direct naar inhoud van Regels

OIAVHB Amstelveen Zuid-West 2014 - Bovenkerkerweg 83B

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0362.OIAVHB12xH-VG02
Plantype: omgevingsvergunning

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

 

 

 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

HOOFDSTUK 3 Beleid

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Op 5 oktober 2016 is een omgevingsvergunningaanvraag ingediend voor de nieuwbouw van 12 appartementen op het perceel Bovenkerkerweg 83b, kadastraal bekend onder de nummers O 4592 en O 3090, te Amstelveen (Z-2016/054332). De publiceerbare aanvraag omgevingsvergunning is opgenomen in bijlage 1 (aanvraagformulier) en in bijlagen 2 zijn de relevante bouw- en bestektekeningen te vinden.

 

1.2 Aard en doel

 

Van toepassing op de projectlocatie is het bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-West 2014' en de bestemming 'Wonen', zoals bedoeld in artikel 26 en de bestemming 'Tuin', zoals bedoeld in artikel 18 van het genoemde bestemmingsplan.

 

Ook gelden op deze locatie de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie, zoals bedoeld in artikel 38 en Waterstaat - Waterering, zoals bedoeld in artikel 40 van het genoemde bestemmingsplan. Met oog op deze dubbelbestemmingen wordt verwezen naar paragrafen 4.2 en 4.7.

 

 [image]

Afbeelding 1. Uitsnede geldende bestemmingsplan Amstelveen Zuid-West 2014 met een globale aanduiding ter plaatse van de rode cirkel

 

Het ingediende bouwplan is in strijd met de betreffende bouwvoorschriften en/of gebruiksvoorschriften (zie 2.3). Er is een buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3o Wabo nodig om het bouwplan te kunnen realiseren. De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de voorgenomen ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat de gevraagde omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak NL.IMRO.0362.OIAVHB12xH-VG02 (bijlage 3).

 

1.3 Ligging en begrenzing projectgebied

 

Het projectgebied ligt in de wijk Westwijk-Oost, het zuidelijke deel van het bebouwde gebied van de gemeente Amstelveen. Ten noorden van het projectgebied ligt het bedrijventerrein Legmeer en aan de zuid- en westzijde wordt het omsloten door de woonwijk Westwijk en de lintbebouwing van de Hugo de Vriesweg. De oostgrens wordt bepaald door de Bovenkerkerweg, ten oosten waarvan de grotendeels onbebouwde Bovenkerkerpolder ligt.

 

Het projectgebied grenst aan de zuidwestzijde van het gebied De Kegel, waar tevens ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Voor deze laatstgenoemde ontwikkeling wordt een separate ruimtelijke procedure doorlopen.

 

 [image]

Afbeelding 2. Luchtfoto met aanduiding projectgebied

 

1.4 Leeswijzer

 

De opbouw van deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het bouwplan. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie in relatie tot de vigerende planologische regeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van het Rijk, provincie en gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bouwplan toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de samenvatting en eindconclusie.

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

 

In dit hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven en wordt er invulling gegeven aan een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing. Verder wordt omschreven op welke punten de ontwikkeling afwijkt van het geldende bestemmingsplan.

 

2.1 Huidige situatie

 

Het perceel aan de Bovenkerkerweg 83b - kadastraal bekend als gemeente Amstelveen, sectie O nummers 3090 en 4592) - was recentellijk bebouwd met (houten) gebouw/schuur en is inmiddels onbebouwd.

 

 [image]

Afbeelding 3. Huidige situatie Bovenkerkerweg 83b.

 

 [image]

Afbeelding 4. Voormalige bebouwing op het perceel Bovenkerkerweg 83b. Inmiddels is het pand geamoveerd.

 

Historie

De houten bebouwing/schuur werd in 1963 gebouwd. Volgens bronnen van de initiatiefnemer is het mogelijk dat op de locatie 40 jaar geleden printplaten werden geproduceerd. Hierna is de locatie voor langere tijd gebruikt voor opslag. In de bijbehorende tuin was een opslag van mobiele machines.

 

Het betreffende perceel is gelegen in het talud van de Bovenkerkerweg en is de oorspronkelijke veenkade tussen Bovenkerkerpolder (oost) en Noorder Legmeerpolder (west). Om deze reden is het onderdeel van de Bovenlanden, de aanduiding van niet-ontveende delen van Amstelveen.

 

Het perceel had in voorgaande planologische regimes al een woonbestemming met bebouwingsvlak. Voor het gebouw/schuur op het perceel heeft de gemeente Amstelveen op 5 oktober 2016 een melding ontvangen voor het slopen ten behoeve van de in deze Ruimtelijke Onderbouwing beschreven nieuwbouw. Het houten gebouw / de schuur is inmiddels geamoveerd.

 

2.2 De ontwikkeling

 

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de nieuwbouw van een appartementengebouw met 12 appartementen met een parkeerkelder, 12 parkeerplaatsen op maaiveld en twee in- en uitritten.

 

Uit onderstaande illustratie is de situering van de ontwikkeling in het plangebied af te leiden.

 

 [image]

Afbeelding 5. Situatietekening ontwikkeling Bovenkerkerweg 83b

 

Parkeren en verkeer

 

Parkeren

Bovenstaande situatietekening laat zien dat de in- en uitrit van de ondergrondse parkeergarage en de parkeerplaatsen op maaiveld is geprojecteerd aan de noordoostzijde van het plangebied. In een eerder plan was het maaiveldparkeren gesitueerd in de voortuinzone, waardoor er tussen de bebouwing en de Bovenkerkerweg geen sprake was van een groene setting. Door de verplaatsing van de maaiveldparkeerplaatsen van de voortuinzone naar de zuidzijde van de geprojecteerde bebouwing is tegemoet gekomen aan de stedenbouwkundige bezwaren die bestonden tegen het eerdere plan. Tevens aan de oostzijde bevindt zich een opstelplaats voor de brandweer en een opstelplaats voor het halen en brengen en afleveren van goederen (kort parkeren).

 

Verkeer

De twaalf geplande appartementen betreffen huurappartementen in het dure segment (vrije sector). Voor de verkeersgeneratie per woning is CROW, publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' geraadpleegd. Uit deze publicatie blijkt dat de appartementen vallen onder 'huur, etage, duur' en in het gebied 'rest bebouwde kom'. Amstelveen valt in het gebied 'sterk stedelijk'. Gelet op voorstaande wordt rekening gehouden met een gemiddelde verkeersgeneratie van 5,6 verkeersbewegingen (heen en terug) per appartement per etmaal. In totaal zal er sprake zijn van een toename van 67.2 verkeersbewegingen per etmaal.

 

Deze minimale verkeersgeneratie zal worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld en zal hiermee geen invloed hebben op het onderwerp indirecte hinder (geluidhinder van toerekenbare verkeerstromen op bestaande woningen). Verder kan worden aangegeven dat de weg waarop ontsloten wordt berekend is op deze extra verkeersgeneratie en dat, gelet op de minimale toename, de verkeersveiligheid niet in het geding zal komen.

 

Om de verkeersveiligheid ook in de toekomst te blijven garanderen wordt in dit verband opgemerkt dat de gemeenteraad op 14 december 2016 krediet beschikbaar heeft gesteld voor het ontwerpen en voorbereiden van de realisatie van een volledig in 2x2 rijstroken uitgevoerde Bovenkerkerweg tussen de Dr. Willem Dreesweg en de Burgemeester Wiegelweg, inclusief aanpassing van de kruising Nesserland/De Kegel. Het ontwerp voor deze capaciteitsvergroting van de Bovenkerkerweg met bijbehorende aanpassing van de kruising, waarop het voorliggende bouwplan indirect aansluit, wordt ten tijde van deze omgevingsvergunningsprocedure uitgewerkt.

 

2.3 Bestemmingsplan

 

Voor het plangebied is van toepassing het bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-West 2014', zoals is vastgesteld op 3 februari 2015.

 

2.3.1 Planregels

 

Het plangebied heeft conform het hierboven genoemde bestemmingsplan de enkelbestemmingen 'Wonen' (artikel 26) en 'Tuin' (artikel 18). Ook geldt conform genoemd bestemmingsplan de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waterstaat - Waterkering, zoals bedoeld in artikel 38 en artikel 40 van het genoemde bestemmingsplan.

