direct naar inhoud van 11.3 Resultaten onderzoek
Plan: Bestemmingsplan Stadhaven Minerva
Plannummer: B0802BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.B0802BPGST-OH01

11.3 Resultaten onderzoek

Er bevinden zich in het gebied twee havens: de Nieuwe Houthaven en de Minervahaven. Het water strekt zich ook iets uit tot in de naastgelegen Mercuriushaven. In het noordoostelijk deel van het plangebied bevindt zich aansluitend aan de strekdam het vaarwater van het IJ. De Nieuwe Houthaven en de Minervahaven worden niet meer gebruikt voor de overslag van hout en houtproducten maar wel als wacht- en ligplaats voor duwbakken, sleepschepen, binnenvaartschepen en kustvaarders. Deze wacht- en ligplaatsen worden grotendeels gebruikt door de bedrijven in de Vlothaven en Mercuriushaven (IGMA en Cargill). Vanwege de benodigde ruimte voor het manoeuvreren is vrijwel het gehele wateroppervlak in Stadhaven Minerva voor scheepvaart nodig.

Gezien de belangrijke rol dat het water in het gebied vervult voor ligplaatsen voor binnenvaartschepen, kustvaarders en duwbakken, en de beperkte ruimte hiervoor op andere locaties in het havengebied, blijft dit een belangrijke functie in Stadhaven Minerva. Bovendien kan worden gesignaleerd dat, mede door de steeds strengere veiligheidseisen, een toenemende druk bestaat op het aantal ligplaatsen voor de binnenvaart, kleine zee-en kustvaart.

Aan de zijde van de Nieuwe Houthaven is sprake van een steiger voor de bewaarhaven en nautische bedrijvigheid. Aan de zuid-oostzijde, tenslotte, ligt de Haparandadam met een programma voor bedrijfsvaartuigen.

Oppervlaktewater, waterkeringen en berging

De belangrijkste watergang rond het gebied is het IJ. Het IJ, onderdeel van de Noordzeekanaalboezem, is een stilstaand binnenwater met een beheerst peil van ongeveer NAP - 0,4 m. Aan de oostzijde sluiten de Oranjesluizen het IJ af van het IJsselmeer. Aan de westzijde sluit het sluizencomplex IJmuiden het Noordzeekanaal af van de Noordzee.

Het plangebied ligt buitendijks van de scheidingsdijken, de primaire waterkeringen rondom de Noordzeekanaalboezem, en behoort hierdoor tot het boezemland. Boezemland dat lager ligt dan het maatgevende boezempeil kan bij hoge waterstanden in de boezem onder water lopen. Het maatgevende boezempeil is op NAP 0 m gesteld, het streefpeil is NAP -0,4 m. Het huidige maaiveld van het bestemmingsplangebied ligt op NAP +1 m. Er zijn dus geen maatregelen nodig om overstromingen te voorkomen.

Compensatie

Bij verdere toename van verharding (toename 1.000 m² in bestaand stedelijk gebied) waarvan het regenwater afvoert naar open water, wordt dit gecompenseerd met 10% open water om de effecten van de versnelde afvoer van regenwater te kunnen opvangen.

Grondwater

Het bestemmingsplan maakt ondergronds bouwen mogelijk. In procedures is vastgelegd dat, alvorens met de bouw kan worden begonnen, eerst onderzoek wordt gedaan naar de effecten van het bouwen op de stand en de kwaliteit van het grondwater. Tevens dient onderzoek te worden gedaan naar de stroming van grondwater. In de omgeving van de nieuwbouw mag de grondwaterstand ten opzichte van de huidige situatie niet verslechteren. Tevens dienen nieuw te realiseren bouwlocaties te voldoen aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam: daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt een norm van 0,9 meter. Ondergronds bouwen in de vorm van een parkeergarage of anderszins mag dan ook geen belemmering vormen voor de vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater. In het onderhavige gebied kan het grondwater vanwege het rondom aanwezige oppervlaktewater altijd vanaf de bouwkavel vrij richting het oppervlaktewater stromen. Er is geen sprake van insluiting van grondwater door een eventuele parkeerkelder, waarmee aan de gestelde eisen wordt voldaan.

Riolering

In het plangebied wordt een gescheiden rioleringsstelsel gerealiseerd. Het beleid van AGV/Waternet is daar waar mogelijk schoon hemelwater af te koppelen, d.w.z. scheiden van de vuilwaterstromen. Hierdoor wordt de rzwi ontlast en het aantal overstorten van vuilwater op het oppervlaktewater verminderd. Voor het duurzaam omgaan met regenwater wordt verwezen naar de Handreiking Hemelwater en Handreiking Grondwater, opgesteld door AGV/Waternet. Aan het beleid van AGV/Waternet wordt in het plangebied voldaan.

Materiaalkeuze

Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase alsmede de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumeuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan.

Aanlegsteigers

De in de bestemming "Water" toegestane aanlegsteigers zijn ook onderhevig aan de eisen van Rijkswaterstaat als waterkwaliteitsbeheerder voor het oppervlaktewater van het havenwater. Voor het oppervlaktewater van de watergangen is AGV/Waternet de waterkwaliteitsbeheerder. In het water worden geen uitlogende materialen voor steigers of beschoeiingen toegepast.