direct naar inhoud van 5.12 Inpandige fietsenstallingen en parkeervoorzieningen
Plan: Oostelijke eilanden
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A0901BPSTD-OH01

5.12 Inpandige fietsenstallingen en parkeervoorzieningen

5.12.1 Algemeen

Nieuw te realiseren bouwlocaties dienen te voldoen aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam. Om die reden dient voor het realiseren van nieuwe ondergrondse fietsenstallingen en nieuwe ondergrondse parkeervoorzieningen altijd te worden getoetst aan de gevolgen voor de grondwaterhuishouding, het waterkerend vermogen van waterkeringen en de grondwaternorm.

Het realiseren van ondergrondse fietsenstallingen en ondergrondse parkeervoorzieningen mag niet leiden tot een verslechtering van de huidige grondwatersituatie als het gaat om de stand en kwaliteit van het grondwater. Tevens mag het realiseren van ondergrondse fietsenstallingen en ondergrondse parkeervoorzieningen er niet toe leiden dat het waterkerend vermogen van de waterkering wordt verminderd of teniet wordt gedaan. Toetsing dient te worden uitgevoerd door Waternet.

Fietsenstallingen zijn zonder meer toegestaan in de eerste bouwlaag van bebouwing.

5.12.2 Inpandige fietsenstallingen

Het dagelijks bestuur is bevoegd de bestemmingen 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2', 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Tuin - 1', 'Tuin - 2', 'Verkeer' en 'Wonen' te wijzigen om in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige fietsenstallingen te realiseren en in de eerste bouwlaag een toegang tot deze fietsenstallingen, mits wordt voldaan aan een aantal toetsingscriteria. Het algemene toetsingscriterium is dat het woon- en leefklimaat niet in onevenredige mate wordt aangetast. Om dichte plinten zoveel mogelijk tegen te gaan, mag de breedte van de toegang tot de fietsenstalling maximaal 3,50 meter zijn en mag de fietsenstalling niet in méér dan twee aaneengesloten panden worden gerealiseerd. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is er geen bezwaar tegen inpandige fietsenstallingen, zolang het straatbeeld geen overwegend gesloten karakter verkrijgt. Voor het realiseren van fietsenstallingen onder de bestemming 'Tuin- 1', 'Tuin - 2' en 'Groen' geldt als aanvullend criterium dat het dak van de fietsvoorziening ten minste 1 meter onder het omringende maaiveld geprojecteerd moet zijn. Op deze wijze wordt het gebruik van de daarboven gelegen gronden als tuin of groenvoorziening niet verhinderd. Daarnaast dient uit geohydrologisch onderzoek te blijken dat de ondergrondse fietsenstalling geen verslechtering van de grondwatersituatie tot gevolg heeft en niet leidt tot een verslechtering van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam. Een en ander wordt ter goedkeuring aan Waternet voorgelegd. Voor het realiseren van fietsenstallingen onder de bestemmingen 'Verkeer', 'Groen' en 'Water' geldt als voorwaarde dat het woon- een leefklimaat niet in onevenredige mate mag worden aangetast.

5.12.3 Inpandige parkeervoorzieningen

Stadsdeel Centrum heeft in 2004 de Nota Bereikbaarheid Binnenstad 2004-2009 vastgesteld, waarin het algemene verkeersbeleid is verwoord. De volgende onderwerpen komen onder meer in deze nota aan de orde: bereikbaarheid, mobiliteit, verkeersveiligheid, openbaar vervoer, autoverkeer, parkeren in de openbare ruimte en inpandig parkeren.

Het beleid op het gebied van inpandig parkeren is in de Garageverordening Amsterdam-Centrum 2005 vastgelegd. Beleidsdoelen zijn o.a. het bevorderen van de bereikbaarheid voor de woonfunctie en bedrijvigheid, het terugwinnen van openbare ruimte op parkeren, minder zoekverkeer, verkeersveiligheid en een betere milieukwaliteit. Voor het inpandig parkeren is in stadsdeel Centrum een garagevergunning vereist. In de Garageverordening is de parkeernorm vastgelegd die geldt voor a-locaties, te weten voor bedrijven één parkeerplaats per 250 m2 en 0,5 parkeerplaats per woning. In de Garageverordening is tevens bepaald dat onder bepaalde voorwaarden de norm ruimer kan worden toegepast, te weten voor bedrijven één parkeerplaats per 125 m2 en één parkeerplaats per woning. Daarnaast zijn voorwaarden opgenomen voor nieuwe bewoners- en bedrijfsgarages.

In dit bestemmingsplan zijn alleen bestaande inpandige garages toegestaan, alsmede een parkeergarage onder de bestemming 'Gemengd - 3' en de tussen deze bestemmingsvlakken ingelegen gronden onder de bestemming ' Verkeer'. Nieuwe garages kunnen alleen na wijziging van het bestemmingsplan worden gerealiseerd. In de regels zijn criteria opgenomen waaraan wordt getoetst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid. Dit zijn criteria van stedenbouwkundige en verkeerstechnische aard. Tevens wordt getoetst of de garage voldoet aan het algemene parkeerbeleid, zoals dit is vastgelegd in de Nota Bereikbaarheid Binnenstad en in de Garageverordening 2005.

Het dagelijks bestuur is bevoegd de bestemmingen 'Gemengd-1', Gemengd-2', 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Tuin-1', 'Tuin-2', 'Verkeer' en 'Wonen' te wijzigen, teneinde in de kelder/het souterrain van gebouwen inpandige parkeervoorzieningen te realiseren. Het algemene toetsingscriterium is dat het woon- en leefklimaat niet in onevenredige mate wordt aangetast. Om dichte plinten zoveel mogelijk tegen te gaan mag de breedte van de toegang tot de parkeervoorziening ten hoogste 3,50 meter zijn. Voor het realiseren van een parkeervoorziening onder de bestemming 'Tuin' geldt als aanvullend criterium dat het dak van de parkeervoorziening ten minste 1 meter onder het omringende maaiveld geprojecteerd moet zijn. Op deze wijze wordt het gebruik van de daarboven gelegen gronden als tuin of groenvoorziening niet verhinderd. Voor het realiseren van parkeervoorzieningen onder de bestemmingen 'Verkeer' en 'Water' geldt als voorwaarde dat het woon- een leefklimaat niet in onevenredige mate wordt aangetast en dat de parkeervoorziening moet voldoen aan het algemene verkeer- en parkeerbeleid van het stadsdeel en hogere overheden.