 

Wonen (artikel 26):

Gronden welke zijn aangewezen met deze bestemming zijn bestemd voor: woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met daarbij behorende: aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tuinen en erven, waterhuishoudkundige voorzieningen , groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.

 

De bouwregels bij deze bestemming schrijven voor dat: een hoofdgebouw, uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd, als hoofgebouw uitsluitend woningen mogen worden gebouwd, de goot- en bouwhoogte van respectievelijk 7 en 12 meter niet mag worden overschreden, de dakhelling van een hoofdgebouw niet meer dan 60 graden mag bedragen (deze contouren gelden voor tenminste twee dakvlakken).

 

Tuin (artikel 18):

Gronden welke zijn aangewezen met deze bestemming zijn bestemd voor: tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, entreeportalen, erkers, fietsenbergingen voorzover het achtererfgebied niet bereikbaar is vanaf een openbaar toegankelijk gebied en als er geen andere bouwwerken voor bergingsmogelijkheden zijn die bereikbaar zijn vanaf een openbaar toegankelijk gebied. Met daarbij behorende: bouwwerken, geen gebouwen zijnde; met daaraan ondergeschikte verhardingen, parkeren (indien er een inritconstructie/vergunning aanwezig is) en containerbergingen.

 

De bouwregels bij deze bestemming schrijven voor dat op deze gronden geen gebouwen mogen worden gerealiseerd.

 

2.3.2 Strijdigheden

 

Gelet op de beoogde bebouwing en op de onder 2.3.1 genoemde planregels worden de volgende strijdigheden genoemd:

 

 

Archeologie; Op de locatie rust de dubbelbestemming Archeologie;

 

 

Waterkering; Op deze locatie rust de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering;

 

 

Met oog op bovenstaand beschreven strijdigheden bestaat er strijd met het bestemmingsplan Amstelveen Zuid-West 2014.

 

Gelet op de dubbelbestemming Archeologie is een afwijking van het geldende bestemmingsplan haalbaar, mits bij de aanvraag een archeologisch onderzoek wordt bijgevoegd (zie paragraaf 4.8).

 

Gelet op de dubbelbestemming Waterkering kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend als door de bouw en situering van de bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering. Er is hiertoe (vooraf) een watervergunning aangevraagd bij de Waterbeheerder (Waterschap Amstel, Gooi en Vecht) en deze vergunning is inmiddels verleend. Gelet op voorstaande kan worden afgeweken van deze dubbelbestemming (zie paragraaf 4.3).

 

In artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat een omgevingsvergunning bij strijdigheid met het bestemmingsplan dient te worden geweigerd, tenzij het bevoegd gezag (in dit geval ons college) toepassing geeft aan de bevoegdheid tot het nemen van een afwijkingsbesluit. Een afwijkingsbesluit dient te worden gemotiveerd en mag niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. De goede ruimtelijke ordening wordt aangetoond door middel van de voorliggende ruimtelijke onderbouwing.

 

2.3.3 Stedenbouwkundige motivering om af te wijken van het bestemmingsplan

 

De locatie is gelegen langs de Bovenkerkerweg. Deze weg maakt onderdeel uit van de cultuurhistorische hoofdstructuur van de gemeente Amstelveen en vormt de scheiding tussen de oude droogmakerij (Bovenkerkerpolder) en de jonge droogmakerij (Noorder Legmeerpolder). Deze route gaat in noordelijke richting over in de Handweg en de Amsterdamseweg richting Amsterdam.

 

Langs deze route zijn per deelgebied verschillende bebouwingstypologieën te onderscheiden. De bebouwing aan de oostzijde bestaat tot aan de Noorddammerlaan uit kleinschalige woonbebouwing als onderdeel van de oorspronkelijke bebouwing van dit gebied. Naar het zuiden toe (richting Uithoorn) is vanaf de Noorddammerlaan veel meer sprake van grootschalige bebouwing bestaande uit drie of vier bouwlagen met een plat dak. Deze bebouwing is van latere datum en maakt onderdeel uit van de verstedelijking van Amstelveen die zich de afgelopen decennia heeft voltrokken.

 

Het handhaven/versterken van deze tweedeling, te weten kleinschalige bebouwing tot aan de Noorddammerlaan (oostzijde), grootschalige bebouwing ten zuiden hiervan versterkt de identiteit van de afzonderlijke gebieden. Het onderhavige appartementengebouw voegt zich qua schaal en vorm in de strook met grootschalige bebouwing langs dit deel van de Bovenkerkerweg. Bovendien sluit het gebouw qua massa aan bij recentelijk gebouwde appartementen aan de Janskruidlaan evenwijdig aan de Bovenkerkerweg. Tot slot is het gebouw in overeenstemming met de “Welstandsnota Amstelveen” waarin voor dit gebied is opgenomen dat bij nieuwe ontwikkelingen continuering van de losse verkavelingsopzet en vrijheid met betrekking tot verschijningsvorm het uitgangspunt is.

 

De overschrijding van de goot- en bouwhoogte is, gelet op het voorgaande, stedenbouwkundig verantwoord en niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Beleid

 

3.1 Inleiding

 

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het relevante ruimtelijke beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de voor dit plangebied specifieke geldende uitgangspunten weergegeven. Het ruimtelijke beleid wordt in deze ruimtelijke onderbouwing in relatie tot het bouwplan afgewogen.

 

3.2 Rijksbeleid

 

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Amvb Ruimte

 

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht

geworden. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

 

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

 

 

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van het rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken ('je gaat er over of niet'). Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

 

Tevens werkt het Rijk aan eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

 

Rol provincies en gemeenten bij ruimte en mobiliteit

 

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei, aansluitend op de woonwensen van mensen. Bij beheer en ontwikkeling van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Bij gebiedsontwikkeling wordt de daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties leidend.

 

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt. Het Rijk vindt de stedelijke regio's van mainports, brainport, greenports en valleys van nationale betekenis.

Gebiedsontwikkelingen van nationaal belang zoals de Zuidas en Structuurvisie Mainport Schiphol Amsterdam Haarlemmermeer worden doorgezet. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen, zoekt het Rijk in samenwerking met marktpartijen en andere overheden naar nieuwe vormen van financiering.

 

Bereikbaarheid verbeteren

Om de bereikbaarheid te verbeteren, zet het Rijk in op investeren, innoveren en instandhouden. Het Rijk geeft vanuit het verlengde Infrastructuurfonds na 2020 prioriteit aan het oplossen van bereikbaarheidsknelpunten voor de main-, brain- en greenports. Bij het verbeteren van de bereikbaarheid wordt sterk gelet op het samenspel tussen alle modaliteiten in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling. Op de weg wordt doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer zo veel mogelijk gescheiden, In de Randstad wordt voor snelwegen de standaard 2x4 rijstroken Op het spoor kunnen reizigers vanaf 2020 spoorboekloos reizen (op de drukste trajecten 6 intercity's en 6 sprinters per uur). Verder wordt veel geld uitgetrokken voor wegenonderhoud. Daarnaast wordt er innovatief omgegaan met benutting van infrastructuur, zoals ruimere openstelling spitsstroken, introductie intelligente transportsystemen en afspraken met werkgevers over terugdringen woon- werkverkeer.

 

Juridische doorwerking

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) definieert de beleidsverantwoordelijkheid van het Rijk inzake de ruimtelijke ordening en mobiliteit. Deze verantwoordelijkheid zal betrekking hebben op basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; (inter)nationale hoofdnetten en ruimtelijke voorwaarden voor versterking van de economische structuur. De structuurvisie moet de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, de Mobiliteitsaanpak en Randstad 2040 vervangen.

 

De nationale belangen uit de SVIR worden in de Amvb Ruimte juridisch geborgd. Deze Amvb komt in de plaats van de eerdere ontwerp-Amvb Ruimte die in 2009 aan de Tweede kamer is aangeboden. De Amvb Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Amvb is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' Amvb en deels uit nieuwe onderwerpen.

 

De Amvb is één van de uitvoeringsinstrumenten die kunnen worden ingezet om het Rijksbeleid in het beleid van lagere overheden te laten implementeren. De Amvb Ruimte bevat de juridische kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, de mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Hiermee kan bijvoorbeeld precies aangegeven worden in welke zones bestemmingsplannen geen bestemmingen mogen bevatten die verdere verstedelijking toestaan. Dit moet leiden tot snellere besluitvorming en minder bestuurlijke drukte.

