Plan: | Vijzelstraat 66-80 (Duintjer) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1301BPSTD-VG02 |
De voor 'Gemengd - 66-80' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Gemengd - 66-80' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen.
De voorgevel van gebouwen mag aan de straatzijde uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd.
De bestaande hekwerken voor dakterrassen dienen te worden gehandhaafd. Nieuwe hekwerken voor dakterrassen zijn niet toegestaan.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde worden gesituereerd. Deze bepaling geldt niet voor souterrains.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieken bouwaanduiding - arcade' mag niet worden gebouwd tot een hoogte van 3,70 meter, met uitzondering van de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies. De ruimte onder deze hoogte behoort tot de openbare ruimte. De breedte tussen de gevel en de binnenkant van de kolom moet minimaal 4,40 meter bedragen, behoudens ter plaatse van de (hoofd)entree, ten noorden van de Kerkstraat, waar de breedte tussen de gevel en de binnenkant van de kolom over een lengte van 21,0 meter minimaal 3,70 meter moet bedragen.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang-1' mag niet worden gebouwd tot een hoogte van 11,5 meter, met uitzondering van de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies. De ruimte onder deze hoogte behoort tot de openbare ruimte.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang-2' mag niet worden gebouwd tot een hoogte van 3,70 meter, met uitzondering van de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies. De ruimte onder deze hoogte behoort tot de openbare ruimte.
Loggia's zijn aan de straatzijde niet toegestaan.
In geval van verbouwing, restauratie, verbetering en/of verandering van gebouwen dienen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige, al dan niet zelfstandige, ontsluitingen naar de tweede en hogere bouwlagen te worden gehandhaafd.
Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 3.2 en 3.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:
het bepaalde in artikel 3.2.3 onder a, voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven goothoogte met maximaal 1 meter. Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk voor zover het straatbeeld dit toelaat;
het bepaalde in artikel 3.2.3 onder b, voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, condensatoren, koelinstallaties en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 3.2.5 voor nieuwe hekwerken voor dakterrassen, onder de voorwaarde dit mag worden uitgevoerd onder gelijktijdig buiten gebruikstelling van bestaande dakterrassen, zodat het totale oppervlak niet toeneemt. De verplaatsing van dakterrassen die hiermee wordt bereikt mag het woon- en leefklimaat niet onevenredig aantasten. Buiten gebruikstelling van bestaande dakterrassen, maar met behoud van de hekwerken kan worden bereikt door afsluiting van het dakterras of door plaatsing van (doorzichtige) afscheidingen op het dakterras.
het bepaalde in artikel 3.2.12 mits de tweede en hogere bouwlagen van het desbetreffende gebouw in voldoende mate bereikbaar blijven.
Op de tot 'Gemengd - 66-80' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Het bedrijfsvloeroppervlak van voorzieningen mag per vestiging niet meer dan 1000 m2 bedragen.
Voorzieningen met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1000 m2 die aanwezig zijn ten tijde van terinzagelegging van het plan mogen worden gehandhaafd maar niet worden vergroot.
Fietsenstallingen mogen niet worden ontsloten via de noordzijde van de Kerkstraat.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag geen afbreuk doen aan de gewenste functiemenging van de binnenstad.
Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende gebruiksregels:
het bepaalde in artikel 3.5.3 onder b, voor vestiging of uitbreiding van detailhandel of een voorziening ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening met een bruto vloeroppervlak tot 1500 m2.
Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk wanneer:
Het bepaalde in artikel 3.5.4, voor vestiging of uitbreiding van een voorziening met een groter vloeroppervlak dan 1000 m2.
Bij omgevingsvergunning kan alleen worden verleend wanneer:
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.
Het dagelijks bestuur is bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming te wijzigen, opdat nadere regels kunnen worden gesteld aan de in artikel 3.1 genoemde functies.
Toepassing van deze bevoegdheid kan aan de orde zijn indien de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (dreigen te) worden aangetast. De hoofddoelstellingen zijn: