direct naar inhoud van Regels
Plan: Overschiestraat 182 en 188
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.F2207BPGST-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Overschiestraat 182 en 188 van de gemeente Amsterdam;

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.F2207BPGST-OW01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-gebonden-beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een woonruimte door de bewoner zelf wordt uitgeoefend, waarbij de woonruimte in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 archeologisch onderzoek

Werkzaamheden naar het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd volgens de eisen zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), zoals bedoeld in de Regeling archeologische monumentenzorg, zoals deze geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.7 archeologisch rapport

Rapportage waarin de archeologische waarde van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt vastgesteld die naar het oordeel van burgemeester en wethouders/ het dagelijks bestuur voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie als bedoeld in de Regeling archeologische monumentenzorg, zoals deze geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

1.8 automatenhal

Een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee spelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen, zoals die geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, zijn opgesteld;

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bed & breakfast

Het gedeeltelijk gebruik van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de hoofdbewoner van die woonruimte, al dan niet met ontbijt;

1.11 bedrijf

Inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, groothandel, opslag en/of transport;

1.12 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 bijbehorende bouwwerken en voorzieningen ter voorkoming of vermindering van windhinder

Maatregelen in de vorm van bijbehorende bouwwerken of voorzieningen, zoals overkappingen, luifels, of lagere bebouwing, om smalle openingen tussen bebouwing, waardoor windhinder ontstaat, te voorkomen of te verminderen;

1.16 bijzondere bouwlaag

Kelder, souterrain, kap, dakopbouw;

1.17 binnenterrein

Een openbaar toegankelijk terrein bestaande uit een, overwegend groen, onbebouwd gebied;

1.18 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen;

1.20 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 brutovloeroppervlak

Het totale oppervlak van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.;

1.24 coffeeshop

Een alcoholvrije horeca-inrichting zonder kansspelautomaten en zonder terras, waar softdrugs worden verkocht in gebruikershoeveelheden aan meerderjarigen voor gebruik ter plaatse of voor gebruik elders;

1.25 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.26 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verlenen van diensten, onder te verdelen in:

  • a. consument verzorgende dienstverlening, zoals kapperszaken en schoonheidsinstituten;
  • b. zakelijke dienstverlening, zoals fotostudio's, reisbureaus, makelaardijen, uitzendbureaus, banken, niet zijnde kantoren en detailhandel;
  • c. maatschappelijke dienstverlening; overheids-, sociale, culturele-, medische, onderwijs-, sport- (niet zijnde sportschool / fitness) , religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, met inbegrip van bijbehorende ondergeschikte horeca;
1.28 dove gevel

Een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.29 eerste bouwlaag

De eerste volledige bouwlaag op of boven peil;

1.30 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gebruiksoppervlak (GBO)

Het totale vloeroppervlakte tussen de omsluitende wanden minus vaste obstakels van omvang. Het GBO wordt vastgesteld aan de hand van NEN2580;

1.32 geluidbeleid Amsterdam

Amsterdams Geluidbeleid 2016, Hogere waarde Wet geluidhinder (gewijzigd) als vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 5 maart 2019. Indien het geluidbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen;

1.33 geluidgevoelige functie

Geluidgevoelige gebouwen en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.34 geluidwerende voorziening

Een serre, loggia, verglaasd balkon of vergelijkbare voorzieningen (niet zijnde geluiddempende lamellenroosters) die aan de gevel is/wordt gerealiseerd waardoor de voorkeursgrenswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte wordt bereikt;

1.35 geohydrologisch rapport

Het resultaat van een geohydrologisch onderzoek neergelegd in een rapport met daarin de eigenschappen en kenmerken van het grondwatersysteem op een bepaalde locatie. In het geohydrologisch rapport worden in ieder geval in beeld gebracht:

  • de bodemopbouw;
  • de doorlatendheid (k-waarde) van de bodem;
  • de grondwaterfluctuatie;
  • de grondwaterstroming;
  • de gevolgen voor het grondwatersysteem door de voorgenomen activiteit;
  • de mitigerende maatregelen om grondwaterneutraal te kunnen bouwen;
1.36 geldwisselkantoor

Een voor publiek toegankelijk kantoor of gelegenheid waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren;

1.37 gevellijn

Een op de verbeelding aangegeven lijn, waarin de gevel van de gebouwen aan de betreffende zijde moet worden opgericht;