 

Rijkswaterstaat verbreedt over enkele jaren de A9 tussen de knooppunten Badhoevedorp en Holendrecht naar vier rijstroken per rijrichting en gedeeltelijk een wisselstrook.

 

Relevantie plangebied

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige project. De betreffende onderwerpen zijn niet aan de orde in het kader van dit bouwplan.

 

3.2.2 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verlangt niet alleen dat verantwoordelijkheden en belangen worden benoemd, maar ook dat inzichtelijk is hoe deze belangen zullen worden verwezenlijkt. Het Rijk heeft de nationale ruimtelijke belangen opgenomen in de zogenaamde 'Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid'. Nationale ruimtelijke belangen zijn zaken waarvoor de Rijksoverheid een specifieke verantwoordelijkheid neemt, hetgeen blijkt uit de inzet van diverse bevoegdheden en instrumenten om deze belangen te behartigen en te realiseren. Het overzicht van nationale belangen in de Realisatieparagraaf is gebaseerd op een zorgvuldige analyse van de Planologische Kernbeslissingen (PKB's) van het Rijk. De uitspraken in deze PKB's zijn op een beleidsneutrale wijze, dat wil zeggen inhoudelijk ongewijzigd, verwerkt in het overzicht van nationale ruimtelijke belangen, aangevuld en waar aan de orde geactualiseerd. Een beperkt aantal belangen is geborgd met het Barro.

 

Het Rijk geeft met deze werkwijze een transparante en scherp geselecteerde invulling aan de sturingsfilosofie 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Het resultaat hiervan is een heldere en scherpe markering van datgene wat centraal moet. Hierdoor wordt niet alleen voor medeoverheden duidelijk wanneer afstemming moet worden gezocht met het Rijk, maar wordt ook voor burgers,maatschappelijke en andere private organisaties duidelijk waar het Rijk voor staat. De Realisatieparagraaf heeft de status van structuurvisie.

 

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

 

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

 

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

 

Voor wonen geldt dat - in het geval van woningbouwlocaties vanaf 12 woningen, met een onderlinge ruimtelijke en functionele samenhang - er sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. In voorliggend geval worden 12 appartementen mogelijk gemaakt binnen bestaand stedelijk gebied waardoor sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (Ladderplichtig).

 

Regionaal Actieprogramma wonen (RAP)

 

Middels de Provinciaal Ruimtelijke Verordening (PRV) heeft de provincie Noord-Holland de gemeenten binnen de provincie de verplichting opgelegd om een Regionaal Actieprogramma wonen (RAP) op te stellen. Eind 2016 heeft de voormalige Stadsregio Amsterdam het concept Regionaal Actieprogramma Stadsregio Amsterdam 2016-2020 aangeboden aan de provincie Noord-Holland. In juli 2017 is dit Regionaal Actieprogramma wonen aangevuld met onder meer een recentere behoefte-onderbouwing.

 

Uit de kwantitatieve en kwalitatieve match tussen vraag en aanbod blijkt dat er in de deelregio Amstelland Meerlanden regionaal een tekort is aan harde plancapaciteit van ruim 17.000 woningen. In vrijwel alle marktsegmenten zijn tekorten. Hiermee is voor binnenstedelijke plannen de actuele regionale kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aangetoond (trede 1 van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking).

 

Verder blijkt uit het RAP dat de grootste tekorten zich voordoen bij eengezinswoningen, betaalbare huurwoningen en betaalbare en middeldure koopwoningen. Alleen bij de marktsegmenten meergezinswoningen in een stedelijk milieu en dure huurwoningen is de plancapaciteit een fractie groter dan de vraag. De lichte overprogrammering aan stedelijke appartementen is een gevolg van de grote druk op de woningmarkt in combinatie met de wens om woningbouw zo veel mogelijk binnenstedelijk uit te voeren. Gelet op de druk op de binnenstedelijke woningbouw en de beschikbare ruimte in binnenstedelijke situaties zal er dus vraag zijn naar de te realiseren appartementen.

 

3.2.4 Luchthavenindelingsbesluit Schiphol

Voor de ruimtelijke ordening in de omgeving van Schiphol is het Luchthavenindelingbesluit (Hierna: Lib) van 26 november 2002 met de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) met ingang van 20 februari 2003 van kracht. In het streekplan Noord-Holland Zuid, vastgesteld op 17 februari 2003, wordt verwezen naar dit Luchthavenindelingbesluit. Het Luchthavenindelingbesluit bevat de ruimtelijke maatregelen op rijksniveau in verband met de luchthaven Schiphol. In het Lib zijn regels en beperkingen opgenomen voor de bebouwing rond Schiphol (vanuit externe veiligheid en geluid).

 

Bij Besluit van 23 augustus 2004, Stb. 425 is het Luchthavenindelingbesluit gewijzigd in verband met het herstellen van een invoerfout en wijziging van uitvliegroutes in westelijke richting vanaf de Polderbaan. Deze wijziging van het Lib is in werking getreden op 2 september 2004.

 

Op 21 april 2006 is het kabinetsstandpunt uitgebracht inzake de ontwikkeling van Schiphol op de middellange en lange termijn. Naar aanleiding van een evaluatie is een actieprogramma opgesteld. De snelheid waarmee de maatregelen kunnen worden doorgevoerd, varieert. Er zijn maatregelen die direct worden uitgevoerd, maatregelen die nog nader onderzoek vergen en maatregelen waarvoor de regelgeving moet worden gewijzigd. Dit betekent dat het nieuwe Schipholbeleid nog niet in werking is.

 

De voorgestelde wijzigingen kunnen van invloed zijn op dit plangebied. Dit kunnen wijzigingen met betrekking tot ligging van geluid- en/of risicocontouren zijn. Naast een toename van de geluidsoverlast hebben de ruimtelijke beperkingen die voortvloeien uit de Schipholwet een behoorlijke impact op de ontwikkelingsmogelijkheden van Amstelveen. Stedelijke vernieuwing in Amstelveen Noord en rond het A9 gebied wordt hierdoor belemmerd. Grootschalige uitbreiding in de Legmeerpolder is niet mogelijk gebleken.

 

De volgende voorgestelde wijzigingen kunnen in ruimtelijk opzicht van invloed zijn op het plangebied:

 

 

Het eerste standpunt komt neer op een formalisering van de huidige praktijk. Bouwplannen in Amstelveen die liggen in de IR 10 - 7 contour worden op dit moment al getoetst aan het groepsrisicobeleid. Dit leidt er toe dat niet alleen woningbouw (met meer dan 25 woningen), maar ook bijvoorbeeld kantoorontwikkeling in deze zone niet mogelijk is.

 

Het tweede standpunt, te weten de aanscherping van het groepsrisicobeleid buiten de IR 10 – 7 contour zal wel tot een verdere ruimtelijke beperking leiden. Onduidelijk is nog in welke gebieden een restrictiever beleid zal gaan gelden. Wanneer hiervoor de IR 10 -8 contour gebruikt gaat worden, zal dit zeker consequenties hebben voor Amstelveen. Uit een eerste indicatieve IR 10 -8 contour blijkt namelijk dat behalve een groter deel van Amstelveen Noord, ook het noordelijke deel van de Legmeerpolder in deze zone valt.

 

Of deze wijzigingen daadwerkelijk worden doorgevoerd en wanneer dit het geval is, is op dit moment nog niet bekend. Voor meer informatie over het Schipholbeleid wordt verwezen naar de website www.luchtvaartbeleid.nl.

 

Tevens zijn er in het kader van het Luchthavenindelingbesluit gebieden waar hoogtebeperkingen, respectievelijk beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen gelden. In het gebied waar hoogtebeperkingen gelden, mogen geen objecten worden opgericht of geplaatst die hoger zijn dan de maximale waarden die in de verschillende deelgebieden van kracht zijn. De omvang van het gebied waar beperkingen gelden voor het aantrekken van vogels, is zodanig dat de afstand tussen de grens van het gebied en iedere baan minimaal 6 km bedraagt. Bij de bepaling van de omvang is uitgegaan van de bescherming van dat gebied rond het banenstelsel waarin, statistisch gezien, de meeste vogelaanvaringen plaatsvinden.

