direct naar inhoud van 4.3 Beleid gemeente en stadsdeel
Plan: Bos en Lommer Noord
Plannummer: E1301BPSTD
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.E1301BPSTD-VG01

4.3 Beleid gemeente en stadsdeel

4.3.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Amsterdam 2040, ‘Economisch sterk en duurzaam'
Op 17 februari 2011 is de Structuurvisie Amsterdam 2040, ‘Economisch sterk en duurzaam' vastgesteld door de gemeenteraad. In deze visie worden de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2040 beschreven. Op de visiekaart 2040 zijn het dorp Sloterdijk en de kantoren langs de Molenwerf aangeduid als "werken-wonen" gebied. De volkstuinen zijn onderdeel van de Hoofdgroenstructuur en zijn gekenmerkt als het groentype Volkstuinpark/schoolwerktuin. De bebouwing en verharding moet ondergeschikt zijn aan de groenfunctie. Op de volkstuinen zijn voorzieningen toegestaan die het medegebruik stimuleren, zoals wandelpaden, kleinschalige horeca, kinderspeelplaats, sportveldjes, kunstobjecten. De gronden tussen de volkstuinen en het spoortalud en de gronden rond Molenwerf 1 zijn aangeduid als corridors. De corridors mogen niet (verder) worden doorsneden met infrastructuur of anderszins hun kwaliteit als groene route annex ecologische verbindingszone verliezen. De begraafplaats bij de Petruskerk maakt eveneens deel uit van de Hoofdgroenstructuur. Uitgangspunten zijn het behoud van rust en cultuurhistorisch karakter, stimuleren van gebruik als wandel- en gedenkpark en de ruimte geven aan passende culturele activiteiten en uitingen.
Voor zowel de volkstuinen, de begraafplaats als de corridors zijn geen ontwikkelingen voorzien. De drie gebieden zijn bestemd conform het huidige gebruik.

Kantorenstrategie Amsterdam 'Kiezen en onderscheiden'
De kantorenstrategie is een nadere uitwerking van de structuurvisie op het onderwerp kantoren en is op 14 juli 2011 door de gemeenteraad van Amsterdam vastgesteld. De kantorenstrategie geeft richting aan de rol van de gemeente op de kantorenmarkt om de leegstand terug te brengen tot een acceptabel niveau en de toenemende verversing en de geringe uitbreiding van de kantorenvoorraad vorm te geven. De gemeente wil hiermee bijdragen aan het herstellen van het evenwicht op de kantorenmarkt op termijn. De kantorenstrategie richt zich niet alleen op de planvoorraad, maar vooral ook op de bestaande voorraad.

Op stedelijk en projectniveau worden maatregelen en kaders benoemd die bijdragen aan:

  • het stimuleren en faciliteren van herontwikkeling om de kwaliteit van de bruikbare kantorenvoorraad op peil te houden;
  • het stimuleren en faciliteren van transformatie en sloop van in onbruik geraakte kantoren om de omvang van de bestaande kantorenvoorraad te verkleinen;
  • de reductie en temporisering van de planvoorraad voor nieuwbouw in overeenstemming met de lagere toekomstige ruimtebehoefte.

Per saldo zal hierdoor de totale kantorenvoorraad in omvang af dienen te nemen en er weer zicht komen op een 'normaal' leegstandspercentage. Het doel is een continue toekomstbestendige kantorenvoorraad die voldoende ruimte beidt aan de uiteenlopende vraag van huidige en potentiële kantoorondernemingen. In de kantorenstrategie worden verschillende maatregelen beschreven om het evenwicht tussen vraag en aanbod voor de kantorenmarkt te herstellen en de overmaat aan leegstand op te lossen. In deze kantorenstrategie worden verschillende maatregelen beschreven om het evenwicht tussen vraag en aanbod voor de kantorenmarkt te herstellen en de overmaat aan leegstand op te lossen. Maatregelen voor transformeren, slopen en herontwikkelen bestaande kantorenvoorraad zijn:

  • 1. Bestemmingsplannen zullen bij herziening zodanig aangepast worden dat er een maximale ruimte is om andere bestemmingen mogelijk te maken;
  • 2. Voor toetsen aan het bouwbesluit zal de gemeente initiatieven voor het transformeren of herontwikkelen van leegstaande kantoren zoveel mogelijk beoordelen op de bouweisen voor ‘bestaande bouw’;
  • 3. De mogelijkheden die de Wet Kraken en Leegstand biedt om leegstand tegen te gaan worden benut in de Leegstandsverordening;
  • 4. Partijen die een erfpachttijdvak kennen met een resterende looptijd van maximaal 30 jaar kunnen op basis van maatwerk dit erfpachtrecht laten aanpassen aan het nieuwe gebruik;
  • 5. De marktpotentie van transformatieprojecten wordt vergroot door bij de realisatie van het planaanbod van onder meer woningbouw, hotels, detailhandel en voorzieningen rekening te houden met de potentie die leegstaande kantoren hiervoor bieden en op basis van maatwerk de afweging tussen nieuwbouw en transformatie te maken;
  • 6. Gemeente zal soepel omgaan met volume-uitbreidingen bij herontwikkeling om de financiële haalbaarheid ervan te vergroten;
  • 7. Bij het bepalen van grondprijzen en de erfpachtcanon stelt de gemeente zich facilitair op ten behoeve van transformatie, sloop en herontwikkeling;
  • 8. Amsterdam spant zich in om meer financiële middelen vrij te spelen om actief bij te dragen aan plannen voor transformatie, sloop en herontwikkeling;
  • 9. Amsterdam zal een grotere inspanning gaan leveren op accountmanagement van kantoorhoudende organisaties, uitgebreider monitoren van feitelijke ontwikkelingen en meer structureel overleggen met marktpartijen;
  • 10. Ruilmogelijkheden voor parkeernormen van laagwaardige kantoren naar nieuwe initiatieven is bij het ‘wegbestemmen’ van het laagwaardige kantoor bespreekbaar;
  • 11. De gemeente zal het inzicht vergroten in de omvang en aard van de herontwikkelingsopgave van de bestaande voorraad.

Teleport, waartoe de kantorenstrook langs de Haarlemmervaart behoort, is aangewezen als krimpgebied. De belangrijkste opgave in de krimpgebieden vormt het per saldo terugdringen van de aanwezige kantorenvoorraad. Voor deze locaties is daarmee een belangrijke rol weggelegd bij het op stedelijk niveau herstellen van het evenwicht tussen vraag en aanbod op de kantorenmarkt. De nadruk ligt daarom op het onttrekken van bestaande kantoren door transformatie en sloop. De transformatie van de kantoren naar wonen of hotelfunctie geeft uitvoering aan het stedelijk beleid om het evenwicht tussen vraag en aanbod op de kantorenmarkt te herstellen.

Cultuurhistorie en archeologiebeleid Amsterdam

Bovengrondse cultuurhistorie
In de Amsterdamse Beleidsnota 'Ruimte voor Geschiedenis' (vastgesteld 13 april 2005) en 'Spiegel van de Stad, visie op het erfgoed van Amsterdam' (vastgesteld november 2011) wordt het verankeren van cultuurhistorische waarden in het proces van ruimtelijke ordening geagendeerd. Cultuurhistorische aspecten maken een stad bijzonder en zorgen voor de kwaliteit van de openbare ruimte en de bebouwing; ze bevorderen ook een aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat.

Archeologie
Bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan is een nadere waardestelling nodig van de aanwezige archeologische verwachting in de vorm van een bureauonderzoek. Dit bureauonderzoek behelst een specificatie van eventuele archeologische waarden binnen een specifiek plangebied en een advies met betrekking tot het daarbij behorende beleid en/of te nemen maatregelen. Bij de formulering van het beleid staat altijd een realistische balans tussen het archeologische belang ten opzichte van de voortgang van het ruimtelijke ontwikkelingsproces in de stad centraal. Door Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. In hoofdstuk 8 wordt hier nader op ingegaan.

4.3.2 Relevant stadsdeelbeleid
4.3.2.1 Wonen

Woonvisie Huizen in West 

Op 22 mei 2012 heeft het stadsdeel de Woonvisie 2012-2016 vastgesteld. Deze woonvisie vervangt de woonvisies van de vier voormalige stadsdelen en biedt een overzicht van ambities, inzet en resultaatdoelstellingen van stadsdeel West voor wat betreft wonen. Stadsdeel West vindt het belangrijk dat in het stadsdeel mensen met verschillende achtergronden, inkomens en gezinssamenstellingen naar tevredenheid kunnen wonen, werken, leren en verblijven. De visie resulteert in vier doelstellingen:

  • 1. Het stadsdeel wil een diverse woningvoorraad waarbij in elke wijk huur en koopwoningen in verschillende prijsklassen voorkomen;
  • 2. Het stadsdeel wil dat voor verschillende huishoudens in verschillende fasen van hun wooncarrière binnen West woningen aanwezig zijn;
  • 3. Het stadsdeel streeft naar woonbuurten met een goede uitstraling en een duurzame woningvoorraad van voldoende bouwkundige kwaliteit;
  • 4. Het stadsdeel ziet graag dat bewoners betrokken zijn bij hun omgeving.

Prioriteit wordt gegeven aan:

  • voldoende woningen voor lage en middeninkomens;
  • kwaliteit en duurzaamheid van de woningen;
  • diversiteit op wijkniveau.

