Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0362.PP05-VG01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
TOELICHTING
Inhoudsopgave
1.1 Aanleiding en doelstelling
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
1.3 Geldende bestemmingsplannen
HOOFDSTUK 2 HET ERFGOEDBELEID IN HET PARAPLUBESTEMMINGSPLAN ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE
4.1 Economische uitvoerbaarheid
4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
1.1 Aanleiding en doelstelling
De gemeente Amstelveen heeft op 28 september 2016 de Erfgoednota vastgesteld. Met de vaststelling van de Erfgoedwet per 1 juli 2016 en het vervallen van de Monumentenwet moest de gemeentelijke Erfgoedverordening geactualiseerd worden.
Het archeologiebeleid van Amstelveen was vastgesteld in 2008 en toe aan een actualiseringsslag. In opdracht van de gemeente heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2015/2016 een actualisatie van de bestaande gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt.
Het archeologiebeleid zal onder meer verankerd moeten worden in bestemmingsplannen. Artikel 38a van de Monumentenwet bevatte namelijk de verplichting om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. Dit artikel is tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgenomen in het overgangsrecht van de Erfgoedwet.
Hetzelfde geldt voor het cultuurhistorisch beleid. Door de wijziging in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) is sinds januari 2012 het opnemen van een cultuurhistorische paragraaf verplicht. In de toelichting dient een beschrijving opgenomen te worden van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarde is omgegaan.
Om op een praktische en adequate manier te voldoen aan de wettelijke beschermingsplicht is gekozen voor het vaststellen van een paraplubestemmingsplan. In dit paraplubestemmingsplan wordt voor het gehele gemeentelijke grondgebied een bestemmingsplan vastgesteld, dat de onderliggende bestemmingsplannen intact laat, maar waarmee het nieuwe archeologie- en cultuurhistoriebeleid aanvullend wordt vastgesteld.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
Voorliggend paraplubestemmingsplan voorziet in een partiële herziening van alle Amstelveense bestemmingsplannen. De ligging en begrenzing van het plangebied waar dit paraplubestemmingsplan betrekking op heeft betreft derhalve het gehele grondgebied van Amstelveen.
Een parapluplan is in feite het maken van een gedeeltelijke herziening van meerdere plannen voor een bepaald facet of onderwerp. In het onderhavig geval is het onderwerp archeologie en cultuurhistorie in geheel Amstelveen.
Voor het opstellen van een gedeeltelijke herziening gelden de volgende regels:
Is het (moeder)plan als ontwerp ter visie gegaan voor 1 januari 2010, en verandert er geen bestemming, dan is artikel 8.1.2. Bro van toepassing, en zijn de digitaliseringsverplichtingen niet van toepassing. De herziening mag dan analoog conform het moederplan worden opgezet.
Is het (moeder)plan als ontwerp ter visie gegaan na 1 januari 2010, dan zijn de digitaliseringsverplichtingen van toepassing en zal de herziening dan ook conform de RO Standaarden (SVBP 2012) moeten worden opgezet. De herziening is dan een digitaal bestemmingsplan. De grens van de herziening is dan gelijk aan de totaal grens van alle vigerende plannen die worden herzien.
Binnen de gemeente Amstelveen is zowel sprake van bestemmingsplannen die als ontwerp voor en na 1 januari 2010 ter visie hebben gelegen. Het onderhavige paraplubestemmingsplan voorziet derhalve in een partiële herziening van zowel analoog als digitaal geldende bestemmingsplannen. In de bijlage van de regels zijn twee kaarten opgenomen: Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie (analoog; niet digitaal raadpleegbaar) en Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie (digitaal; digitaal en analoog raadpleegbaar) waaruit blijkt welke analoge en digitale bestemmingsplannen worden herzien. De twee plangebiedsgrenzen tezamen vormen het plangebied waar dit paraplubestemmingsplan betrekking op heeft.
1.3 Geldende bestemmingsplannen
Dit paraplubestemmingsplan vervangt/herziet gedeeltelijk alle Amstelveense bestemmingsplannen, zowel de analoog geldende als de digitaal geldende.
Hieronder volgt een overzicht van de bestemmingsplannen die met dit paraplubestemmingsplan gedeeltelijk worden herzien.
De volgende analoog geldende bestemmingsplannen worden met dit paraplubestemmingsplan gedeeltelijk herzien:
Amsterdamse Bos;
Amstelveen Noord-West;
Amstelveen Stadshart;
Amstelveen Midden-West;
Wester Amstel.
De volgende digitaal geldende bestemmingsplannen worden met dit paraplubestemmingsplan gedeeltelijk herzien:
1e herziening Amsterdamse Bos - A9 Fokkerweg;
2e herziening Amsterdamse Bos - Woonschepen;
1e herziening Amstelveen Noord-West Tulpenburg-De Schulp;
2e herziening Amstelveen Noord-West Graaf Aelbrechtlaan;
3e herziening Amstelveen Noord-West Amsterdamseweg 73-77;
4e herziening Amstelveen Noord-West Laan Rozenburg 15-17;
1e wijziging Amstelveen Noord-West Ms. S. van Houtenlaan;
2e wijziging Amstelveen Noord-West Amsterdamseweg 441;
1e herziening bestemmingsplan Amstelveen Stadshart-Palet Noord;
2e herziening bestemmingsplan Amstelveen Stadshart;
uitwerkingsplan Amstelveen Stadshart van Heuven Goedhartlaan 15-17;
uitwerkingsplan Amstelveen Midden-West Fokkerlaan;
uitwerkingsplan Amstelveen Midden-West Olmenlaan-Lindenlaan;
1e herziening Amstelveen Midden-West Sportlaan 37;
3e herziening Amstelveen Midden-West Sportpark Janselaan West;
4e herziening Amstelveen Midden-West Hortensialaan;
5e herziening Amstelveen Midden-West Startbaan 12;
6e herziening Amstelveen Midden-West Hortensialaan;
7e herziening Amstelveen Midden-West parkeerterreinen Laan Nieuwer Amstel;
8e herziening Amstelveen Midden-West Appellaan-Notenlaan;
9e herziening Amstelveen Midden-West Van der Hooplaan 180;
Amstelveen Noord-Oost;
1e herziening Wester-Amstel;
2e herziening Wester-Amstel Landgoed Tulpenburg;
3e herziening Wester-Amstel Amstelzijde;
Amstelveen Zuid-Oost 2015;
Amsteleiland;
Golfbaan;
Landelijk Gebied;
1e herziening Landelijk Gebied Amsteldijk Zuid 202 bis;
2e herziening Landelijk Gebied Ringdijk BP11;
Amstelveen Zuid-West 2014;
Legmeerpolder;
1e herziening Legmeerpolder Legmeerdijk 246;
Legmeerpolder Zuid;
1e herziening Legmeerpolder Zuid De Loetenweg;
Zijdelweg 21-23;
N201-Zijdelweg;
Landelijk Gebied Zuid;
N201 - Natuurcompensatie 2e fase;
Afsluitschema Gasunie S-6349 t.p.v. Meerlandenweg 55.