 

Een gebruik of bestemming kan binnen de genoemde categorie wel worden gerealiseerd als overeenkomstig de Wet luchtvaart een verklaring van geen bezwaar is verleend. Als een verklaring van geen bezwaar is afgegeven kan het bestemmingsplan te zijner tijd met deze verklaring in overeenstemming worden gebracht.

 

Bij besluit van 23 oktober 2017 is het Luchthavenindelingbesluit gewijzigd. De wijziging heeft betrekking op de regels met oog op de externe veiligheid en de geluidsbelasting.

 

Relevantie plangebied

Het projectgebied valt buiten de zones voor beperkende bebouwing (zone 4) van het Luchthavenindelingbesluit. De radartoetshoogte is 40 meter en de toetshoogte (Lib art 2.2.2) is circa 50 meter (beiden ten opzichte van NAP). De bouwhoogte van de geprojecteerde bebouwing blijft onder deze hoogten. Het projectgebied valt binnen de beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen. Binnen het projectgebied zijn geen bestemmingen aanwezig die een vogelaantrekkende werking hebben. De bepalingen van het Luchthavenindelingbesluit hebben gelet op voorstaande - en met inachtneming van de meest recente wijzigingen - geen consequenties voor deze omgevingsvergunningsaanvraag.

 

3.3 Provinciaal beleid

 

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

 

De structuurvisie van de provincie Noord-Holland is op 21 juni 2010 vastgesteld en op 28 september 2015 geactualiseerd. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.

 

De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo'n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behoeden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.

 

3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

 

Op 12 december 2016 heeft Gedeputeerde Staten de meest recente Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Deze is per 1 maart 2017 in werking getreden. Door middel van de PRV is de doorwerking naar gemeentelijke afwijkingsbesluiten geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Het betreft regels voor de goede ruimtelijke onderbouwing of motivering bij afwijkingsbesluiten over onderwerpen binnen het gehele provinciale grondgebied (Hoofdstuk 2, artikelen 5a t/m 8a) en specifiek voor het landelijke gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is (Hoofdstuk 3, artikelen 13a t/m 18). Daarnaast worden er regels gesteld over thema's die betrekking hebben op de Groene Ruimte (Hoofdstuk 4), de Blauwe Ruimte (Hoofdstuk 5) en Energie (Hoofdstuk 6).

 

Regels voor het gehele grondgebied

Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1, onder i. Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren in overeenstemming zijn met regionale afspraken (artikel 5a). Gedeputeerde Staten hebben op 28 februari 2017 nadere regels vastgesteld om deze regionale afspraken te concretiseren. Artikel 2 van deze regels beschrijft waaraan regionale woningbouwafspraken dienen te voldoen. Regionale woningbouwafspraken:

 

 

Uitgangspunt is dat de regionale afspraken zijn gebaseerd op het Regionaal Actie Programma Wonen (RAP).

 

Nieuwe woning

Conform artikel 5e van de PRV kan een bestemmingsplan (of afwijkingsbesluit) voorzien in nieuwe woningen binnen de 20 Ke-contour uitsluitend binnen het BSG. Tot BSG wordt gerekend het gebied als bedoeld in artikel 1.1.1 onder h. van het Besluit ruimtelijke ordening: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

 

Ligging ten opzichte van 20 Ke-contour

Voor zover het afwijkingsbesluit nieuwe woningen toestaat binnen de 20 Ke-contour, dient in de goede ruimtelijke onderbouwing rekenschap te worden gegeven van het feit dat op de locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die er toe hebben geleid dat op de locatie nieuwe woningen worden bestemd, alsmede de uitkomsten van het onderzoek naar de maatschappelijke haalbaarheid hieromtrent.

 

Regels met betrekking tot energie

Artikel 33 van de PRV stelt dat bestemmingsplannen (of afwijkingsbesluiten) voor onder andere woningbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan (inzet van) energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie en biomassa. Daarnaast dient een nieuwe stedelijke ontwikkeling aan eisen van duurzaam bouwen te voldoen.

 

Relevantie plangebied

Het project is opgenomen in de monitor van het Regionaal Actie Programma Wonen (RAP) en wordt hiermee geacht regionaal te zijn afgestemd.

 

Paragraaf 4.8 van deze ruimtelijk onderbouwing gaat in op de wijze waarop met het aspect energie en duurzaam bouwen is omgegaan.

 

Het project is gelegen binnen Bestaand Stedelijk Gebied (BSG) en buiten de 20 Ke-contour.

 

3.3.3 Wonen en vliegen 20 Ke-contour

 

Zoals eerder aangegeven is een wijziging van het Lib externe veiligheid en

geluid in voorbereiding. Onder het nieuwe regime krijgen gemeenten in bestaand

stedelijk gebied in zone 4 een eigen bevoegdheid om te besluiten over bouwplannen tot

een maximum van 25 woningen per plan. Ook wordt de 20 Ke-contour in het Lib

verankerd. Voor het gebied binnen de 20 Ke (en buiten zone 4) worden in bestaand

stedelijk gebied geen beperkingen opgelegd. In landelijk gebied zal een verbod gelden

op nieuwe woningbouwplocaties. Het ontwerpbesluit zal naar verwachting op korte

termijn in werking treden.

 

In de vorige paragraaf is onderbouwd dat de locatie gerekend moet worden tot bestaand stedelijk gebied. In samenhang met de ruimte voor woningbouw binnen de 20

Ke-contour zijn een aantal bestuurlijke afspraken gemaakt in het kader van het

SMASH-traject:

 

Het eerste onderdeel is van belang voor ruimtelijke procedures en geeft betekenis aan

het zogenaamde 'rekenschap geven' dat is verankerd in artikel 5e lid 3 van de PRV. Over de andere drie onderdelen worden in de Bestuurlijke Regie Schiphol (BRS) nadere

afspraken gemaakt. Deze afspraken staan los van het planologische-juridische traject om woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken.

 

Relevantie plangebied

 

Het projectgebied is gelegen buiten de 20 Ke-contour. De bepalingen hebben hiermee geen invloed op voorliggend initiatief.

 

3.4 Gemeentelijk beleid

 

3.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+

De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en exploitatieplannen.

 

Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio.

 

Bereikbaarheid

Amstelveen kent een vrij uitgebreid lokaal wegennet waarbij de wegen met een ontsluitende functie voor het verkeer goed vertegenwoordigd zijn. De hoge verkeersdruk op de Beneluxbaan zorgt voor het naderen van de kritische grens wat betreft de luchtkwaliteit voor omwonenden. Amstelveen heeft geen NS-station daarom is het van groot belang dat er hoogwaardige en toekomstvast openbaar vervoersverbindingen met de omliggende stations ontstaan. Door de geplande verbreding van de A9 en de komst van het nieuwe tracé van de Amstelveenlijn, kruisingsvrij, zal de bereikbaarheid sterk worden verbeterd.

 

Wonen

Hoofdprioriteit is het zorgen voor meer doorstroming (middeninkomens houden 'goedkope' woningen bezet) door nieuwe kwalitatief hoogwaardige woningen toe te voegen, zowel in centrumstedelijke als landelijke woonmilieus.

 

Uit onderzoek blijkt dat de vraag naar meer comfort en kwaliteit in het wonen blijft toenemen. Bij een aantal gebieden in Amstelveen heeft deze vernieuwing prioriteit. Grootschalig ingrijpen is niet noodzakelijk, er zal dan ook eerder sprake zijn van kleinschalige herstructurering (zie 'relevantie plangebied').

 

Energie

Het doel is dat Amstelveen door optimale energiebesparing en met zoveel mogelijk eigen duurzame energie-opwekking, in 2040 deel uitmaakt van een energieneutrale regio. De Beneluxbaan is aangemerkt als bundelingsmogelijheid infrastructuur, energietransport en ecologie.

 

Thema's uit de structuurvisie

 

 

Amstelveen wil dat allereerst doen door haar bestaande kwaliteiten te behouden en waar mogelijk te versterken. Dit zijn een uitstekend woonklimaat, een ondernemend werkklimaat en een meer dan gemiddelde bereikbaarheid. Dit laatste is het grootste punt van zorg, zowel de bereikbaarheid van de stad als binnen de stad zelf. Dit vergt grote investeringen in hoofdwegen en openbaar vervoerssystemen. Voor de stedelijke ontwikkeling van Amstelveen op langere termijn is dit thema van doorslaggevend belang.

