direct naar inhoud van Regels

OIAVHB Landelijk Gebied - Ringdijk BP 20

Status: ontwerp
Identificatie: NL.IMRO.0362.OIAVHB09xAH-OW01
Plantype: omgevingsvergunning

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

 

 

 

 
Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

HOOFDSTUK 3 Beleid

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Op 17 november 2023 hebben wij een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen voor 'het bouwen (vervangen) van een bedrijfswoning' op het perceel Ringdijk BP 20 te Amstelveen. De aanvraag omgevingsvergunning, zaaknummer Z2023-00003213, is opgenomen in bijlage 1 (aanvraagformulier).

 

 

1.2 Aard en doel

 

De gronden waarop het voorgestelde bouwplan zijn gesitueerd zijn gelegen in het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' en hebben ingevolge dat plan de enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf 1'. De aanvraag is in strijd met de desbetreffende bouwvoorschriften uit het bestemmingsplan (zie paragraaf 2.3) De omgevingsvergunning kan worden verleend door middel van een buitenplanse afwijking zoals bepaald in artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3o van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de aangevraagde ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat de gevraagde omgevingsvergunning kan worden verleend. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak met nummer NL.IMRO.0362.OIAVHB09xAH-OW01 (bijlage 2)

 

 

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

 

Het plangebied betreft een agrarisch perceel aan de Ringdijk BP 20 te Amstelveen. De directe omgeving van het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit landbouwgronden. Het perceel staat in de huidige situatie kadastraal bekend onder gemeente Amstelveen, sectie L, nummer 3841 (gedeeltelijk) en 3842 (gedeeltelijk). De ligging van het plangebied is in onderstaande afbeeldingen weergegeven.

 

 [image]

Afbeelding 1: Ligging plangebied

 

 [image]

Afbeelding 2: Locatie Ringdijk BP 20

 

 

1.4 Leeswijzer

 

De opbouw van deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het project. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie in relatie tot de vigerende planologische regeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bouwplan toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de samenvatting en eindconclusie.

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

 

 

2.1 Huidige situatie

 

Amstelveen vindt haar oorsprong in de middeleeuwen als een veengebied langs de rivier de Amstel. De naam 'Amstelveen' is afgeleid van 'Amstel' en 'veen'. Lange tijd bleef Amstelveen een agrarisch gebied, waar landbouw en veeteelt de belangrijkste bronnen van bestaan waren. Echter, in de 20e eeuw onderging de stad een significante transformatie met de opkomst van verstedelijking. Na de Tweede Wereldoorlog nam de bevolking snel toe, wat leidde tot een groeiende behoefte aan huisvesting en infrastructuur. Dit resulteerde in de bouw van diverse woonwijken om aan deze vraag te voldoen, waardoor Amstelveen uitgroeide tot populaire voorstad van Amsterdam. De historische band met de rivier de Amstel en de groene omgeving hebben bijgedragen aan de unieke identiteit van de stad, die ondanks de verstedelijking haar landelijke charme heeft weten te behouden.

 

Het plangebied is gelegen ten zuiden van de kern Amstelveen, aan de historische dijk 'de Ringdijk' die een belangrijke rol heeft gespeeld in de waterbeheersing van het gebied. De dijk loopt langs de zuidoost kant van Amstelveen en vormt een scheiding tussen het stedelijke gebied en het omliggende polderlandschap. Het plangebied is gelegen in het polderlandschap langs de dijk. De historische lintbebouwing kenmerkt zich door een verscheidenheid aan functies (woningen en bedrijvigheid door elkaar). De bebouwing langs de Ringdijk heeft overwegend een traditionele en landelijke uitstraling. De gebruikte kleuren zijn ingetogen en in harmonie met het omliggende landschap.

 

De locatie is gelegen langs de Ringdijk, één van de begrenzingen van de Bovenkerkerpolder en onderdeel van het buitengebied van Amstelveen. Aan de Ringdijk liggen over het algemeen boerenerven, op afstand van elkaar, omgeving door agrarische gronden. Het perceel Ringdijk BP 20 betreft een agrarisch bedrijfsperceel waarop een bedrijfswoning met stal zijn gesitueerd. De bedrijfswoning en stal zijn verouderd waardoor het niet meer geschikt is voor bewoning. Bijzonder aan deze locatie is de herkenbaarheid van de molenbiotoop, die via dit erf te bereiken is. Op onderstaande afbeeldingen is de huidige situatie van het plangebied weergegeven.

 

 [image]

Afbeelding 3: Bestaande situatie plangebied

 

 [image]

Afbeelding 4: Huidige situatie bezien vanaf de Ringdijk BP

 

 

2.2 Toekomstige situatie

 

De huidige bedrijfswoning met stal zullen worden gesaneerd. Hiervoor in plaats wordt een nieuwe bedrijfswoning gerealiseerd met inpandige berging. Op onderstaande afbeeldingen is de nieuwe situatie van het plangebied weergegeven.

 

 [image]

Afbeelding 5: Situatietekening nieuwe toestand

 

 [image]

Afbeelding 6: Impressie voorgevel en linkerzijgevel nieuwe situatie

 

 [image]

Afbeelding 7: Impressie achtergevel en rechterzijgevel nieuwe situatie

 

 

2.3 Vigerende bestemmingsplannen

 

2.3.1 Bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' dat op 26 mei 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plangebied heeft daarin de enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf 1'. Binnen deze enkelbestemming zijn gebouwen ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf en bedrijfswoningen met de daarbij behorende bijgebouwen toegestaan. Daarnaast kent het plangebied de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1'. Deze gebiedsaanduiding biedt het college de mogelijkheid om de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Tuin' óf te wijzigen in de bestemming 'Gemengd - Voormalig Agrarisch Bouwperceel'. Deze wijziging is middels voorliggend initiatief niet beoogd en dan ook niet van toepassing.

 

Het onderhavige bouwplan om een nieuwe woning ter vervanging van de huidige woning te realiseren is in strijd met de bouwregels van het geldende bestemmingsplan. Namelijk, er is strijd met de volgende artikelen:

 

Artikel 7.2.2, sub b: per bouwvlak mag één bedrijfswoning worden gebouwd. In onderhavige situatie zijn twee bedrijfswoningen aanwezig. Beide bedrijfswoningen zijn echter wel al meer dan 20 jaar legaal aanwezig, maar in het verleden niet in een actualisatie van het bestemmingsplan opgenomen. Omdat beide woningen wel legaal aanwezig zijn, zijn geen bezwaren om in dit geval af te wijken van het bestemmingsplan.

 

Artikel 7.2.2, sub d: de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3. In onderhavige situatie wordt de inhoud van de bedrijfswoning wel groter. Het bestemmingsplan kent de mogelijkheid om middels toepassing van artikel 7.3.1 een ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2.2 sub d voor het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning tot maximaal 1000 m3. Hiervoor gelden diverse voorwaarden, welk getoetst zijn:

 

  1. 'Geen aantasting van het landelijk karakter van het buitengebied plaatsvindt, aanwezige doorzichten naar het achterliggend landschap gehandhaafd worden en de openheid van het transparante groene karakter van het gebied behouden blijven';

 

Het betreft hier sloop- en nieuwbouw. De nieuwe bedrijfswoning is geprojecteerd op de huidige locatie van de oude bedrijfswoning. De voorgevel van het hoofdgebouw is passend binnen de grens van het wijzigingsgebied aan de oostzijde. De breedte en diepte van het hoofdgebouw vallen grotendeels binnen de bestaande bouwcontour. Aan de doorzichten van het achterland veranderd weinig. Er vindt geen aantasting plaats van het landelijk karakter.

 

  1. 'De woningbouw moet relatie vertonen met de verschijningsvorm van de bijbehorende bebouwing met daarbij specifieke aandacht voor ligging, omvang kavel, bouwmassa, gevelbeeld, materiaalgebruik en kapvorm';

 

De ligging van de nieuwe woning is geprojecteerd op de huidige locatie van de oude bedrijfswoning. De richting van de kapvorm, met de nok haaks gericht op de Ringdijk, blijft gelijk, wat een stedenbouwkundig vereiste is. De bouwmassa voegt zich binnen het geheel; de goot van het hoofdgebouw wordt laag gehouden wat aansluit bij de typologie boerderij. Het materiaalgebruik, de gevelindeling, de verschijningsvorm en de samenhang met de woning die blijft staan, zijn in overeenstemming met het welstandsadvies.

 

  1. 'Geen aantasting van, maar aansluiting op het karakteristieke slotenpatroon';

 

Er vindt geen wijziging of aantasting plaats.

 

  1. 'Sprake moet zijn van een minimale kavelbreedte van 30 meter';

 

De kadastrale begrenzing van de kavel en de ruimte tussen bestaande schuur en andere bedrijfswoningperceel voldoen niet aan deze maat. De 2 bedrijfswoningpercelen samen zijn zo'n 50 meter breed en er ligt een toegangsweg tot het perceel van 7 meter naast. Dit is voldoende breed en levert stedenbouwkundig geen bezwaar op.

 

  1. 'Er moet een minimale onderlinge afstand tussen de woningen/hoofdgebouwen bestaan van 15 meter. De motivatie hierbij is dat een groot huis vrijstaand op een grote kavel moet staan en dat de onderlinge afstand groot moet zijn';

 

De nieuw te bouwen bedrijfswoning is geplaatst op dezelfde locatie als waar de oude bedrijfswoning/-bebouwing stond. De bedrijfswoning is centraal geplaatst binnen het bestaande erf, in de lengterichting van de verkaveling. De onderlinge afstanden zijn niet anders dan in de bestaande situatie en kennen geen bezwaar.

 

  1. 'In situaties waar extra toezicht bij een bedrijf nodig is kan de oplossing worden gevonden bij inwoning en mag de inhoud van de woning worden vergroot naar maximaal 1000 m3. De uitbreiding mag niet leiden tot 2 afzonderlijke woningen';

 

De twee afzonderlijke woningen zijn op dit moment al legaal aanwezig en kennen derhalve geen bezwaar.

 

  1. 'Een goede ruimtelijke inpassing is noodzakelijk. In alle gevallen geldt voor woningen boven de 650 m3 dat woningen niet groter kunnen worden dan 1000 m3. De in dit bestemmingsplan opgenomen 10% regeling als bedoeld in artikel 48, lid 1, onder a van de planregels is dan niet van toepassing'.

 

In deze situatie wordt geen gebruik gemaakt van de zogenoemde 10% regeling uit de planregels van het bestemmingsplan.

 

Het toepassing van de ontheffing ten behoeve van het vergroten van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig verantwoord.

 

 [image]

Afbeelding 8: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'

 

2.3.2 Paraplubestemmingsplan Herziening Begripsbepalingen Peil (Digitaal)

Op 1 oktober 2024 is het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Herziening Begripsbepaling Peil (Digitaal)' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een aanpassing van de begripsbepalingen 'Peil' uit de Inleidende regels van alle Amstelveense bestemmingsplannen. Ook de begripsbepalingen 'kruin', 'weg' en 'talud' worden toegevoegd onder de inleidende regels van het bestemmingsplan.

 

2.3.3 Paraplubestemmingsplan Schipholparkeren en Parkeernormen

Op 22 maart 2017 is het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Schipholparkeren en Parkeernormen' vastgesteld. Dit bestemmingsplan regelt twee zaken: het niet toestaan van Schipholparkeren binnen de gemeente Amstelveen en het opnemen van parkeernormen in bestemmingsplannen. De parkeernormen gelden als uitgangspunt voor de planontwikkeling (zie paragraaf 4.9).

 

2.3.4 Paraplubestemmingsplan Wonen

Op 26 maart 2019 is het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Wonen' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is van toepassing op alle woningen in de gehele gemeente Amstelveen. Het voorziet in regels over het onttrekken van (delen) van woonruimte voor woningdelen, vakantieverhuur en/of bed & breakfast. Daarnaast bevat het regels over het splitsen en samenvoegen van woningen.

 

Bij het onderhavige bouwplan is er geen sprake van het onttrekken van (delen) van woonruimte voor woningdelen, vakantieverhuur en/of bed & breakfast en/of het splitsen/samenvoegen van woningen.

 

2.3.5 Paraplubestemmingsplan Datacenter Amstelveen

Op 18 oktober 2023 is het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Datacenter Amstelveen' vastgesteld. Middels dit bestemmingsplan wordt juridisch-planologisch gewaarborgd dat het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een datacenter met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 en een elektrisch aansluitvermogen van meer dan 5 MVA geldt als strijdig gebruik. Het initiatief is niet in strijd met dit bestemmingsplan.

 

2.3.6 Paraplubestemmingsplan Flitsbezorgdiensten Amstelveen

Op 13 maart 2024 is het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Flitsbezorgdiensten Amstelveen' vastgesteld. Het doel van dit bestemmingsplan is het reguleren van flitsbezorgdiensten en dat flitsbezorgers zich gaan vestigen op locaties die passen bij de aard van de functie van het bedrijf met oog op behoud van een aangenaam woon- en leefklimaat. Het plangebied kent de aanduiding 'overige zone - flitsbezorgdiensten uitgesloten'. Het initiatief is niet in strijd met dit bestemmingsplan.

 

2.3.7 Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie Amstelveen 2024

Op 24 april 2024 is het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie Amstelveen 2024' vastgesteld. Het doel van dit bestemmingsplan is het geven van een actueel en correct kader waaraan (toekomstige) aanvragen voor omgevingsvergunning kunnen worden getoetst met betrekking tot archeologie en cultuurhistorie. Het plangebied kent de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Er wordt hier nader op ingegaan in paragraaf 4.2.

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Beleid

 

 

3.1 Inleiding

 

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 4.

 

 

3.2 Rijksbeleid

 

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, de NOVI, komt voort uit de Omgevingswet en is een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.

 

De NOVI richt zich op vier prioriteiten.

  1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;

  2. De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden;

  3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken;

  4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

 

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;

  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

  3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van als dusdanig aangewezen NOVI-gebied. Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling het Rijksbeleid niet in de weg staat.

 

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen en legt daarmee nationale ruimtelijke belangen vast. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. In hoofdstuk 2 van het Barro is, om de nationale belangen te beschermen per onderwerp (één onderwerp per titel) aangegeven welke beperkingen er per welk (ruimtelijk) gebied gelden.