HOOFDSTUK 2 HET ERFGOEDBELEID IN HET PARAPLUBESTEMMINGSPLAN ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE
2.1 Inleiding
Gezien de recente vaststelling van het cultuurhistorisch en het archeologisch beleid zijn de regeling en waarden uit het beleid nog niet in alle vigerende bestemmingsplannen verankerd. Met het voorliggende paraplubestemmingsplan worden de vigerende bestemmingsplannen binnen het grondgebied van de gemeente Amstelveen herzien voor het onderdeel archeologie en cultuurhistorie. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de verankering van het archeologische en cultuurhistorische beleid in het bestemmingsplan.
2.2 Archeologie
2.2.1 Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart
Om de archeologische waarden van een gebied te kunnen bepalen is het van belang te weten wat waar aanwezig is, dan wel te verwachten is. Voor de gemeente Amstelveen is dit bepaald op basis van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart.
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. heeft in 2015 een actualisatie van de bestaande gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt (zie voor het rapport bijlage 1). Tot op heden is gebruik gemaakt van de in 2008 opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart.
Met de actualisatie heeft met name een kritische evaluatie plaatsgevonden van de archeologische verwachtingswaarde met betrekking tot de kreeksystemen in de droogmakerij en de hieraan gekoppelde vrijstellingsgrenzen. Voor de historische buitenplaatsen geldt dat deze niet zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen. Behoefte bestaat aan borging van deze waarden in het proces van ruimtelijke ordening middels een aanpassing van het archeologiebeleid. Tevens zijn in de tussentijd (2008-2014) archeologische onderzoeken uitgevoerd, die tot nieuwe inzichten hebben geleid. Als gevolg van de verrichte archeologische onderzoeken bleek op enkele plekken de verwachting niet of slechts gedeeltelijk overeen te komen met de daadwerkelijk aangetroffen archeologische waarden.
Het onderzoek had enerzijds tot doel de onderliggende gegevens van de reeds bestaande kaart uit 2008 te actualiseren en anderzijds de huidige beleidscategorieën te analysen en eventueel te herzien.
Tijdens de actualisatie is een zo compleet mogelijke database van alle bekende geologische en archeologische gegevens uit de gemeente Amstelveen samengesteld. Het doel hiervan was het actualiseren van het bestand van bekende archeologische vindplaatsen in de gemeente Amstelveen en het herzien van de archeologische verwachting van de diverse landschappelijke eenheden. Landschappelijke ligging, aard, ouderdom, verspreiding, gaafheid en conservering van bekende archeologische vindplaatsen kunnen namelijk aanwijzingen verschaffen over de aanwezigheid van gelijksoortige, nog onbekende archeologische resten op andere, vergelijkbare locaties. Deze database is vervolgens gebruikt om de bestaande archeologische verwachtingskaart te actualiseren. Op basis van de bekende en te verwachten archeologische waarden is de archeologische beleidskaart opgesteld en het gemeentelijk archeologiebeleid geformuleerd. Daarmee heeft de archeologische verwachtingskaart zijn doel gediend. De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart zijn als bijlage 2 opgenomen.
In essentie is de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Amstelveen de visuele weergave van de intensiteit van het (eventueel) benodigde archeologische onderzoek, in het geval er ergens gebouwd gaat worden of de grond anderszins verstoord wordt. De beleidsadvieskaart vormt dan ook de kern: wat te doen bij bodemingrepen? De archeologische beleidskaart maakt verschil in 5 archeologische waarden. Deze waarden worden doorvertaald in het voorliggend bestemmingsplan.
2.2.2 Vertaling archeologiebeleid in het bestemmingsplan
De archeologische waarden van de beleidskaart zijn op de verbeelding opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1 t/m 5'. Per categorie is aangegeven wat het gewenste beleid is ten aanzien van de onderzoeksverplichting. Categorie 1 betreft een vastgestelde archeologische waarde. De categorieën 2 t/m 5 worden gekenmerkt als archeologische verwachtingsgebieden. Dit betreffen gebieden waarvoor op basis van bekende archeologische vindplaatsen, geomorfologie en landschap een archeologische verwachting is geformuleerd. Hieronder wordt nader ingegaan op de verschillende categorieën.
Archeologische Waarde categorie 1:archeologische monumenten, vindplaatsen en belangrijke historische terreinen
Deze categorie betreft terreinen en/of zones waar de aanwezigheid van archeologische resten is aangetoond. Het gaat om de AMK-terreinen (Archeologische Monumentenkaart) en de historische kernen alsmede het merendeel van de vindplaatsen (vindplaatsencatalogus), de molenplaatsen, kalkoven, verdedigingswerken en de (verdwenen) buitenplaatsen. De archeologische vindplaatsen en cultuurhistorische elementen zonder begrensd oppervlak hebben een buffer van 50 m rondom het centrumcoördinaat van de vindplaats. Wanneer de vindplaatsen onderdeel vormen van een AMK-terrein of historische kern vallen zij binnen die betreffende begrenzing.
Geadviseerd wordt om archeologisch onderzoek als voorwaarde te stellen aan bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv, waarbij een oppervlakte-ondergrens van 50 m² wordt aangehouden. Bij onderzoek dient rekening gehouden te worden met dieper gelegen potentieel archeologische niveaus zoals inversieruggen en het dekzandoppervlak.
Archeologische Waarde categorie 2: zone waarbinnen historische bebouwing heeft plaatsgevonden en historische kades
In deze zones is de verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten vanaf de Late Middeleeuwen hoog en er bestaan concrete aanwijzingen dat deze aanwezig zijn: het gaat om de historische bewoningslinten (Amsterdamseweg, Handweg, Legmeerdijk, Bovenkerkerweg en de Amsteldijk). Voor de oeverwal van de Amstel geldt tevens een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen vanaf de Bronstijd tot en met de Vroege Middeleeuwen.
De maat van deze ondergrens is mede gebaseerd op de omvang van de te verwachten vindplaatsen: dit betreffen onder andere resten van historische bebouwing en huisplaatsen.
Deze categorie betreft tevens de historische kades die van belang zijn voor de ontginningsgeschiedenis binnen de gemeente. In geval van doorgravingen (coupures) of vergravingen wordt geadviseerd om archeologisch onderzoek als voorwaarde te stellen. Geadviseerd wordt om archeologisch onderzoek als voorwaarde te stellen aan bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv, waarbij een oppervlakte-ondergrens van 100 m² wordt aangehouden.
