direct naar inhoud van 4.6 Ruimtelijke uitgangspunten
Plan: Oostelijke binnenstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01

4.6 Ruimtelijke uitgangspunten

4.6.1 Stratenpatroon

Vanwege het cultuurhistorische belang van het stratenpatroon en de stedenbouwkundige verkaveling zijn grootschalige ontwikkelingen in de binnenstad over het algemeen ongewenst. In het plangebied zal de stedenbouwkundige verkaveling in het huidige patroon worden gehandhaafd. Ter plaatse van de naoorlogse nieuwbouw zijn transformaties op grote schaal niet aannemelijk en nieuwbouw in de oudste delen van het plangebied dient plaats te vinden binnen het bestaande verkavelingspatroon om de historische structuur te behouden. Bepalend voor het straatbeeld zijn de rechte voorgevelrooilijnen die ervoor zorgen dat individueel vormgegeven gebouwen toch één geheel vormen. Daarom is in de regels opgenomen dat de bebouwing in de (bestaande) voorgevelrooilijn dient te worden gerealiseerd.

Op locaties waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zoals langs de Weesperstraat en op het Roeterseiland, moet dit leiden tot verbetering van de samenhang met de omliggende stedelijke structuur.

4.6.2 Bouwdiepte

Op de verbeelding is de bebouwingsgrens aan de zijde van de binnenterreinen en aan de achterzijde van de strokenbouw, de achtergevelrooilijn, ongeveer bepaald op de gemiddelde bouwdiepte van de bestaande hoofdbebouwing. Enerzijds is het uitgangspunt het handhaven van de openheid, zowel binnen de bouwblokken als achter de strokenbouw, zodat een "stille" zijde wordt behouden en het groene karakter van de binnenterreinen en de tuinen beschermd wordt. Anderzijds dienen aan naburige panden in gelijkwaardige omstandigheden ook gelijke mogelijkheden geboden en restricties opgelegd te worden.

Onbebouwde gronden aan de achterzijde van bebouwing die zijn gelegen binnen de bestemming gemengd mogen worden bebouwd onder de voorwaarde dat de diepte van de uitbreiding maximaal 2,50 meter mag bedragen, gemeten vanaf de achtergevel van de belendingen. Ontheffing van deze regel is mogelijk voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien tezamen met de buren een bouwvergunning voor uitbreiding wordt aangevraagd.

In het plangebied zijn binnenterreinen in gesloten bouwblokken te vinden. Deze binnenterreinen hebben de bestemming 'Tuin-1' gekregen. Enkele bouwblokken hebben tuinen die grenzen aan de openbare ruimte, zoals langs de Alexanderstraat. Deze hebben de bestemming 'Tuin-2'. Voor beiden geldt het uitgangspunt dat de bestaande openheid gehandhaafd moet blijven. De bestaande (bij)gebouwen op de binnenterreinen en in de tuinen die grenzen aan de bestemming 'Verkeer', 'Groen' en 'Water' hebben de bestemming 'Tuin-3' gekregen. Deze bebouwing mag worden gehandhaafd en geheel vernieuwd, maar niet worden vergroot. Bij sloop/nieuwbouw van de hoofdbebouwing op gronden met de bestemming 'Gemengd-1' en 'Gemengd-2', 'Wonen-1' dan wel 'Maatschappelijk-1' moet de bebouwing op gronden met de bestemming 'Tuin-3' op hetzelfde bouwperceel worden gesloopt.

4.6.3 Binnenterreinen en tuinen

Voor de binnenterreinen binnen gesloten bouwblokken, 'Tuin-1', is een ontheffing opgenomen voor het realiseren van aanbouwen met een maximale diepte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 3,5 meter en voor de bouw van schuurtjes met een maximale bouwhoogte van 2,5 meter en een maximale oppervlakte van 6 m2. Een belangrijke voorwaarde voor het realiseren van een aanbouw is dat minimaal 6 meter onbebouwde ruimte dient over te blijven tussen de aanbouw en de erfgrens.

In de tuinen die grenzen aan de openbare ruimte, 'Tuin-2', gaat verdichting ten koste van de beleving van de open ruimte en de kwaliteit van het openbaar gebied. Om het open karakter te behouden zijn aanbouwen en bergingen niet toegestaan en mogen erfafscheidingen maximaal 1 meter hoog zijn.

