direct naar inhoud van 3.1 Historische ontwikkeling
Plan: Vijzelstraat 66-80 (Duintjer)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1301BPSTD-VG02

3.1 Historische ontwikkeling

In het laatste kwart van de negentiende eeuw kreeg de binnenstad van Amsterdam voor het eerst te maken met het 'grote-stadsfenomeen' van verkeersdoorbraken. Grachten werden gedempt, stegen en smalle radialen werden verbreed. Zo ontstonden nieuwe verkeersroutes als de Raadhuisstraat, de Rozengracht, de Spuistraat en de Nieuwezijds Voorburgwal, waarlangs in het algemeen een grootschaliger bebouwing dan voorheen zou verrijzen, dikwijls met een kantoor- of bedrijfsbestemming. Dit klassieke proces van cityvorming kreeg in 1907 een nieuwe impuls met het besluit van de gemeenteraad om de Vijzelstraat van 8 naar 25 meter, later teruggebracht tot 22 meter, te verbreden. Als onderdeel van dit nieuwe profiel van de Vijzelstraat werd in 1926 gestart met de sloop van de bebouwing tussen Keizers- en Prinsengracht ten behoeve van een majestueus appartementengebouw van J.M. van de Mey, vrijwel op de footprint van het huidige gebouw Vijzelstraat 66-80. Door bouwtechnische problemen en andere schade werd dit gebouw in 1962 alweer gesloopt. Onmiddellijk werd gewerkt aan het realiseren van een nieuw, modern appartementsgebouw naar ontwerp van architect J. Trapman. Tijdens de bouw (de fundering en de kelders waren al gereed) dook echter een machtige speler op: de Algemene Bank Nederland. Deze bank was in de Vijzelstraat al prominent aanwezig als rechtsopvolger van de Nederlandsche Handelsmaatschappij en zocht naarstig naar een locatie voor kantooruitbreiding. Het gebouw van architect De Bazel (eveneens gelegen aan de Vijzelstraat) werd als hoofdkantoor te klein. M.F. Duintjer werd door de ABN aangetrokken om het beoogde appartementengebouw samen met Trapman om te werken tot een modern kantoorgebouw met publieksruimten, winkels en horeca op de begane grond langs een arcade. Het pand werd in de periode 1969-1973 gerealiseerd en is hoofdzakelijk gebruikt door de ABN, later ABN Amro.

Aankoop van het pand door Stadgenoot en Vesteda in 2005 heeft geleid tot een discussie over de stedenbouwkundige, architectonische en cultuurhistorische waarden van het pand. Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) en de Commissie voor Welstand en Monumenten zijn van oordeel dat het pand op basis van stedenbouwkundige, architectonische en cultuurhistorische waarden in aanmerking komt voor aanwijzing als gemeentelijk monument. De monumentale waarden zijn in goed overleg met BMA in de Nota van Uitgangspunten benoemd en zullen vooraf aan de herontwikkeling in overleg met BMA worden gedocumenteerd. De nota is voor de ontwikkelaars uitgangspunt bij de verdere planvorming. Het dagelijks bestuur heeft daarom op 30 juni 2009 besloten het gebouw niet aan te wijzen als gemeentelijk monument.