Bij onderzoek dient rekening gehouden te worden met dieper gelegen potentieel archeologische niveaus zoals inversieruggen en het dekzandoppervlak.
Archeologische Waarde categorie 3: onverveend bovenland
Deze categorie betreft het onverveende bovenland buiten de zones waar historische bebouwing en/of kades worden verwacht (gebied ten westen van de Amsteldijk, groot loopveld (tracé ten zuiden van de A9) en het onverveende gebied in het noord-westen van Amstelveen). De onverveende gebieden met en zonder recente ontwikkelingen worden in deze categorie samengebracht. Deze gebieden hebben een middelhoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten vanaf de Late Middeleeuwen. Resten van bewoning worden echter niet verwacht. Om die reden krijgt het onverveend bovenland een ruimere ondergrens dan de zones met een hoge verwachting voor de aanwezigheid van bewoningsresten. Geadviseerd wordt om in geval van bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 1.000 m² archeologisch onderzoek als voorwaarde te stellen. Bij ingrepen vanaf deze omvang wordt verwacht dat archeologisch onderzoek zinvol zal zijn in het licht van de te verwachten resten.
Bij onderzoek dient rekening gehouden te worden met dieper gelegen potentieel archeologische niveaus zoals afgedekte kreeksystemen en het dekzandoppervlak.
Archeologische waarde categorie 4: inversieruggen in droogmakerij
Deze categorie betreft de inversieruggen die zichtbaar zijn binnen de (onbebouwde) zones van de droogmakerijen (Bovenkerkerpolder en de Noorderlegmeerpolder). Deze ruggen hebben een middelhoge verwachting voor de aanwezigheid van resten uit het Midden en Laat Neolithicum, waarbij voornamelijk vindplaatsen met een kleine omvang en dunne vondstspreiding worden verwacht. Gezien de complexe landschappelijke opbouw en de te verwachten archeologische resten wordt archeologisch onderzoek in deze categorie pas zinvol geacht bij grootschalige bodemingrepen.
Er wordt geadviseerd een ondergrens te hanteren van 5.000 m² bij bodemingrepen die dieper reiken dan 30 cm -Mv. Dit betekent dat alleen bij werkelijk grootschalige ingrepen archeologisch vooronderzoek dient te worden uitgevoerd. Doel hiervan is het bepalen van de geologische ondergrond en daarmee feitelijk het toetsen van de in onderhavige rapport opgestelde archeologische verwachtingen. Onderzoek in een plangebied van kleinere omvang levert namelijk niet genoeg informatie op om duidelijk kansrijke delen in dit landschap te selecteren. Geadviseerd wordt om bij dergelijke grootschalige ingrepen niet te volstaan met een verkennend booronderzoek, maar om het onderzoek direct intensiever in te steken (mogelijk combinatie van boringen met proefsleuven) om daadwerkelijk de verwachting te kunnen toetsen.
Bij onderzoek dient tevens rekening gehouden te worden met dieper gelegen potentieel archeologische niveau in de vorm van het dekzandoppervlak.
Archeologische Waarde categorie 5: gebieden met een lage verwachting
Deze categorie betreft alle overige zones waarvoor ten aanzien van de perioden vanaf het Midden Neolithicum een lage archeologische verwachting geldt. Het gaat om de verveende en drooggemaakte gebieden buiten de bewoningslinten en de zone met historische bebouwing in het Amsterdamse Bos en buiten de zichtbare inversieruggen. Voor deze zones geldt een onbekende verwachting voor de vroege Prehistorie ten aanzien van het dekzandoppervlak, zoals deze voor het gehele gemeentelijk grondgebied geldt. Tevens geldt een onbekende archeologische verwachting ten aanzien van dieper gelegen kreeksystemen, indien aanwezig. Geadviseerd wordt om alleen bij grootschalige ingrepen in deze zone onderzoek naar dieper gelegen kreeksystemen en het dekzandoppervlak te laten plaatsvinden. Archeologisch vooronderzoek in deze categorie is in eerste instantie primair landschappelijk van aard.
Er wordt geadviseerd een ondergrens te hanteren van 10.000 m² bij bodemingrepen die dieper reiken dan 30 cm -Mv. Deze strenge dieptegrens is aangehouden, aangezien niet op voorhand bekend is op welke diepte de landschappelijke eenheden zich bevinden. In combinatie met de grote oppervlaktegrens wordt gewaarborgd dat alleen bij werkelijk grootschalige ingrepen archeologisch vooronderzoek dient te worden uitgevoerd (dus bijvoorbeeld niet bij reguliere agrarische werkzaamheden in het landelijk gebied). Doel hiervan is het bepalen van de landschappelijke opbouw en in het bijzonder de opbouw van het getijdenlandschap en de diepteligging, bodemvorming in en het reliëf van het dekzandlandschap.
2.3 Cultuurhistorie
2.3.1 Cultuurhistorie in de erfgoednota
De gemeente Amstelveen heeft op 28 september 2016 de Erfgoednota vastgesteld met als doel het cultureel erfgoed te inventariseren en het bieden van een visie met betrekking tot de cultuurhistorische waarde. Met cultureel erfgoed wordt bedoeld het fysieke, veelal gebouwde en/of ontworpen erfgoed binnen de ruimtelijke omgeving. Dat kunnen zowel aangewezen monumenten zijn, als wel objecten, landschappen of structuren met cultuurhistorische waarde.
Cultureel Erfgoed is alles wat het waard is om behouden te worden voor de komende generaties. Alles dat 'van waarde' wordt geacht, dient niet per definitie onaangetast te blijven. Er is geen absolute scheiding tussen waardevol en waardeloos, en behoudenswaardig en niet-behoudenswaardig. Waardevol erfgoed hoeft immers niet uitgezonderd te worden van enige ontwikkeling en weinig-waardevol erfgoed kan juist door ontwikkeling versterkt worden.
De focus in de Erfgoednota ligt niet langer op een strikt en statisch behoud van objecten, maar vooral op de ontwikkeling van gebieden, structuren, ensembles en gebouwen, waarbij cultuurhistorisch erfgoed wordt ingezet als inspiratiebron en verrijking. Denk daarbij aan lintdorpen, dijken, de verkaveling van het veenlandschap, groenstroken en de stedenbouwkundige opzet van woonwijken die typerend zijn voor een bepaalde bouwperiode.
2.3.2 Cultuurhistorische gebiedsbeschrijvingen
In Amstelveen is voor 10 gebieden de aanwezige cultuurhistorie geïnventariseerd, beschreven en gewaardeerd. Van elk gebied is een toelichting geschreven over de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden, het beleid op gebied van archeologie en de aanwezige monumenten. Daarnaast is per gebied een archeologische beleidsadvieskaart en een cultuurhistorische waardenkaart opgenomen.
