direct naar inhoud van Regels

OIAVHB Legmeerpolder Zuid - Noorddammerweg nabij 115

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0362.OIAVHB11xAA-VG01
Plantype: omgevingsvergunning

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

 
Inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

HOOFDSTUK 3 Beleid

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

 

Op 24 oktober 2017 is een aanvraag om een omgevingsvergunning 1e fase (Z-2017/052957) ontvangen voor het gebruiken van gronden, in strijd met planologische voorschriften, ten behoeve van het realiseren van een bedrijfsgebouw met bijbehorende voorzieningen op het perceel Noorddammerweg nabij 115 te Amstelveen. De aanvraag om omgevingsvergunning is opgenomen in bijlage 1 (aanvraagformulier) en bijlagen 2 tot en met 6 (relevante gegevens behorende bij de aanvraag).

 

Op het perceel is een logistiek centrum voorzien van het bedrijf Plieger. Dit bedrijf is een groothandelsbedrijf in sanitair, verwarming, klimaatbeheersing, elektra en installatiemateriaal.

 

1.2 Aard en doel

 

De gronden waarop het bouwplan is gedacht zijn gelegen in het vigerende bestemmingsplan 'Legmeerpolder-Zuid' en hebben ingevolge dat plan de bestemmingen 'Agrarisch-Glastuinbouw' (A-GT) en 'Agrarisch-Glastuinbouw Bedrijfswoning' (A-GBW).

 

De activiteit waarvoor de aanvraag is ingediend is in strijd met de betreffende gebruiksregels van het bestemmingsplan (zie paragraaf 2.3). De aangevraagde omgevingsvergunning voor het planologisch strijdig gebruik kan worden verleend door middel van een buitenplanse afwijking ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

 

De benodigde omgevingsvergunning voor het bouwen van de bouwwerken wordt in een later stadium aangevraagd. Deze vergunning kan, op basis van de nu voorliggende omgevingsvergunning voor de activiteit planologisch strijdig gebruik, worden verleend, indien en voor zover de aanvraag voor de activiteit bouwen past binnen de vergunning voor het strijdige gebruik.

 

1.3 Ligging en begrenzing projectgebied

 

Het bedrijventerrein De Loeten ligt in het uiterste zuidwesten van de gemeente Amstelveen en is bijna 50 hectare groot. Het gebied wordt omsloten door drie wegen, te weten de Legmeerdijk (westzijde), de Noorddammerweg (oostzijde) en de omgelegde N201 (zuidzijde). Aan de noordzijde wordt het onder meer begrensd door kassen ten noorden van de Meerlandenweg tussen de Legmeerdijk 262 en de Noorddammerweg 101.

 

Het perceel aan de Noorddammerweg nabij 115 heeft een oppervlakte van ongeveer 2,75 hectare en is gesitueerd aan de zuidoostzijde van bedrijventerrein De Loeten, op de hoek N201/Noorddammerweg.

 

In de figuren 1 en 2 is één en ander weergegeven.

 

 [image]

Figuur 1: ligging projectgebied

 

 [image]

Figuur 2: begrenzing projectgebied

 

1.4 Leeswijzer

 

Deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het project. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie in relatie tot de vigerende planologische regeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van Rijk, provincie en gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 worden de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de ontwikkeling toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de samenvatting en eindconclusie.

 

 

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

 

2.1 Huidige situatie

 

Op de projectlocatie was voorheen een kwekerij gevestigd. Op het perceel stond een glastuinbouwcomplex bestaande uit kassen, een schuur en bassins. In 2006 is deze bebouwing geamoveerd. In de zuidoostelijke hoek van het projectgebied staat een woning met het adres Noorddammerweg 115. Op 7 december 2017 is de voor deze woning ingediende sloopmelding akkoord bevonden onder zaaknummer Z-2017/059717.

 

 [image]

Figuur 3: situatie voor en na sloop

 

2.2 De ontwikkeling

 

Het bedrijf Plieger is een groothandelsbedrijf in sanitair, verwarming, klimaatbeheersing, elektra en installatiemateriaal. Het hoofdkantoor en het centraal magazijn zijn gevestigd in Zaltbommel. Plieger gaat verschillende locaties in het land samenvoegen tot één nieuw regionaal distributiecentrum op de projectlocatie. Dit nieuwe centrum zal het centraal magazijn in Zaltbommel logistiek ondersteunen. De verschillende vestigingen en showrooms in het land kunnen hierdoor, naast vanuit Zaltbommel, ook via Amstelveen worden bevoorraad.

