direct naar inhoud van 8.4 Archeologische beleidskaart
Plan: Oostelijke binnenstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01

8.4 Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart van het bestemmingsplangebied Oostelijke binnenstad is een vereenvoudigde weergave van de diverse archeologische verwachtingen, vertaald in archeologische waarderingen en beleidsmaatregelen. De kaart is bedoeld als een schematisch ruimtelijk overzicht van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologische erfgoed binnen bepaalde zones of locaties in het plangebied. Op basis van archeologische verwachtingen zijn de volgende beleidszones (A t/m C, I en L) te onderscheiden ieder met bijbehorende beleidsmaatregelen:

Zone A: gebieden met bekende archeologische waarden. Aangezien hier met zekerheid archeologische overblijfselen aanwezig zijn, is bij elke bodemingreep ongeacht het oppervlak of de diepte archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Zone B: bebouwde gebieden met een hoge archeologische verwachting binnen het historische centrum van Amsterdam (tot en met de Vierde Uitleg: binnen de Singelgracht). Voor alle werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder maaiveld en met een oppervlak groter dan 50 m2 is een archeologisch veldonderzoek vereist.

Zone C: gebieden met een hoge archeologische verwachting langs nog aanwezige historisch infrastructurele assen in een historische woonkern buiten het historische centrum van Amsterdam. Deze gebieden zijn onbebouwd of de bebouwing dateert van vóór de 19e eeuw. Dit betekent dat bij bodemingrepen over een oppervlak groter dan 100 m2 en dieper dan 0,50 m - NAP een archeologisch veldonderzoek vereist is.

Zone I: terreinen met een lage archeologische verwachting die als vaarweg in gebruik zijn binnen het historische centrum van Amsterdam (tot en met de Vierde Uitleg: binnen de Singelgracht). Dit betekent dat bij bodemingrepen over een oppervlakte groter dan 500 m2en dieper dan de waterbodem een archeologisch veldonderzoek is vereist.

Zone L: gebieden met een lage archeologische verwachting die in een droogmakerij liggen. Dit betekent dat bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 0,50 m onder maaiveld een archeologisch veldonderzoek is vereist.

Voor het hele gebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat, wanneer geen archeologisch vooronderzoek vereist is en er toch archeologische overblijfselen ouder dan 50 jaar worden aangetroffen, deze bij BMA aangemeld dienen te worden. Vervolgens wordt in overleg met de uitvoerder maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.

Het volledige archeologisch bureauonderzoek, inclusief de archeologische beleidskaart is als bijlage 3 bij de toelichting op het bestemmingsplan gevoegd.