Van de volgende gebieden is een cultuurhistorische beschrijving gegeven:
Amstelveen Zuid-West
In het gebied Amstelveen Zuid-West zijn diverse cultuurhistorische waarden aanwezig. Dit betreffen dijklichamen (Legmeerdijk, Noordammerlaan en Bovenkerkerweg) deze hebben een landschappelijke waarde, spoorwegtracés (Haarlemmermeer spoorlijnen), een oude dorpskern en de kerk van Bovenkerk.
Amstelveen Zuid-Oost
In het gebied Amstelveen Zuid-Oost zijn de volgende cultuurhistorische waarden aanwezig: de verdedigingswerken Linie van Krayenhof, de Koninklijke Nederlandse Springstoffenfabriek, het Groot Loopveld en de dijklichamen Bovenkerkerweg en Ouderkerkerlaan zijn van landschappelijke waarde. Daarnaast is er in het gebied sprake van een verdwenen verdedigingswerk, kerk en molen.
Wester Amstel
Het polderlandschap en onverveend Bovenland langs de Amstel en de Amsteldijk (dijklichaam) zijn van landschappelijke waarde. In het gebied Wester Amstel bevindt zich het van Rijkswege beschermde stads- en dorpsgezicht Buurt over Ouderkerk en van Gemeentewege beschermd stads- en dorpsgezicht van de Schneidershuisjes. Daarnaast zijn er in het gebied diverse verdwenen en bestaande buitenplaatsen en twee verdwenen molens.
Amsterdamse Bos
Het gehele gebied Amsterdamse Bos is van landschappelijke waarde. Daarbinnen bevindt zich het dijklichaam Schinkelpolder-Rietwijkerpolder en het spoorwegtracé (Haarlemmermeer spoorlijnen). Daarnaast bevinden zich in het gebied diverse elementen van cultuurhistorische waarden. Dit betreffen onder andere verdwenen molens, een verdwenen verdedigingswerk en een bestaand verdedigingswerk. Tevens bevindt zich in het gebied een deel van de oude dorpskern van Amstelveen.
Amstelveen Noord-West
In het gebied Amstelveen Noord-West zijn diverse elementen van cultuurhistorische waarde. Dit betreffen een spoorwegtracé (Haarlemmermeer spoorlijnen), het noordelijk deel van de oude dorpskern van Amstelveen, vier bestaande kerken, een bestaande molen (De Dikkert), een verdwenen buitenplaats (Braeckrijk), een bestaand verdedigingswerk en een verdwenen verdedigingswerk. In het gebied bevinden zich diverse parken die van landschappelijke waarde zijn. Dit betreffen het Broersepark, heempark de Braak, Jac. P. Thijssepark en het Koos J. Landwehrpark. Daarnaast bevindt zich in het gebied het dijklichaam Amsterdamseweg-Dorpsstraat.
Amstelveen Midden-West
In het gebied Amstelveen Midden-West ligt het grootste deel van de oude dorpskern Amstelveen. Daarnaast bevinden er zich twee verdwenen verdedigingswerken, vier bestaande kerken en een spoorwegtracé. Deze zijn van cultuurhistorische waarde. Het Groot Loopveld en het dijklichaam Handweg-Bovenkerkerweg zijn van landschappelijke waarde in het gebied.
Stadshart
In het gebied Stadshart zijn geen gebieden of objecten aangewezen met cultuurhistorische en landschappelijke waarde.
Landelijk Gebied
In het Landelijk Gebied bevindt zich de Dorpskern Nes aan de Amstel. Daarnaast zijn er in het gebied een drietal molenstompen en diverse verdwenen molens, verdedigingswerken en een verdwenen kalkoven, welke van cultuurhistorische waarden zijn. Het polderlandschap langs de Amstel en het onverveend Bovenland zijn van landschappelijke waarde. Dit geldt tevens voor de dijklichamen Amsteldijk en Bovenkerkerweg en het Amsteleiland.
Amstelveen Noord-Oost
In het gebied Amstelveen Noord-Oost bevinden zich twee kerken die van cultuurhistorische waarden zijn. In het gebied bevinden zich geen gebieden of objecten van landschappelijke waarde.
Legmeerpolder
In het gebied Legmeerpolder zijn de dijklichamen Legmeerdijk en Bovenkerkerweg-Zijdelweg van landschappelijke waarde. Daarnaast bevindt zich in het plangebied een spoorwegtracé welke van cultuurhistorische waarde is.
Zie voor de volledige gebiedsbeschrijvingen bijlage 3.
2.3.3 Vertaling cultuurhistorie in het bestemmingsplan
De cultuurhistorische waarden die geïnventariseerd zijn, zijn met name te vinden in het Amsterdamse Bos, Midden West, Zuid West, Wester Amstel, het Landelijk Gebied en langs de Amstel. De cultuurhistorische waarden bestaan uit landschappelijke waarden (Amsterdamse Bos en strook langs de Amstel), dijklichamen, een spoorwegtracé, oude dorpskernen, bestaande en verdwenen verdedigingswerken, kerken, molens, een verdwenen kalkoven en bestaande en verdwenen buitenplaatsen.
De gebieden en objecten met cultuurhistorische waarden zijn grotendeels als archeologische waarde op de archeologische beleidsadvieskaart opgenomen. Deze hebben in dit paraplubestemmingsplan de bestemming Waarde - Archeologie (1 t/m 5) gekregen.
Alle verdwenen molens, verdedigingswerken en buitenplaatsen zijn binnen dit bestemmingsplan opgenomen als Waarde - Archeologie 1. Dit geldt tevens voor een voormalig Joods werkkamp in het Amsterdamse Bos. Er worden in de ondergrond nog resten van dit kamp verwacht. Middels dit bestemmingsplan worden de cultuurhistorische waarden van deze objecten in acht genomen door het opnemen van specifieke bouwregels en een aanlegvergunningstelsel. De bestaande kerken, buitenplaatsen, molen en molenstompen hebben een beschermde status als rijks- of gemeentelijk monument.
De dijklichamen hebben in dit bestemmingsplan de bestemming Waarde - Archeologie 2 gekregen. De cultuurhistorische en landschappelijke waarden van deze dijklichamen worden in dit bestemmingsplan beschermd door het opnemen van specifieke bouwregels en een aanlegvergunningstelsel.
De bestaande buitenplaatsen langs de Amstel zijn in het bestemmingsplan Wester Amstel specifiek bestemd als (Wonen) Landgoed. De cultuurhistorische waarden van deze buitenplaatsen worden binnen deze bestemming in acht genomen. Daarnaast hebben de bestaande buitenplaatsen in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 gekregen. Deze bestemming biedt tevens bescherming met betrekking tot het bouwen en aanlegactiviteiten.