 

Relevantie plangebied

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op de onderhavige ontwikkeling.

 

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Op 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid 2 en 3 Besluit ruimtelijke ordening). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd. De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

 

Toetsing aan de nieuwe Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan een ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied dient tevens een motivering te worden opgenomen waarin wordt onderbouwd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

 

Relevantie plangebied

Het plan voorziet slechts in het slopen van een verouderde bedrijfswoning met stal en het realiseren van een nieuwe bedrijfswoning op dezelfde locatie. Daarmee kan gesteld worden dat hiermee geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de Ladder is daardoor niet nodig.

 

3.2.4 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2002)

Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

 

Per 4 november 2015 is een wijziging van het LIB in werking getreden. Doel van deze wijziging is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Bestemmingsplannen dienen deze verlaagde toetshoogtes in acht te nemen. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes kunnen alleen worden toegestaan, indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven. Het instrument 'radar advies' is een nieuw instrument naast het reeds bestaande vvgb. Voor de radartoets gelden afzonderlijke toetshoogtes; deze zijn opgenomen in een nieuwe kaart in bijlage 4a bij het LIB.

 

De procedures voor een vvgb en een radaradvies gelden allebei afzonderlijk van elkaar, maar kunnen ook samenvallen wanneer verschillende toetsvlakken worden doorsneden. De genoemde beperkingen betreffen:

Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen.

 

Op 1 januari 2018 is het LIB gewijzigd in werking getreden. De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied zone 4 blijft de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd en mogen bestaande geluidgevoelige gebouwen vervangen worden door een nieuw geluidgevoelig gebouw. In het bestaand stedelijk gebied tussen de grens van zone 4 en de 20 Ke-contour gelden nu en ook onder het regime van de nieuwe LIB geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw.

 

Relevantie plangebied

De onderhavige ontwikkeling is gelegen binnen het beperkingengebied van het LIB. Op grond van artikel 2.2.1d geldt op gronden die zijn aangewezen op de kaart in Bijlage 3 bij het besluit met het nummer 5 beperkingen voor externe veiligheid. Gemeenten dienen te motiveren op welke wijze rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen. Op grond van artikel 2.2.2 en 2.2.2a van het LIB zijn op gronden die zijn aangewezen op de kaarten in bijlage 4 en 4a bij het besluit geen objecten toegestaan die hoger zijn dan de op de kaarten aangegeven maximale waarden. De hoogtes zijn gerelateerd aan het N.A.P. Binnen het plangebied geldt een maximale bouwhoogte van 146 m en een toetshoogte in verband met radarapparatuur van 50 m. Op grond van artikel 2.2.4 is geen vaste laserinstallatie of windturbine toegestaan vanaf een minimale hoogte. In onderhavig plan worden geen laserinstallaties of windturbines gerealiseerd, waardoor dit artikel hier niet aan de orde is.

 

Bij onderhavige ontwikkeling wordt één woning gebouwd ter vervanging van de huidige woning. Het aantal aanwezige personen binnen het plangebied neemt niet toe ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast zal de woning maximaal 8,72 meter hoog worden en blijft daarmee ver onder de maximale bouwhoogte als opgenomen in artikel 2.2.2 en 2.2.2a. De ligging binnen diverse beperkingsgebieden van het LIB vormen geen beperking voor onderhavige ontwikkeling.

 

 

3.3 Provinciaal beleid

 

3.3.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

 

Op 19 november 2018 is de Omgevingsvisie NH2050 door de Provinciale Staten (PS) vastgesteld. Met deze visie richt de provincie zich op de langetermijnambities en -doelen, met oog voor kwaliteiten die de provincie al jarenlang wil koesteren en die proberen in te spelen op veranderingen en transities die tijd nodig hebben. De visie spreekt zich dus uit over het Waarom en ten dele over het Wat. Onder de hoofdambitie, balans tussen de economische groei en leefbaarheid, zijn samenhangende ambities geformuleerd.

 

In het Visiedeel van de Omgevingsvisie zijn de ambities uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:

 

De vijf geschetste bewegingen staan niet op zichzelf. Samen met de randvoorwaarden en ontwikkelprincipes uit het onderdeel Leefomgevingskwaliteit, vormen ze de provinciale visie. De provincie hanteert de ontwikkelprincipes om een hoge leefomgevingskwaliteit te kunnen (blijven) bieden. Alle ontwikkelprincipes hangen met elkaar samen en moeten ook als zodanig worden gelezen, zo wordt in de visie beschreven. Deze principes zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie. Hierbij komen de thema's gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie en landschap aan bod, alsook een aantal generieke principes voor het gebruik van de fysieke leefomgeving.

 

De systematiek van de visie impliceert dat diverse gebieden een samenhang kennen van verschillende bewegingen en ontwikkelingsprincipes. De intentie van de provincie is om aan de visie een uitwerkingsprogramma te koppelen. Gelijktijdig met de besluitvorming over de Omgevingsverordening die gekoppeld is aan de Omgevingsvisie (medio 2019) worden daartoe acties vastgesteld.

 

In de omgevingsvisie is aangegeven dat rond Amsterdam een metropool wordt gevormd. Het gaat hier om een stedelijk systeem van grotere en kleinere kernen, met Amsterdam als hoogstedelijke kernstad, een landschap met hoge gebruiks- en belevingswaarde, een multimodale bereikbaarheid, een havengebied met energietransitie en circulaire economie als dragers en Schiphol als internationale hub.

 

De ontwikkeling van de metropool komt tot uiting door een snel groeiend aantal inwoners, arbeidsplaatsen en bezoekers, leidend tot een tendens van concentraties van economische functies.

 

Relevantie plangebied

Het initiatief voorziet in de vervanging van een bestaande (bedrijfs)woning. Door de voorgenomen ontwikkeling wordt er geen nieuwe woning mogelijk gemaakt. Het initiatief is hiermee in lijn met het provinciaal beleid. Voor het overige is het initiatief niet strijdig met het provinciaal beleid.

 

3.3.2 Omgevingsverordening Noord-Holland 2020

Op 22 oktober 2020 heeft de provincie de nieuwe verordening vastgesteld, zijnde de Omgevingsverordening NH2020. In 2023 is de meest recente versie in werking getreden. In de Omgevingsverordening NH2020 worden de eerste stappen gezet om de sturingsfilosofie uit de Omgevingsvisie NH2050 te vertalen in juridische regels. Deze sturingsfilosofie luidt als volgt: We gaan uit van het principe 'Lokaal wat kan, regionaal wat moet', gelet op de diversiteit aan regio's, om ruimte te beiden aan maatwerk en om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving. Hierbij staat de opgave centraal. Dat bepaalt de wijze van sturing en samenwerking. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald.

 

Doorwerking plangebied

Het perceel is op grond van de Omgevingsverordening NH2020 gelegen binnen diverse werkingsgebieden, waarvan enkele relevant zijn op onderhavige ontwikkeling, namelijk:

 

Bijzonder provinciaal landschap

 

Artikel 6.46 Bijzonder provinciaal landschap

  1. De kernkwaliteiten van het Bijzonder provinciaal landschap zijn vastgelegd in Bijlage 6.

  2. Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Bijzonder provinciaal landschap bevat regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten.