 

De ontwikkeling bestaat uit twee bouwfases met een uiteindelijk bouwoppervlak van 16.824 m2. Bouwfase 1 heeft een oppervlak van 8.949 m2, bestaande uit 7.553 m2 lichte industrie en 1.396 m2 kantoor. Bouwfase 2 heeft een oppervlak van 7.875 m2, bestaande uit 6.659 m2 lichte industrie en 1.216 m2 kantoor. De maximale bouwhoogte bedraagt bijna 14 meter. Het distributiecentrum wordt voorzien van laad- en losdocks, kantoorruimte (ondersteunend) en diverse opslag- en logistieke ruimtes. Het parkeren wordt op eigen terrein opgelost.

 

 [image]

Figuur 4: nieuwe situatie

 

Onderstaande figuur toont 3D impressies van de toekomstige situatie van bouwfase 1. Op de bovenste afbeelding zijn de zuid- en de westgevel weergegeven en op de onderste afbeelding de noord- en de westgevel.

 

 [image]

Figuur 5: 3D impressie bouwfase 1

 

2.3 Bestemmingsplan

 

Voor het projectgebied is van toepassing het bestemmingsplan 'Legmeerpolder-Zuid', zoals dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 12 november 2014 en op 31 december 2014 onherroepelijk is geworden.

 

 [image]

Figuur 6: uitsnede plankaart geldend bestemmingsplan en geprojecteerd bouwplan

 

2.3.1 Planregels

Binnen de bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw' zijn gebouwen ten behoeve van de uitoefening van het tuinbouwbedrijf (uitgezonderd de bedrijfswoningen) en kassen toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 meter en 8 meter. Het bebouwingspercentage per bouwvlak is 100%, tenzij anders aangegeven. Ondergeschikt aan het tuinbouwbedrijf zijn toegestaan: groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, infrastructurele voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen en sloten.

 

Binnen de bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw Bedrijfswoning' zijn de gronden bestemd voor tuinbouwbedrijven met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen met de daarbij behorende bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven en verhardingen. Binnen het aangegeven bouwvlak mag 1 bedrijfswoning worden gerealiseerd, indien de woning gelet op de aard, inrichting, de omvang en de continuïteit van het bedrijf ter plaatse noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering.

 

2.3.2 Strijdigheden

Aangezien de bedrijfsactiviteiten van Plieger niet ten dienste staan van een tuinbouwbedrijf, zijn de activiteiten in strijd met het ter plaatse toegestane gebruik. Daarnaast is het bouwplan strijdig met de in de bouwregels voorgeschreven maximale bouwhoogte.

 

2.3.3 Motivering om af te wijken van het bestemmingsplan

De uitoefening van het bedrijf gaat plaats vinden op het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein De Loeten. In de structuurvisie van de provincie Noord-Holland is aan deze gronden de bestemming bedrijventerrein toegekend. Tijdens de economische crisis was de vraag naar bedrijventerreinen minder groot dan eerst werd aangenomen. Het op dat moment integraal ontwikkelen van een nieuw bedrijventerrein met exploitatieplan resulteerde in een exploitatietekort. Overeenkomstig de uitvoeringsparagraaf van de gemeentelijke structuurvisie is gekozen voor faciliterend grondbeleid. De ontwikkelingsstrategie voor 'De Loeten' blijft om een bedrijventerrein te ontwikkelen.

 

De gemeente faciliteert bedrijfsontwikkelingen die passen binnen de beoogde en gewenste bedrijfsbestemming. Voor deze ontwikkelingen wordt dan een separate ruimtelijke procedure (omgevingsvergunning of een bestemmingsplan) gevoerd. Voorwaarden voor een dergelijke ruimtelijke procedure zijn, dat de bedrijfsontwikkeling past binnen de stedenbouwkundige kaders en kostenverhaal moet mogelijk zijn.

 

De voorgenomen ontwikkeling valt onder milieucategorie 3.2 en past daarmee goed op bedrijventerrein De Loeten (zie paragraaf 4.1). In het ontwerpproces van het gebouw is het essentieel om een zo efficiënt mogelijk logistiek proces te combineren met de positie van het gebouw op het perceel. De ontsluiting van het terrein ligt aan de noordwestzijde, waarbij het laden en lossen zich aan de achter- en voorzijde van het gebouw bevindt. Aan de voorzijde van het gebouw, dus aan de N201, zullen alleen kleine bakwagens van Plieger laden en lossen. De meest representatieve zijde van het gebouw (de zuid- en westgevel) is gericht op de Provincialeweg N201. Aan deze zijde is het kantoor op de eerste verdieping gepositioneerd, boven de 16 laad- en losdocks voor kleine bakwagens.