 

 

Amstelveen wil nieuwe kansen die zich voordoen grijpen. Bijvoorbeeld door een toekomstvaste openbaar vervoer verbinding tussen Amsterdam en Amstelveen. Of met een knooppunt van hoogwaardig openbaar vervoer bij het Stadshart, waardoor het Stadshart een impuls krijgt. Ook liggen er kansen in de ontwikkeling van de Noorder Legmeerpolder, waar een combinatie van duurzaam wonen, werken en kassen is voorzien.

 

Relevantie plangebied

 

Het plangebied is aangeduid als suburbaan met de aanduiding 'nieuwe suburbane woonmilieus toevoegen'. Het plangebied is gelegen in de wijk Westwijk Oost. Met de uitbreiding van Westwijk en binnen bestaand bebouwd gebied voegt Amstelveen 3100 - 3500 suburbane woningen toe.

 

Met voorliggend initiatief wordt een woonmilieu toegevoegd die de bestaande wijk - Westwijk Oost - versterkt en aanvult. Het betreft een kleinschalige herstructurering (het realiseren van een nieuw, kleinschalig appartementengebouw) ten gunste van de bestemming wonen, ten koste van leegstaande, niet courante (houten) bedrijfsbebouwing / schuur en ligt hiermee in lijn met het verbeteren van de kwaliteit van de omgeving.

 

Met het realiseren van een nieuw, kleinschalig appartementencomplex wordt kwaliteit toegevoegd aan de bestaande, Amstelveense woningvoorraad. Het initiatief ligt in lijn met de uitgangspunten van deze structuurvisie.

 

3.4.2 Parkeernota 2005 - 2010

De parkeernota 2005-2010 (2004) geeft uitgangspunten, richtlijnen en instrumenten voor het auto parkeerbeleid voor de periode 2005-2010. Het parkeerbeleid dient een bijdrage te leveren aan een sociaal, veilig, groen en duurzaam Amstelveen. Om dit te realiseren wordt gekozen voor een beleid dat gericht is op het faciliteren en reguleren van de groeiende mobiliteitsbehoefte. De mate waarin de parkeervraag gefaciliteerd wordt, vergt een voortdurende afweging tussen bereikbaarheid, economische ontwikkeling, leefbaarheid en stedelijke kwaliteit. In de nota wordt per gebied (stadshart, woon- en werkgebied) ingegaan op verschillende thema's.

 

Thema's als parkeercapaciteit, parkeernormen en verschijningsvorm/parkeerlocatie zijn het meest ruimtelijk relevant. De parkeernota bestaat uit een beleidsmatig deel en een deel met een beschrijving van het beschikbare instrumentarium.

 

Met de Parkeernotitie 2012 zijn een aantal maatregelen van kracht geworden om de parkeerregulering in goede banen te leiden zoals digitaliseren vergunningparkeren, parkeren op kenteken, blauwe zones en handhaving. Deze notitie vervangt de Parkeernota voor wat betreft het thema parkeerregulering.

 

Daarnaast heeft de gemeenteraad de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Deze nota bevat de parkeernormen die voor Amstelveen gelden en de bijbehorende toepassingsregels. Deze nota vervangt de Parkeernota voor wat betreft het thema parkeernormen.

 

Parkeercapaciteit

In het algemeen is de parkeercapaciteit in Amstelveen toereikend. Aangezien de ontwikkelingen in de toekomst per gebied verschillend kunnen zijn, zal de gemeente per gebied monitoren of de parkeercapaciteit toereikend blijft of waar problemen dreigen te ontstaan.

 

Parkeernormen en nieuwbouw

Parkeernormen zijn van belang in geval van nieuwbouw, verbouw of functiewijziging. Het spanningsveld tussen bereikbaarheid en leefbaarheid is direct gelieerd aan de te hanteren parkeernormen: het verhogen van de norm leidt tot een toename van de automobiliteit, terwijl toepassing van een te krappe norm parkeerproblemen tot gevolg kan hebben.

 

Verschijningsvorm en parkeerlocatie

De parkeercapaciteit in de gemeente Amstelveen bevindt zich grotendeels op maaiveld. Alleen in het Stadshart zijn parkeergarages aanwezig die openbaar en permanent toegankelijk zijn voor consumenten. Het doel is om in de toekomst parkeerplaatsen vooral onder te brengen in gebouwde voorzieningen (minder blik in het zicht) en om parkeerplaatsen meer te concentreren (minder zoek verkeer). Uitgangspunt is dat doelgroepen zo dicht mogelijk bij hun bestemming moeten kunnen parkeren en dat dit bij voorkeur op eigen terrein gebeurt.

 

Relevantie plangebied (parkeren en ontsluiting)

 

Het initiatief betreft de nieuwbouw van een kleinschalig appartementencomplex met 12 appartementen. Gelet op de datum van indiening gelden voor deze omgevingsvergunningaanvraag de Nota Parkeernormen 2016.

 

In de Nota Parkeernormen 2016 zijn voor Wonen de volgende parkeernormen opgenomen:

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uit de aanvraag en de bijbehorende tekeningen (zie bijlagen 1 en 2) blijkt dat er drie type woningen zullen worden gerealiseerd. De bijbehorende oppervlakten zijn: circa 150 m2 voor type A en B en circa 190 m2 voor type C.

 

De parkeerbehoefte bedraagt, gelet op de grootte van de appartementen, 2 parkeerplaatsen per appartement. De totale parkeerbehoefte komt hiermee op 24 parkeerplaatsen, welke op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

Ten behoeve van het plan wordt een ondergrondse parkeerkelder gerealiseerd met 15 parkeerplaatsen. Ten noorden van de geprojecteerde bebouwing worden 12 parkeerplaatsen aangelegd op maaiveld. In totaal worden ten behoeve van dit plan 27 parkeerplaatsen gerealseerd. Voorstaande wordt duidelijk uit de bijgevoegde bouw- en situatietekeningen (zie bijlage 1 en 2). Gelet op voorstaande kan worden geconcludeerd dat de parkeernormen door het initiatief niet in het geding komen.

 

Ten behoeve van de toegankelijkheid van het projectgebied vanaf de parallelweg van de Bovenkerkerweg worden nieuwe ontsluitingen gerealiseerd.

 

Op afbeelding 5 (onder paragraaf 2.2 de ontwikkeling) worden de locaties van de ontsluitingen en van de parkeerfaciliteiten nader weergegeven.

 

3.4.3 Woonvisie 2011 - 2015

 

In oktober 2011 heeft de raad de Amstelveense woonvisie 'Wonen in Amstelveen, doorstroming en duurzaamheid' vastgesteld. Deze Woonvisie vormt het richtinggevende kader voor Amstelveen. De volgende speerpunten staan centraal in de nieuwe Woonvisie:

 

Doorstroming

Amstelveen wil bouwen voor de doorstroming door in het middeldure en dure segment meer woningen toe te voegen, in diverse woonmilieus (centrumstedelijk, landelijk en suburbaan). Dat zorgt ervoor dat de meeste mensen hun woonwensen kunnen realiseren. Daarnaast zal Amstelveen ook segmenten (middeldure huur, sociale en betaalbare koop) aan de woningmarkt toevoegen die nodig zijn om midden- en hogere inkomens te verleiden uit de sociale huurvoorraad te verhuizen.

 

Verduurzaming van de woningvoorraad

Verduurzaming is hoogst noodzakelijk omdat binnen niet al te lange periode de energielasten mogelijk hoger zullen zijn dan de huurlasten. Voor lagere inkomens is het van groot belang om in een energiezuinig huis te wonen. Met de corporaties is afgesproken dat zij meer gaan investeren in de verduurzaming van hun woningvoorraad. Voor het woonbeleid betekent dit dat er meer gestuurd wordt op woonlasten en minder op huurniveaus.