Op de tuinen en erven, op de gronden met de bestemming 'Tuin-1' en 'Tuin-2', mag niet geparkeerd worden. Op twee binnenterreinen in de Plantagebuurt, achter de Plantage Muidergracht 51 en de Plantage Muidergracht 117 zijn parkeerterreinen aanwezig ten behoeve van aanliggende kantoren. Dit geldt ook voor twee achterterreinen aan de Hoogte Kadijk 401 en 400a. In de tuin tussen Amstel 51 (Hermitage) en Nieuwe Keizersgracht 1A is ruimte gereserveerd voor maximaal 10 parkeerplaatsen ten behoeve van de Diaconie en de Hermitage. Om dit gebruik mogelijk te laten is dit stuk van de tuin bestemd als 'Tuin-2' met de aanduiding 'parkeren toegestaan'.

Bouwblok Kazernestraat

Op het binnenterrein van het bouwblok dat wordt begrensd door de Alexanderstraat, de Alexanderkade, de Kazernestraat en de Sarphatistraat, staan sinds zeer lange tijd een aantal gebouwen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het noordelijk deel en het zuidelijk deel. In het noordelijk deel staan drie panden met de adressen Kazernestraat 8D, 8E en 8F. Via een poort in het pand Kazernestraat 8A, 8B en 8C zijn deze panden bereikbaar. De panden bestaan uit een atelier, woningen en een schuur. De panden verkeren in een wisselende bouwkundige staat. Voor deze panden is een regeling gekozen die uitsluitend uitsluitend het huidig gebruik vastlegt en alleen vernieuwing van de panden mogelijk maakt. Het pand dat gebruikt wordt als woning heeft hiertoe de bestemming 'Wonen' gekregen. Voor dit pand is de bestaande goot- en bouwhoogte vastgelegd. Het atelier en de schuur hebben de bestemming 'Tuin-3' gekregen. Deze mogen worden gehandhaafd en vernieuwd maar niet worden vergroot.

Overigens had het atelier in het plan dat ter inzage heeft gelegen de bestemming 'Wonen'. Als gevolg van een amendement dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan is aangenomen is de bestemming van het atelier gewijzigd. Deze bestemming doet beter recht aan het doel van het bestemmingsplan 'vergroening' van het binnenterrein te realiseren.

In het zuidelijk deel staan garageboxen en een pand met het adres Alexanderkade 17, waarin tot voor enkele jaren geleden een garage gevestigd was. De garageboxen worden gebruikt voor opslag en het parkeren van personenauto's. Dit deel van het binnenterrein heeft de bestemming 'Tuin-1' gekregen. De voormalige garage heeft de bestemming 'Wonen -2. Hierin zijn woningen toegestaan. Een garagebedrijf is niet meer toegelaten. De bestaande garageboxen zijn met de aanduiding bouwvlak op de verbeelding aangegeven. Op dit bouwvlak zijn parkeerboxen toegestaan die mogen worden gebruikt voor parkeren en/of opslag. Het terrein mag worden verhard ten behoeve van het gebruik als aan- en afvoerwegen voor motorvoertuigen.

In het bestemmingsplan dat ter inzage heeft gelegen had het voormalige garagebedrijf de bestemming 'Gemengd-1'. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is een amendement aangenomen waarin is voorgesteld de bestemming te wijzigen in 'Wonen'. Deze bestemming heeft een kleinere stijging van de economische waarde van het pand tot gevolg (ten opzichte van de huidige bestemming 'Tuinen en erven'), waardoor de kans dat hier een onbebouwd en groen binnenterrein gerealiseerd kan worden groter is.

Keurtuinen

Al eeuwen gelden voor keurtuinen aparte bepalingen en regels. Het bestemmingsplan beoogt de bijzondere cultuurhistorische waarde van keurtuinen te behouden en te herstellen. Zo mag alleen via een ontheffing een tuinhuis worden gebouwd aan de achterzijde van het perceel, met een maximale diepte van 4,25 meter en een maximale hoogte van 3,40 meter. Tuinhuizen mogen niet worden gebruikt als zelfstandige woning of bedrijf. Voorts worden de bomen beschermd door de gemeentelijke kapverordening, waarbij het criterium “in het belang van handhaving van natuur-, landschaps- of stadsschoon” bij een aanvraag van een kapvergunning zeer strikt worden toegepast. Parkeergarages mogen niet onder keurtuinen worden gebouwd.