 

Tussen de N201 en het bouwperceel ligt een talud van ca. 2 meter hoog. Op dit dijklichaam is een bomenrij geplaatst die dit element versterkt. In het ontwerp van het gebouw speelt deze dijk een belangrijke rol. Het hoogteverschil tussen de N201, de dijk en het bouwterrein zorgt er voor dat het logistiek terrein aan de N201 zijde grotendeels uit het zicht blijft. De kleinere type bakwagens dragen hieraan bij. In onderstaande profielschets is een en ander weergegeven.

 

 [image]

Figuur 7: profielschets zuidgevel

 

In onderstaande figuur wordt middels een impressie weergegeven op welke wijze automobilisten op de N201 de zuidgevel van het gebouw zullen waarnemen.

 

 [image]

Figuur 8: 3D impressie zuidgevel van de N201

 

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling van een distributiecentrum is gebruik gemaakt van de CROW-rekentool, waarbij de volgende invoergegevens zijn gehanteerd: hoofdgroep werken, arbeidsextensief / bezoekersextensief, 15.208 m2 bvo, rest bebouwde kom van gemeente Amstelveen. Hieruit blijkt dat de verkeersgeneratie op een gemiddelde weekdag ca. 673 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. De locatie is gelegen aan de N201 die nabij de projectlocatie kruist met de N231. De verwachting is dat deze provinciale wegen de verkeersstromen goed op kunnen vangen.

 

Op het gebied van de ontsluiting van het perceel is een tweetal varianten uitgewerkt. In de uiteindelijke situatie is de Keurmeesterstraat doorgetrokken naar de Noorddammerweg en wordt het perceel via de Keurmeesterstraat en de De Loetenweg ontsloten. Zolang de Keurmeesterstraat nog niet is doorgetrokken, vindt de ontsluiting van het perceel plaats op de Noorddammerweg via de bestaande brug. In de definitieve situatie komt de directe ontsluiting op de Noorddammerweg te vervallen.

 

Geconcludeerd wordt, dat het nu verlenen van planologische medewerking aan de vestiging van het bedrijf past binnen de kaders van het gewenste in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein De Loeten.

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Beleid

 

3.1 Rijksbeleid

 

3.1.1 SVIR en Barro

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit.

 

In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn tot 2028. Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.

 

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

 

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige project. De betreffende onderwerpen zijn i.c. niet aan de orde.

 

3.1.2 Bro

De voorliggende omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik, wordt verleend op basis van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3, van de Wabo. Artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) bepaalt ten aanzien van een dergelijke vergunning onder meer, dat artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van overeenkomstige toepassing is.

 

Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro (ladder voor duurzame verstedelijking) voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan de volgende voorwaarden:

  1. De toelichting bij een bestemmingsplan bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling;

  2. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, geeft de toelichting een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

 

Amstelveen ligt in Noord-Holland Zuid en in deze regio vindt de onderlinge afstemming van de regionale behoefte aan bedrijventerreinen (en kantoren) plaats in het Platform Bedrijventerreinen en Kantoren Amsterdam (Plabeka). De Loeten is in dit kader geoormerkt als bedrijventerrein. Het nut en de noodzaak van de ontwikkeling van het bedrijventerrein is daarmee in regionaal verband aangetoond. Het bedrijventerrein is voorzien binnen het bestaand bebouwd gebied ingevolge de provinciale structuurvisie.

 

3.1.3 Luchthavenindelingbesluit Schiphol

Voor de ruimtelijke ordening in de omgeving van Schiphol is het Luchthavenindelingbesluit (LIB) van 26 november 2002 met de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) met ingang van 20 februari 2003 van kracht. In het LIB zijn regels en beperkingen opgenomen voor de bebouwing rond Schiphol (vanuit externe veiligheid en geluid).

 

Het bouwplan is gelegen in zone vier van het beperkingengebied, zoals bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid van het LIB. In dit gebied zijn geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, woonwagens, woonboten, scholen en gezondheidszorggebouwen toegestaan in verband met de hoge geluidbelasting. Nieuwe bedrijfsgebouwen zijn hier wel toegestaan.

 

Het project valt tevens binnen de hoogtebeperkingen en binnen de beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen van het LIB. De hoogte van de gebouwen waarin het project voorziet vallen ruimschoots binnen de maximaal toegestane hoogtes en de bedrijfsactiviteit heeft geen vogelaantrekkende werking.

 

Het LIB vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling.

 

3.2 Provinciaal beleid

 

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De structuurvisie van de provincie Noord-Holland is op 21 juni 2010 vastgesteld en op 28 september 2015 geactualiseerd. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.