De doelstellingen zijn alleen in samenwerking te realiseren en zijn kaderstellend voor het maken en toetsen van afspraken en het opstellen, harmoniseren en actualiseren van (uitvoerings)beleid, beleidsregels, projectplannen en woonprogramma's door het stadsdeel

4.3.2.2 Welstandsnota

In 2004 heeft de toenmalige stadsdeelraad van Bos en Lommer de "Welstandsnota 2004 Stadsdeel Bos en Lommer" vastgesteld. In de nota zijn criteria opgesteld waaraan bouwaanvragen worden getoetst. Welke criteria worden gehanteerd hangt af van de aard en de locatie van het bouwwerk.

Begin 2013 is de vaststelling van de nieuwe welstandsnota voor stadsdeel West voorzien. De nieuwe welstandsnota gaat uit van een wijziging van de criteria, onder meer door een sterkere getraptheid daarbinnen. Daarnaast zijn deze afhankelijk van de schaal van de ingrepen: abstractere globalere criteria naarmate plan groter is.

In het portefeuillehouderoverleg ten behoeve van de opstelling van de welstandsnota is mede naar voren gebracht dat steeds meer mensen in Amsterdam een eigen huis hebben, al dan niet in VVE verband. De eigenaren willen ten aanzien van wonen hun eigen keuzes maken die passen bij levensstijl en identiteit. Welstand kan uitvoering van deze wensen beperken door regels die gericht zijn op het handhaven van uniformiteit en het collectieve wonen. Het nieuwe welstandsbeleid doet meer recht aan de behoefte aan de individuele expressie van de bewoner of ontwerper.

Het beoordelingskader voor de toets aan redelijke eisen van welstand, dient drie doelen:

  • 1. De schoonheid van Amsterdam behouden en bevorderen.
  • 2. Duurzaamheid (faciliteren van duurzame energieopwekking, bevorderen energiezuinigheid en robuust maken van bebouwing tegen extremer weer -onder meer door het stimuleren aanleg groene daken voor opvang regenwater).
  • 3. Vermindering regeldruk.

De stapeling van criteria van de centrale stad en de stadsdelen leidde tot vergaande verfijningen, waardoor de welstandscriteria ingewikkeld en ondoorzichtig zijn geworden. Er wordt daarom gekozen voor eenvoudige criteria:

  • Helderheid door een sterkere getraptheid van criteria. Een duidelijk onderscheid maken tussen:
  • a. verbouwingen bestaande panden en (bijna) monumenten;
  • b. nieuwe invullingen binnen bestaande structuren (inclusief de vraag of nieuwe typologieën toegelaten kunnen worden binnen bestaande structuren);
  • c. uitbreidingen en grootschalige transformatie.
  • Uniformiteit binnen de afzonderlijke ruimtelijke systemen. De gedefinieerde ruimtelijke systemen zijn leidend, de stadsdeelgrenzen zijn ondergeschikt. Beoordeling moet plaatsvinden op basis van context en ingreep.
  • Criteria waarbij de keuzevrijheid (individuele expressie) van eigenaren van woningen ten aanzien van ingrepen aan de woning beter mogelijk wordt.
  • Criteria die de aanwezige ruimtelijke kwaliteit bewaren, maar die het tot stand brengen van transformaties of invullingen met nieuwe kwaliteit niet in de weg staan.
  • Koppeling met criteria die duurzaamheidvoorzieningen mogelijk maken.
  • Stedelijk geüniformeerde criteria voor het reclametoezicht, voortbouwend op het resultaat van het Stedelijk Project Regelgeving en Handhaving.

Voor de nieuwe welstandsnota is geen nieuwe analyse van de kwaliteiten van de stad gemaakt en hij kent geen nieuwe gebiedsbeschrijvingen of nieuwe waarderingskaarten. Ook zijn er geen hoofdstukken over de juridische achtergrond en de werking van het welstandstoezicht; niet het proces, maar alleen inhoud, dat wil zeggen welstandscriteria.

4.3.2.3 Economische functies

Detailhandelsvisie Stadsdeel West 2012-2015

Op 24 januari 2012 heeft de stadsdeelraad de 'Detailhandelsvisie Stadsdeel West 2012-2015' vastgesteld. Deze detailhandelsvisie geeft de kaders waarbinnen de komende jaren gewerkt zal worden aan goede, aantrekkelijke winkelstraten. De visie concentreert zich op de detailhandel, de winkelstructuur en het wensbeeld voor de winkelstructuur. Daarbij is er aandacht voor relevante trends en ontwikkelingen die zowel nieuwe kansen als beperkingen met zich meebrengen.