  3. In afwijking van artikel 6.3 bevat het ruimtelijk plan geen regels die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken.

  4. Het ruimtelijk plan kan regels bevatten die een andere nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, mits deze ontwikkeling de voorkomende kernkwaliteiten niet aantast.

  5. De toelichting op het ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de voorkomende kernkwaliteiten en een motivering van de wijze waarop wordt voldaan aan het tweede en, indien van toepassing, het vierde lid.

  6. Indien uit de motivering volgt dat de maatregelen noodzakelijk zijn om te voldoen aan het bepaalde in het vierde lid, dan dient de uitvoering hiervan te zijn geborgd bij de vaststelling van het ruimtelijk plan.

  7. N.v.t.

  8. In afwijking van het derde en vierde lid kan het ruimtelijk plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling of een andere nieuwe ruimtelijke ontwikkeling die de kernkwaliteiten aantast mogelijk maken, indien:

  9. er sprake is van groot openbaar belang;

  10. er geen reële alternatieven zijn; en

  11. de aantasting zoveel mogelijk wordt beperkt en de aantasting wordt gecompenseerd.

  12. N.v.t.

  13. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen over de motivering als bedoeld in het vijfde lid en over de wijze van compensatie als bedoeld in het achtste lid, aanhef en onderdeel c.

  14. Gedeputeerde Staten kunnen de kernkwaliteiten zoals opgenomen in Bijlage 6 wijzigen.

 

Het initiatief is gelegen binnen de Amstelscheg. De kernkwaliteiten van het bijzonder provinciaal landschap provincie Noord-Holland zijn vastgelegd in Bijlage 6 van de verordening, waarin verwezen wordt naar het Gebiedsperspectief & Beeldkwaliteitplan Amstelscheg, waarin de kernkwaliteiten voor het gebied staan beschreven. Hierin is een ruimtelijk kader voor ontwikkelingen opgesteld. In paragraaf 3.3.4 wordt hier nader op ingegaan.

 

Landelijk gebied

 

Artikel 6.9 MRA landelijk gebied

  1. Een ruimtelijk plan kan ter plaatse van het werkingsgebied MRA landelijk gebied niet voorzien in een kleinschalige woningbouwontwikkeling.

  2. In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan voorzien in functiewijziging naar wonen in de vorm van maximaal twee burgerwoningen, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. ter plaatse van de bestaande stedelijke functie is ten minste één bedrijfswoning planologisch toegestaan;

  2. de functiewijziging naar een woonfunctie beperkt de bedrijfsvoering en de ontwikkelmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven niet;

  3. de bestaande bedrijfsbebouwing op de overige gronden wordt gesloopt en aan deze gronden wordt een bestemming toegekend zonder bouwmogelijkheden en

  4. een tweede burgerwoning is alleen mogelijk als meer dan 1.500 m2 grondoppervlakte aan bestaande bedrijfsbebouwing op het bestemmingsvlak wordt gesloopt.

  1. N.v.t.

  2. N.v.t.

  3. N.v.t.

  4. N.v.t.

  5. N.v.t.

  6. N.v.t.

 

In de huidige situatie is er sprake van één agrarische bedrijfswoning. In de nieuwe situatie wordt één woning teruggebracht op dezelfde plek als waar de huidige woning is gerealiseerd. De woning wordt niet omgezet tot burgerwoning en er is geen sprake van een extra woning. De ontwikkeling is niet in strijd met artikel 6.9.

 

Artikel 6.59 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied

  1. Gedeputeerde Staten stellen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vast, die de provinciale belangen beschrijft ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

  2. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied, wordt in het ruimtelijk plan, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:

  1. rekening gehouden met: de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren;

  2. bij de inpassing betrokken: de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes; en

  3. bij de inpassing betrokken: de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.

  1. In aanvulling op het tweede lid, wordt bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in de Amstelscheg rekening gehouden met de karakteristieken en de ontwerpprincipes inzake de samenhang, de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het landschap, zoals beschreven in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde rapport 'Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteit Amstelscheg' (nr. 2011-66880).

  2. De toelichting van een ruimtelijk plan bevat een motivering waaruit moet blijken dat voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.

  3. Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van het betrokken waterschap of het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente kunnen de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling om advies vragen, ook in een vroeg stadium, inzake de locatieafweging of de ruimtelijke inpassing.

 

In paragraaf 3.3.3 wordt nader ingegaan op hoe het initiatief passend is binnen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.

 

LIB5 zone Schiphol

 

Artikel 6.24 Woningen binnen de LIB5 zone Schiphol

  1. Voor zover een ruimtelijk plan nieuwe woningen toestaat op gronden die liggen ter plaatse van het werkingsgebied LIB5 zone wordt in de toelichting op dat plan rekenschap gegeven van het feit dat op de betreffende locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die er toe hebben geleid om op de betreffende locatie nieuwe woningen te bestemmen.

  2. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de toelichting zoals bedoeld in het eerste lid.

 

De beoogde ontwikkeling voorziet niet in nieuwe woningen. De huidige woning wordt vervangen door één nieuwe woning. De feitelijke situatie verandert dus niet. Zie ook paragraaf 3.2.4.

 

3.3.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

Artikel 6.59 uit de Omgevingsverordening NH2020 is van toepassing op dit perceel. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van dit gebied, wordt rekening gehouden met de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.

 

Het plangebied is gelegen binnen de ensemble 'Amstelscheg'. De Amstelscheg maakte deel uit van een groot veengebied dat lange tijd gelegen is ontgonnen uit drooggemalen polders. Tegenwoordig heeft het resterend veenweidelandschap een agrarische functie, maar krijgt het ook steeds meer betekenis als recreatielandschap, met name voor fietsers, hardlopers en wandelaars. De Ensemble Amstelscheg is beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

 

De ensemble 'Amstelscheg' kent de volgende ambities en ontwikkelprincipes met bijbehorende kansen:

 

  1. De verkavelingspatronen en historische elementen vormen de cultuurhistorische identiteit.

  1. Handhaving en versterking van het contrast tussen droogmakerijen en het bovenland:

  1. Ontwikkel binnen het specifieke verkavelingspatroon met bijbehorende kavelbreedte

  1. Het behouden van het landelijke karakter:

  1. Laat bij transformaties en beëindiging van agrarische bedrijven alleen die functies toe die aansluiten bij de landelijke en recreatieve karakteristiek van het gebied (geen kantoren, autobedrijven, opslag, etc.) en stuur bij de inrichting van de erven op de kenmerkende gebiedskwaliteiten.

  2. Behoud en accentuering van de zichtlijnen onder andere van en naar buitenplaatsen en op molens en kerktorens.

  1. Het koesteren van de polder de Ronde Hoep als landschappelijke parel:

  1. Laat het unieke verkavelingspatroon intact en behoud de openheid in de polder. Zorg dat schaalvergroting van bedrijfsbebouwing de openheid versterkt.

 

Relatie tot het plangebied: de nieuwe woning zal ter plaatse van de huidige woning gerealiseerd worden. De huidige verkavelingspatronen blijven onaangetast.