De oude dorpskernen bevinden zich in Wester Amstel (Buurt over Ouderkerk), Nes aan de Amstel, Bovenkerk en het Oude Dorp Amstelveen. Buurt over Ouderkerk is een Rijksbeschermd dorpsgezicht en heeft in deze een beschermde status. In het nieuw op te stellen bestemmingsplan Wester Amstel heeft Buurt over Ouderkerk de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie Rijk gekregen. Daarnaast zijn de gebouwen met cultuurhistorische waarden in Buurt over Ouderkerk aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument. De drie rijen Schneidershuisjes aam de Amsteldijk, ten noorden van de Oranjebaan, zijn een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Deze hebben binnen de bestemming Wester Amstel de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeente'. Een deel van het Oude Dorp Amstelveen (ten zuiden van de A9) is aangewezen als gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Overige gebouwen met cultuurhistorische waarden in het Oude Dorp Amstelveen zijn aangewezen als gemeentelijk monument. De dorpskernen Nes aan de Amstel en Bovenkerk hebben geen specifieke status als beschermd dorpsgezicht. De gebouwen met cultuurhistorische waarden in deze dorpskernen zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument. Om de cultuurhistorische lintbebouwing van Bovenkerk te behouden zijn in het bestemmingsplan Amstelveen Zuid-West 2014 specifieke bouwregels opgenomen met betrekking tot voorgevelrooilijn en kapvorm.
De gebieden met landschappelijke waarden betreffen het Amsterdamse Bos, het polderlandschap en onverveend Bovenland langs de Amstel en de Amsteldijk (Wester Amstel en Landelijk Gebied) en het Groot Loopveld. De gronden met landschappelijke waarden hebben binnen dit bestemmingsplan de bestemming Waarde - Archeologie 3 en 5 (Amsterdamse Bos) gekregen. De landschappelijke waarden worden in deze beschermd aangezien er voor deze gebieden specifieke bouwvoorschriften gelden en een aanlegvergunningstelsel. Voor de gebieden Wester Amstel en het Amsterdamse Bos worden nieuwe bestemmingsplannen opgesteld. In deze bestemmingsplannen worden de landschappelijke waarden tevens in acht genomen. Dit middels een dubbelbestemming Waarde - Aardkundige Waarden en de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden' of door regels op te nemen binnen de bestemming 'Natuur - Recreatie' welke voor het Amsterdamse Bos geldt.
De cultuurhistorische waarden worden middels dit paraplubestemmingsplan voldoende beschermd aangezien de gebieden met cultuurhistorische waarden grotendeels bestemd zijn als Waarde - Archeologie (1 t/m 5). Daarnaast hebben gebouwen met de hoogste cultuurhistorische waarden een monumentale status en zijn gebieden met landschappelijke waarden en buitenplaatsen specifiek bestemd in de bestemmingsplannen Wester Amstel en Amsterdamse Bos.
HOOFDSTUK 3 PLANOPZET
3.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend voor de burger. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan gebruikt.
3.2 De planregels
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: inleidende regels; met daarin definities en de wijze van meten en berekenen en de reikwijdte van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2: bestemmingsregels; die het hart van ieder bestemmingsplan vormen. Ze zijn opgebouwd uit een bestemmingsomschrijving, waarin een omschrijving wordt gegeven van de aan de grond toegekende functies. Per bestemming worden bouwregels gegeven, waarin voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bouwbepalingen worden geregeld. Ten behoeve van de archeologische waarden is tevens een aanlegvergunningstelsel opgenomen (omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).
Hoofdstuk 3: algemene regels; deze hebben betrekking op in beginsel alle voorafgaande regels. Hierbij gaat het onder meer om de anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene bouwregels algemene afwijkingsbevoegdheid.
Hoofdstuk 4: overgang- en slotregels.
De regels in hoofdstuk 1 en de algemene regels in hoofdstuk 3 gelden voor het bestemmingsplan als geheel. Zij werken door in de diverse bestemmingen.
Artikelsgewijze beschrijving van de regels en bestemmingen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
hierin worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt.
Wijze van meten (artikel 2)
hierin wordt aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen. Zie voor een nadere uitleg tevens de in deze paragraaf opgenomen omschrijving van 'omvang van de ingreep'.
Reikwijdte (artikel 3)
Het voorliggende bestemmingsplan is een paraplubestemmingsplan. Dit betekent dat dit plan over de geldende bestemmingsplannen heen komt te hangen en met dit plan één bepaald onderdeel in deze plannen wordt vervangen of aangevuld, in dit geval archeologie. Voor het overige blijven de bepalingen uit de geldende bestemmingsplannen ongewijzigd van kracht.
Het plan bepaalt dat de regels ten aanzien van archeologie die zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen vervallen en worden vervangen door de archeologieregels die zijn opgenomen in het parapluplan. De regels uit het parapluplan zijn van toepassing op alle vigerende plannen die genoemd worden in artikel 3 van het parapluplan.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Waarde - Archeologie 1 (artikel 4)
Voor de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie geldt een bouwverbod voor bouwwerken waarbij ingrepen in de bodem groter dan 50 m² en dieper dan 0,30 meter onder maaiveld nodig zijn. Van dit verbod kan worden afgeweken als bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen of van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, archeologische waarden worden verstoord of archeologische waarden voldoende worden veiliggesteld. Op basis daarvan kunnen aan de betreffende vergunningen voorschriften worden verbonden. In de planregels is geregeld welke dit kunnen zijn.
Waarde - Archeologie 2 (artikel 5)
Voor de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie geldt een bouwverbod voor bouwwerken waarbij ingrepen in de bodem groter dan 100 m² en dieper dan 0,30 meter onder maaiveld nodig zijn. Van dit verbod kan worden afgeweken als bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen of van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, archeologische waarden worden verstoord of archeologische waarden voldoende worden veiliggesteld. Op basis daarvan kunnen aan de betreffende vergunningen voorschriften worden verbonden. In de planregels is geregeld welke dit kunnen zijn.
Waarde - Archeologie 3 (artikel 6)
Voor de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie geldt een bouwverbod voor bouwwerken waarbij ingrepen in de bodem groter dan 1000 m² en dieper dan 0,30 meter onder maaiveld nodig zijn. Van dit verbod kan worden afgeweken als bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen of van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, archeologische waarden worden verstoord of archeologische waarden voldoende worden veiliggesteld. Op basis daarvan kunnen aan de betreffende vergunningen voorschriften worden verbonden. In de planregels is geregeld welke dit kunnen zijn.
