkoming is hiermee niet aan de orde voor omwonenden van de drijvende bouwwerken. Voor de eigenaren van drijvende bouwwerken evenmin. Volledigheidshalve, het is alleen mogelijk om een verzoek in te dienen voor eigenaren van onroerende zaken. De kosten voor het opstellen van dit plan komen uit het reguliere budget voor bestemmingsplannen.
Aangezien het hier om een door de wet ingegeven juridische aanpassing van bestemmingsplannen betreft is besloten af te zien van vooroverleg. Wel is het plan aan toegezonden aan de stadsdelen en ambtelijk voorgelegd aan betrokken waterpartijen.
Het paraplubestemmingsplan bevat geen nieuw beleid maar is uitsluitend gericht op en juridische aanpassing als gevolg van een wetswijziging met de inwerkingtreding van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten. Ingevolge de Algemene Inspraakverordening van de gemeente Amsterdam wordt over een dergelijk besluit geen inspraak verleend. Het paraplubestemmingsplan zal volgens de wettelijke procedure worden voorbereid. Dit betekent dat het voornemen tot het opstellen van bestemmingsplan wordt gepubliceerd en het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd met de mogelijkheid voor een ieder om gedurende 6 weken een zienswijze naar voren te brengen. De ingebrachte zienswijzen worden betrokken bij de verdere besluitvorming. Hierna zal het plan ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.
In aanvulling op de in bijlage 1 genoemde bestemmingsplannen en - indien één of meerdere begrippen voorkomen in de in bijlage 1 genoemde bestemmingsplannen - in afwijking van deze bestemmingsplannen gelden onderstaande begrippen.
Het (paraplu) bestemmingsplan Drijvende bouwwerken met identificatienummer NL.IMRO.0363.GA1601PBPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De bepaling zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, te weten: “Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde is een schip dat wordt gebruikt voor verblijf en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart geen bouwwerk.”
Een niet varend drijvend bouwwerk ten behoeve van de uitoefening van enig beroep of bedrijf dan wel voor de uitoefening van sociaal en/of culturele activiteiten;
De bestaande lengte, breedte en hoogte van het drijvend bouwwerk worden afgeleid uit:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die drijft, die op de plaats van bestemming direct of indirect met de grond verbonden is en bedoeld is om ter plaatse te functioneren, met uitzondering van een schip als bedoeld in artikel 1, lid 7, van de Woningwet;
een bestemmingsplan dat genoemd is in bijlage 1 en dat op het moment van vaststelling in het plangebied van dit plan geldt;
een bouwwerk dat een woonboot of bedrijfsvaartuig op de kortst mogelijke wijze vanaf de wal toegankelijk maakt;
een bouwwerk bestaande uit een of meerdere collectoren voor warmteopwekking of een of meerdere panelen voor electriciteitsopwekking;
de Verordening op het Binnenwater 2010, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan;
In dit plan wordt met waterbeleidsregels bedoeld de verschillende beleidsregels welke betrekking hebben op water en waarin toetsingscriteria ten aanzien van drijvende bouwwerken zijn opgenomen en welke vallen onder de werking van het besluit tot het aanpassen van de geldigheidstermijn van 14 stadsdeelregelingen d.d. 20 december 2017 van de gemeenteraad van Amsterdam (besluitno 383/1563) en diens rechtsopvolgers. De waterbeleidsregels zijn opgenomen in bijlage 2.
locatie waar een drijvend bouwwerk of een schip tijdelijk mag worden afgemeerd vanwege publieke werkzaamheden of evenementen ter plaatse van de vaste ligplaats waar, voor een drijvend bouwwerk een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend of geacht moet worden te zijn verleend of, voor een schip, een ligplaatsvergunning is verleend;
voor zover in het moederplan staat dat deze objecten geen bouwwerken zijn als bedoeld
in de Woningwet, dient deze zinsnede te worden beschouwd als geschrapt.
In dit plan wordt uitgegaan van het hoofdbegrip woonboot, dat onderverdeeld wordt
in woonschepen en woonarken. Indien het moederplan een ander hoofdbegrip hanteert,
dient daar waar in dit plan "woonboot" staat het desbetreffende hoofdbegrip uit het
moederplan te worden gelezen.
Voor drijvende bouwwerken geldt onderstaande wijze van meten.
De afstand gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals masten, schoorstenen, antennes, mastkoker en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen, mits de maximale toegestane bouwhoogte voor de ondergeschikte onderdelen met niet meer dan een meter wordt overschreden. Deze beperking geldt niet voor masten.
