direct naar inhoud van Artikel 23 Waarde - Archeologie
Plan: Dorp Sloten en Ringvaartdijk Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.F1002BPSTD-VG01

Artikel 23 Waarde - Archeologie

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologisch waardevol gebied.

23.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, met ten hoogste 100 m² wordt vergroot;
  • b. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100 m²;

één en ander behoudens afwijking.

23.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • b. In de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden opgenomen tot:
  • 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks het uitvoeren van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • 2. het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
  • 3. het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige.
  • c. De afwijking met omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking met omgevingsvergunning, winnen zij bij een archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of de in lid 1 genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast als gevolg van de beoogde afwijking en of er voorschriften ter bescherming van de archeologische belangen in de omgevingsvergunning moeten worden opgenomen.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande fundering), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwaarden in de bodem;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
23.4.2 Uitzondering

Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. niet dieper dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld plaatsvinden; inbegrepen eventueel aan te leggen, te verbreden of te verharden wegen, voet- of rijwielpaden, parkeergelegenheden;
  • b. een oppervlakte van 100 m² of minder beslaan;
  • c. het normale onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan; archeologisch onderzoek betreffen; mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds bestaande aanlegvergunning.

23.4.3 Voorwaarden
  • a. De in lid 19.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied.
  • b. De in lid 19.4.1 genoemde vergunning moet worden geweigerd indien de archeologische belangen onevenredig worden aangetast en dat niet kan worden voorkomen door voorschriften in de omgevingsvergunning op te nemen.
  • c. In de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden opgenomen tot:
  • 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks het uitvoeren van een bouwplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • 2. het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
  • 3. het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning voor de uitvoering van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, winnen zij bij een archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of de in lid 1 genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast als gevolg van de beoogde afwijking en of er voorschriften ter bescherming van de archeologische belangen in de omgevingsvergunning moeten worden opgenomen.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd om de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin dat de dubbelbestemming Waarde-Archeologie WR-A van de verbeelding wordt verwijderd, mits uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.