 

  1. De groene scheg vormt een schep contrast met het omringend stedelijk gebied.

  1. Het open houden van de Amstelscheg:

  1. Houd de polders vrij van bebouwing en behoud het doorlicht vanaf de Amsteldijk naar het achterliggende landschap.

  2. Ontwikkel alleen op bestaande kavels en limiteer de volumevergroting bij sloop/nieuwbouw van woningen en bedrijven. Ontwikkelingen groter dan bestaande kavelmaat zijn niet toegestaan.

  3. Ontwikkel het erf alleen in de diepte en niet in de breedte. Plaats bijvoorbeeld bijgebouwen en paardenbakken naar achteren ten opzichte van het hoofdgebouw.

  1. Het vergroten van de eenduidige vormgeving van de (onderling verschillende) randen langs het stedelijk gebied.

  1. Versterk de randen door aan te sluiten op de groene karakteristiek van de desbetreffende rand.

  1. Sterke (zicht)relaties tussen stad en land

  1. Creëer zichtlijnen en nieuwe routes vanaf de stedelijke rand in de richting van de scheg. Zorg dat de ontwikkeling aan de rand een voorkant krijgen naar de scheg.

 

Relatie tot het plangebied: de ontwikkeling vindt plaats op een bestaande bouwkavel waar de huidige bebouwing gesloopt wordt en binnen het huidige één nieuwe woning teruggebouwd zal worden.

 

  1. De veengebieden zijn de dragende structuren in het beeld van de scheg:

  1. (Behoud van) de continuïteit van het dijkprofiel van de Amstel.

  1. Zorg dat dijken als autonome van continue structuren herkenbaar blijven. Bouw alleen op maaiveldniveau en behoud de teensloot.

  2. Sluit wegen loodrecht aan op de dijk of neem deze op in het dijktalud.

  3. Hanteer een breed doorzicht bij (ongelijkvloerse) kruisingen met andere infrastructuur.

  

Relatie tot het plangebied: het plangebied is niet direct gelegen aan het dijkprofiel van de Amstel. De dijk zal gerespecteerd blijven.

  

  1. Overige ontwikkelprincipes

  1. Het behouden en het zichtbaar/beleefbaar blijven van de huidige verkavelingsstructuur (inclusief sloten) bij (semi-)tijdelijke functies en opstellingen in het landschap, zoals voor zonne-energie.

  1. Zorg voor een ruime landschappelijke begrenzing van het terrein, die aansluit op het bestaande omringende landschap; vermijd hoge hekken in het landschap. Streef ernaar dat de opstelling kwaliteit toevoegt aan het bestaande landschap.

  1. Het behouden van de vrije ruimte (molenbiotopen) rond historische windmolens, in verband met de windvang en de zichtbaarheid van de molens in het landschap.

  

Relatie tot het plangebied: de huidige woning wordt vervangen, maar de verkavelingsstructuur blijft ongewijzigd.

 

3.3.4 Amstelscheg

Er spelen grotere of kleinere ontwikkelingen en transformaties die het ruimtelijke beeld en het gebruik van de Amstelscheg veranderen. Het Gebiedsperspectief Amstelscheg, vastgesteld door de provincie, waterschap en betrokken gemeenten/stadsdelen, geeft richting aan deze ontwikkelingen, zodat de samenhang van de Amstelscheg als geheel bewaard blijft en de ruimtelijke kwaliteit waar mogelijk wordt versterkt. Hiermee kunnen betrokken overheden gezamenlijk beoordelen of bepaalde ontwikkelingen gewenst zijn.

  

In het Gebiedsperspectief wordt aan de hand van vier ruimtelijke opgaven een stop aan de horizon geschetst. De positie van de Amstelscheg ten opzichte van de stad en de landschappelijke karakteristieken zullen worden versterkt, de toegankelijkheid voor recreanten wordt vergroot en het voorzieningenprogramma zal zich verder ontwikkelen. Deze vier ruimtelijke hoofdopgaven zijn per gebied uitgewerkt. Voor Amstelveen zijn drie deelgebieden relevant: Amstel en Bovenlanden, de Bovenkerkerpolder en de Middelpolder. In Beeldkwaliteitplannen worden de projecten en ontwikkelingen per deelgebied nader benoemd en doorvertaald naar ontwerpprincipes.

In het bestuursakkoord Amstelscheg (21 dec. 2011) is het voornemen vastgelegd om de inspirerende nieuwe spelregels een plek te geven in de lokale ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen, welstandsbeleid).

 

Relevantie plangebied

Het gebied waarin de Ringdijk BP 20 ligt valt onder het buitengebied van Amstelveen en staat bekend onder de naam ‘Bovenkerkerpolder’. Dit gebied wordt in het zuiden begrensd door Uithoorn, in het oosten door de bebouwing gelegen aan de Amsteldijk, in het noorden door de A9 en in het westen door de bebouwde kom van Amstelveen.

De Bovenkerkerpolder is gesitueerd in het grotere buitengebied ‘Amstelscheg’. In het beeldkwaliteitplan Amstelscheg staan de uitgangspunten voor ruimtelijke kwaliteit in het gebied uiteengezet. Het plangebied is onder andere gebaat bij handhaving van de oorspronkelijke verkavelingsstructuur ontstaan als gevolg van de doorlegging van de polders, het behouden van het landelijke karakter, het open houden van het gebied, en het behouden van het dijkprofiel.

De directe omgeving van de Ringdijk BP 20 wordt gekenmerkt door agrarische functies.

 

Ontwikkelingen in de Bovenkerkerpolder volgen de volgende ontwerpprincipes:

 

De beoogde ontwikkeling voorziet in de sloop en nieuwbouw van één woning. De nieuwe woning zal op dezelfde plaats als de huidige woning worden teruggebouwd. Er worden geen woningen toegevoegd. De ontwerpprincipes worden, waar relevant, in acht genomen.

 

 

3.4 Gemeentelijk beleid

 

3.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+

De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie

Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar

ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan

inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste

ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk

verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en

exploitatieplannen.

 
De structuurvisie is opgebouwd aan de hand van twee hoofduitgangspunten en deze hoofduitgangspunten zijn vertaalt in zes thematische uitgangspunten. De zes thematische uitgangspunten zijn als volgt:

  1. Landschap: unieke groene kwaliteiten verder uitbuiten

  2. Verkeer en vervoer: hoofdstructuur verbeteren en lokaal netwerk hierop toesnijden

  3. Wonen: kwaliteit toevoegen en zeggenschap vergroten

  4. Werken: zorgen voor een passend aanbod van werklocaties

  5. Voorzieningen: Stadshart versterken en wijkvoorzieningen concentreren

  6. De derde dimensie: slim ruimtegebruik

 

Doorwerking plangebied

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op thematisch uitgangspunt 1. Landschap: unieke groene kwaliteiten verder uitbuiten. Dit thematisch uitgangspunt is uitgewerkt in verschillende ambities. De beoogde ontwikkeling haakt in op de ambitie 'Wonen in het landschap'. Het doel van deze ambitie is om de landschappelijke waarden van het buitengebied in stand te houden. In het landelijk gebied is het van belang om landschappelijke waarden te betrekken in een ontwikkeling. Volgens de structuurvisie is het vooral van belang om zichtlijnen op de open polders te behouden en de overgang van het bovenland naar de polder te kunnen blijven ervaren.