De afstand gemeten daar waar de constructie van het bouwwerk, inclusief loopranden, stootranden, dakranden, zeemranden, goten en vergelijkbare constructies, het breedst is. Ondergeschikte delen die buiten de constructie steken, zoals zwaarden, fenders en eenvoudige demontabele voorzieningen, worden niet meegerekend.
De afstand gemeten daar waar de constructie van het bouwwerk, inclusief loopranden, stootranden, dakranden, zeemranden, goten en vergelijkbare constructies, het langst is. Ondergeschikte delen die buiten de constructie steken, zoals rondhouten, roerbladen en boegsprieten en eenvoudig demontabele voorzieningen, worden niet meegerekend.
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Recreatie-dagrecreatie 1' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1 ), gelden de volgende regels.
Op de tot “Recreatie-dagrecreatie 1” bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Het aantal ligplaatsen als bedoeld in 3.1.3 kan evenmin toenemen indien drijvende bouwwerken of schepen in de zin van artikel, 1 lid 7, van de Woningwet met een ligplaatsvergunning tijdelijk verplaatst zijn, wegens:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 onder d mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Verkeer' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht .
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Het aantal ligplaatsen als bedoeld in 4.1.3 kan evenmin toenemen indien drijvende bouwwerken of schepen in de zin van artikel, 1 lid 7, van de Woningwet met een ligplaatsvergunning tijdelijk verplaatst zijn, wegens:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1.2 onder d mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Water' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Water' bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Het aantal ligplaatsen als bedoeld in 5.1.3 kan evenmin toenemen indien drijvende bouwwerken of schepen in de zin van artikel, 1 lid 7, van de Woningwet met een ligplaatsvergunning tijdelijk verplaatst zijn, wegens:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1.2 onder d mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Water - 1' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Water - 1' bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Het aantal ligplaatsen als bedoeld in 6.1.3 kan evenmin toenemen indien drijvende bouwwerken of schepen in de zin van artikel, 1 lid 7, van de Woningwet met een ligplaatsvergunning tijdelijk verplaatst zijn, wegens:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1.2 onder d mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Water - 2'' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Water - 2' bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Het aantal ligplaatsen als bedoeld in 7.1.3 kan evenmin toenemen indien drijvende bouwwerken of schepen in de zin van artikel, 1 lid 7, van de Woningwet met een ligplaatsvergunning tijdelijk verplaatst zijn, wegens:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1.2 onder d mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Water - 3' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Water - 3' bestemde gronden mag één 'drijvend bouwwerk' worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1.2 onder d mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Water - 4' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Water - 4' bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Het aantal ligplaatsen als bedoeld in 9.1.3 kan evenmin toenemen indien drijvende bouwwerken of schepen in de zin van artikel, 1 lid 7, van de Woningwet met een ligplaatsvergunning tijdelijk verplaatst zijn, wegens:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1.2 onder d mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Water - weg/gracht' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Water - weg/gracht' bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Het aantal ligplaatsen als bedoeld in 10.1.3 kan evenmin toenemen indien drijvende bouwwerken of schepen in de zin van artikel, 1 lid 7, van de Woningwet met een ligplaatsvergunning tijdelijk verplaatst zijn, wegens:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1.2 onder d mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Wonen - 1' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Wonen - 1" bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Het aantal ligplaatsen als bedoeld in 11.1.3 kan evenmin toenemen indien drijvende bouwwerken of schepen in de zin van artikel, 1 lid 7, van de Woningwet met een ligplaatsvergunning tijdelijk verplaatst zijn, wegens:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Wonen - 2' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Wonen - 2' bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Ter plaatse van de bestemmingsvlakken 'Wonen - 2', geldt dat per bestemmingsvlak maximaal 1 drijvend bouwwerk mag worden opgericht.
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Wonen - 2 (wonen op water 123)' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Wonen - 2 (wonen op water 123)' bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Het aantal ligplaatsen als bedoeld in 13.1.3 kan evenmin toenemen indien drijvende bouwwerken of schepen in de zin van artikel, 1 lid 7, van de Woningwet met een ligplaatsvergunning tijdelijk verplaatst zijn, wegens:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden geweken van het bepaalde in artikel 13.1.2 onder d mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Wonen - 3 (W3) - Woonboten' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Wonen - 3 (W3) - Woonboten' bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor zover in het moederplan is voorzien in een afwijkingsbevoegdheid waarmee van de toegestane bouwhoogte kan worden afgeweken, geldt dat die niet van toepassing is op drijvende bouwwerken.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.1.3 onder d mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Wonen - 3 (wonen op water 124)' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Wonen - 3 (wonen op water 124)' bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Het aantal ligplaatsen als bedoeld in 15.1.3 kan evenmin toenemen indien drijvende bouwwerken of schepen in de zin van artikel, 1 lid 7, van de Woningwet met een ligplaatsvergunning tijdelijk verplaatst zijn, wegens:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.1.2 onder d mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In aanvulling op de regels van de bestemming 'Wonen - 6 - 10 (ligplaats voor woonboten)' uit het moederplan waarin deze bestemming voorkomt (bijlage 1), gelden de volgende regels.