Waarde - Archeologie 4 (artikel 7)
Voor de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie geldt een bouwverbod voor bouwwerken waarbij ingrepen in de bodem groter dan 5000 m² en dieper dan 0,30 meter onder maaiveld nodig zijn. Van dit verbod kan worden afgeweken als bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen of van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, archeologische waarden worden verstoord of archeologische waarden voldoende worden veiliggesteld. Op basis daarvan kunnen aan de betreffende vergunningen voorschriften worden verbonden. In de planregels is geregeld welke dit kunnen zijn.
Waarde - Archeologie 5 (artikel 8)
Voor de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie geldt een bouwverbod voor bouwwerken waarbij ingrepen in de bodem groter dan 10000 m² en dieper dan 0,30 meter onder maaiveld nodig zijn. Van dit verbod kan worden afgeweken als bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen of van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, archeologische waarden worden verstoord of archeologische waarden voldoende worden veiliggesteld. Op basis daarvan kunnen aan de betreffende vergunningen voorschriften worden verbonden. In de planregels is geregeld welke dit kunnen zijn.
In zijn algemeenheid wordt de noodzaak tot het laten uitvoeren van onderzoek bepaald door de diepte, omvang en aard van de ingreep en of de ingreep plaatsvindt op een bekende vindplaats of bijvoorbeeld in een zone met een specifieke verwachting.
Diepte van de ingreep
Alle bodemingrepen die niet dieper gaan dan de ‘reguliere’ bouwvoor zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Hoewel in de bouwvoor archeologische resten kunnen voorkomen bevinden deze zich niet meer in hun oorspronkelijke context. De waarde van deze resten is hiermee relatief gering. De gemiddelde diepte van een bouwvoor bedraagt over het algemeen 30 cm -Mv, hetgeen betekent dat voor ingrepen tot deze diepte in principe geen onderzoek noodzakelijk is.
Ingrepen dieper dan 30 cm -Mv hoeven echter niet in alle gevallen tot verstoring van archeologische waarden te leiden, bijvoorbeeld omdat deze archeologische waarden veel dieper liggen of omdat de ondergrond reeds tot grotere diepte is verstoord.
Aard van de ingreep
Archeologische resten zijn vanwege hun onlosmakelijke verbondenheid met de bodem zeer kwetsbaar voor allerlei bodemingrepen. In principe zijn bijna alle bodemingrepen een bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen: niet alleen vergravingen voor nieuwbouw, leidingsleuven en dergelijke, maar ook ophogingen (zetting) en peilverlagingen (verdroging). Bodemverstoringen kunnen leiden tot aantasting en zelfs vernietiging van archeologische resten. Hoe kwetsbaar archeologische resten zijn, is afhankelijk van enerzijds de aard, omvang en diepte van de bodemingreep en anderzijds van de aard, omvang en diepteligging van de archeologische resten en de geologische en waterhuishoudkundige situatie ter plaatse. De verstoring van archeologische waarden komt in veel gevallen neer op het verdwijnen van grondsporen, verplaatsing van archeologisch materiaal en verstoring van de ruimtelijke context. In enkele gevallen hebben de werkzaamheden (ook) na de uitvoering een schadelijke uitwerking. Dit is in het onderzoeksgebied bijvoorbeeld het geval wanneer ten behoeve van natuurontwikkeling het waterpeil wordt verlaagd.
Omvang van de ingreep
Bij welke omvang van de ingreep is archeologisch onderzoek verplicht? Op het niveau van de gemeente wordt conform het archeologiebeleid gewerkt met de hierin geformuleerde ondergrenzen. De ligging van het plangebied bepaalt de geldende vrijstellingsgrens voor de oppervlakte. Op de beleidsadvieskaart van de gemeente Amstelveen komen voor de oppervlakte van een plangebied vijf verschillende waarden met een specifieke vrijstellingsgrens voor. Dit betreffen bodemingrepen met een oppervlakte van kleiner dan 50 m² (Waarde – Archeologie 1), 100 m² (Waarde – Archeologie 2), 1000 m² (Waarde Archeologie 3), 5000 m² (Waarde – Archeologie 4) en 10000 m² (Waarde – Archeologie 5). Met de oppervlakte wordt de oppervlakte van het plangebied bedoeld en niet de oppervlakte van de voorgenomen (daadwerkelijke) bodemingrepen. De vergunningplichtige werkzaamheden in de plangebieden mogen niet worden ‘opgeknipt’ om archeologisch onderzoek te vermijden, maar worden bij elkaar opgeteld (zowel bouw als aanleg van bijvoorbeeld leidingen, rioleringen, vijvers, wegen etc).
Is er sprake van een perceel van 1 hectare en vinden over het gehele perceel diverse bodemingrepen plaats ten aanzien van de realisatie van bijvoorbeeld woningen, bedrijfsgebouwen, kantoren, de aanleg van wegen, ondergrondse kabels, leidingen en nutsvoorzieningen en de aanleg van vijvers, bestrating of tuinaanleg, dan betreft het plangebied waarvoor archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden het gehele perceel van 1 hectare.
Is er sprake van een perceel van 1 hectare en is er een (particulier) initiatief voor bijvoorbeeld de realisatie van een woning met bijgebouw, met de benodigde kabels en leidingen en verhardingen en tuinaanleg op een klein deel (bijvoorbeeld een kwart) van dit perceel, dan betreft het plangebied het gebied waarbinnen deze werkzaamheden daadwerkelijk plaatsvinden binnen het grotere perceel van 1 hectare.
Is er sprake van een globale ontwikkeling (woningen, bijgebouwen, bedrijfsgebouwen, kantoren aanleg wegen en straten, groeninrichting, water) en wordt hiervoor een globaal bestemmingsplan opgesteld aangezien de daadwerkelijke ligging van gebouwen, wegen en overige werken nog niet bekend is, dan wordt het plangebied waarvoor archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd, bepaald door de plangrenzen van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 9)
Deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 10)
Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.
Slotregel (artikel 11)
Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.
HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID
4.1 Economische uitvoerbaarheid
4.1.1 Financieel-economische haalbaarheid
De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt gewaarborgd doordat de ambtelijke kosten die nodig zijn voor de vervaardiging van het bestemmingsplan worden gedekt uit de algemene middelen van de gemeente.
4.1.2 Verhaal van kosten
Het voorliggende paraplubestemmingsplan vertaalt het nieuwe gemeentelijk archeologiebeleid in een planologisch-juridische regeling om te voldoen aan de overgangsregeling in de Erfgoedwet (voorheen artikel 38a van de Monumentenwet). Dit betreft geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 van de Wro. Derhalve is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.