Het stadsdeel heeft de ambitie om bewoners in hun buurt een aantrekkelijk dagelijks winkelaanbod te bieden en een dagelijks en niet-dagelijks productaanbod dat in diversiteit, assortiment en kwaliteit zowel bewoners als bezoekers van buiten weet te trekken. Naast een aantrekkelijk winkel- en productaanbod betekent dit ook dat winkelgebieden goed toegankelijk zijn en het er prettig verblijven is.

De winkels zijn in meerderheid gevestigd in de vijftien winkelgebieden. Het huidige winkelaanbod in de winkelgebieden is een variabele mix van dagelijks en niet-dagelijks winkelaanbod in vooral het laag en midden prijssegment. Gelet op huurprijsontwikkeling, leegstand, functioneren van supermarkten en de waardering van de consument, functioneren de winkelgebieden matig tot redelijk. In de verdere ontwikkeling van de winkelgebieden ligt de focus primair op de behoeften van bewoners. Om de ambities te realiseren stelt het stadsdeel daarbij de volgende doelen:

  • Een gevarieerd aanbod van dagelijkse en niet-dagelijkse producten in de verschillende winkelgebieden en op de warenmarkten.
  • Voldoende waardering voor het winkelaanbod onder bewoners van West.
  • In wijkoverstijgende winkelgebieden een gevarieerd en onderscheidend winkelaanbod, aangevuld met kwalitatief sterke winkelondersteunende horeca en andere consumentenvoorzieningen.
  • Warenmarkten en omliggende winkelgebieden die elkaars functioneren versterken.
  • Een uitnodigend vestigingsklimaat in de winkelgebieden voor winkeliers en horecaondernemers.

Hoofdlijnen winkelstructuur

  • Om versnippering en overaanbod te voorkomen en omdat clustering aantrekkelijk is voor de klant en synergievoordelen, wordt vestiging van detailhandel alleen in de bestaande winkelgebieden gestimuleerd. Binnen de winkelgebieden is gewenst dat winkels clusteren in compactere winkelgebieden. In de zogenoemde aanloopgebieden is dan vooral plaats voor niet-winkelfuncties.
  • Perifere detailhandel buiten de winkelgebieden is toegestaan in het Westerkwartier. Het voorstel is om in het gebied Landlust geclusterde vestiging van grootschalige detailhandel mogelijk te maken. Het plan hiervoor moet echter nog aan de Stadsregio worden voorgelegd.
  • Omdat niet alle winkelgebieden hetzelfde zijn, verschillen de ambities. Per winkelgebied wordt het wensbeeld aangegeven. Voor alle winkelstraten geldt dat ze een aantrekkelijk dagelijks aanbod moeten hebben, aangevuld met enkele voorzieningen en niet-dagelijks aanbod. Daarnaast zijn er winkelgebieden van wie de verzorgingsfunctie verder reikt dan buurt of wijk. Het gaat daarbij om aanbod in winkelgebieden met een stadsdeeloverstijgend potentieel die meer moeten bieden aan bijzonder productaanbod en belevingswaarde om bezoekers naar zich toe te kunnen trekken.

Beleidsnotitie Ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid in West

Op 20 maart 2012 heeft de stadsdeelraad de Beleidsnotitie 'Ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid in West' vastgesteld. Stadsdeel West wil de meest creatieve en ondernemende hotspot worden. Voor ondernemers en kunstenaars is dit gebied aantrekkelijk vanwege alle voorzieningen, de aanwezigheid van (creatieve) netwerken en de ligging dicht tegen het centrum aan. Nergens is het aantal starters zo groot als in West. Tegelijkertijd is sprake van leegstand in kleinschalige bedrijfsruimten. Vraag en aanbod sluiten onvoldoende op elkaar aan.

De beleidsnotitie 'Ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid in West' stelt een betere afstemming tussen vraag en aanbod centraal. Beschreven wordt welke activiteiten worden ontwikkeld om een betere afstemming te realiseren tussen vraag naar en aanbod van bedrijfsruimten. Kwaliteit (en in mindere mate ook behoud) staat centraal. Het stadsdeel wil ruimte bieden aan ondernemers om nieuwe concepten en ideeën tot uitvoering te brengen. Hierbij wordt gekeken naar de wijze waarop eigenaren ondersteund kunnen worden. Als stadsdeel nemen we nadrukkelijker de rol van facilitator. Dit sluit aan bij het principe van de "Ruimte van West".

Het instrument globaal en flexibel bestemmen wordt ingezet om snel in te kunnen spelen op de vragen vanuit de markt, waarmee leegstand kan worden voorkomen. Bovendien werkt het stadsdeel mee aan functiewijziging bij zogenaamde "kruimelgevallen". Het toestaan van mengformules kan helpen om realisatie of exploitatie van bedrijfsverzamelgebouwen mogelijk te maken.

