direct naar inhoud van 7.6 Bouw- en gebruiksregels
Plan: Westelijke binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01

7.6 Bouw- en gebruiksregels

Bij alle bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Deze regels vloeien grotendeels voort uit de ruimtelijke en functionele beschrijving van het gebied en het gemeentelijke beleid zoals verwoord in de hoofdstukken 5 en 6. Enkele bepalingen worden nader toegelicht.

De regeling voor goot- en bouwhoogten en de ligging van de achtergevelrooilijn is in hoofdstuk 5 toegelicht. Om te voorkomen dat zogenaamde onderstukken (bebouwing in één bouwlaag) ontstaan, waardoor het gewenste gevelbeeld verstoord zou worden, bedraagt de bouwhoogte van gebouwen minimaal 9 meter. Deze bepaling geldt niet voor aan- en uitbouwen en daar waar op de verbeelding een lagere bouwhoogte is aangeduid. Een belangrijke bepaling is voorts de gegarandeerde ontsluiting van hogere bouwlagen. Het samenvoegen van gebouwen is niet toegestaan. Bij nieuwbouw moet de gebouwbreedte van de te slopen bebouwing worden gehandhaafd.

Het geheel aan bouwregels wordt gecompleteerd door een stelsel van nadere eisen. Het dagelijks bestuur kan nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van bebouwing. Hieronder zijn het aantal bouwlagen en de dakconstructie mede begrepen. Nadere eisen kunnen worden gesteld indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht of in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing. Dit laatste zal zich met name in hoeken van bouwblokken kunnen voordoen.

Bij de diverse bestemmingen zijn bevoegdheden van het dagelijks bestuur tot het bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels opgenomen, met objectieve criteria waaraan wordt getoetst. De criteria zijn nader beschreven in de toelichting. Toepassing van een afwijkingsmogelijkheid mag in elk geval niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of dat aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied onevenredige afbreuk wordt gedaan.

De specifieke gebruiksregels die gelden voor de verschillende functies zijn eveneens opgenomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om maximale vloeroppervlaktematen van functies, of regels waaruit blijkt in welke bouwlaag functies zich mogen bevinden. Het bestemmingsplan beoogt het dynamische karakter van het plangebied te behouden en te versterken en de functiemenging te handhaven.