1.38 gevoelige bestemming luchtkwaliteit

Gevoelige bestemming luchtkwalteit in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);

1.39 groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, zoals (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren;

1.40 grondwaterneutraal bouwen

Het bouwen van een kelder waarbij de stand en stroming van het grondwater buiten het perceel waarop de kelder is geprojecteerd niet of nauwelijks veranderen, waar mogelijk zal verbeteren, en geen negatieve grondwatereffecten optreden. Tot negatieve effecten worden in ieder geval gerekend risico's op opbarsten van de deklaag, welvorming, grondwateroverlast en grondwateronderlast;

1.41 hogere waarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld door bevoegd gezag.

1.42 hoofdgebouw

Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 horeca
  • a. Horeca van categorie A: een inrichting die kleine etenswaren en/of ijs en/of alcoholvrije dranken verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plekken, zoals een lunchroom, broodjeszaak, koffie-/theehuis, ijssalon en juicebar;
  • b. horeca van categorie B: een inrichting die gericht is op het verstrekken van complete maaltijden die ter plaatse aan tafel genuttigd worden en verkoop van (alcoholhoudende) drank, eventueel aangevukd met een afhaalfuntie, zoals een restaurant, pannenkoek-/poffertjeshuis, brasserie en grill room;
  • c. horeca van categorie C: een inrichting die geheel of on overwegende mate gericht is op het verstrekken van alcoholhoudende dranken, of anderzijds de uitstraling heeft van een café, zoals (grand) café, bar, cocktailclub en waterpijplounge;
  • d. horeca van categorie D: een inrichting die fastfood en alcoholvrije drank verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plekke, zoals een snackbar, kebabzaak, fastfood restaurant, automatiek en snelbuffet;
  • e. horeca van categorie E: een inrichting met nachtelijke openingstijden die bedrijfsmatig muziek ten gehore brengt en gelegenheid geeft tot dansen, al dan niet met levende muziek, al dan niet met het schenken van (alcoholhoudende) drank en/of etenswaren voor consumptie ter plekke, zoals discotheek, dancing en club;
  • f. horeca van categorie F1: verhuur van zalen ten behoeve van besloten feesten, muziek- en dansevenementen, al dan niet met levende muziek, al dan niet met het schenken van (alcoholhoudende) drank en/of etenswaren, zoals zaalverhuur en partycentrum;
  • g. horeca van categorie F2: verhuur van zalen ten behoeve van congressen en seminars, al dan niet als nevenactiviteit van een hotel, zoals congresruimte;
  • h. horeca van categorie G: een inrichting met een logiescapaciteit en ondersteunende diensten zoals restaurant en/of verhuur vergader-/congresruimtes, zoals hotel en jeugdherberg.
1.44 huishouden

Een alleenstaande dan wel twee personen met of zonder kinderen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren;

1.45 internetcafé

Een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig de gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke);

1.46 kelder

Een bijzondere bouwlaag , waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzende peil/maaiveld is gelegen;

1.47 leeflaag

Een laag grond of baggerspecie, met een gemiddelde dikte van 1,0 meter, geschikt voor plantenleven;

1.48 loggia's

Buitenruimtes die - behoudens de permanente openingen om buitenlucht te verkrijgen - volledig afgesloten kunnen worden;

1.49 maximale ontheffingswaarde

De hoogste gevelbelasting waarvoor op basis van de Wet geluidhinder een hogere waarde kan worden aangevraagd.

1.50 nutsvoorzieningen

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;

1.51 onderdoorgang

Doorgangen, waarboven bebouwing mag worden opgericht, niet zijnde in- en uitritten van gebouwen ten behoeve van parkeren;

1.52 ondergeschikte horeca

Niet-zelfstandige horeca, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan de hoofdfunctie is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie.