Een betere afstemming van vraag en aanbod van bedrijfsruimten moet leiden tot vermindering van leegstand, werkconcepten die aansluiten bij de behoefte van de (door)startende ondernemer, nieuwe bedrijfsverzamelgebouwen en broedplaatsen en de realisatie van 10 tijdelijke werk- en expositieruimtes voor jonge kunstenaars in leegstaande kantoor- en bedrijfspanden.

De ontwikkelingen van nieuwe multifunctionele (betaalbare) bedrijfsconcepten wordt door stadsdeel West overgelaten aan de markt. Het stadsdeel ondersteunt deze initiatieven, denkt mee met de eigenaar over gewenste en geschikte bedrijfsconcepten, locatie en mogelijke betekenis voor de buurt.

Cultuurnota en creatieve bedrijvigheid

Stadsdeel West heeft de ambitie om een creatieve hotspot te worden met architectuur, monumenten, kunstwerken in de openbare ruimte en evenementen. Daartoe heeft de stadsdeelraad op 29 november 2011 de Cultuurnota West 2012-2015 "Ruimte voor creativiteit" vastgesteld. Kunst geeft de beleving van de openbare ruimte een extra dimensie: het versterkt de beleving, nodigt de gebruikers uit om erop te reageren of eventueel anders met de openbare ruimte om te gaan.

Om leegstaande kantoren en winkels makkelijker om te kunnen zetten naar ruimte voor creatieve bedrijvigheid worden de bestemmingsplannen die toe zijn aan herziening globaler en flexibeler. Ook komen er meer mogelijkheden om in één gebouw meerdere commerciële en niet-commerciële functies te combineren.

Samen met het stedelijk Bureau Broedplaatsen kijkt West uit naar kansen voor nieuwe broedplaatsen. Mogelijkheden doen zich voor als binnenkort maatschappelijk vastgoed vrijkomt vanwege de veranderingen in het welzijnsbeleid.

Het stadsdeel neemt het initiatief om met Bureau Broedplaatsen te onderzoeken of ook kleinere gebouwen geschikt zijn als broedplaats. Gebouwen die al jaren leegstaan krijgen weer een nieuwe (tijdelijke) bestemming. De beschikbare meters worden gehuurd door een mix aan kunstenaars en creatieve en ambachtelijke bedrijfjes.

4.3.2.4 Horeca

Horecanota stadsdeel West 2011 

Op 19 juli 2011 is de Horecanota Stadsdeel West 2011 vastgesteld door de stadsdeelraad. Het stadsdeel wil voor bewoners en bezoekers van West een divers, aantrekkelijk en eigentijds horeca-aanbod realiseren, waarmee de leefbaarheid en attractiviteit van het wonen, werken en verblijven in West wordt versterkt. Stadsdeel West heeft zich tot doel gesteld het meest creatieve en ondernemende stadsdeel van Amsterdam te worden. Een bloeiende horecasector met levendige terrassen is een belangrijke pijler hiervan. Twee basisuitgangspunten liggen aan het horecabeleid ten grondslag

  • a. Horeca biedt kansen, waarop het stadsdeel wil inspelen;
  • b. Er is hierbij nadrukkelijk oog voor het woon- en leefklimaat.

Het horecabeleid voor West gaat uit van een structuur voor de horeca, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen (bestaande) woongebieden, winkelstraten en horecaconcentratiegebieden. Deze gebieden verschillen in functie en karakter en daarmee in mogelijkheden voor horecaontwikkeling. Daarnaast zijn er gebieden die hiervan afwijken.

Woongebieden
Dit zijn gebieden met overwegend een woonfunctie waarin horeca in het algemeen beperkt aanwezig is. Om het woon- en leefklimaat in de woongebieden niet te (over)belasten, wordt uitbreiding ten aanzien van de huidige horecavestigingen in bestaande woonbuurten zeer beperkt toegestaan. De huidige horecavestigingen kunnen in de woonbuurten (ook na overname) gevestigd blijven.

Winkelstraten en Stadspleinen
Winkelstraten en Stadspleinen gaan uit van een mix aan voorzieningen, waaronder winkels en horeca. Om de mix aan functies in deze straten te behouden en horecalinten te voorkomen, wordt horeca-uitbreiding ten aanzien van de huidige vestigingen toegestaan tot totaal maximaal 15% van de gevelwand (bouwblok). Een gevelwand is een aan straat gelegen zijde van een aaneengesloten bouwblok, die aan weerszijde begrensd wordt door openbare ruimte en/of door verandering van straatnaam. Een winkelstraat bestaat meestal uit verschillende bouwblokken.