Artis

Het terrein van Artis heeft de bestemming “Cultuur en ontspanning-1”. Op een deel van het terrein zijn bouwwerken/gebouwen ten dienste van deze bestemming mogelijk tot een maximale bouwhoogte van 15 meter. Dit deel van het terrein is in het bestemmingsplan opgenomen als een maatvoeringsvlak met een maximaal bebouwingspercentage van 20%. Op de bijgaande afbeelding is het gebied aangegeven waarvoor de percentage regeling in het bestemmingsplan geldt. Alle op het terrein aanwezige bebouwing bedraagt 16% van de totale oppervlakte van het aangegeven gebied. De vogelnetten, de buitenruimtes van de dierenverblijven en de bebouwing zoals de apenrots zijn niet meegeteld. Deze elementen worden beschouwd als een landschappelijk onderdeel van de totale terreininrichting. Deze regeling betekent dat voor het terrein 4% extra bebouwing is toegestaan ten opzichte van de huidige situatie.

De randen van het terrein zullen een open uitstraling houden, deze randen zijn bestemd met bouwvlakken waarin de bestaande bebouwing is opgenomen. De ruimte tussen de bouwvlakken mag niet worden bebouwd. Voor het gebouw Plantage Kerklaan 36-38 maakt het bestemmingsplan herstel van de oorspronkelijke kap mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01_0019.jpg"

Het gebied van Artis waarvoor de percentage regeling geldt.

Hortus

De Hortus Botanicus heeft de bestemming “Cultuur en ontspanning-2”. Bestaande bebouwing is door middel van bouwvlakken aangegeven. Ook de Overtuin, het terrein aan het Hortusplantsoen dat in gebruik is bij de tegenovergelegen Hortus Botanicus heeft de bestemming “Cultuur en ontspanning-2”. Op een deel van het terrein zijn bouwwerken/gebouwen ten dienste van deze bestemming mogelijk tot een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 8 en 11 meter. Aan de straat zal het terrein/gebouw een meer open uitstraling krijgen.

Swift

Het terrein van Swift is bestemd als Sport. Voor dit terrein is een bebouwingspercentage van 10% opgenomen om mogelijkheden te creëren voor de verplaatsing van het clubgebouw. De maximale bouwhoogte van de bebouwing is 7 meter.

4.6.4 Bouw- en goothoogten

De maximale goot- en bouwhoogten in het plangebied zijn in het algemeen gebaseerd op de bestaande hoogten, met uitzondering van een deel van het Roeterseiland, de nieuwbouw op de hoek van de Weesperstraat en het Hortusplantsoen en het gebouw Plantage Kerklaan 36-38.

De bebouwing in het plangebied bestaat voor een deel uit nieuwbouw. Deze bebouwing is met de bestaande bouw- en eventueel goothoogte op de verbeelding opgenomen. Ook de bijzondere gebouwen, zoals kantoorgebouwen langs de Weesperstraat, de gebouwen op het Roeterseiland en langs de Plantage Muidergracht, de Hermitage, Carré, het Amstelhotel, de bebouwing van Artis langs de Plantage Middenlaan en de Plantage Kerklaan, zijn met de bestaande bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. Uitzondering is het gebouw Plantage Kerklaan 36-38 (de huidige Studio Plantage) waar de mogelijkheid wordt geboden de oorspronkelijke kap van het gebouw te herbouwen.

In de gebieden met overwegend vooroorlogse bebouwing, zoals in de Plantagebuurt, een deel van de Kadijken en de Weesperbuurt, is gebruik gemaakt van een aantal "hoogtecategorieën", die gebaseerd zijn op het aantal bouwlagen. De bouwhoogtebepaling moet ten eerste de morfologie van de stad beschermen. Eén uniforme bouwhoogte doet daar afbreuk aan. Anderzijds dienen aan naburige panden in gelijkwaardige omstandigheden ook gelijke mogelijkheden en restricties geboden te worden.

Het is dus evenmin wenselijk om elk pand van een eigen bouwhoogte te voorzien. Per deel van een straatwand is daarom de gemiddelde goothoogte bepaald en ingedeeld in de bijbehorende categorie.