1.53 onzelfstandige woonruimte

Woonruimte, niet-zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen;

1.54 opslag

Het bedrijfsmatig opslaan en verpakken en verhandelen van goederen voor zover voortvloeiende uit het opslaan en verpakken van goederen, niet zijnde detailhandel;

1.55 parkeervoorziening

Inrichting bestemd voor het parkeren of stallen van voertuigen, zoals auto's, scooters en fietsen;

1.56 peil

Onder het peil wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.57 prostitutie

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding;

1.58 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven;

1.59 rechtstand

Een horizontale opstelruimte in een verdiepte of half verdiepte parkeergarage, waar auto's voor het uitrijden kunnen stilstaan;

1.60 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.61 shisha-lounge

Een horecavoorziening waar de exploitatie hoofdzakelijk bestaat uit het bieden van diensten voor het roken van gearomatiseerde pijptabak met een waterpijp;

1.62 short-stay

Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste een week en maximaal zes maanden;

1.63 smartshop

Een winkel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door detailhandel in psychotrope stoffen;

1.64 speelplek

Een ontmoetingsplek waar sport en spel kunnen worden gecombineerd;

1.65 standplaats

Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen;

1.66 stille zijde

Een (deel van een) gevel waar de geluidbelasting gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde of lager;

1.67 transport

Het bedrijfsmatig vervoeren van goederen en/of personen;

1.68 verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan 'Overschiestraat 182 en 188' bestaande uit de kaart NL.IMRO.0363.F2207BPGST-OW01;

1.69 verblijfsgebieden

een verblijfsgebied is een aaneengesloten gebied waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg ondergeschikt is aan andere functies waarvoor dit gebied geschikt is, zoals ontmoeten van mensen, of spelen door kinderen;

1.70 verkeersareaal

Gronden die in gebruik zijn als verkeersruimte voor al dan niet gemotoriseerd verkeer, bestaande uit rijwegen, fiets- en voetpaden, niet zijnde autosnelwegen;

1.71 voorkeursgrenswaarde

Ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel op grond van de Wet geluidhinder;

1.72 waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder mede begrepen (natuurlijke) oevers, kademuren, sluizen, gemalen, bergbezinkbassins, duikers en dammen;

1.73 windhinderonderzoek

Een windhinderonderzoek conform de NEN 8100;

1.74 woonruimte

Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden, alsmede standplaatsen;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bebouwingspercentage

Een met een maatvoeringsaanduiding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag of ten minste moet worden bebouwd, waarbij kelders en souterrains niet mee worden gerekend;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met inbegrip van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftuitloop, installatietechnische onderdelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, tenzij anders in de regels is bepaald;

2.3 de bruto verdiepingshoogte

Tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen;

2.4 de diepte van een leeflaag boven een bouwwerk

Vanaf de bovenkant van de constructie van een bouwwerk tot de bovenkant van de leeflaag;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de oppervlakte van een onbebouwd terrein

Tussen de grenzen van een terrein;

2.8 het brutovloeroppervlak van een gebouw

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld;

2.9 het brutovloeroppervlak van een kelder

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. fietsparkeervoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. bruggen en viaducten;
  • h. steigers;
  • i. water;
  • j. oevers;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. erkers, balkons, luifels of geluidwerende voorzieningen en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met een gebouw in de aangrenzende bestemming;

alsmede voor:

  • m. ongebouwde parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder in 3.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor bouwen van erkers, balkons, luifels of geluidwerende voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen gelden de volgende regels:

  • a. erkers, balkons, luifels of geluidwerende voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen mogen maximaal 0,7 meter uit de gevellijn of rooilijn grenzend aan openbaar gebied uitsteken;
  • b. erkers, balkons, luifels of geluidwerende voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen zijn uitsluitend toegestaan vanaf de tweede bouwlaag.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte: 6 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a en toestaan dat erkers, balkons, luifels of geluidwerende voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, voor zover deze zijn verbonden met een gebouw in de aangrenzende bestemming, maximaal 1 meter uit de gevellijn of rooilijn grenzend aan openbaar gebied mogen uitsteken, mits geen sprake is van overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Op de in 3.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of uitbreiden van ongebouwde parkeervoorzieningen.
3.4.2 Criteria verlening omgevingsvergunning
  • a. De onder 3.4.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in 3.1 genoemde bestemming uitgevoerd worden;
  • b. de onder 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige aantasting van het groene karakter plaatsvindt door de uitvoering van de werken en de ongebouwde parkeervoorzieningen worden ingepast in de omgeving.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersareaal;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. fietsparkeervoorzieningen;
  • d. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. bruggen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. erkers, balkons, luifels of geluidwerende voorzieningen en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met een gebouw in de aangrenzende bestemming.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend erkers, balkons, luifels of geluidwerende voorzieningen en naar de aard daarmee te gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met een gebouw in de aangrenzende bestemming en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