 

De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo'n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behouden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.

 

In de structuurvisie van de provincie Noord-Holland zijn de gronden, waarop de onderhavige omgevingsvergunning voorziet, aangeduid als bedrijventerrein. De aangevraagde ontwikkeling is in overeenstemming met het bepaalde in de structuurvisie.

 

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De regels van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 hebben provincies de bevoegdheid gekregen een ruimtelijke verordening vast te stellen. In deze verordening kan de provincie regels stellen met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen, (tijdelijke) afwijkingsbesluiten en beheersverordeningen.

 

Bij het stellen van deze regels moeten provinciale belangen in het geding zijn. In een verordening kunnen regels worden opgenomen ter bescherming van specifieke waarden (zoals natuur-, landschappelijke of cultuurhistorische waarden) of ten behoeve van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld vestigingsregels voor intensieve veehouderij of detailhandelsvoorzieningen).

 

De gemeente heeft de plicht bestemmingsplannen en afwijkingsbesluiten vast te stellen in overeenstemming met de PRV. Op 1 maart 2017 is de laatste herziening van de PRV in werking getreden.

 

In de PRV is het projectgebied aangeduid als glastuinbouwconcentratiegebied (art. 26c). In de ruimtelijke visie Greenport Aalsmeer 2015-2015 is het projectgebied aangeduid als transformatiegebied. Binnen transormatiegebieden heeft de glastuinbouw geen toekomst meer.

 

Voorts hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, onder nr. 826244/826247, de Planningsopgave werklocaties Noord-Holland Zuid vastgesteld op 12 juli 2016. De voorziene invulling van het bedrijventerrein De Loeten is opgenomen in deze provinciale planningsopgave en is aangemerkt als een hard plan.

 

3.3 Gemeentelijk beleid

 

3.3.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+

De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en exploitatieplannen.

 

Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio.

 

In de structuurvisie wordt het volgende opgemerkt: "Nieuwe bedrijventerreinen moeten zorgvuldig worden ontwikkeld, waarbij duurzaamheid, bereikbaarheid en efficiënt ruimtegebruik als uitgangspunten worden gehanteerd. Bedrijventerrein De Loeten komt als eerste in aanmerking voor feitelijke ontwikkeling. Dit terrein blijft bestemd voor modern gemengde bedrijvigheid, waarbij veilinggerelateerde bedrijvigheid een subcategorie vormt."

 

De aangevraagde ontwikkeling is in overeenstemming met het bepaalde in de structuurvisie.

 

3.3.2 Nota Parkeernormen Amstelveen 2016

Op 16 december 2015 heeft de gemeenteraad de Nota Parkeernormen Amstelveen 2016 vastgesteld. Door het parkeren nadrukkelijk te toetsen en de juiste parkeernorm zo vroeg mogelijk in het planproces te bepalen, wordt parkeeroverlast voorkomen en wordt de verkeersveiligheid verbeterd. Eind 2012 heeft het CROW nieuwe parkeerkencijfers gepubliceerd. De ‘oude’ cijfers dateren van 2004 en hebben als basis gediend voor de parkeernormen uit de parkeernota 2005-2010. De nieuwe landelijke richtlijnen zijn voor de gemeente Amstelveen aanleiding geweest de normen te actualiseren.

 

Voor kantoren geldt een parkeernorm van 1 parkeerplaats per 50 m2 bruto vloeroppervlak (bvo). De industriefunctie is arbeidsextensief en daarom is de van toepassing zijnde norm 1 parkeerplaats per 100 m2 (bvo). De eerste fase van de ontwikkeling voorziet in ca. 1.400 m2 kantoorruimte en ca. 7.550 m2 ruimte ten behoeve van de industriefunctie. Daarmee is het aantal benodigde parkeerplaatsen 104 (28+76).

 

In de tweede fase bedraagt het bvo aan kantoorruimte ca. 1.200 m2 en voor de industriefunctie ca 6.700 m2. Voor deze fase geldt daarom dat 91 (24+67) parkeerplaatsen zijn benodigd.

 

Voor fase 1 en fase 2 dienen volgens de Nota Parkeernormen in totaal derhalve 195 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.

 

Aanvrager heeft gemotiveerd verzocht om afwijking van de parkeernorm van 104 parkeerplaatsen voor de nu aan de orde zijnde fase 1. In het kantoor werken maximaal 40 personen. Voor het woon- werkverkeer maakt minimaal 10% daarvan gebruik van de fiets of de brommer. Voor het kantoor zijn dus 36 parkeerplaatsen nodig. In de hal werken op piektijden 25 personen. Daarnaast zijn nog 10 plekken gereserveerd voor bezoekers. Zo komt de parkeerbehoefte voor fase 1 op 71 parkeerplaatsen. In het bouwplan zijn 72 parkeerplekken voorzien, zodat wordt voldaan aan de parkeerbehoefte van Plieger.