Horecaconcentratiegebieden
Horecaconcentratiegebieden zijn aangewezen gebieden (op grond van de APV, artikel 3.11 lid 2 en 3) waar een hogere dichtheid van horecavestigingen wenselijk en mogelijk is. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gebieden waar zich relatief weinig woningen bevinden, waar sprake is van een relatief grote afstand tussen horeca en overige functies, gebieden waar sprake is van inpandige horeca, altijd in combinatie van een goede bereikbaarheid. In de horecaconcentratiegebieden wordt het in beginsel overal toegestaan om op de begane grond een horecabedrijf te beginnen. Het voorliggende plangebied is geen onderdeel van een horecaconcentratiegebied.

Horecacategorieën in bestemmingsplannen
Om een gerichter horecabeleid te voeren, zal stadsdeel West in (nieuwe) bestemmingsplannen 'horecacategorieën' hanteren. Doel van deze categorie-indeling is om gericht horecabeleid mogelijk te maken, waarbij enerzijds het woon- en leefklimaat kan worden beschermd en anderzijds wenselijke uitbreiding van horeca mogelijk wordt gemaakt door uitsluiting van ongewenste horecacategorieën. De horeca-categorisering vindt zijn grondslag in ruimtelijk en sociaal relevante aspecten als ruimtelijke uitstraling, verkeersaantrekkende werking, invloed op directe (woon)omgeving, geluid- en stank overlast en sociale veiligheid. Een horecabedrijf met meer dan één activiteit valt onder de meest zware categorie (zie onderstaande tabel).

Horeca II (onder andere discotheek / dansclub) heeft doorgaans het meeste effect op het woon- en leefklimaat, gevolgd door Horeca I (onder andere snackbar, shoarmazaak), Horeca III (onder andere café, bar) en Horeca IV.

Categorie   Inrichting  
Horeca I   Fastfood (cafetaria, snackbar, automatiek loketverkoop, shoarmazaak en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven)  
Horeca II   Nachtzaak (dancing/discotheek, zaalaccommodatie, nachtcafé, sociëteit, (dans)club en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven  
Horeca III   Café (café, bar, cocktailclub en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven)  
Horeca IV   Restaurant (restaurant, lunchroom, koffie-/theehuis, ijssalon, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven)  
Horeca V   Hotel (hotel, motel, jeugdherberg en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven, alsmede het bieden van vergaderaccommodatie)  


Hotels vervullen een belangrijke functie voor het Amsterdamse toerisme, bedrijfsleven, congreswereld, maar ook voor bewoners. Hotels kunnen de kwaliteit, de bekendheid en de status van een gebied verhogen, een impuls geven aan de werkgelegenheid in de wijken (met name in het laaggeschoolde segment) en zorgen voor indirecte bestedingen (met name horeca- en detailhandelsvoorzieningen). Het College van B&W en de dagelijks besturen van de stadsdelen hebben gezamenlijk de doelstelling geformuleerd om 9.000 extra hotelkamers te realiseren in 2015. Het stadsdeel streeft naar een uitbreiding van minstens 25% van het huidige aantal hotelkamers. West is een divers stadsdeel, met gebieden in transformatie. In een aantal van deze gebieden is ruimte voor nieuwe hotelinitiatieven, zoals De Hallen en de Houthaven. Daarnaast staat het stadsdeel positief tegenover hotelontwikkeling in leegstaande kantoren. Deze bevinden zich met name op locaties aan de randen van het stadsdeel.

Bij hotelontwikkeling in West worden de volgende criteria als referentiekader gehanteerd:

Bereikbaarheid

Een goede verkeersafwikkeling/doorstroming van het verkeer moet gewaarborgd zijn:

  • Bij voorkeur parkeren op eigen terrein of inpandig
  • Laden en lossen voor de deur of inpandig;
  • Rekening houden met groepsvervoer;
  • Stimuleren van fiets- en openbaarvervoer.

Locatie 

Hotelinitiatieven dienen te passen binnen de schaal van de bestaande bebouwde omgeving:

  • Hotels moeten zich voegen naar de ruimtelijke aspecten van de panden zoals vastgelegd in de bestemmingsplannen;
  • Vestiging in markante en/of monumentale panden heeft de voorkeur;
  • Een hotel in de nabijheid van andere economische functies en activiteiten (stimuleren van cluster aan economische functies) heeft de voorkeur;

Meerwaarde voor omgeving

Toevoeging van een hotel draagt bij aan de versterking van betreffend gebied:

  • De begane grond van een hotel dient geen blinde gevel op te leveren. De plint bij voorkeur invullen met publiek toegankelijke functies als fitness, hotellobby, restaurant en café.
  • Herkenbaarheid en zichtbaarheid van het hotel dienen bij te dragen aan de beeldkwaliteit an de straat en te passen binnen het huidige beleid met betrekking tot welstand en reclame.
  • Duurzaamheid. Een hotel dat zich inzet het Green Key keurmerk te behalen geniet de voorkeur.