De toegepaste categorie-indeling is als volgt:

Maximum goothoogte in meters   Maximum bouwhoogte in meters   Aantal bouwlagen  
8,00   11,00   3  
11,00   13,00   4  
13,50   16,00   5  
16,00   18,50   6  
19,00   21,50   7  

In de regels zijn aanvullende bepalingen opgenomen, waarmee bijgedragen wordt aan de variatie in bouwhoogten. Rijks- en gemeentemonumenten worden beschermd door de monumentenwetgeving. Voor panden met een orde 1, orde 2 en orde 3 waardering is voor de goot- en bouwhoogten een speciale regeling opgenomen. Voor deze panden geldt dat de maximale bouw- en goothoogte gelijk is aan de bestaande bouw- en goothoogte. Ophoging van orde 1- en orde 2 panden is niet toegestaan. Ophoging van orde 3 panden tot de bouwhoogte op de verbeelding is uitsluitend mogelijk na een ontheffing.

Deze ontheffing wordt alleen verleend voorzover het straatbeeld dit toelaat. Bij de afweging worden de volgende aspecten betrokken. Het gevelbeeld van de Amsterdamse binnenstad wordt gekenmerkt door de variatie in bouw- en goothoogten binnen een gevelwand. Daarnaast kennen hoekpanden vaak een accent doordat ze hoger zijn dan de belendingen. Ook moet rekening worden gehouden met het aantal orde-1 en orde-2 panden in de gevelwand, omdat zij als toonaangevend element een belangrijke bijdrage leveren een het stadsbeeld. Door de ophoging van panden mogen de variatie, de hoekaccenten en de toonaangevende elementen niet worden aangetast.

Voor de gebouwen met een bestaande grotere goot- of bouwhoogte dan aangegeven op de verbeelding, geldt dat ze kunnen worden gehandhaafd.

Het dagelijks bestuur is, in het geval van nieuwbouw bevoegd nadere eisen te stellen aan de afmetingen van de bebouwing, met inbegrip van het aantal bouwlagen en de kapconstructie. Toetsingscriteria hierbij zijn het behoud, herstel en versterking van het stadsbeeld en de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

4.6.5 Minimale bouwhoogten

Gebouwen aan de straatzijde dienen een minimale bouwhoogte van 9 meter te hebben. Wanneer een lagere bouwhoogte op de verbeelding is aangegeven dan geldt deze lagere bouwhoogte.

Ontheffing van deze bepaling kan worden verleend indien hierdoor een, met het oog op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, betere aansluiting op de belendingen wordt bereikt.

4.6.6 Straatwand en gevelopbouw

Met betrekking tot de straatwand en de gevelopbouw, in het bijzonder voor de parcellering (verticale geleding), de aansluiting op belendingen en de driedeling van het gevelvlak (horizontale geleding), zijn in het bestemmingsplan onderstaande regels opgenomen om de ruimtelijke structuur van het plangebied te handhaven c.q. te versterken.

Perceelbreedte

Voor bebouwing met een orde 1, orde 2 en orde 3 waardering geldt dat de breedte van de percelen in sterke mate de variatie in de bebouwing, de ritmiek in de wand en de indeling van de plint bepaalt. Om te voorkomen dat de schaal van de nieuwbouw de continuïteit van de gevelwand onderbreekt, is ingeval van vernieuwing/nieuwbouw de bestaande perceelbreedte uitgangspunt. Percelen mogen niet worden samengevoegd. Deze regel geldt niet voor de nieuwbouw van na 1940.

Driedeling

In het gebouw/gevelvlak dient een driedeling te worden aangebracht, te weten begane grond (plint), gevelvlak en beëindiging.

Plinthoogte/functie

Bij veel oude bebouwing is de plinthoogte veel hoger dan in na-oorlogse bebouwing gebruikelijk is. Om aan te sluiten bij deze belangrijke ruimtelijke en stedenbouwkundige karakteristiek van de straatwand dient, in geval van nieuwbouw, de begane grondlaag een minimale hoogte van 3,50 meter te krijgen. Hiermee wordt bovendien uitwisselbaarheid van functies makkelijker gemaakt door de flexibiliteit van de ruimtes. Het karakter van straten wordt in grote mate bepaald door de functies in de plint. De verblijfsfunctie van de straat wordt beter als de voorgevels van gebouwen op de begane grond in zekere mate toegankelijk en transparant zijn. Gesloten gevels op de begane grond zijn daarom niet gewenst. Bergingen worden in principe niet toegestaan aan de straatzijde, met uitzondering in het souterrain. Ontheffing van de eis dat de beganegrondlaag maximaal 3,5 meter moet bedragen kan worden verleend, met het oog op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, indien hierdoor een betere aansluiting op de belendingen wordt bereikt.

