Plan: | Bestemmingsplan Eerste Partiele Herziening Stationseiland-Fietsflat |
---|---|
Plannummer: | A0901BPGST |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A0901BPGST-OH01 |
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan verzonden aan:
1. Provincie Noord-Holland
2. Vrom-Inspectie, Regio Noord-West
3. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
4. Waternet
5. Bureau Monumenten en Archeologie
6. Dagelijks Bestuur stadsdeel Amsterdam Centrum
7. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
De Provincie Noord-Holland (bij e-mail van 15 december 2009), de Vrom-Inspectie, regio Noord-West (bij brief van 29 oktober 2009), Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (bij e-mail van 28 april 2010) en het Dagelijks Bestuur, Stadsdeel Amsterdam Centrum (bij e-mail van 29 oktober 2009) hebben aangegeven geen bezwaren tegen het voorontwerpbestemmingsplan te hebben. Het Hoogheemraadschap heeft niet gereageerd in het kader van het vooroverleg.
Bij brief van 30 november 2009 heeft het Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan, daarnaast heeft Waternet per mail op 31 mei 2010 gereageerd. Daarbij zijn (samengevat) de volgende opmerkingen gemaakt :
I.
BMA is van mening dat de informatie in hoofdstuk 9 onvolledig is. Onder verwijzing naar de wetswijziging van 1 september 2007 (Stb. 2007,42), ter implementatie van het verdrag van Malta, is het BMA van mening dat artikel 38a lid 1 van de Monumentenwet impliceert dat (in ieder geval) een archeologisch bureauonderzoek zou moeten worden uitgevoerd. In hoofdstuk 9 wordt verwezen naar de archeologische waardestelling van de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. De waardestellingen van beide kaarten zijn echter bedoeld als primaire algemene indicaties die per specifiek plangebied nadere invulling en precisering behoeven middels een bureauonderzoek. Het BMA verzoekt tot het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek, dan wel de resultaten van dit onderzoek toe te voegen aan de toelichting/bijlage.
Reactie :
Artikel 38a van de Monumentenwet luidt als volgt : De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Artikel 38a van de Monumentenwet impliceert de plicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan kennis te nemen omtrent het “bodemarchief” ter plaatse . Het staat buiten kijf dat archeologische monumentenzorg deel uit dient te maken van de integrale afweging ter zake van het gebruik van de ruimte. BMA stelt voor deze kennis te vergaren door middel van een bureauonderzoek. Voorliggend bestemmingsplan geeft een bestemmingsplanregeling voor een reeds bestaand en opgericht bouwwerk. De bestemmingsregeling geeft de precieze afmeting van het bouwwerk zoals het nu is opgericht. Middels een wijzigingsbepaling kan de bestemming alleen worden gewijzigd naar de bestemming “Water”. Voor zover er archeologische waarden aanwezig zijn zullen deze door voorliggende bestemmingsregeling of de wijzigingsbevoegdheid niet (verder) worden aangetast. Immers, het bestemmingsplan maakt, als de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, alleen de bestemming “Water”mogelijk. Een archeologisch bureauonderzoek ten behoeve van een reeds bestaand en opgericht gebouw lijkt ons niet oppertuun.
II.
In hoofdstuk 9 wordt gesteld dat de fietsflat door zijn tijdelijkheid geen (permanente) bedreiging vormt voor het Beschermd Stadsgezicht. Het BMA is van mening dat de fietsflat door zijn aanwezigheid alreeds een aantasting is van het Beschermd Stadsgezicht, waarin overigens het vrije uitzicht op het station en de bijbehorende infrastructurele voorzieningen door de minister als specifieke kwaliteit worden genoemd. Door omzetting van de tijdelijke bestemming naar een eindbestemming wordt deze aantasting voor onbepaalde tijd gecontinueerd . BMA verzoekt om aan te geven het uiteindelijke verwijderen van de fietsflat is gegarandeerd en tevens of een indicatie gegeven kan worden van de tijdelijkheid.
Reactie :
De fietsflat, welke als tijdelijke voorziening is gerealiseerd, had in het bestemmingsplan “Stationseiland” een voorlopige bestemming welke op 31 december 2009 is geexpireerd. Er zijn geen juridische mogelijkheden meer om de fietsflat op basis van een tijdelijke vergunning of voorlopige bestemmingsplan nog nader te faciliteren. Geconstateerd kan worden dat de fietsflat nog benodigd is als fietsparkeervoorziening totdat de fietsparkeervoorzieningen onder het Centraal Station gereed zijn gekomen. De ondergrondse fietsparkeervoorzieningen hangen samen met de realisatie van de Noord-Zuidlijn. Om de fietsflat een formeel-juridische status te geven is het benodigd de fietsflat permanent te bestemmen. Dit ondanks het feit dat het hier feitelijk een tijdelijk bouwwerk betreft. De fietsflat is opgericht om tijdelijk te voorzien in parkeervoorziening voor fietsen en/of bromfietsen. De fietsflat biedt ruimte aan 2500 fietsen. In de definitieve inrichting van het Stationseiland zullen 10.000 fietsparkeerplekken gerealiseerd worden op en rond het Stationseiland. Op dat moment is de fietsflat als tijdelijke voorziening niet meer nodig. Echter, gezien de complexiteit van en de hoeveelheid werkzaamheden in en rondom het stationsgebied, heeft de voortgang van deze werkzaamheden vertraging opgelopen, waardoor de fietsflat de komende tijd noodzakelijk blijft om in de behoefte aan fietsparkeren te voorzien.Volgens de planning zullen eerder genoemde 10.000 fietsparkeerplaatsen medio 2013 worden opgeleverd. Ammovering van de fietsflat hangt dus samen met de afronding van de eerder genoemde activiteiten. De Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer (DIVV) is eigenaar van de fietsflat, derhalve heeft de gemeente het zelf in de hand om over te gaan tot ammovering.
III
Waternet voert namens de gemeente Amsterdam het onderhoud uit van de waterbodem in de gracht. In de tijdelijke situatie had Waternet hier geen problemen mee omdat na ammovering de waterbodem weer gebaggerd kan worden. Nu de fietsflat een definitieve bestemming krijgt, en het hier om een forse constructie gaat, is het niet mogelijk om de waterbodem onder de constructie te onderhouden.
Reactie:
Om het onderhoud van de waterbodem te garanderen is in overleg tussen DIVV en Waternet afgesproken dat DIVV een ( tijdelijke) Watervergunning aanvraagt. In deze Watervergunning komen de afspraken te staan over hoe het onderhoud van de waterbodem kan worden gegarandeerd.
IV
Waternet zou de globale datum van ammovering van de fietsflat graag in de tekst opgenomen zien.
Reactie:
Zie onze reactie onder II.
V
Voor de fietsflat is nog nooit een watervergunning aangevraagd. Nu de fietsflat een bestemming voor onbepaalde tijd krijgt is een dergelijke vergunning noodzakelijk.
Reactie:
DIVV zal als eigenaar van de flat een watervergunning aanvragen. In deze watervergunning komen ook de afspraken over het onderhoud van de waterbodem te staan.