 

Ondernemerschap en zeggenschap

In de Politieke agenda is een aantal belangrijke kernwaarden van Amstelveen opgenomen: internationaal, ondernemend, duurzaam en betrokken. Amstelveen wil breken met een lange traditie van woningbouw, waarbij projectontwikkelaars nieuwbouwwijken realiseren en de bewoners woonconsumenten zijn. De tijd is hier rijp voor: de verhoudingen tussen verschillende partijen zijn veranderd, als gevolg van de huidige economische recessie. Er wordt meer ruimte gegeven aan (collectief) particulier opdrachtgeverschap. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de effectieve vraag naar woningen. Bewoners meer zeggenschap geven en ruimte bieden de stad 'te bouwen', sluit naadloos aan op de ambitie om uit te groeien tot een duurzame, betrokken en ondernemende stad.

 

3.4.4 Woonagenda Amstelveen 2015 - 2018

 

Op 9 maart 2016 is de gemeentelijke woonagenda 2015-2018 vastgesteld door de gemeenteraad. De grootste opgave die in de nieuwe woonagenda wordt geformuleerd is te zorgen voor voldoende woningen in het dure en middeldure segment als voorwaarde om de doorstroming te stimuleren. Onderkend wordt dat, gezien de kosten die aan transformatie zijn verbonden, dit een uitbreiding van de voorraad zal meebrengen in het middeldure en dure segment, vooral in de huursector.

 

Relevantie plangebied

De appartementen behoren tot het dure huursegment. Het initiatief ligt hiermee in lijn met de hierboven genoemde grootste opgave uit de gemeentelijke Woonagenda Amstelveen 2015-2018. In de paragrafen 3.2.3 (Ladder voor duurzame verstedelijking) en 3.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+ wordt omschreven op welke wijze het voorliggende project aansluit bij de overige relevante visies.

 

3.4.5 Energiebeleidsplan

Het Energiebeleidsplan (27 mei 2009) gaf het energiebeleid van Amstelveen nieuwe impulsen. Amstelveen heeft de ambitie met regiogemeenten in 2040 een energieneutrale regio gerealiseerd te hebben, door integraal en maximaal in te zetten op alle gerelateerde onderwerpen die binnen haar invloedssfeer liggen. Hiertoe zet zij vanaf de beleidsperiode 2009-2012 en verder, waar mogelijk, maximaal in op het terugdringen van het energiegebruik en de CO 2 -uitstoot. Tegelijk stimuleert de gemeente het opwekken en benutten van duurzame energie, wil ze een voorbeeldfunctie vervullen en een nauwe samenwerking met regiogemeenten, inwoners, bedrijven en andere organisaties aangaan op het bereiken van de doelen. Met het op 24 april 2013 vastgestelde Energiebeleidsplan 2013-2016 is deze ambitie herbevestigd waarbij in activiteiten meer focus is aangebracht.

 

3.4.6 Verklaring van geen bedenkingen

De onderhavige omgevingsvergunning kan slechts worden verleend door van het geldende bestemmingsplan af te wijken als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 van de Wabo. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van de omgevingsvergunning, maar voor het afwijken van het bestemmingsplan is, op grond van het bepaalde in de artikelen 2.27, eerste lid van de Wabo en 6.5, eerste lid van het Bor, een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) nodig van de gemeenteraad. Om de besluitvorming te vergemakkelijken, kan de raad een categorie of categorieën van gevallen aanwijzen waarin een dergelijke verklaring niet is vereist (artikel 6.5, derde lid Bor).

 

Op 29 april 2015 heeft de gemeenteraad het "Beleid inzake verklaringen van geen bedenkingen door de gemeenteraad van Amstelveen" vastgesteld. In deze beleidsregel is onder meer vastgelegd dat een vvgb niet noodzakelijk is, mits is voldaan aan alle hierna genoemde kenmerken:

 

  1. de aangevraagde activiteit past binnen een (voor)ontwerpbestemmingsplan, waarop reeds inspraak is verleend, en/ of een door de raad vastgestelde Startnotitie;

  2. eventueel in de aanvraag opgenomen woningbouw past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;

  3. de aangevraagde activiteiten geen ingrijpende gevolgen hebben voor de gemeente.

 

De in de aanvraag opgenomen woningbouw past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma en de aangevraagde activiteiten hebben geen ingrijpende gevolgen voor de gemeente. De aangevraagde activiteit past binnen een voorontwerp bestemmingsplan waarop reeds inspraak is verleend, en/of een door de raad vastgestelde Startnotitie. Binnen het bestemmingsplan Amstelveen Zuid-West 2014 heeft de betreffende projectlocatie reeds een woonbestemming. Om deze reden is geen vvgb van de gemeenteraad benodigd.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

 

4.1 Bodem

 

4.1.1 Beleidskader

Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik kan benadelen.

 

Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico's optreden, is in Amstelveen bereikt. Het tweede spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het derde en laatste spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening'. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfuncties alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijk momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zonodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.

 

De drie sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en in omgevingsplannen.

 

4.1.2 Provinciale milieuverordening

De provincie beschermt aardkundig interessante gebieden, 'aardkundige waarden', die iets vertellen over manier waarop het landschap is ontstaan. Ze vormen ons aardkundig erfgoed. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening. Gebieden met aardkundige waarden dienen planologisch te worden beschermd.

 

4.1.3 Relevantie plangebied

 

In januari 2016 heeft APS-Milieu een verkennend bodemonderzoek (bijlage 4: kenmerk R16, versie 2) uitgevoerd op de locatie Bovenkerkerweg 83B. De aanleiding tot het uitvoeren van het onderzoek is de nieuwbouw van een kleinschalig appartementencomplex van 12 appartementen. Het doel van het onderzoek in het kader van de Woningwet is het vaststellen of de locatie geschikt is voor het voorgenomen gebruik (wonen).

 

Uit het verkennend bodemonderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

 

Bovengrond en ondergrond:

 

 

Asbest:

 

Tijdens de uitvoering van het veldwerk is asbestverdacht materiaal op het maaiveld aangetroffen. Op basis van de analyseresultaten wordt de onderzoekslocatie als asbestverdacht beschouwd. Aanbevolen wordt een nader asbestonderzoek uit te voeren om de ernst en omvang van de asbestverontreiniging te bepalen. Deze hypothese verdacht wordt op basis van de aangetroffen sterke verontreinigingen bevestigt. Geconcludeerd kan worden dat de locatie sterk verontreinigd is.

 

Bus-Melding

 

Indien ten behoeve van de voorgenomen werkzaamheden grond moet worden afgevoerd/herschikt, dient een melding BUS gedaan te worden bij de gemeente Amstelveen. Op 1 november 2016 is de eerder ingediende BUS-Melding akkoord bevonden.

 

Nader bodemonderzoek:

 

De aangetroffen sterke verontreinigingen met zware metalen in de bodem geven formeel aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek naar de ernst en omvang van deze verontreinigingen. Nader bodemonderzoek naar deze verontreinigingen wordt met het oog op overschrijdingen in alle ingezette mengmonsters niet noodzakelijk geacht. Mede omdat deze verontreinigingen niet te verplaatsen zijn. Aangenomen wordt dat deze verontreinigingen homogeen over de locatie aanwezig zijn. Er is derhalve sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (>25 m3 sterk verontreinigd bodemvolume) met zware metalen.

 

Op 28 april 2016 heeft 'Grondslag, bodemkwaliteitsbureau' aanvullend en nader bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek (bijlage 5: kenmerk project: 25175, versie 2) uitgevoerd. Het doel van het aanvullend onderzoek is het bepalen of de verontreiniging met koper in de ondergrond integraal (homogeen) aanwezig is of een plaatselijke plek betreft. Het doel van het onderzoek is om met relatief geringe onderzoeksinspanning uit te sluiten dat er een asbestverontreiniging aanwezig is. In dit onderzoek is geconcludeerd dat:

 

Gebleken is dat de interventiewaarde voor koper in de grond wordt overschreden en er bestaat een redelijk vermoeden van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in de Wet bodembescherming. Conform art. 6.2c lid 1 Wabo treedt de omgevingsvergunning niet eerder in werking dan nadat:

 

  1. op grond van artikel 29, eerste lid, in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming is vastgesteld dat geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is en het desbetreffende besluit in werking is getreden

  2. op grond van artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming met het saneringsplan, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, is ingestemd en het desbetreffende besluit in werking is getreden, of

  3. een melding van een voornemen tot sanering als bedoeld in artikel 39b, derde lid, van de Wet bodembescherming is gedaan en de bij of krachtens het vierde lid van dat artikel gestelde termijn is verstreken.