4.2.2 Gebouwen

Voor bouwen van erkers, balkons, luifels of geluidwerende voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen gelden de volgende regels:

  • a. erkers, balkons, luifels of geluidwerende voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen mogen maximaal 0,7 meter uit de gevellijn of rooilijn grenzend aan openbaar gebied uitsteken;
  • b. erkers, balkons, luifels of geluidwerende voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen zijn uitsluitend toegestaan vanaf de tweede bouwlaag.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte: 10 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a en toestaan dat erkers, balkons, luifels of geluidwerende voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, voor zover deze zijn verbonden met een gebouw in de aangrenzende bestemming, maximaal 1 meter uit de gevellijn of rooilijn grenzend aan openbaar gebied mogen uitsteken, mits geen sprake is van overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voor het benutten van woonruimte, niet zijnde standplaatsen, ten behoeve van bewoning, daaronder begrepen aan-huis-gebonden-beroep;
  • b. dienstverlening, met dien verstande dat uitsluitend activiteiten die vallen onder de categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging zijn toegestaan;
  • c. horeca van categorie A en B;

met de daarbij behorende:

  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. bijbehorende bouwwerken en bijbehorende voorzieningen ter voorkoming of vermindering van windhinder;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. tuinen en erven;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. speelplek;
  • j. water;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. in- en uitritten;
  • o. binnenterreinen en daarmee vergelijkbare verblijfsgebieden;
  • p. onderdoorgangen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op en onder de in 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming;

5.2.2 Gebouwen

Voor bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. maximum bebouwingspercentage: zoals op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingsperentage' is aangegeven;
  • c. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. minimum bouwhoogte: zoals op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte' is aangegeven.
  • e. maximaal aantal bouwlagen: zoals op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal bouwlagen' is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' dient de gevel van de eerstelijnsbebouwing aangesloten te worden gebouwd, met uitzondering van de onderdoorgangen en in- en uitritten van gebouwen ten behoeve van parkeren;
  • g. de minimale bruto verdiepingshoogte van de begane grond bedraagt 4,5 meter;
  • h. elke woonruimte dient te beschikken over ten minste één stille zijde;
  • i. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' geldt een omgevingsvergunning voor het bouwen van geluidsgevoelige objecten uitsluitend kan worden verleend, indien de gevels met rood aangeduid in Bijlage 2, als dove gevel wordt uitgevoerd of wordt voorzien van een geluidwerend vlies;
  • j. in afwijking van het bepaalde onder i. mogen de dove gevels worden onderbroken door te openen delen zoals serres, verglaasde loggia's of verglaasde balkons, zodat op de afgeschermde gevel de geluidbelasting wordt teruggebracht tot de voorkeursgrenswaarde;
  • k. voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van parkeren geldt dat:
    • 1. gebouwen ten behoeve van parkeren uitsluitend ondergronds zijn toegestaan, met dien verstande dat in- en uitritten van gebouwen ten behoeve van parkeren ook in de eerste bouwlaag zijn toegestaan;
    • 2. in- en uitritten van gebouwen ten behoeve van parkeren voor motorvoertuigen uitsluitend aan de oostzijde van het plangebied zijn toegestaan;
    • 3. de rechtstand binnen het bouwperceel wordt mogelijk gemaakt;
    • 4. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'aantal' geldt het maximum aantal in- en uitritten van gebouwen ten behoeve van parkeren voor motorvoertuigen zoals op de verbeelding staat aangegeven;
  • l. in het geval een bouwgrens tevens is aangeduid als een figuur 'gevellijn' dient de voorgevel van het gebouw in de aangegeven gevellijn te worden gebouwd;
  • m. de bovenste twee bouwlagen dienen ten minste 2 meter achter de gevellijn van een gebouw te worden uitgevoerd;
  • n. er dienen ten minste twee onderdoorgangen worden gerealiseerd met een minimale hoogte van 4,5 meter en een minimale breedte van 3 meter.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter voorkoming of vermindering van windhinder bedraagt 5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter.
5.2.4 Voorwaardelijke verplichting windhinder
  • a. Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw verleend kan worden, dient door de aanvrager een windhinderonderzoek te worden overgelegd, waarin inzicht wordt geboden in de mogelijke gevolgen van windhinder in de omgeving van het gebouw en de eventueel daaruit voortvloeiende te nemen maatregelen en/of aan te leggen voorzieningen;
  • b. het bevoegd gezag kan ter voorkoming van onevenredige windhinder en/of windgevaar nadere eisen stellen met betrekking tot de plaatsing en vormgeving van gebouwen en maatregelen ter voorkoming of vermindering van windhinder.
5.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder h om, in afwijking van een stille zijde, geluiddempende lamellenroosters toe te passen, indien:
    • 1. gemotiveerd kan worden dat met de alternatieve oplossing het doel van het geluidbeleid Amsterdam (rustig slapen met open raam (of ventilatie als bij een open raam) bereikt wordt;
    • 2. sprake is van een aanvaarbaar woon- en leefklimaat;
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder i om, in afwijking van een dove gevel, een andere bouwkundige afscherming in de vorm van een geluiddempend glasscherm toe te passen, indien:
    • 1. gemotiveerd kan worden dat met de alternatieve oplossing het doel van het geluidbeleid Amsterdam (rustig slapen met open raam (of ventilatie als bij een open raam) bereikt wordt;
    • 2. sprake is van een aanvaarbaar woon- en leefklimaat;
  • c. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder i, indien met akoestisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarden zoals deze zijn vastgesteld bij het ten behoeve van dit bestemmingsplan op grond van de Wet geluidhinder vastgestelde besluit hogere waarden; of
    • 2. wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, op voorwaarde dat wordt voorzien in ten minste één stille zijde in geval de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
  • d. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder k, waardoor in- en uitritten van gebouwen ten behoeve van parkeren ook aan de westzijde van het plangebied zijn toegestaan, indien:
    • 1. gemotiveerd kan worden dat sprake is van een goede verkeersafwikkeling;
    • 2. geen sprake is van belemmeringen ten aanzien van de verkeersveiligheid;
    • 3. geen sprake is van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 4. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd; en
    • 5. geen sprake is van juridische planologisch belemmeringen.
  • e. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder m, en toestaan dat de bovenste twee bouwlagen op minder dan 2 meter achter de denkbeeldige verticaal doorgetrokken voorgevel van een gebouw worden gebouwd, mits geen sprake is van overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