 

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de Nota parkeernormen indien strikte toepassing van de normen in de nota leidt tot een bijzondere hardheid die niet door dringende redenen/noodzaak wordt gerechtvaardigd.

 

Vanwege de grootte van het bedrijfsgebouw is het toepassen van de norm i.c. te rigide. De 104 parkeerplaatsen zijn ruim overbemeten. De parkeerbehoefte van het bedrijf kan niet op de omgeving worden afgewend. Het is daarom van belang dat de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden opgelost. Met de aan te leggen 72 parkeerplaatsen is dit het geval. Bovendien biedt het terrein de mogelijkheid om desgewenst in een later stadium meer parkeerplaatsen aan te leggen.

 

3.3.3 Verklaring van geen bedenkingen

De onderhavige omgevingsvergunning kan slechts worden verleend door van het geldende bestemmingsplan af te wijken als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 van de Wabo. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van de omgevingsvergunning, maar voor het afwijken van het bestemmingsplan is, op grond van het bepaalde in de artikelen 2.27, eerste lid van de Wabo en 6.5, eerste lid van het Bor, een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) nodig van de gemeenteraad. Om de besluitvorming te vergemakkelijken, kan de raad een categorie of categorieën van gevallen aanwijzen waarin een dergelijke verklaring niet is vereist (artikel 6.5, derde lid Bor).

 

Op 29 april 2015 heeft de gemeenteraad het "Beleid inzake verklaringen van geen bedenkingen door de gemeenteraad van Amstelveen" vastgesteld. In deze beleidsregel is onder meer vastgelegd dat een vvgb niet noodzakelijk is, mits is voldaan aan alle hierna genoemde kenmerken:

  1. de aangevraagde activiteit past binnen een (voor)ontwerpbestemmingsplan, waarop reeds inspraak is verleend, en/of een door de raad vastgestelde Startnotitie;

  2. eventueel in de aanvraag opgenomen woningbouw past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;

  3. de aangevraagde activiteiten geen ingrijpende gevolgen hebben voor de gemeente.

 

De aangevraagde activiteit past binnen het voorontwerp bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Loeten" (voor inspraak ter inzage gelegen van 17 juni t/m 14 juli 2010), ziet niet op woningbouw en heeft geen ingrijpende gevolgen voor de gemeente. Een vvgb is daarom niet benodigd.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

 

4.1 Bedrijven en milieuzonering

 

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het voor bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

 

Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen is de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opgesteld. Hierdoor wordt in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de belangen van bedrijven en woningen. In de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. Hierbij worden richtafstanden gegeven per milieutechnisch aspect (geur, stof, geluid en gevaar), waarbij de grootste afstand bepalend is voor de indeling in een milieucategorie.

 

De beoogde bedrijfsactiviteiten zijn maximaal aan te merken als milieucategorie 3.2. Omdat het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein De Loeten niet is aan te merken als een rustige woonwijk, geldt i.c. een richtafstand van 50 meter. De ten opzichte van de planlocatie dichtst bij zijnde woonbestemming is gelegen op circa 100 meter afstand. Hierdoor wordt ruimschoots voldaan aan de geldende richtafstand.

 

4.2 Bodem

 

4.2.1 Beleidskader

Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik kan benadelen.

 

Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico's optreden, is in Amstelveen bereikt. Het tweede spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het derde en laatste spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening'. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfuncties alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijk momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zonodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.

 

De drie sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en in omgevingsplannen.

 

4.2.2 Provinciale milieuverordening

De provincie beschermt aardkundig interessante gebieden, 'aardkundige waarden', die iets vertellen over manier waarop het landschap is ontstaan. Ze vormen ons aardkundig erfgoed. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening. Gebieden met aardkundige waarden dienen planologisch te worden beschermd.

 

4.2.3 Beschrijving van het gebied

 

Bodemopbouw

De ligging van het plangebied is beschreven in § 1.3. De bodem bestaat hoofdzakelijk uit zeeklei. Deze is niet in het gehele gebied uniform. Het maaiveld van het plangebied kent een kleine variatie maar bevindt zich gemiddeld op –4,5 NAP.

 

Bodemkwaliteit

Het betreft een van oudsher agrarisch gebied waar sinds ca. 1980 glastuinbouw aanwezig is geweest. Dit relatief recente glastuinbouwgebruik wordt gekenmerkt door een laag risico op bodemverontreiniging.