Bij archeologie geldt het principe ‘de verstoorder betaalt’ om te voorkomen dat het archeologisch bodemarchief verstoord wordt. Dit betekent dat de noodzakelijke archeologische onderzoeken om een omgevingsvergunning te verkrijgen om af te wijken van het bouwverbod of voor het verrichten van werken en/of werkzaamheden, moeten worden betaalt door de initiatiefnemer van de (bouw)werkzaamheden. De financiering van alle kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het bestemmingsplan komen daarmee voor rekening van particuliere initiatiefnemers. Hierdoor zijn er geen kosten voor de gemeente aan de uitvoering van het bestemmingsplan verbonden.
Geconcludeerd kan worden dat het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is en het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
4.2.1 Bro-partners
In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties op 4 september 2017.
De toezending is gedaan met het verzoek om binnen vier weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.
Ministerie EL&I/energie
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
Rijksdienst voor het cultureel erfgoed
Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Hoogheemraadschap Rijnland
Steunpunt Monumenten en Archeologie Noord-Holland (MOOI Noord-Holland)
NMF erfgoedadvies
Gasunie
Liander
PWN Noord-Holland
Groengebied Amstelland
Er zijn vier reacties ingekomen van: Groengebied Amstelland, Hoogheemraadschap Rijnland, NMF erfgoedadvies en waterleidingbedrijf PWN. Groengebied Amstelland en Hoogheemraadschap Rijnland hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan. De reactie van waterleidingbedrijf PWN heeft geen betrekking op onderhavig bestemmingsplan en heeft niet geleid tot een aanpassing van het plan. De reactie van NMF erfgoedadvies heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Er is op de verbeelding een extra dubbelbestemming Waarde -Archeologie 1 opgenomen ter plaatse van het voormalig joods werkkamp in het Amsterdamse Bos en in de toelichting van het bestemmingsplan is de omschrijving van de 'omvang van de ingreep' aangepast en aangevuld. Voor een samenvatting van de reacties en het commentaar daarop wordt verwezen naar de bijgevoegde Nota van Beantwoording (bijlage 5).
4.2.2 Overleg met de bevolking
Gelet op het ondergeschikte karakter van dit paraplubestemmingsplan is afgezien van inspraak. Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan uitvoering gegeven aan de vastgestelde Erfgoednota Amstelveen en de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De Erfgoednota met aanverwante stukken heeft reeds ter inzage gelegen met de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar.
Het ontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd van 16 november tot en met 27 december 2017. Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken. Er zijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerp paraplubestemmingsplan.
4.3 Handhaving
Wanneer een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, dan is de discussie over de inhoud van het plan afgerond en dienen overheid en burgers zich aan het plan te houden. Gebruik en/of bouwen dat niet in overeenstemming is met de verbeelding en/of de planregels is dan in strijd met het geldende bestemmingsplan. De zorg dat situaties gedurende de planperiode in overeenstemming zijn en blijven met het geldende bestemmingsplan valt onder het begrip handhaven. Goede handhaving vereist dat, naast de overheid ook belanghebbenden en de gebruikers van een plangebied op eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van de inhoud van het geldende bestemmingsplan. Om dit te bereiken zijn bestemmingsplannen digitaal toegankelijk via het internet. In de opzet van voorliggend bestemmingsplan is al rekening gehouden met deze nieuwe ontwikkeling.
HOOFDSTUK 5 BELEID
5.1 Rijksbeleid
5.1.1 Wet op de archeologische monumentenzorg
De Erfgoedwet vormt samen met de Omgevingswet het wettelijke fundament voor de archeologie in Nederland. Onderdelen van de voormalige Monumentenwet over archeologie worden overgeheveld naar de Omgevingswet. Voorbeelden daarvan zijn de verplichting om rekening te houden met archeologie bij het opstellen van bestemmingsplannen (straks omgevingsplannen) en de vergunningverlening voor het verstoren van archeologische rijksmonumenten. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied
De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta) uit 1992. Dit gaat uit van de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt”, dat ervan uitgaat dat de aanvrager van een omgevingsvergunning en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten zelf de kosten moet dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, worden meer archeologische resten in situ behouden.
Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden.
De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:
Het treffen van maatregelen waardoor de archeologische resten in situ behouden blijven;
De verplichting tot het doen van opgravingen;
Het werk laten begeleiden door een deskundige.
Het rijk is het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen (paragraaf 5.4 Erfgoedwet). Vondsten met archeologische waarde zijn eigendom van de provincie Noord-Holland en dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.
5.1.2 Modernisering Monumentenzorg (MoMo)
Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd waarbij onder meer artikel 3.1.6 vijfde lid onder a van het Bro is aangevuld. Deze wijziging houdt in dat een bestemmingsplan een paragraaf moet bevatten met "een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden”.
Naast archeologische waarden zullen hiermee ook cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk moeten worden meegewogen bij de voorbereiding van bestemmingsplannen. Vergelijkbaar met de huidige regelgeving voor beschermde stads- en dorpsgezichten dient in ieder bestemmingsplan een afweging gemaakt te worden over de wijze waarop met de cultuurhistorische belangen wordt omgegaan. Het opnemen van cultuurhistorie in het proces van de ruimtelijke ordening past binnen de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009. In lijn met de Belvedère-gedachte wordt in de beleidsbrief aangegeven dat het belang van cultuurhistorie vroegtijdig in het planproces moet worden ingebracht. Inzet is een meer generieke borging van cultuurhistorie vooraf in het proces van de ruimtelijke ordening, waarmee vermindering van sectorale regelgeving achteraf mogelijk is.
5.2 Provinciaal beleid
5.2.1 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
Noord-Holland heeft een grote variëteit aan landschappen en een rijke cultuurhistorie. De lange ontwikkelingsgeschiedenis van de provincie is goed terug te zien in de verschillende landschappen met hun kenmerkende elementen, patronen en structuren. De historische objecten en structuren zijn uniek en geven identiteit aan het gebied: molens, stolpen, droogmakerijen, de Westfriese Omringdijk en de Stelling van Amsterdam, maar ook vele honderden archeologische vindplaatsen uit allerhande perioden. Het Noord-Hollandse landschap leeft en blijft zich voortdurend ontwikkelen. De provincie wil de kwaliteit en diversiteit van het Noord-Hollands landschap en de dorpen behouden en ontwikkelen. Het begrip 'ruimtelijke kwaliteit' heeft een belangrijke plek gekregen in de nieuwe Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Nieuwe functies en eisen brengen met zich mee dat de inrichting en het gebruik van het stedelijke en landelijke gebied voortdurend moet worden aangepast. Nieuwe elementen en structuren worden aan het landschap toegevoegd terwijl oude verdwijnen. Soms gaan deze ontwikkelingen ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, het 'gebiedseigene'. De Provincie Noord-Holland wil verantwoord met het verleden omgaan en tegelijkertijd ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het basisuitgangspunt van het beleid is dan ook 'behoud door ontwikkeling'. Nieuwe ruimtelijke plannen moeten de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt hanteren. Meetpunt hiervoor is deze beleidsnota, waarin de eisen voor de gewenste ruimtelijke kwaliteit zijn vastgelegd. Via artikel 15 van de PRV is de ruimtelijke kwaliteitseis geborgd in de provinciale regelgeving. Nieuw stedelijke ontwikkelingen dienen te voldoen aan de uitgangspunten zoals vermeld in deze Leidraad.