5.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Het gebruik van een woonruimte in de vorm van onzelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
  • b. het gebruik van een woonruimte ten behoeve van bed & breakfast is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van een woonruimte ten behoeve van short-stay is niet toegestaan;
  • d. kinderdagverblijven, scholen en andere geluidgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder, woonruimtes uitgezonderd, en andere gevoelige bestemmingen in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) zijn niet toegestaan.
5.4.2 Programma
  • a. Het brutovloeroppervlak van gebouwen mag niet meer dan 30.500 m2 bedragen, ondergrondse bebouwing niet inbegrepen, met dien verstande dat het brutovloeroppervlak voor het benutten van woonruimte maximaal 96% bedraagt;
  • b. per woonruimte bedraagt de minimale gemiddelde gebruiksoppervlakte 49 m2;
  • c. voor de functies dienstverlening en horeca geldt dat:
    • 1. het brutovloeroppervlak minimaal 4% en maximaal 10% van het totale toegestane brutovloeroppervlak bedraagt;
    • 2. de functies uitsluitend in de eerste bouwlaag zijn toegestaan;
    • 3. het brutovloeroppervlak voor de functie horeca maximaal 250 m2 per unit bedraagt, met dien verstande dat maximaal twee units zijn toegestaan;
    • 4. het brutovloeroppervlak voor de functie dienstverlening maximaal 350 m2 per unit bedraagt.
5.4.3 Binnenterrein
  • a. Het gebruik en het (doen) laten gebruiken van de gronden als bedoeld in artikel 5.1 is uitsluitend toegestaan indien binnen twee jaar na de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan een binnenterrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Het binnenterrein dient:
    • 1. een oppervlakte van minimaal 30% van het bestemmingsvlak 'Wonen' te hebben;
    • 2. voor minimaal 50% uit groen te bestaan;
    • 3. publiekelijk toegankelijk te zijn, door middel van ten minste twee onderdoorgangen;
    • 4. over een speelplek met een minimum oppervlakte van 150 m2 te beschikken;
    • 5. onbebouwd te zijn;
  • b. het realiseren van een ondergrondse parkeervoorziening onder het binnenterrein is toegestaan, mits:
    • 1. de hoogte van het binnenterrein op maaiveldniveau wordt gerealiseerd;
    • 2. voor minimaal 50% van het oppervlak van de ondergrondse parkeervoorziening, boven de ondergrondse parkeervoorziening, een leeflaag is aangebracht en in stand wordt gehouden;
    • 3. de leeflaag zoals bedoeld onder 2 dient ten minste een gemiddelde diepte van 1 meter te hebben, met dien verstande dat de minimale diepte van de leeflaag 0,7 meter bedraagt.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning van het bepaalde in artikel 5.4.1, onder a afwijken ten einde een woonruimte om te zetten naar een of meer onzelfstandige woonruimten. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de daarvoor benodigde vergunning op grond van de Huisvestingswet en/of -verordening is verleend;
  • b. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning van het bepaalde in artikel 5.4.1, onder b afwijken ten einde een woonruimte te gebruiken ten behoeve van bed & breakfast. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de daarvoor benodigde vergunning op grond van de Huisvestingswet en/of -verordening is verleend.