 

Conclusie

Wanneer voor bouwactiviteiten op een locatie, waar sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, een omgevingsvergunning is vereist voor een gebouw waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen verblijven, treedt de omgevingsvergunning niet in werking. De omgevingsvergunning treedt pas in werking als het bevoegd gezag (de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied voor de provincie Noord-Holland) heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, die met spoed moet worden gesaneerd, als het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan, of als er een BUS-melding is gedaan. Op 1 november 2016 is de eerder ingediende BUS-melding akkoord bevonden.

 

4.2 Water

 

Bij ruimtelijke ingrepen dient een watertoets te worden uitgevoerd. Doel van de watertoets is om de relatie tussen planvorming en de waterhuishouding te versterken. Bouwplannen dienen daartoe te worden getoetst door de waterbeheerder. Daarbij moeten alle gevolgen met betrekking tot water tegen het licht worden gehouden.

 

Relevantie plangebied

 

Watervergunning

Op 5 oktober 2016 is door Archi-nova architectenburereau, namens de aanvrager, bij Waternet een aanvraag voor een omgevingsvergunning (op grond van de Waterwet - hoofdstuk 6) gedaan. Waternet heeft de aanvraag namens het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) in behandeling genomen. De aanvraag is geregistreerd onder de casecode: W-16.03005. Op 30 december 2016 is door Waternet de vergunning voor het bouwen van een appartementengebouw met ondergrondse parkeerkelder verleend (bijlage 6).

 

In paragraaf 4.1.3 is reeds aangegeven dat het grondwater op de projectlocatie niet is verontreinigd.

 

Watercompensatie

Volgens de beleidsregels 'Aanleggen van verhard oppervlak' vormen het afwegingskader voor de verlening van een Watervergunning voor het aanleggen van verhard oppervlak. Onder het aanleggen van verhard oppervlak wordt het aanbrengen van verharding in de vorm van bestrating of bebouwing verstaan, waardoor het hemelwater niet in de bodem kan infiltreren. Deze beleidsregels zijn van toepassing wanneer het verharde oppervlak in stedelijke gebieden toeneemt met meer de 1.000 m². De nettotoename van het verhard oppervlak voor dit initiatief blijft onder dit maximum oppervlak, waardoor watercompensatie niet is vereist.

 

4.3 Geluid

 

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

Relevantie plangebied

 

Akoestisch onderzoek Wet geluidhinder Bovenkerkerweg te Amstelveen

 

Op 10 januari 2017 is door het bureau Weel geluidsadvies de rapportage met de titel 'Akoestisch onderzoek Wet geluidhinder; Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai op basis van de Wet geluidhinder voor de bouw van een appartementengebouw aan de Bovenkerkerweg te Amstelveen' aangeleverd (bijlage 7). Het rapport betreft een verslaglegging van het onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels van een nieuw te bouwen appartementengebouw aan de Bovenkerkerweg. De berekende geluidbelasting wordt getoetst aan het gemeentelijke Hogere waardenbeleid en indien nodig wordt ingegaan de maatregelen om de geluidbelasting te verlagen.

 

Geconcludeerd wordt dat:

 

 

Het wegverkeer op de niet gezoneerde parallelweg (30 km/uur) levert een lage geluidbelasting op.

 

Het appartementengebouw wordt gerealiseerd op een bouwvlak wat reeds een woonbestemming heeft. Mogelijk wordt het gebouw enkele meters buiten het bouwvlak gebouwd en om deze reden is een Hogere waardeprocedure noodzakelijk. Voor het appartementengebouw dient voor de aangegeven gevels een Hogere waarde van Lden=58 dB te worden vastgesteld.

 

Maatregelen

 

In situaties waar nieuw te bouwen woningen een geluidbelasting ondervinden boven de voorkeursgrenswaarde, dient onderzocht te worden of de geluidbelasting gereduceerd kan worden door het treffen van maatregelen aan de bron, in het overdrachtsgebied of bij de ontvanger. Indien deze maatregelen onvoldoende effect hebben dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard, kunnen burgemeester & wethouders van de gemeente Amstelveen (onder voorwaarden) een hogere waarde vaststellen voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen waarbij een vereiste is dat de geluidbelasting lager is dan de maximaal te verlenen hogere waarde voor die situatie.

 

Om de geluidbelasting terug te brengen tot de voorkeurgrenswaarde zal het aanbrengen van geluidreducerend asfalt onvoldoende efficiënt zijn. Het toepassen van een stiller wegdek voor dit bouwplan is tevens vanuit financieel oogpunt niet haalbaar.

Het verder beperken van de geluidsbelasting met bijvoorbeeld schermen langs de weg is niet efficiënt, aangezien het appartementencomplex 4 verdiepingen hoog wordt en een geluidscherm op de hoger gelegen verdiepingen onvoldoende afscherming oplevert.

Tevens zijn de hoge kosten voor het aanleggen van geluidschermen vanuit financieel oogpunt niet wenselijk.

Van de 12 appartementen beschikken er 4 (appartementen type A) niet over een geluidsluwe zijde, waardoor er niet voldaan wordt aan hetgeen gesteld is in het Hogere Waarde Beleid Regio Amstelland - de Meerlanden. Voor deze appartementen wordt echter een geluidluw geveldeel gerealiseerd door de gedeeltelijk terugliggende gevel en door de buitenruimten te voorzien van een geluidafschermende borstwering.

 

Om bovengenoemde redenen is het mogelijk een besluit hogere grenswaarde vast te stellen. Verder moet het bouwplan voldoen aan het Bouwbesluit 2012 en zullen aan de woningen geluidwerende maatregelen genomen worden, zodat er een acceptabel binnenniveau, zijnde 33 dB in nieuwbouwsituaties, wordt bereikt.

 

Besluit hogere waarden Wet geluidhinder (wegverkeerslawaai, zie bijlage 8)

 

De projectlocatie valt binnen de geluidzones van de Bovenkerkerweg en de Nesserlaan. Voor de Bovenkerkerweg geldt een maximum snelheid van 50 km/uur en voor de Nesserlaan is dit 60 km/uur. Voor de parallelweg ten westen van de Bovenkerkerweg geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur waardoor voor deze weg geen zone geldt. In beschreven akoestische onderzoeken is de geluidsbelasting op de gevels van de te bouwen appartementen, veroorzaakt door omliggende wegen, berekend. Er is gebruik gemaakt van verkeersprognoses voor het jaar 2027.

 

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege wegverkeer rijdend op de Bovenkerkerweg hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en betrekking heeft op de volgende gevels:

 

Weg

Geluidbelasting

Lden in dB

Gevel

Aantal

woningen

Bovenkerkerweg

58

Oostgevel

8

 

55

Noordgevel

4

 

54

Zuidgevel

8

 

De voorkeursgrenswaarde (48 dB) wordt op de noord-, oost- en zuidgevel van het appartementencomplex vanwege het wegverkeer over de Bovenkerkerweg overschreden. De maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden.

 

Bijgevoegd besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder (zie bijlage 8) heeft in ontwerp gelijktijdig met het ontwerp van de omgevingsvergunning ter inzage gelegen van 14 december 2017 tot en met 24 januari 2018.

 

Gecumuleerde geluidbelasting (Lcum: verschillende geluidbronnen)

 

De gecumuleerde geluidsbelasting (geluidbelasting van verschillende geluidbronnen) mag niet leiden tot een onaanvaardbare geluidsbelasting. Volgens het Hogere Waarde Beleid Regio Amstelland - de Meerlanden, verwoord in de regionale Deelnota Hogere Waarden 2007, mag de gecumuleerde geluidbelasting van alle geluidsbronnen niet meer bedragen dan de ten hoogste te verlenen hogere waarde +3 dB. Aangezien er in dit geval sprake is van 1 geluidbron (de Bovenkerkerweg) die een geluidbelasting hoger dan de voorkeurgrenswaarde veroorzaakt, is hier geen sprake van gecumuleerde geluidbelasting.

 

4.4 Luchtkwaliteit

 

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkignsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL beoogt alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Alleen projecten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Een project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging, indien aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3%-grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een of-benadering. Wanneer een project voor één stof de grens van 3% overschrijdt, moet het project worden aangemerkt als een project dat de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechtert.