Middels de beoogde ontwikkeling blijven de huidige zichtlijnen naar de achterliggende polder gehandhaafd. Hiermee ligt de beoogde ontwikkeling in lijn met de Structuurvisie Amstelveen 2025+.

 

3.4.2 Nota Parkeernormen

Op 16 december 2020 heeft de gemeenteraad de 'Nota Parkeernormen 2021' vastgesteld. Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd voor nieuwe ontwikkelingen wordt in de regels verwezen naar de geldende 'Nota Parkeernorm Amstelveen 2021'. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel (Nota Parkeren). In een planregel dient dan tot uitdrukking te worden gebracht dat bij de toets op het onderdeel parkeren, de beleidsregel betrokken moet worden. Dit mag een dynamische verwijzing zijn. Dat betekent dat ten alle tijde wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus hangende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk. Hierdoor kan elk initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt ingediend getoetst worden aan de meest actuele parkeernormen.

 

Bij het toepassen van de parkeernorm worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Indien voor projecten in het voortraject normen zijn vastgesteld in het programma van eisen van deze projecten wordt aan deze normen vastgehouden.

 

Doorwerking plangebied

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een vrijstaande woning ter vervanging van de huidige woning. Er worden geen extra woningen of ander soortige functies toegevoegd. Er is voldoende parkeercapaciteit op eigen terrein.

 

3.4.3 Woonagenda 2020-2023

De Woonagenda 2020-2023 is door de gemeenteraad op 12 februari 2020 vastgesteld. Om aan de vraag van de grote woningbouwopgave te voldoen moeten er naar verwachting ongeveer 10.000 woningen worden toegevoegd. Er is een tekort aan woningen in de vrije sector (hoog en laag), middeldure koop (hoog en laag) en er zijn lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen. Er is ook een toename aan eenpersoonshuishoudens en er zijn veel jonge mensen die moeizaam aan hun eerste huis kunnen komen. Door ambulantisering en extramuralisering van de zorg gaan mensen weer zelfstandig woning of blijven juist langer thuis wonen.

 

De visie en beleidsmaatregelen die worden ingezet worden beschreven in Woonagenda 2020-2023. Het doel is om de druk op de Amstelveense woningmarkt te verlichten, zodat de stad Amstelveen een stad blijft voor jong en oud.

 

Doorwerking plangebied

De beoogde ontwikkeling betreft de vervangende nieuwbouw van één woning. Er gaan geen woonruimten verloren. De huidige woning is verouderd en zal in betere kwaliteit teruggebouwd worden, hetgeen bijdraagt aan een kleine kwaliteitsverbetering van de huidige woningvoorraad. 

 

3.4.4 Erfgoednota Amstelveen

Op 28 september 2016 is de Erfgoednota vastgesteld door de gemeenteraad. Met de vaststelling van de Erfgoedwet per 1 juli 2016 en het vervallen van de Monumentenwet moest de gemeentelijke Erfgoedverordening geactualiseerd worden. Beleidsstukken van het Amstelveens erfgoed waren versnipperd en moeilijk vindbaar. Met de Erfgoednota is het gehele erfgoedbeleid weer actueel en overzichtelijk gebundeld.

 

In deze Erfgoednota beschrijft de gemeente de ambitie en de visie van de gemeente op de omgang met haar culturele erfgoed, vervolgens de historische groei en de wijkopbouw tot het aanwezige waardevolle culturele erfgoed en als laatste de middelen die we ter beschikking hebben om onze visie en ambitie waar te maken. Met cultureel erfgoed bedoelen we in deze nota het fysieke, veelal gebouwde en/of ontworpen erfgoed binnen de ruimtelijke omgeving. Dat kunnen zowel aangewezen monumenten zijn, als wel objecten, landschappen of structuren met cultuurhistorische waarde.

 

Doorwerking plangebied

Binnen het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen. Dit betekent dat er een lage verwachting is dat er in het plangebied archeologische vondsten worden gedaan. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op de archeologische waarde.

 

3.4.5 Verklaring van geen bedenkingen

De onderhavige omgevingsvergunning kan slechts verleend worden door van het geldende bestemmingsplan af te wijken zoals bepaald in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º van de Wabo. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van de omgevingsvergunning, maar voor het afwijken van het bestemmingsplan is, op grond van het bepaalde in artikel 2.27, eerste lid van de Wabo en artikel 6.5, eerste lid van het Bor, een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) nodig van de gemeenteraad. Om de besluitvorming te vergemakkelijken, kan de raad een categorie of categorieën van gevallen aanwijzen waarin een dergelijke verklaring niet is vereist (artikel 6.5, derde lid van het Bor).

 

Op 12 december 2018 heeft de gemeenteraad het 'Beleid inzage verklaringen van geen bedenkingen door de gemeenteraad van Amstelveen' vastgesteld. In deze beleidsregel is onder meer vastgelegd dat een vvgb niet is vereist, mits de aangevraagde activiteit past binnen kaderstellend beleid waarover reeds door de gemeenteraad is besloten.

 

Doorwerking plangebied

In artikel 4 van de Beleidsregel vvgb Amstelveen worden de gevallen beschreden waarbij een vvgb niet is vereist: bij woningbouw conform de provinciale ruimte voor ruimte regeling of bij bijbehorende bouwwerken. De bedrijfswoning kan worden gezien als bijbehorend bouwwerk bij het op het perceel aanwezige hoofdgebouw (het agrarisch bedrijf) in de zin van artikel 1, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Bor (ECLI:NL:RVS:2021:861). Het initiatief valt binnen de categorie waarvoor geen vvgb is vereist.

 

 

3.5 Conclusie

 

Vanuit de uitgangspunten van het rijks- en het provinciaal beleid bestaan geen belemmeringen voor het vervangen van de huidige woning aan de Amsteldijk Zuid 205. De ontwikkeling past eveneens in het gemeentelijk beleid.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

 

 

4.1 Bodem

 

Wettelijk- en beleidskader

Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.

 

Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico optreden, is in Amstelveen bereikt. Het tweede spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer (Wmb) vormt hiervoor de basis. Het derde spoor is het ruimtelijke spoor (Wro en Bro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfunctie (bijv. wonen) alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast. Bij bestaand bodemgebruik worden momenten van grondverzet aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren.

 

In gebieden met intensief bodemgebruik is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits op gebiedsniveau de kwaliteit niet verminderd en dit beleid door lokaal bestuur wordt vastgesteld. In Amstelveen is wel gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer (2013), maar er zijn geen regels opgenomen die het bestemmen van gebruiksfuncties beperken. Daar is ook weinig aanleiding voor, omdat de chemische bodemkwaliteit over het algemeen geen knelpunt vormt voor bestaand en toekomstig bodemgebruik.

 

De 3 sporen komen samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie respectievelijk omgevingsplannen.

 

Provinciale milieuverordening

De provincie beschermt aardkundig interessante gebieden, 'aardkundige waarden', die iets vertellen over de manier waarop het landschap is ontstaan. Ze vormen ons aardkundig erfgoed. In de praktijk betekent dit dat alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de bodemchemische normen en die bodemfysisch vergelijkbaar is met de in het toepassingsgebied voorkomende grondsoort. Dit is vastgelegd in Provinciale milieuverordening.