Aansluitend op de uitgangspunten van de Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, bestaat ook in Amstelveen de wens de kenmerkende kwaliteiten, de diversiteit en identiteit van de gemeente te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het Ruimtelijk Kwaliteitskader van de gemeente Amstelveen biedt hier een goed startpunt toe. De meest karakteristieke objecten, die ons doen herinneren aan vroeger tijden, zijn aangewezen als monument of beschermd gezicht. Specifiek voor het buitengebied tussen de Amstel en de oostelijke stadsrand/Zijdelweg beschrijft het Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteitsplan Amstelscheg de uitgangspunten door nieuwe ontwikkelingen. Voor grotere landschappelijke structuren die karakteristiek zijn voor de gemeente kunnen ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen en structuurplannen als beoordelingskader gebruikt worden.
5.3 Gemeentelijk beleid
5.3.1 Erfgoednota
De Erfgoednota beschrijft het erfgoed van Amstelveen en de beoogde omgang ermee in drie delen. Het eerste deel beschrijft de ambitie en de visie van de gemeente op de omgang met haar culturele erfgoed. Het tweede deel beschrijft Amstelveen in al haar (ruimtelijke) facetten; van de historische groei en de wijkopbouw tot het aanwezige waardevolle culturele erfgoed. In het derde deel wordt het instrumentarium beschreven: welke middelen zijn er om de visie en ambitie waar te maken.
De Erfgoednota vervangt de Monumentennota, die was vastgesteld in 2005. De aanleiding tot het vaststellen van de Monumentennota destijds was het inventariseren en het aanwijzen van gemeentelijke monumenten. Dit is inmiddels geen prioriteit meer, daar de gemeente inmiddels beschikt over complete monumentenlijsten die een representatief beeld geven van de ontstaansgeschiedenis en historische groei van Amstelveen. Ook op andere punten was de monumentennota aan vervanging toe. Zo bestaat de gemeentelijke monumentencommissie al geruime tijd niet meer, is er sinds 2008 een archeologiebeleid en is de landelijke wetgeving op verschillende punten gewijzigd sinds 2005.
Met de Erfgoednota wordt ingegaan op de actualiteiten: het opnemen van cultuurhistorie in bestemmingsplannen, het actualiseren van het archeologiebeleid, de omschakeling van objectgericht- naar gebiedsgericht denken en het credo 'behoud door ontwikkeling'.
De monumentenlijst van de gemeente bestaat momenteel uit:
37 Rijksmonumenten
1 Provinciaal monument
128 Gemeentelijke monumenten
1 Rijksbeschermd stads- of dorpgezicht
11 Gemeentelijke beschermde stads-of dorpsgezichten
Hiermee zijn de meest waardevolle gebouwen, objecten en parken afdoende beschermd. Monumenten zijn bij wet beschermd: zonder omgevingsvergunning mag er niets wijzigen aan het uiterlijk aanzien. Andere zaken met cultuurhistorische waarden, maar zonder monumentale bescherming hebben beleidsmatig een stuk minder bescherming. Sloop van bijvoorbeeld karakteristieke panden is niet tegen te gaan, en vergunningsvrij kan er op van alles worden op-, aan- en bijgebouwd. Een monumentale bescherming mag enerzijds geen keurslijf zijn waarbinnen de tijd stil staat, en een karakteristiek pand of cultuurhistorisch waardevol gebied moet anderzijds beeldbepalend zijn en blijven en inspiratie bieden bij nieuwe ontwikkelingen.
De prioriteit in de Erfgoednota ligt niet meer in het inventariseren en aanwijzen van monumenten. De Erfgoedverordening maakt dat altijd nog mogelijk, maar veel meer zal er ingestoken worden op het behoud van structuren en ensembles. De omgang met het lokale cultureel erfgoed in meer algemene zin, zal in deze nota onder de loep worden gelegd. Er wordt niet lager gefocust op een strikt en statisch behoud van objecten, maar vooral op de ontwikkeling van gebieden, structuren, ensembles en gebouwen, waarbij cultuurhistorie en erfgoed wordt ingezet als inspiratiebron en verrijking. Zie bijlage 4 voor de Erfgoednota.
5.3.2 Actualisatie archeologiebeleid gemeente Amstelveen
In opdracht van de gemeente Amstelveen heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2015 een actualisatie van de bestaande gemeentelijk archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Er was met name behoefte aan een kritische evaluatie van de archeologische verwachtingswaarde met betrekking tot de kreeksystemen in de droogmakerij en de hieraan gekoppelde vrijstellingsgrenzen. Voor de historische buitenplaatsen geldt dat deze niet zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen. Vanuit de gemeente bestond behoefte aan borging van deze waarden in het proces van ruimtelijke ordening middels een aanpassing van het archeologiebeleid. Tevens zijn in de tussentijd archeologische onderzoeken uitgevoerd, die wellicht tot nieuwe inzichten hebben geleid.
De verwachtingskaart bevatte hoofdzakelijk archeologische-inhoudelijke informatie en was daardoor minder geschikt als een instrument voor het bepalen van de noodzaak tot het laten uitvoeren van archeologisch onderzoek. Om tot een dergelijk bruikbaar instrument te komen is een vertaalslag gemaakt naar een beleidsadvieskaart. De bekende vindplaatsen en de verschillende verwachtingsgebieden zijn op deze kaart voorzien van voorschriften. Ook de gebieden waar reeds enige vorm van archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden zijn hierop ter informatie weergegeven.
Bij het opstellen van het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen zones met vastgestelde en met te verwachten archeologische waarden. Onder de eerste categorie wordt verstaan terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen), historische kernen en vindplaatsen zonder status. Gebieden waarvoor op basis van bekende archeologische vindplaatsen, geomorfologie en landschap een archeologische verwachting is geformuleerd worden gekenmerkt als archeologische verwachtingsgebieden. Op de archeologische verwachtings(waarden)kaart wordt de archeologische verwachting met de termen hoog, middelhoog, laag en geen/onbekend weergegeven. De verschillende vindplaatsen worden indien mogelijk naar categorie onderscheiden en ook staan de historische kernen en AML-terreinen met de daarvoor geldende status vermeld. In de voorschriften wordt aangegeven welke randvoorwaarden er gelden vanuit de bekende archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Hier wordt dus aangegeven welke ondergrens voor onderzoek geldt.