Hotel Molenwerf 1

De hotelontwikkeling in het voormalige Elseviergebouw aan de Molenwerf 1 past binnen de doelstellingen van het horecabeleid. Het dagelijks bestuur van voormalig stadsdeel Bos en Lommer heeft bij besluit van 1 september 2009 de bouwvergunning 1e fase ten behoeve van de functiewijziging van het pand verleend. De bouwvergunning 2e fase ten behoeve van de verbouwing van het pand is 7 februari 2012 verleend. Voor de uitbreiding van het hotel naar 246 hotelkamers is op 4 oktober 2012 een omgevingsvergunning verleend. Het bestaande bebouwingspercentage en de bestaande bouwhoogte zijn niet gewijzigd. De vergunde situatie wordt in het bestemmingsplan overgenomen.

Petruskerk

De Petruskerk krijgt een bestemming waarbinnen culturele en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Voor culturele instellingen is een goede horeca-exploitatie vaak noodzakelijk om de exploitatie financieel mogelijk te maken. De meeste culturele instellingen exploiteren horeca als additionele horeca. Deze regeling stelt een aantal ruimtelijke voorwaarden aan de horeca-exploitatie en staat hiermee in sommige gevallen een goede culturele exploitatie in de weg, bijvoorbeeld omdat de horeca-activiteit een onderdeel is van een gevarieerd programma en plaatsvindt in de hoofdruimte (zoals bij een poppodium) of omdat door een monumentale status het pand niet kan worden aangepast. Deze beperkingen kunnen worden opgeheven door zelfstandige horeca voor culturele instellingen mogelijk te maken. Hiermee ontstaat een vorm van zelfstandige horeca die gekoppeld is aan een culturele functie. Als de culturele instelling uit het pand vertrekt en niet door een zelfde functie wordt vervangen, mag de horecafunctie niet langer worden uitgevoerd. Panden die in aanmerking komen voor de aanduiding culturele horeca zijn musea of vestigingen van culturele instellingen, inclusief theaters, bioscopen en broedplaatsen met een programmering die bestaat uit een mix van verschillende activiteiten. Horeca maakt deel uit van deze activiteiten. Culturele horeca maakt het mogelijk dat de horecafunctie en de culturele functie naast elkaar kunnen bestaan.

Het stadsdeel wil culturele instellingen die door additionele voorwaarden beperkt worden, toch de ruimte geven om een goede culturele exploitatie mogelijk te maken middels horeca. Het stadsdeel zal daarom meewerken aan een bestemmingverandering binnen de bestemming 'maatschappelijk' of ‘cultuur en ontspanning,' wanneer deze tot doel heeft de culturele exploitatie te verstevigen en de ruimtelijke context dit toelaat (planologisch inpasbaarheid, waarbij gelet op belasting woon-en leefklimaat en verkeersaantrekkende werking).

De volgende ontheffingsvoorwaarden zijn hierbij van toepassing:

  • Het pand heeft een culturele programmering en een bestemming maatschappelijk of cultuur en ontspanning in het bestemmingsplan;
  • De inkomsten van de horeca-exploitatie moeten aantoonbaar (bedrijfsplan) ten goede komen aan de culturele functie van het gebouw;
  • De sluitingstijd voor de horeca-activiteit is niet later dan 24:00 uur voor vestigingen in woonbuurten (met uitzondering van de hierin gelegen verkeersaders);
  • Culturele horecavestigingen in woonbuurten mogen geen terras exploiteren.

Culturele horeca dient daarnaast te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.

4.3.2.5 Openbare ruimte: verkeer en groen

Parkeernota stadsdeel West 2012 - 2020

Op 5 juni 2012 heeft de deelraad van stadsdeel West ingestemd met de Parkeernota stadsdeel West 2012 - 2020. In deze nota zijn de volgende doelstellingen opgenomen:

  • minder geparkeerde auto's op straat in de drukke woongebieden;
  • minder autogebruik in de woonwijken (waaronder ook zoekverkeer naar een parkeerplaats);
  • meer parkeren aan de rand van het stadsdeel. Uitgangspunt is dat parkeren in drukke woongebieden geen recht is, maar een keuze.

Met behulp van verschillende stimuleringsmaatregelen en het aanbieden van mobiliteitsalternatieven wil het stadsdeel invloed uitoefenen op de individuele mobiliteitsbehoefte, zoals:

  • het al dan niet eigen autobezit;
  • het soort auto dat men kiest;
  • het gebruik van de auto;
  • de locatie waar men de auto parkeert.