Op de tot 'Wonen - 6 - 10 (ligplaats voor woonboten)' bestemde gronden mogen ter plaatse waar in het moederplan ligplaatsen voor woonboten en/of bedrijfsvaartuigen zijn toegestaan, drijvende bouwwerken worden opgericht.
Voor drijvende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
Het aantal ligplaatsen als bedoeld in 16.1.3 kan evenmin toenemen indien drijvende bouwwerken of schepen in de zin van artikel, 1 lid 7, van de Woningwet met een ligplaatsvergunning tijdelijk verplaatst zijn, wegens:
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en afmetingen van het drijvende bouwwerk indien dit noodzakelijk is vanwege:
Met nadere eisen wordt gedoeld op de eisen zoals opgenomen in de vastgestelde waterbeleidsregels welke van toepassing zijn op het betreffende gebied op het moment van de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan en/of in de regels van het moederplan ten behoeve van drijvende bouwwerken en/of schepen in de zin van artikel 1, lid 7, van de Woningwet, met een tijdelijke omgevingsvergunning van het bestemmingsplan en/of het moederplan af te wijken, voor de bouw en het gebruik van de gronden als ligplaats ten behoeve van een drijvend bouwwerk of het gebruik als ligplaats ten behoeve van een schip mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.
In het geval van een drijvend bouwwerk.
In het geval van een schip.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De regels in dit bestemmingsplan zijn van toepassing op de in dit bestemmingsplan genoemde bestemmingen die voorkomen in de bestemmingsplannen, die zijn opgenomen in bijlage 1.
Voor zover als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van de moederplannen zijn gewijzigd, blijven de overige regels van de moederplannen onverminderd van toepassing, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van regels of in geval van afwijkingen van begrippen, de regels van dit bestemmingsplan voorgaan op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
BESTEMMINGSPLANNEN CENTRUM
Naam bestemmingsplan | Vaststellingsdatum | Bestemmingsomschrijving voor water tbv drijvende bouwwerken |
1. Bestemmingsplan Stationseiland | 1 juli 2015 | Water |
2. Bestemmingsplan Prins Hendrikkade tussen Droogbak en Oude Kolk | 10 februari 2016 |
Water |
3. Bestemmingsplan Oosterdok west | 6 november 2013 | Water |
4. Bestemmingsplan Oosterdok Midden |
2-oktober 2013 | Water |
5. Bestemmingsplan Oosterdokseiland | 9 mei 2001 |
Water |
6. Bestemmingsplan Westerdokseiland |
9 mei 2001 | Water |
7. Bestemmingsplan Stadswerf Oosterburg |
14 juli 2016 |
Water |
8. BP Herinrichting De Ruijterkade – Westertoegang |
6 november 2013 | Water |
9. bestemmingsplan Water |
26 juni 2012 | Water |
BESTEMMINGSPLANNEN NOORD
10. Bestemmingsplan NDSM/werf Oost | 29 mei 2013 | Water |
11. Bestemmingsplan Overhoeks | 5 oktober 2016 | Water - 1 |
12. Bestemmingsplan Ringweg a10 en omgeving | 1 april 2015 | Water |
13. Bestemmingsplan Buiksloterham | 16 december 2009 | Water - 1 |
14. Eerste partiele herziening bestemmingsplan verbreding Klaprozenweg | 1 juli 2015 | Verkeer |
15. bestemmingsplan NDSM West | 12 maart 2014 | Water |
16. bestemmingsplan Oud Noord | 29 oktober 2008 | Wonen 6 - 10 - ligplaats voor woonboten |
17. bestemmingsplan Banne Buiksloot | 19 juni 2013 | Water |
18. bestemmingsplan Nieuwendam Zuid II | 19 juni 2013 | Water |