 

Doorwerking plangebied

Het plan betreft de sloop van een verouderde bedrijfswoning en de realisatie van een nieuwe bedrijfswoning. Het is nodig om de kwaliteit van de bodem te onderzoeken voor het beoogd gebruik. Hiervoor is door Adcim B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 3 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.

 

Uit dit onderzoek is gebleken dat lichte verontreinigingen zijn aangetroffen in de grond en grondwater en sterke verontreinigingen in de bovengrond. Bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaal is een melding gedaan voor het graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit. Hiermee wordt voldaan uit de voorwaarden uit het onderzoek.

 

 

4.2 Archeologie

 

Wettelijk- en beleidskader

De Erfgoedwet vormt samen met de Omgevingswet het wettelijke fundament voor de archeologie in Nederland. Onderdelen van de voormalige Monumentenwet over archeologie worden overgeheveld naar de Omgevingswet. Voorbeelden daarvan zijn de verplichting om rekening te houden met archeologie bij het opstellen van bestemmingsplannen (straks omgevingsplannen) en de vergunningverlening voor het verstoren van archeologische rijksmonumenten. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied.

 

De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta) uit 1992. Dit gaat uit van de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van 'de verstoorder betaalt', dat ervan uitgaat dat de aanvrager van een omgevingsvergunning zelf de kosten moet dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, meer archeologische resten in situ behouden worden.

 

Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden.

 

De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:

 

Het rijk is het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen (paragraaf 5.4 Erfgoedwet). Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.

 

Archeologiebeleid gemeente Amstelveen

De gemeente Amstelveen heeft in 2008 archeologisch beleid vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op deze kaart zijn in verschillende gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria met betrekking tot oppervlakte en diepte van bodemverstoring zijn verbonden. In 2016 is het archeologisch beleid, en de daarbij behorende archeologische verwachtingskaart geactualiseerd. Dit geactualiseerde beleid is door een paraplubestemmingsplan gemeentebreed verankerd.

 

In de zones waar ‘historische bebouwing’ heeft plaatsgevonden (Amsterdamseweg, Handweg, Legmeerdijk, Bovenkerkerweg en de Amsteldijk) geldt verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoringen groter dan 100 m2, mits dieper dan 0,3 meter.

 

Doorwerking plangebied

Het plangebied kent in het “Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie Amstelveen 2024” de ‘Waarde – Archeologie 5’. Voor deze waarde geldt een lage archeologische verwachting. Bij bodemingrepen die verder dan 0,30 meter bij een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 10.000 m2 geldt dat een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is voorafgaand aan ruimtelijke planvorming. Omdat in dit geval de bodemingrepen minder omvangrijk zijn, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Ten alle tijden geldt dat, mochten tijdens de voorgenomen graafwerkzaamheden alsnog archeologische waarden worden aangetroffen, hiervan een melding dient te worden gemaakt conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

 

 

4.3 Water

 

Wettelijk- en beleidskader

 

Beleidsdoelen water

Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.

 

Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.

 

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De Kaderrichtlijn moet in landelijke wet- en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.

 

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan 2022-2027 (NWP) is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2016-2021. Het NWP werkt in de geest van de omgevingswet.

Het doel van het NWP is een toekomstbestendig water in Nederland voor de periode 2022-2027 en verder. Daarbij wordt gewerkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is.

 

Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater & waterverdeling, waterkwaliteit & natuur, scheepvaart, en de functies van de rijkswateren. Denk aan het omgaan met droogte, onze dijken, en het borgen van de drinkwatervoorziening en de bevaarbaarheid van onze rivieren en kanalen.

 

Watertoets

Op de gronden binnen het plangebied is de Keur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) van toepassing. Bij de beoogde ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met dit waterschap. Een gedeelte van het plangebied is in een waterkering gelegen, namelijk die van de Amstel.

 

Waterkering

Ter plaatse van de Ringsloot ligt een waterkering. Het plangebied is niet gelegen binnen deze waterkering.

 

Doorwerking plangebied

 

Riolering

De woning wordt aangesloten op het bestaande rioleringssysteem. Het hemelwater van bebouwing/verharding wordt via een hemelwaterafvoerleiding geloosd op omliggende watergangen. In het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen, hoofdrioolgemalen en zuiveringen gelegen.

 

Verharding

Aanleggen van verhard oppervlak is het aanbrengen van verharding, bijvoorbeeld in de vorm van bestrating of dakoppervlak. Als grondoppervlak een doorlatendheid heeft van minder dan 90 l/s/ha (wat het geval is bij de meeste soorten asfalt en bestrating) kan hierin nauwelijks of geen infiltratie van regenwater in de bodem plaatsvinden. Bij de nieuwbouw van stedelijk gebied, de verdichting van bestaand gebied, de aanleg van kassen of de aanleg van wegen is sprake van het verharden van gebieden waar voorheen water in de bodem kon infiltreren. Als water niet meer kan infiltreren stroomt het direct af naar het oppervlaktewatersysteem en/of naar het rioolstelsel. Dat betekent dat bij een flinke regenbui het oppervlaktewatersysteem en de riolering een grote afvoerpiek moeten opvangen. Als de systemen daar niet op berekend zijn kunnen de grond- en/of oppervlaktewaterpeilen stijgen, en kan er wateroverlast of zelfs gevaar voor overstroming ontstaan en kunnen riolen gaan overstorten, met mogelijk ook effecten op de (ecologische) waterkwaliteit.

 

Bij welke oppervlakte aan verharding een vergunning nodig is kan verschillen per gebied. Er is een algemene norm, namelijk: bij aanleg van meer dan 5.000 m2 verhard oppervlak buiten stedelijk gebied of meer dan 1.000 m2 in bestaand of nieuw in te richten stedelijk gebied of glastuinbouwgebied.

 

Het plan voorziet in een nagenoeg gelijkblijvende hoeveelheid verharding, waardoor in ieder geval niet meer dan 5.000 m2 aan verhard oppervlak wordt aangelegd. De vergunningplicht geldt niet.

 

Watergangen

In de omgeving van het plangebied zijn geen watergangen gelegen welke zijn opgenomen in de legger wateren van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

 

Waterkering

Het plangebied is gelegen nabij een waterkering. De waterkering en de zogeheten beschermingszones aan weerszijden van de waterkering zijn beschermd. In principe geldt binnen de kernzone dat hier niet gebouwd mag worden. Binnen de beschermingszone van de waterkering geldt een bouwprincipe van ja, mits er geen nadelige gevolgen zijn voor de waterkering.

 

Het plan voorziet niet in werkzaamheden binnen de kern- en beschermingszone van de regionale waterkering.

 

Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

 

 

4.4 Geluid

 

Wettelijk- en beleidskader

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt, voor het spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen, zijn grondslag in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor vliegverkeerlawaai wordt het Luchthavenindelingbesluit (op grond van de Wet luchtvaart) als beoordelingskader gehanteerd. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

In de Wgh en het Besluit geluidhinder (Bgh) zijn voorkeursgrenswaarden ten aanzien van de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies opgenomen. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. Voor de hogere waarden van de geluidsbelasting geldt dat deze lager dienen te zijn dan de maximaal te verlenen hogere waarde, voor verschillende situaties, die zijn neergelegd in de Wgh en het Bgh. De gemeente Amstelveen heeft de 'Deelnota Hogere Waarden' vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:

  1. Het heersende geluidsniveau;

  2. Het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;

  3. Cumulatie en compensatie.

 

Doorwerking plangebied

Het plan voorziet in de sloop van een verouderde bedrijfswoning en de realisatie van een nieuwe bedrijfswoning op dezelfde locatie. Er worden geen woningen toegevoegd en zodoende ook geen geluidgevoelige gebouwen. Tevens is de Ringdijk BP een relatief rustige weg en gelegen op een dusdanig ruime afstand van de voorgevel van de nieuwe woning, dat hier geen overlast van wordt voorzien. Akoestisch onderzoek wordt niet nodig geacht.