 

Haalbaarheid

De haalbaarheid van een ruimtelijk plan kan onder druk komen te staan door de kosten van een noodzakelijke bodemsanering of noodzakelijk grondverzet ter bescherming van het toekomstige bodemgebruik. Dit kan leiden tot een negatief resultaat op de grondexploitatie.

 

Bodemkwaliteit op planniveau

Op 7 juli 2017 heeft GRS Milieu, onder kenmerk 201720292, een rapport uitgebracht over het door haar uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (zie bijlage 7). Uit dit onderzoek is gebleken dat geen sprake is van een relevante mate van bodemverontreiniging. Daarom wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling met het oog op de kwaliteit van de bodem uitvoerbaar is.

 

4.3 Water

 

Bij ruimtelijke ingrepen dient een watertoets te worden uitgevoerd. Doel van de watertoets is om de relatie tussen planvorming en de waterhuishouding te versterken. Bouwplannen dienen daartoe te worden getoetst door de waterbeheerder. Daarbij moeten alle gevolgen met betrekking tot water tegen het licht worden gehouden.

 

Voor de benodigde watercompensatie per deelontwikkeling wordt de oplossing gevonden in de watercompensatie voor het bedrijventerrein De Loeten als geheel. Hiervoor wordt gerefereerd aan de, in samenspraak met de waterbeheerder opgestelde, kaart 'Watercompensatie Bedrijventerrein De Loeten' (zie bijlage 8). Op deze kaart zijn de benodigde oppervlakten en de locaties van het te realiseren oppervlaktewater aangegeven. Het benodigde oppervlak aan watercompensatie is berekend rekening houdend met het maximaal uit te geven terrein en met het bestaande verharde oppervlak. Iedere initiatiefnemer draagt bij aan de kosten voor het realiseren van deze waterpartijen.

 

4.4 Geluid

 

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

De aangevraagde ontwikkeling heeft geen betrekking op een geluidgevoelig object. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is akoestisch onderzoek (zie bijlage 9) uitgevoerd naar de zogenaamde indirecte hinder veroorzaakt door het komende en vertrekkende verkeer naar en van de inrichting. De berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ter plaatse van de nabij het projectgebied gelegen woningen bedragen ten hoogste 39 dB(A) in de dagperiode, 37 dB(A) in de avondperiode en 38 dB(A) in de nachtperiode. Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). De maximale geluidniveaus bedragen ten hoogste 59 dB(A) in de dagperiode, 60 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode. De respectievelijke grenswaarden bedragen 70 db(A), 65 db(a) en 60 dB(A).

 

Uit het akoestisch onderzoek is derhalve gebleken dat de geluidbelasting op de woningen in de omgeving van het projectgebied voldoet aan de geluidnormen die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit.

 

In het geval dat de, ten noorden van het plangebied gelegen, openbare weg nog niet gereed is bij ingebruikname van de inrichting, zal van de tijdelijke ontsluiting aan de Noorddammerweg gebruik worden gemaakt. De overschrijdingen ter plaatse van de woningen Noorddammerweg 105 en Noorddammerweg 106 zijn derhalve naar verwachting van korte duur. Het maximale geluidniveau in de nachtperiode overschrijdt licht de norm uit het Activiteitenbesluit, maar aan de eis voor woningen op een bedrijventerrein wordt voldaan. Bovendien voldoen de woningen door de aanwezige gevelisolatie aan het maximale binnenniveau van 35 dB(A).

 

4.5 Luchtkwaliteit

 

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL beoogt alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Alleen projecten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Een project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging, indien aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3%-grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een of-benadering. Wanneer een project voor één stof de grens van 3% overschrijdt, moet het project worden aangemerkt als een project dat de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechtert.

 

De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, zoals:

woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg; 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;

kantoorlocaties: 100.000m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg; 200.000m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.

 

Het betreft i.c. een functiewijziging van agrarische doeleinden (glastuinbouw) naar bedrijfsdoeleinden. De ontwikkeling betreft de realisatie van een distributiecentrum met een brutovloeroppervlak van 15.406 m2. Gelet op de bovenstaande voorbeelden uit de Regeling NIBM kan geconcludeerd worden dat het project de 3% norm niet overschrijdt en dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.

 

Voor de volledigheid is met behulp van de NIBM-rekentool van het kenniscentrum Infomil bepaald of de ontwikkeling al dan niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit en of dientengevolge een nadere onderzoekslast geldt. Dit onder andere om hierna te bepalen of een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Als uitgangspunt is de berekening van de verkeersgeneratie van de beoogde functies genomen, waarbij in de NIBM-tool gerekend wordt met het weekdaggemiddelde.