19. bestemmingsplan De Bongerd | 31 maart 2009 | Water |
20. bestemmingsplan Kadoelen Oostzanerwerf III | 20 juni 2013 | Water |
21. bestemmingsplan Schellingwoude | 30 mei 2012 | Water - 1 |
22. bestemmingsplan Landelijk Noord | 26 juni 2013 | Water |
23. bestemmingsplan Sixhaven | 12 maart 2014 | Water |
24. bestemmingsplan Noorder IJplas | 20 juni 2013 | Water |
BESTEMMINGSPLANNEN ZUID
25. bestemmingsplan Rivierenbuurt | 30 januari 2013 | Water |
26. bestemmingsplan Water in de Pijp | 25 mei 2011 | Water |
27. bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt | 25 mei 2011 | Water |
28. bestemmingsplan Herziening Jachthavengebied en Amsterdamse Bos | 17 juni 2008 | Wonen 1 Wonen 2 |
29. bestemmingsplan Groengebied Schinkel | 29 oktober 2008 | Water |
30. bestemmingsplan Olympiakanaal-Zuid |
19 februari 2014 | Water |
BESTEMMINGSPLANNEN WEST
31. bestemmingsplan De Houthaven 2013 | 18 februari 2014 | Water – 2 Water - 4 |
32. bestemmingsplan De Houthaven – Parkeergarage pontsteiger | 19 april 2011 | Water - 2 |
33. bestemmingsplan Spaarndammers en zeehelden | 23 april 2013 | Water - 2 |
34. bestemmingsplan How to meet an angel | 25 juni 2013 | Water |
35. bestemmingsplan Food Center Amsterdam | 28 januari 2014 | Water - 3 |
36. bestemmingsplan Kop van Jut | 4 maart 2014 | Water |
37. bestemmingsplan Landlust en Gibraltarbuurt | 22 juni 2016 | Water |
38. bestemmingsplan Rond de graven | 11 maart 2014 | Water |
39. bestemmingsplan Westerpark Zuid | 18 november 2008 | Water - 2 |
40. bestemmingsplan Oud west | 4 oktober 2004 | Water |
BESTEMMINGSPLANNEN NIEUW WEST
41. bestemmingsplan De Aker | 20 april 2016 | Water – 1 |
42 bestemmingsplan Dorp Sloten / Ringvaartdijk oost | 19 december 2012 | Water |
43. bestemmingsplan Nieuwe Meer e.o. | 24 september 2014 | Water - 1 |
44. bestemmingsplan Slotermeer | 11 december 2007 | Wonen 3 (W3) - Woonboten |
BESTEMMINGSPLANNEN ZUIDOOST
45. bestemmingsplan De Hoge Dijk | 18 juni 2013 | Water |
46. bestemmingsplan Restgebieden Zuidoost |
14 februari 2017 | Water |
BESTEMMINGSPLANNEN OOST
47. bestemmingsplan Cruquius | 9 april 2013 | Water |
48. bestemmingsplan IJburg 1e fase | 25 juni 2013 | Water |
49. bestemmingsplan IJburg 1e fase CS | 19 december 2013 | Wonen – 2 (wonen op water 123) Wonen – 3 (wonen op water 124) |
50. bestemmingsplan Oostelijk Havengebied Noord | 25 juni 2013 | Water |
51. bestemmingsplan Omval | 9 april 2013 | Water |
52. bestemmingsplan Weesperzijdestrook | 12 maart 2013 | Water |
53. bestemmingsplan Overamstel Buitendijks | 11 maart 2007 | Water |
54. bestemmingsplan Borneokade 62b | 27 september 2011 | Water |
55. bestemmingsplan Ronetteterrein | 27 november 23013 | Water |
56. bestemmingsplan Speelboot | 6 november 2013 | Water |
57. bestemmingsplan Zone a2 – Joan Muyskenweg | 27 november 2013 | Water |
58. bestemmingsplan Amstelkwartier tweede fase | 27 november 2013 | Water - 1 |
59. bestemmingsplan Groene Staart | 6 maart 2012 | Water |
60. Indische buurt en Flevopark | 8 juni 2010 | Water |
61. bestemmingsplan Borneo, Sporenburg en Rietlanden |
8 mei 2018 | Water |
62. bestemmingsplan Weespertrekvaart-Zuid |
26 november 2017 | Water |
63. bestemmingsplan Het Nieuwe Diep 2012 |
12 maart 2013 | Recreatie-dagrecreatie 1 |
64. bestemmingsplan Oostelijke Handelskade |
17 november 1999 | Water |
65. bestemmingsplan Bedrijventerrein Overamstel |
20 januari 2010 | Water |