4.6.7 Gevelverkoop en open-puiverkoop

Onder gevelverkoop wordt verstaan het vanuit de gevel van een gebouw, gelegen aan de openbare weg, goederen of eetwaren verkopen. Open-puiverkoop betreft het exploiteren van een winkel of horecabedrijf, waarvan de voorgevel, op straatniveau geheel of grotendeels ontbreekt, dan wel geheel of grotendeels bestaat uit een afsluiting die tijdens de openingsuren kan worden geopend. Deze verkoopvormen brengen negatieve effecten teweeg (hinder voor het overig gebruik van de openbare ruimte, vervuiling op straat, aantasting van de openbare orde en aantasting van het uiterlijk aanzien van het stadsbeeld). Gevelverkoop en open-puiverkoop zijn dan ook niet toegestaan.

4.6.8 Gevelvlak

In veel straten en grachten in de binnenstad kenmerken de gevelwanden met historische bebouwing zich door het nagenoeg ontbreken van reliëf, zoals erkers en balkons. Balkons en erkers komen doorgaans alleen voor in bebouwing uit de 19e en 20e eeuw, in oudere bebouwing slechts incidenteel.

Net zoals het beleid voor de rest van de binnenstad, geldt voor nieuwe situaties in dit bestemmingsplangebied dat aan de straat vlakke gevels moeten worden gemaakt. Voor de voorgevel hangende balkons zijn daarom niet toegestaan. Vanuit het cultuurhistorische oogpunt is een balkon aan de voorgevel niet wenselijk. Bovendien is een verdere vermenging van openbare ruimte en private buitenruimte in de vorm van een balkon evenmin gewenst. Voor smalle straten geldt, dat balkons afbreuk doen aan de lichttoetreding.

Uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor de 19de eeuwse bouwblokken in de Plantagebuurt in de volgende straten: Plantage Middenlaan, Plantage Parklaan, Plantage Kerklaan, Plantage Muidergracht, Henri Polaklaan en Plantage Westermanlaan. Voor de Weesperbuurt geldt deze uitzondering eveneens voor een beperkt aantal straten, namelijk de Sarphatistraat, de Spinozastraat, de Nieuwe Prinsengracht in de gevelwand met de huisnummers 2 tot en met 24, de Roetersstraat in de gevelwand met de huisnummers 2 tot en met 18 en aan de Amstel in de gevelwand met de huisnummers 149 tot en met 179. Balkons aan de voorgevel zijn slechts met een ontheffing tot ten hoogste 1 meter diep toegestaan met uitzondering van de eerste en de bovenste bouwlaag.

Aan de achtergevel zijn balkons toegestaan via een ontheffing tot maximaal 2 meter diep (overschrijding bestemmingsgrens), mits het balkon binnen een hoek van 45 graden vanaf de zijgevels van het desbetreffende perceel wordt gebouwd. Bij de afweging of ontheffing wordt verleend, wordt de relatie tot de belendende panden betrokken.

4.6.9 Beëindiging van gebouwen

Om gebouwen van een duidelijke beëindiging te voorzien worden over het algemeen de maximale goot- en bouwhoogten op de verbeelding aangegeven volgens de hoogtecategorieën. Daar waar platte daken de regel vormen is alleen een maximale bouwhoogte gegeven.

Boven de maximale goothoogte dient binnen een hellingshoek van maximaal 60 graden te worden gebouwd. Als er geen kap wordt gemaakt waar wel een maximale goothoogte is aangegeven kan tot deze hoogte gebouwd worden. De vaak noodzakelijke dakopbouwen ten behoeve van, onder andere, liften, schoorstenen, centrale verwarmingsinstallaties e.d. kunnen het silhouet van het stadsbeeld verstoren. In het bestemmingsplan zijn nieuwe dakopbouwen en dergelijke dan ook slechts na een ontheffing mogelijk. Boven elkaar geplaatste dakkapellen tasten de kapvorm ernstig aan. Het boven elkaar plaatsen van dakkapellen is in het bestemmingsplan om deze reden niet toegestaan.

Met plaatsing van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie moet in het beschermde stadsgezicht zorgvuldig worden omgegaan om aantasting van het stadsbeeld te voorkomen. Plaatsing is alleen mogelijk via een ontheffing.