Bij (sloop)nieuwbouwprojecten, transformatie- of transitieprojecten staat bij de beoordeling met betrekking tot op welke wijze de parkeervraag in wordt gevuld de volgende doelstellingen centraal:

  • het behoud van een gemengde bevolkingsopbouw (lagere, midden en hogere inkomens);
  • een op de toekomst gerichte leefbare en groene openbare ruimte, waarin zo min mogelijk ruimte in beslag wordt genomen door geparkeerde auto's.

De uitgangspunten zijn:

  • een nieuw bouwinitiatief mag geen significant extra parkeerclaim op de openbare ruimte tot gevolg hebben;
  • indien er sprake is van een significante extra parkeerclaim dient deze opgevangen te worden in een parkeervoorziening;
  • een bewoner die beschikt of kan beschikken over een parkeerplaats komt niet in aanmerking voor een parkeervergunning, ongeacht of de woning een corporatiewoning is (al dan niet sociale huur), een private huurwoning of een koopwoning (conform de parkeerverordening). Voor de appartementencomplexen waar hiervan is afgeweken geldt een uitsterfbeleid;
  • om een hoge kwaliteit van de openbare ruimte te verwezenlijken moet gestreefd worden naar zo min mogelijk parkeerplaatsen in de openbare ruimte;
  • bij de planvorming dient rekening gehouden te worden met voldoende ruimte ten behoeve van deelauto's, laad- en losvoorzieningen en gehandicaptenparkeerplaatsen;
  • Indien geen garageplekken beschikbaar zijn onder het appartementencomplex wordt voor bewoners die een garageplek wensen, tot het moment dat een garageplek vrijkomt, de mogelijkheid gegeven om in een ringparkeervoorziening te parkeren (zodra gerealiseerd). Hiervoor geldt, indien juridisch mogelijk, een hoger tarief dan reguliere ringparkeerders betalen.

In de navolgende tabel zijn de parkeernormen voor woningen weergegeven:

Bij nieuwbouw geldt als uitgangspunt dat de parkeervraag opgevangen wordt in een parkeervoorziening. Verschillende vormen zijn mogelijk:

  • de parkeerplaatsen in een parkeervoorziening worden gekoppeld aan de woningen;
  • de parkeervoorziening wordt in zijn geheel eigendom van de VVE van het appartementencomplex;
  • bij grootschalige projecten kan de parkeervraag opgevangen worden in een collectieve parkeervoorziening.

Bij kleinschalige nieuwbouwprojecten (bijvoorbeeld vijf of acht woningen) is geen sprake van een substantiële parkeervraag. De reguliere (fiscale) parkeerregulering met parkeervergunningen volstaat hiervoor. Voor het parkeren van bezoekers bij omvangrijke projecten, waarbij sprake is van een parkeerdruk hoger dan 80%, wordt gestreefd het bezoekersparkeren inpandig op te vangen.

Groenstructuurplan West

Het dagelijks bestuur van stadsdeel West heeft op 17 juli 2012 het Groenstructuurplan vastgesteld. In het Groenstructuurplan is het binnen het stadsdeel aanwezige groen geanalyseerd, tevens is aangegeven waar de kansen voor verbetering en uitbreiding toepasbaar zijn. Beleidsuitgangspunten vanuit het groenstructuurplan zijn:

  • een samenhangende ruimtelijke, ecologische en recreatieve visie op het groen in stadsdeel West;
  • bescherming van het bestaande groen en waar mogelijk kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van het groen;
  • beschrijven van kansen voor uitbreiding en verbetering van de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het groen.

De ecologische verbinding langs de Haarlemmervaart richting Lange Bretten, de verbinding via de spoorbaan naar de Lange Bretten en het westelijk deel van Westpoort is van stedelijk belang. Het sociaaleconomisch potentieel in en rondom de groene scheg kan versterkt worden. De stadsdelen West en Nieuw West willen dit gebied – onder de projectnaam "Landschapspark De Bretten", voorheen "Radiaal West" – voor een groter publiek ontsluiten, onder andere door de kwaliteit van het groen te verbeteren en meer faciliteiten voor cultuur, sport en ontspanning te realiseren. Ook worden de strategische samenwerkingsverbanden geoptimaliseerd en het beheer beter afgestemd.

De volkstuinen Nut en Genoegen en Sloterdijkermeer zouden een meer vanzelfsprekend onderdeel van de stad kunnen zijn als er meer een publieksfunctie aan wordt gegeven. Zonder voorbij te gaan aan de typische karakteristiek van het volkstuinieren is het wenselijk om het recreatieve medegebruik te vergoten, onder andere door het verbreden van het aanbod van functies, voorzieningen en activiteiten voor specifieke doelgroepen en het opnemen van de volkstuinen in openbare wandel- en fietsroutes. Dit laatste geldt ook voor de begraafplaats van de Petruskerk.