Plan: | Rokin Plaza (Rokin 12-16) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1101BPSTD-OH01 |
In het pand bestaat de mogelijkheid tot het vestigen van bedrijven. Gezien de stedenbouwkundige situatie en de aanwezigheid van minder of meer hindergevoelige functies in de directe omgeving, is het noodzakelijk om wat betreft de hinder die door bedrijven wordt veroorzaakt in het bestemmingsplan een en ander te regelen. De belasting van het milieu door bedrijven moet binnen bepaalde grenzen blijven. De invloed van een bedrijfsvestiging op het milieu hangt, behalve van de aard van de bedrijfsactiviteiten, af van de omvang en de ligging van het bedrijf ten opzichte van andere functies of bedrijven.
In de voorschriften van het bestemmingsplan is een Staat van Inrichtingen opgenomen (zie de bijlage bij de voorschriften). Deze staat geeft per bedrijfssoort de potentiële milieubelasting (de te verwachten milieubelasting indien wordt uitgegaan van de voor de bedrijfssoort normale bedrijfsvoering) weer, uitgedrukt in de categorieën 1 tot en met 4 (zie voor uitleg 4.3.2).
Naarmate de werkfunctie minder intens gemengd is met andere hindergevoelige functies, kunnen de uit milieuoogpunt aan de bedrijvigheid te stellen voorwaarden minder scherp zijn. Naast de aard en de omvang van de bedrijvigheid speelt de ligging van de bedrijfsvestiging een rol: het als (te) hinderlijk ervaren van een bepaalde bedrijfsvestiging hangt samen met de milieugevoeligheid van de omgeving.
In het pand Rokin Plaza worden bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. Het dagelijks bestuur kan bij omgevingsvergunning afwijken, zodat eventueel ook bedrijven uit een hogere categorie de mogelijkheid krijgen zich te vestigen. Ook is afwijken mogelijk voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen.
Voorwaarden voor het verlenen van vrijstelling is dat het bedrijf in vergelijking met de bedrijfssoorten die volgens de Staat van Inrichtingen zijn toegestaan, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu door hinder en/of gevaar. In samenhang hiermee kan als aanvullende eis worden gesteld, dat het bedrijf de nodige voorzieningen treft.
Het milieuaantastend vermogen van de verschillende soorten bedrijvigheid wordt vastgesteld aan de hand van een puntenwaardering. Hierbij worden de volgende aspecten onderscheiden:
gevaar als gevolg van opslag (O);
gevaar als gevolg van handelingen (H);
itworp milieuvreemde stoffen (U);
geluidsoverlast (G);
verkeersaantrekkend karakter (V).
De potentiële milieubelasting van iedere bedrijfssoort wordt per aspect in punten uitgedrukt:
0 = geen milieubelasting;
1= lichte milieubelasting;
2 = matige milieubelasting;
3 = zware milieubelasting;
4 = zeer zware milieubelasting.
De score op deze waarderingsschaal per milieuaspect is specifiek voor het soort bedrijf en onafhankelijk van ligging en omgeving. De potentiële milieubelasting van een bedrijfsvestiging hangt ook samen met de schaal waarop de activiteiten plaatsvinden. Om dit tot uitdrukking te brengen, wordt de omvang als extra factor in de puntenwaardering opgenomen:
bedrijfsomvang van de vestiging tot 150 m2;
idem van 150 m2 tot 300 m2;
idem groter dan 300 m2.
In totaal wordt dus op zes aspecten beoordeeld. Voor de onderscheidene bedrijfscategorieën zijn per bedrijfsvestiging grenswaarden gesteld aan het milieuaantasting vermogen per aspect en het gecombineerd voorkomen van verschillende soorten milieubelasting (som van de aspecten).
Grenswaarden per vestiging: som der aspecten (incl. omvang)
In eerste instantie zal de toetsing door middel van de Staat van Inrichtingen plaatsvinden voor een zich in het pand nieuw te vestigen bedrijf. Daarbij is de toetsing uit te breiden naar de actuele hinder, met name indien sprake is van een zich van elders verplaatsend bedrijf. Bezien kan dan worden of aanvullende eisen moeten worden gesteld en/of eventueel een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend.
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een A-inrichting in de omgeving.