4.6.10 Dakterrassen

De binnenstad wordt gekenmerkt door een duidelijke scheiding tussen het openbaar gebruik van de openbare ruimte en het privé-gebruik, dat zich achter de voorgevel en eventueel op het binnenterrein afspeelt. Om deze karakteristiek te behouden zijn dakterrassen niet toegestaan. Zij vormen vaak een uitbreiding van de privésfeer ten koste van rust en privacy.

In het plangebied kan een ontheffing voor een dakterras worden verleend indien het dakterras is gelegen aan de achterzijde van het hoofdgebouw of op een aanbouw op het binnenterrein. Voorwaarde is dat ze geen aantasting vormen van het daklandschap en dat de kapvorm wordt gerespecteerd.

4.6.11 Groene daken

Groene daken brengen groen in de stad en hebben een positief effect op het milieu. Zij kunnen zorgen voor een verbeterde waterhuishouding en voor een verbetering van het stedelijke microklimaat (minder droge lucht). Ook hebben zij een positief effect op de kwaliteit van het hemelwater en de atmosfeer (minder fijn stof). Voor bewoners zijn er verder de voordelen van een goede isolatie en binnenklimaatbeheersing. De dakbedekking heeft een langere levensduur.

Er is een subsidieverordening extensieve groene daken ingesteld om het aanbrengen van extensieve groene daken (kruiden of vegetatiedaken) op platte daken in de binnenstad te stimuleren. De begroeiing beperkt zich tot laagblijvende (vet)planten, mossen en kruiden. De belasting varieert van 20 tot 200 kg per vierkante meter. Ze hebben geen gebruiksfunctie en zijn alleen voor onderhoud toegankelijk. In tegenstelling tot extensieve groene daken gaat het bij intensieve groene daken om daken met veel hogere begroeiing en een veel zwaardere belasting. Zij zijn in dat opzicht vergelijkbaar met gewone daktuinen. Intensieve groene daken, daktuinen, maar ook dakterrassen vallen niet onder de doelstelling van het stimuleringsfonds.

De subsidie kan worden aangevraagd voor het realiseren van een extensief groen dak op een bestaand of te vernieuwen plat dak op een bestaand gebouw of bijgebouw.

4.6.12 Openbare ruimte

Straten en pleinen zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer'. Daarop mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die geen gebouwen zijn en ten dienste van de bestemming Verkeer functioneren. Openbaar gebied waar een groene invulling beeldbepalend is, heeft de bestemming 'Groen'. Hierop mag niet worden gebouwd en voorts mag hier niet worden geparkeerd uitgezonderd de bestaande schuinparkeerplaatsen langs de Plantage Westermanlaan. Het bestemmingsplan spreekt zich niet uit over de inrichting van de openbare ruimte maar uitsluitend over het gebruik van de gronden. Behoud en versterking van de waardevolle groenstructuur, alsmede kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte wordt onder meer uitgewerkt binnen het kader van het Handboek Openbare Ruimte.

4.6.13 Verkeer en parkeren

Verlichting van de parkeerdruk wordt niet gezocht in uitbreiding van parkeerplaatsen. Het gemeentelijk beleid is gericht op het verminderen van het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte, het verminderen van het autogebruik en het verbeteren van het openbaar vervoer.

Om gevels met een gesloten karakter te voorkomen zijn inpandige parkeergarages op de begane grond niet toegestaan en geldt voor ondergrondse parkeergarages dat ze niet zonder meer zijn toegestaan. Het aanbrengen van ondergrondse constructies kan negatieve effecten hebben op de omgeving door permanente wijzigingen in de grondwaterstand. Omdat de meeste panden binnen het plangebied op houten palen gefundeerd zijn kan een geringe wijziging grote effecten hebben. Er kan verdroging of vernatting ontstaan waardoor de omgeving last krijgt van wateroverlast in kruipruimten of paalrot. Het effect van een ondergrondse constructie op de grondwaterstand moet in een zo vroeg mogelijk stadium in kaart worden gebracht. Dit gebeurt met een geohydrologisch onderzoek dat ter toetsing aan Waternet wordt voorgelegd.

4.6.14 Gebouwde terrassen

In het plangebied zijn geen gebouwde terrassen aanwezig. Sinds juni 1992 is het gemeentelijk beleid om geen nieuwe gebouwde terrassen toe te staan, onder andere om privatisering van de openbare ruimte tegen te gaan.