Artikel 6 Leiding - Water

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor ''Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van (ondergrondse) watertransportleiding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de dubbelbestemming 'Leiding - Water' is primair ten opzichte van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen.
6.2 Bouwregels

Op en onder de in 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), met dien verstande dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan met een maximum hoogte van 3 meter, onder voorwaarden dat:

  • a. advies is verkregen van de betrokken leidingbeheerder;
  • b. het belang, dat met de als 'Leiding - Water' aangewezen gronden is gediend, niet wordt geschaad.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Vergunningplicht

Op en onder de in 6.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten van bomen die dieper wortelen dan 2 meter;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
  • c. het verrichten van grondroerende activiteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) ander dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
6.3.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het bepaalde in 6.3.1 is niet van toepassing op de werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, danwel uitgevoerd mogen worden krachtens een voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan verleende danwel aangevraagde omgevingsvergunning.
6.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in 6.3.1 mag slechts worden verleend, indien:

  • a. het uitvoeren van een werk of werkzaamheden of de daaraan direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk doet aan en het belang dat met de als 'Leiding - Water' aangewezen gronden is gediend;
  • b. door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en daarover advies is verkregen van de betrokken leidingbeheerder.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen door het bestemmingsvlak met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien de leiding is verwijderd of niet langer als zodanig wordt gebruikt en de betreffende leidingbeheerder hierover heeft geadviseerd.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient een veldonderzoek uit te voeren aan de hand van een archeologisch Programma van Eisen (PvE) en een archeologisch rapport te overleggen indien de aanvraag leidt tot grondroerende werkzaamheden:

  • a. op 1,5 meter onder NAP; en
  • b. van 500 m² of meer.
7.2.2 Uitzondering onderzoeksplicht

Het bepaalde in lid 7.2.1 is niet van toepassing indien uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

7.2.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan bouwplannen die voorzien in grondroerende werkzaamheden, zijnde:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbodsregel

Op en onder de in 7.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op 1,5 meter onder NAP en over een oppervlakte van meer dan 500 m², waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden.
7.3.2 Uitzondering verbodsregel

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud van wegen, water, groenvoorzieningen en tuinen;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen uitgevoerd door een ter zake deskundige;
  • d. indien uit archeologisch bureau-onderzoek blijkt dat er ter plaatse sprake is van een negatieve archeologische verwachting.
7.3.3 Weigeringsgrond omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

7.3.4 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien een archeologisch onderzoek naar mogelijk aanwezige archeologische waarden in de betrokken gronden heeft plaatsgevonden en waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

7.3.5 Uitzondering onderzoeksplicht

Het bepaalde in lid 7.3.4 is niet van toepassing indien uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.

7.3.6 Voorschriften omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Parkeren
9.1.1 Bouwregels
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en/of voor het veranderen van het gebruik van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om omgevingsvergunning wordt aangetoond dat in voldoende mate ruimte wordt aangebracht voor het op eigen terrein parkeren van auto's overeenkomstig de Nota Parkeernormen Auto (vastgesteld 8 juni 2017);
  • b. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en/of voor het veranderen van het gebruik van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om omgevingsvergunning wordt aangetoond dat in voldoende mate ruimte wordt aangebracht op eigen terrein voor het parkeren van fietsen en scooters overeenkomstig de Nota parkeernormen Fiets en Scooter 14 maart 2018;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. hoeft de parkeervraag voor bezoekersparkeren voor de woonruimtes niet op eigen terrein te worden opgelost;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. geldt dat 15% van de parkeervraag voor de bezoekersfietsparkeren voor de woonruimtes niet op eigen terrein hoeft te worden opgelost;
  • e. bij omgevingsvergunningverlening past het bevoegd gezag de Nota Parkeernormen Auto en de Nota Parkeernormen Fiets en Scooter toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning;
  • f. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder e. en toestaan dat wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm, mits wordt aangetoond dat wordt voldaan aan één van de in het parkeerbeleid opgenomen uitzonderingen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Algemeen