 

De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, zoals:

 

Relevantie plangebied

 

Het initiatief betreft de toevoeging van een kleinschalig appartementencomplex met twaalf appartementen. Het toevoegen van een dergelijk aantal woningen houdt een Niet In Betekenende Mate (NIBM, artikel 5.16 Wet Milieubeheer) bijdrage aan de Luchtkwaliteit in. Zoals eerder werd vermeld, vormen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering in een geval als deze en is onderzoek naar de Luchtkwaliteit is niet vereist.

 

4.5 Externe veiligheid

 

Bij externe veiligheid gaat het om de vraag of de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen voldoende is gewaarborgd. Het gaat hier met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen. De veiligheidsnormen zijn vastgelegd in respectievelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en Besluit externe veiligheid buisleidingen. Bij de bouw van de appartmenten gaat het in beginsel om een kwetsbaar objecten, waarbij de veiligheid van personen in het geding kan zijn.

 

De risicokaart Noord-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. De gegevens zijn afkomstig van gemeente, waterschappen, provincie en het Rijk.

 

Relevantie plangebied

 

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het bouwplan geen risciovolle bedrijven en/of activeiten zijn vermeld. De planlocatie is circa 250 meter verwijderd van een hoge druk aardgasleiding en is hiermee gelegen buiten het invloedsgebied van deze buisleiding.

 

4.6 Ecologie

 

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een  implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

 

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen.

Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

 

Relevantie plangebied

 

Het plangebied is thans niet begroeid en bevat naar verwachting geen bijzondere of beschermde ecologische waarden. Om deze reden bestaat geen noodzaak tot het uitvoeren van een ecologisch onderzoek.

 

4.7 Archeologie

 

De gemeente Amstelveen heeft in 2008 archeologisch beleid vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op deze kaart zijn in verschillende gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria met betrekking tot oppervlakte en diepte van bodemverstoring zijn verbonden. In 2016 is het archeologisch beleid en de daarbij behorende archeologische verwachtingskaart geactualiseerd. Dit geactualiseerde beleid wordt door middel van een paraplubestemmingsplan gemeentebreed verankerd in het ruimtelijke beleid. Op vergunningaanvragen waarvoor een bestemmingswijziging of een afwijkingsprocedure (omgevingsvergunning) noodzakelijk is, is het archeologisch beleid, zoals dat is vastgesteld door de raad in september 2016 van toepassing.

 

De gebieden met de hoogste verwachting zijn vermeld als AMK-terrein (Archeologische Monumentenkaart). Dit zijn de op kaart paars gekleurde gebieden (Amsterdamseweg, oude dorp en voormalige buitenplaatsen langs de Amstel). Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 50 m2 én dieper dan 30 cm onder maaiveld een vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek dient te worden gestart. In de zones waar historische bebouwing heeft plaatsgevonden (Amsterdamseweg, Handweg en Legmeerdijk, het gehele verhoogde dijklichaam langs de Amstel) geldt verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoringen groter dan 100 m2 én dieper dan 30 cm onder maaiveld. In de zone van het onverveend bovenland (langs de Amstel) geldt dit bij bodemverstoringen groter dan 500 m2 én dieper dan 30 cm onderzoek dient te worden verricht, en in het kreekruggen-gebied geldt dit bij bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 5.000 M2 en een diepte dieper dan 30 cm. Tenslotte geldt in het verveend en drooggemaakte gebied het oppervlaktecriterium van 10.000 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld.

 

Relevantie plangebied

 

De locatie van het appartementencomplex ligt grotendeels binnen de archeologische zone 'dijklichaam' (zie afbeelding 6 uitsnede archeologische verwachtingenkaart 'Archeologie Bovenkerkerweg'; in het rood de zone dijklichaam). Binnen deze zone geldt het criterium van maximaal 100 m2 en dieper dan 30 cm bodemverstoring. Omdat een parkeerkelder van ruim 700 m2 wordt gerealiseerd in het dijklichaam dient vroegtijdig inventariserend, archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Naar aanleiding van bovenstaande is een inventariserend onderzoek / bureauonderzoek ('Bovenkerkerweg 82B, gemeente Amstelveen, bureauonderzoek (inventariserend onderzoek) opgesteld door 1Arch/Hazenberg Archeologie. Op 17 augustus 2017 is dit onderzoek beoordeeld door de Regioarcheoloog. Er is om een nadere onderbouwing en nader onderzoek gevraagd van de archeologische verwachting voor de periode middeleeuwen tot 1800. Naar aanleiding daarvan kan advies worden gegeven over eventueel vervolgonderzoek.

 

 [image]

Afbeelding 6. Uitsnede archeologische verwachtingenkaart 'Archeologie Bovenkerkerweg'

 

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

 

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is het voornemen tot planologische afwijking inclusief de bijbehorende stukken, waaronder het ontwerp van de omgevingsvergunning, het ontwerpbesluit hogere waarden Wet geluidhinder en de voorliggende ruimtelijke onderbouwing gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder een mondelinge dan wel een schriftelijke zienswijze naar voren te brengen.

 

Van 14 december 2017 tot en met 24 januari 2018 hebben de stukken gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is van een omwonende een zienswijze ontvangen. Deze zienswijze is samengevat en voorzien van een reactie in de Nota van Beantwoording.

 

5.2 Juridische uitvoerbaarheid

 

De gewenste ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan Amstelveen Zuid-West 2014. Er is dan ook een omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) noodzakelijk om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.

 

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan Amstelveen Zuid-West 2014, Bovenkerkerweg 83B dat de nieuwbouw van een kleinschalig appartementencomplex met 12 appartementen en een ondergrondse parkeerkelder inhoudt. Ter plaatse van het geprojecteerde appartementencomplex gelden de enkelbestemmingen Tuin en Wonen en de dubbelbestemmingen Archeologie en Waterstaat-Waterkering. De beoogde functie betreft Wonen.

 

5.3 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

5.3.1 De financiele uitvoerbaarheid

 

De gemeente heeft met aanvrager een overeenkomst gesloten als beschreven in paragraaf 5.3.2. Niet is gebleken dat de aanvrager over onvoldoende middelen beschikt om de exploitatiebijdrage aan de gemeente te voldoen.

 

5.3.2 De vorm van het kostenverhaal van de grondexploitatiekosten

 

De gemeente is op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht om bij het mogelijk maken van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan vast te stellen ten behoeve van het verhalen van de door de gemeente te maken kosten, tenzij voorafgaand aan de vaststelling van de bestemmingswijziging een overeenkomst tot stand is gekomen waarin dit kostenverhaal is verzekerd. Voorliggend project voorziet in de bouw van een hoofdgebouw (in casu een kleinschalig appartementencomplex met 12 wooneenheden). Op grond van artikel 6.2.1 sub b van het Bro betreft het derhalve een bouwplan waarvoor in principe een exploitatieplan dient te worden opgesteld. De gemeente heeft met de aanvrager, ten behoeve van onderhavige grondexploitatie, een anterieure overeenkomst gesloten waarin de kosten voor de grondexploitatie worden verhaald op aanvrager. Het is niet nodig een tijdvak of fasering of regels danwel een uitwerking van regels publiekrechtelijk op te leggen. Hiermee is het verhaal van kosten anderszins verzekerd en het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

Op het perceel Bovenkerkerweg 83B is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een kleinschalig appartementencomplex met 12 appartementen en een ondergrondse parkeerkelder. Ook zullen er op maaiveld een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De maaiveldparkeerplaatsen en de parkeerkelder zullen met twee separate in- / uitritten worden ontsloten. In de ontsluiting voor voetgangers van de parallelweg tot aan de hoofdentree wordt apart voorzien.

 

Het bouwplan en de bijbehorende activiteiten passen op onderdelen niet binnen de bouw- en gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan Amstelveen Zuid-West 2014. Ingevolge de buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3 van de Wabo kan het bouwplan worden gerealiseerd. De gevraagde vergunning kan worden verleend, indien is aangetoond dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

 

Het plan is in overeenstemming met het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. Gelet op de verschillende omgevingsaspecten zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan. De juridische en economische uitvoerbaarheid zijn gewaarborgd. De maatschappelijke uitvoerbaarheid blijkt uit de uitkomsten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

 

Geconcludeerd wordt, dat het bouwplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, zodat het is geoorloofd toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 van de Wabo. De aangevraagde omgevingsvergunning kan dan ook worden verleend.