 

 [image]

Figuur 9: Worst-case berekening NIBM

 

Op basis van de NIBM-rekentool kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit in de omgeving van het projectgebied. Vanuit een worst case benadering is rekening gehouden met 100 vrachtwagenbewegingen per dag en 100 medewerkers met 200 vervoersbewegingen per dag.

 

Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het projectgebied.

 

4.6 Externe veiligheid

 

4.6.1 Algemeen

Bij externe veiligheid gaat het om de vraag of de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen voldoende is gewaarborgd. Het gaat hier met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen. De veiligheidsnormen zijn vastgelegd in respectievelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen, de Wet Basisnet en het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

 

De risicokaart Noord-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. De gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en Rijk.

 

4.6.2 Gebruik, opslag en productie van gevaarlijke stoffen

Uit de risicokaart blijkt dat het projectgebied niet binnen het invloedsgebied ligt van een inrichting waar gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Bij de projectlocatie is derhalve geen sprake van een plaatsgebonden risico of een toename van het groepsrisico vanwege het gebruik, de opslag of de productie van gevaarlijke stoffen. In het te realiseren bedrijf worden evenmin gevaarlijke stoffen gebruikt, opgeslagen of geproduceerd.

 

4.6.3 Route gevaarlijke stoffen

De gemeente Amstelveen heeft geen routes aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De N201 is ter hoogte van het perceel dus ook niet hiervoor aangewezen. Hoewel in de praktijk wel gevaarlijke stoffen over deze provinciale weg zullen worden vervoerd, is een nadere beschouwing als risicobron niet nodig. Overigens ligt het perceel binnen de inventarisatieafstand van 350 meter, maar er zijn niet meer dan 65 zelfredzame personen in het gebouw aanwezig. Daarnaast zal het bouwplan moeten voorzien in vluchtwegen in noordelijke richting.

 

4.6.4 Hoofd-aardgastransportleiding

Ter hoogte van de Legmeerdijk bevinden zich volgens de landelijke risicokaart een tweetal hogedruk aardgasleidingen (leiding W-529-01 en W-529-15). Het projectgebied ligt buiten het invloedsgebied van deze leidingen.

Ook is op een afstand van circa 340 meter van het projectgebied een gasdrukstation aanwezig op de hoek Randweg-Poelweg (gemeente Uithoorn). Het vormt daarmee geen belemmering voor het onderhavige project.

 

 [image]

Figuur 10: ligging hogedruk aardgasleidingen Gasunie

 

Geconcludeerd wordt, dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

 

4.7 Ecologie

 

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn) en vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden.

 

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen. Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

 

De gemeente Amstelveen gaat in de loop van 2017 gebruikmaken van de gedragscodes van Stadswerk. Zowel bij bestendig beheer en onderhoud als bij ruimtelijke ingrepen dient men zich te houden aan deze codes.

 

Medio februari 2015 heeft Buiting Advies een quickscan flora- en fauna uitgevoerd voor enkele percelen met bouwkavels aan de Noorddammerweg (nabij) 115. Uit dit onderzoek bleek dat de zwaar beschermde rugstreeppad in de zeer nabije omgeving van het plangebied algemeen aanwezig is.

 

Om te voorkomen dat de locatie gekoloniseerd kon worden door de soort, is daarom een amfibieënwerend raster geplaatst. Om te controleren of bij de plaatsing van het raster rugstreeppadden werden ingesloten, is in het voorjaar van 2015 een veldcontrole uitgevoerd (zie bijlage 10). Bij deze controle werden in het plangebied geen rugstreeppadden aangetroffen. Dit duidt erop dat bij het plaatsen van de rasters geen padden werden ingesloten.

 

Het terrein is in de huidige situatie bovendien verhard, waardoor eventueel aanwezige beschermde soorten flora of fauna inmiddels zijn verdwenen. Om tijdens de bouw geen rugstreeppadden aan te trekken moeten kleine poelen en makkelijk te vergraven grond worden voorkomen.

 

Het onderwerp ecologie levert derhalve geen belemmeringen op voor het project.

 

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

 

4.8.1 Archeologie

De gemeente Amstelveen heeft in 2008 archeologisch beleid vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op deze kaart zijn in verschillende gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria met betrekking tot oppervlakte en diepte van bodemverstoring zijn verbonden. In 2016 is het archeologisch beleid en de daarbij behorende archeologische verwachtingskaart geactualiseerd. Dit geactualiseerde beleid wordt door middel van een paraplubestemmingsplan gemeentebreed verankerd in het ruimtelijke beleid.

