direct naar inhoud van Artikel 33 WAARDE - ARCHEOLOGIE 1 (dubbelbestemming)
Plan: Bestemmingsplan Westerpark Zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.C0702BPSTD-OH01

Artikel 33 WAARDE - ARCHEOLOGIE 1 (dubbelbestemming)

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor WAARDE - ARCHEOLOGIE 1 (dubbelbestemming), (hoge verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.

33.2 Voorrangsregeling

De bestemming WAARDE - ARCHEOLOGIE 1 (dubbelbestemming) is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

33.3 Bouwvergunning

De aanvrager van een bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet dient een inventariserend veldonderzoek (IVO) te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van het dagelijks bestuur in voldoende mate is vastgesteld, indien de aanvraag betrekking leidt tot grondroerende werkzaamheden:

  • a. van 100 m² of meer en;
  • b. dieper dan 1,00 meter onder peil.
33.4

Een inventariserend veldonderzoek (IVO) zoals bedoeld in lid 33.3 is niet vereist als uit archeologisch bureau-onderzoek blijkt dat er ter plaatse een lage archeologische verwachting is.

33.5

Aan de bouwvergunning als bedoeld in lid 33.3 kunnen, indien artikel 33.4 niet van toepassing is, in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden.

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.
33.6 Aanlegvergunning

Op en onder de in lid 33.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen over een oppervlakte van meer dan 100 m² in combinatie werken op een diepte van 1 meter of meer, waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
  • b. het aanbrengen van drainage welke op een diepte van 1 meter of meer;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen op een diepte van 1 meter of meer;
33.7

Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 33.6 is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud van wegen, water, groenvoorzieningen en tuinen;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

alsmede:

  • c. indien uit archeologisch bureau-onderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is.
33.8

De aanlegvergunning kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

33.9

De aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien een inventariserend veldonderzoek naar mogelijk aanwezige archeologische waarden in de betrokken gronden heeft plaatsgevonden.

33.10

Aan de aanlegvergunning kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.