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

10.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 10.1 wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en bebouwing:

  • a. ten dienste van bedrijven die worden begrepen onder bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. als stortplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van de in het plan begrepen gronden;
  • d. als opslagplaats van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop en in verband met het onderhoud van de waterloop;
  • e. ten behoeve van prostitutie, een seksinrichting, smartshop, automatenhallen, belwinkels, coffeeshops, internetcafes, geldwisselkantoren en shisha-lounge;
  • f. ten dienste van een inrichting en bedrijf als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • g. waarbij niet wordt voldaan aan de parkeernormen zoals deze in het parkeerbeleid wat geldend is bij de vaststelling van dit bestemmingsplan, bestaand gebruik uitgezonderd.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Luchtvaartverkeerszone - lib artikel 2.2.3 (vogels)

Binnen de aangeven aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - lib artikel 2.2.3 (vogels)' geldt dat geen nieuwe vogelaantrekkende functies (zoals viskwekerijen en grote waterpartijen) zijn toegestaan, conform hetgeen bepaald in artikel 2.2.3 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

11.2 Overige zone - 2
11.2.1 Bouwregels
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 2' is het verboden om kelders te bouwen, dan wel bestaande kelders te vergroten;
  • b. uitsluitend bestaande kelders zijn toegestaan welke legaal aanwezig waren ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan, alsmede kelders waarvoor voorafgaand aan het moment waarop dit plan in ontwerp ter inzage is gelegd een omgevingsvergunning is verleend waar nog uitvoering aan gegeven kan worden dan wel een aanvraag omgevingsvergunning is ingediend en deze omgevingsvergunning niet geweigerd kan worden.
11.2.2 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.2.1 onder a, mits de kelder grondwaterneutraal kan worden gebouwd. Hierbij gelden de volgende regels:

  • a. om te bepalen of een kelder grondwaterneutraal kan worden gebouwd geldt:
    • 1. voor kelders met een totale brutovloeroppervlakte van maximaal 300 m2 en een maximale bouwdiepte van 4 meter dat burgemeester en wethouders de aanvraag toetsen aan de beleidsregels "Grondwaterneutrale Kelders Amsterdam";
    • 2. voor kelders met een totale brutovloeroppervlakte van meer dan 300 m2 of een bouwdiepte van meer dan 4 meter dat op basis van een geohydrologisch onderzoek moet worden aangetoond dat het bouwplan niet strijdig is met het belang van grondwaterneutraal bouwen.
  • b. Het bevoegd gezag kan op basis van de toetsing aan de beleidsregels of de uitkomsten uit het geohydrologisch onderzoek aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van het belang van grondwaterneutraal bouwen;
  • c. als vaststaat dat een bouwplan grondwaterneutraal kan worden gebouwd, houdt het bevoegd gezag bij de afweging om gebruik te maken van deze bevoegdheid tevens rekening met overige belangen in het kader van eengoede ruimtelijke ordening.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze voorschriften ontheffing kan worden verleend, dan kan het bevoegd gezag afwijken van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 6 meter, en een maximum brutovloeroppervlak van 25 m²;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • c. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • d. het overschrijden van de in de regels toegestane maximale bouwhoogte met ten hoogste 2 meter ten behoeve van: lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, dakopbouwen, schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes en zendmasten ten behoeve van mobiele telefonie;

mits de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

  • a. bestemmingsgrenzen worden overschreden, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. bestemmingsgrenzen worden overschreden voor zover dit van belang is voor het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate ten behoeve van de verkeersveiligheid en/of –intensiteit. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels, wordt gewijzigd, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven;
  • d. de bepalingen in de voorafgaande artikelen worden aangepast, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 14.4, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Overschiestraat 182 en 188 van de gemeente Amsterdam.