 

Het projectgebied valt binnen de landschappelijke eenheid 'Archeologische Waarde 5". Voor deze eenheid geldt een lage verwachting voor alle perioden. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en met een oppervlakte groter dan 10.000 m2, is archeologisch vooronderzoek noodzakelijk voorafgaand aan ruimtelijke planvorming.

 

Aangezien de ontwikkeling bestaat uit twee bouwfases met een uiteindelijk bouwoppervlak van 16.824 m2, is archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Op 18 oktober 2017 heeft BAAC B.V., onder nummer V-17-0214, een rapport uitgebracht over het door haar uitgevoerde archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek (zie bijlage 11). Op basis van dit onderzoek wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Het terrein kan worden vrijgegeven voor de beoogde ontwikkeling.

 

4.8.2 Cultuurhistorie

De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland geeft een overzicht van waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische elementen en structuren. In de omgeving van het projectgebied zijn dergelijke waarden niet aanwezig, zodat vanuit cultuurhistorisch besef geen belemmeringen bestaan voor de beoogde ontwikkeling.

 

 

 

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

 

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

Op 22 januari 2018 is het voorontwerp van de ruimtelijke onderbouwing, in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, toegestuurd aan diverse bestuurlijke overleginstanties met het verzoek uiterlijk binnen drie weken nadien te reageren. Er zijn geen reacties ontvangen.

 

Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt het voornemen tot planologische afwijking inclusief de bijbehorende stukken, waaronder deze ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder een mondelinge dan wel schriftelijke zienswijze naar voren te brengen.

 

De stukken hebben van 26 april 2018 tot en met 6 juni 2018 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.

 

5.2 Juridische uitvoerbaarheid

 

De percelen, kadastraal bekend gemeente Amstelveen sectie O, nummers 06847 en 03846 (gedeeltelijk) hebben gezamenlijk een oppervlak van 27.465 m2 en zijn in eigendom van de aanvrager. Voor wat betreft het grondeigendom is het bouwplan dan ook uitvoerbaar.

 

5.3 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

5.3.1 De financiële uitvoerbaarheid

De gemeente heeft met aanvrager een overeenkomst gesloten als beschreven in paragraaf 5.3.2. Niet is gebleken dat aanvrager over onvoldoende middelen beschikt om de exploitatiebijdrage aan de gemeente te voldoen.

 

5.3.2 De vorm van het kostenverhaal van de grondexploitatiekosten

De gemeente is op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht om bij het mogelijk maken van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan vast te stellen ten behoeve van het verhalen van de door de gemeente te maken kosten, tenzij voorafgaand aan de vaststelling van de bestemmingswijziging een overeenkomst tot stand is gekomen waarin dit kostenverhaal is verzekerd.

 

Voorliggend project voorziet in de bouw van een hoofdgebouw bestaande uit een magazijn c.a. en kantoor. Op grond van artikel 6.2.1 sub b van het Bro betreft het derhalve een bouwplan waarvoor in principe een exploitatieplan dient te worden opgesteld.

 

Op 19 juni 2018 heeft de gemeente met aanvrager, ten behoeve van onderhavige grondexploitatie, een anterieure overeenkomst gesloten waarin de kosten voor de grondexploitatie worden verhaald op aanvrager. Het is niet nodig een tijdvak of fasering of regels danwel een uitwerking van regels publiekrechtelijk op te leggen. Het verhaal van kosten is derhalve anderszins verzekerd en het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk.

 

 

 

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

Voor het perceel Noorddammerweg nabij 115 is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan ten behoeve van het realiseren van een bedrijfsgebouw, dat bestaat uit een magazijn, kantoor en laad- en losvoorzieningen ten behoeve van een op- en overslagbedrijf. De omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is als een 2e fase vergunning (op een later moment) aangevraagd.

 

De activiteit is in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan 'Legmeerpolder-Zuid'.

 

Ingevolge de buitenplanse afwijking ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wabo kan de gevraagde vergunning worden verleend, indien is aangetoond dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

 

Het plan is in overeenstemming met het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. De verschillende omgevingsaspecten belemmeringen de uitvoering van de aangevraagde activiteit niet. De juridische en economische uitvoerbaarheid zijn gewaarborgd. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is gebleken uit de uitkomsten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

 

Geconcludeerd wordt, dat het gewenste gebruik voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, zodat het is geoorloofd toepassing te geven aan het bepaalde artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 van de Wro. De aangevraagde omgevingsvergunning kan worden verleend.