 

 

4.5 Luchtkwaliteit

 

Wettelijk- en beleidskader

De Nederlandse regelgeving voor luchtkwaliteit is gebaseerd op Europese richtlijnen. Per 15 november 2007 is voor luchtkwaliteit titel 5.2 van de Wmb (luchtkwaliteitseisen), beter bekend als de 'Wet luchtkwaliteit', het wettelijk kader. Daarin is bepaald dat bij het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit moet worden voldaan aan de grenswaarden voor onder andere stikstofdioxide en fijnstof. In dat kader zijn het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de daarop gebaseerde 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' van belang. Namelijk, projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdrage aan luchtverontreiniging, hoeven volgens de wet niet meer afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor fijnstof en NO2. Voor woningen en kantoren komt die 3%-grens overeen met de bouw van 1.500 woningen of 100.000 m2 bvo kantoren. Bedrijvigheid wordt niet genoemd in het NIBM.

 

Doorwerking plangebied

Het plan voorziet in de sloop van een bestaande verouderde bedrijfswoning en de realisatie van een nieuwe bedrijfswoning. Daarmee voorziet het plan niet in de aanleg of wijzing van een autoweg of een activiteit waardoor de verkeersintensiteiten toenemen. Voor de omgeving van het plangebied geeft de NSL-monitoring (2023) Het volgende overzicht voor het jaar 2022 (X:120316; Y: 475513):

 

Op basis van bovenstaande kan worden geconstateerd dat ten aanzien van de luchtkwaliteit aan alle grenswaarden wordt voldaan. Zodoende wordt gesteld dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt.

 

 

4.6 Externe veiligheid

 

Wettelijk- en beleidskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving als gevolg van gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en buisleidingen. De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau van transport en aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR)

 

Doorwerking plangebied

 

Risicovolle inrichtingen

Ten noorden van het plangebied zijn meerdere (bedrijfs)activiteiten aanwezig die relevant zijn voor de externe veiligheid, namelijk de opslag van een propaantank en twee windturbines. Voor de propaantank geldt een risicoafstand van 30 meter. De tank is gelegen op circa 525 meter van het plangebied. Voor de twee windmolens geldt een PR 10-6 contour van 85 meter. Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 580 meter. Voor deze risicobronnen is vanwege de grote afstanden tot het plangebied geen berekening, maatregelen dan wel verantwoording noodzakelijk.

 

Transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen

In de omgeving van het plangebied zijn geen voor het aspect externe veiligheid relevante buisleidingen aanwezig.

 

Transport gevaarlijke stoffen via transportroute

In de omgeving van het plangebied zijn geen voor het aspect externe veiligheid relevante transportroutes aanwezig.

 

Kabels en leidingen

In het plangebied of de directe omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen zoals rioolpersleidingen, waterleidingen, hoogspanningslijnen of straalpaden gelegen. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient een KLIC-melding te worden gedaan.

 

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

 

 

4.7 Ecologie

 

Wettelijk- en beleidskader

De op 1 januari 2017 in werking getreden Wet natuurbescherming (Wnb) dient ter vervanging van de Natuurbeschermingswet, de Flora- en faunawet en de Boswet en heeft als doel te komen tot één integrale en vereenvoudigde regeling van de natuurbescherming. Hierbij is de Europese regelgeving als uitgangspunt genomen. Wanneer geen specifieke natuurbescherming in de Europese regelgeving is voorzien, worden op rijksniveau regels vastgelegd, zodat een consistent, samenhangend en transparant stelsel van regels op het gebied van natuur ontstaat.

 

Gebiedsbescherming

Net als onder de hiervoor geldende wetgeving (Natuurbeschermingswet 1998) zijn in de Wnb gebieden aangewezen die onderdeel uitmaken van de Europese ecologische hoofdstructuur (Natura 2000-gebieden). Indien een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied (externe werking) moet worden onderzocht of de ontwikkeling de kwaliteit van het gebied kan verslechteren of verstoren. Indien het bestemmingsplan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van een Natura 2000-gebied verslechtert of een significant verstorend effect heeft (dit wordt de verslechterings- en verstoringstoets genoemd), dient een vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd. Het bevoegd gezag voor deze vergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarin het Natura 2000-gebied is gelegen.

 

Indien het plan mogelijk significante negatieve gevolgen heeft voor deze gebieden dient bovendien een passende beoordeling te worden gemaakt. Significante negatieve gevolgen treden op als de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied worden aangetast. Is dit het geval, dan kan alleen een vergunning worden verkregen indien wordt voldaan aan de zogenaamde ADC-criteria. Dat wil zeggen dat voor het plan geen alternatieven zijn, sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang en is voorzien in compenserende maatregelen.

 

Soortenbescherming

De Wnb beschermt net als de hiervoor geldende wet- en regelgeving (o.a. Flora- en faunawet) vele in het wild en van nature in Nederland voorkomende dieren. De wet kent verschillende beschermingsregimes voor diverse soorten. De Wnb bevat verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde diersoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen.

 

Voor van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels geldt dat het verboden is om nesten, rustplaatsen of eieren te vernielen. Ook is het verboden om vogels te verstoren, tenzij de verstoring geen wezenlijke invloed heeft op de staat van instandhouding van de soort. Voor alle algemene soorten, geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen of beheer en onderhoud en op grond van de 'Verordening vrijstellingen soorten Noord-Holland' vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wnb. Voor overige soorten is geen ontheffing nodig indien de desbetreffende verantwoordelijke Minister of de provincie een gedragscode heeft goedgekeurd voor het uitvoeren van de werkzaamheden. De gemeente Amsterdam heeft een gedragscode opgesteld die de minister van (destijds) LNV heeft goedgekeurd. Hoewel de gedragscode zijn basis vindt in de Flora- en faunawet, die inmiddels is vervallen, is de werking van de gedragscode door de staatssecretaris van Economische Zaken ambtshalve verlengd. Bij naleving van deze gedragscode geldt dan ook een vrijstelling voor de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Ontheffingen mogen slechts worden verleend wanneer geen andere bevredigende oplossing bestaat, geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan en de ontheffing nodig is met het oog op in de Wnb bepaalde belangen.

 

Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of de Wnb aan de uitvoering van het plan in de weg staat. Dit zal zich voordoen wanneer de uitvoering van het plan tot ingrepen noodzaakt waarvoor geen vrijstelling geldt of geen ontheffing op grond van de Wnb kan worden verleend.

 

Doorwerking plangebied

Om de gevolgen van de werkzaamheden voor beschermde plant- en diersoorten in kaart te brengen, is een quickscan natuur uitgevoerd door Blom Ecologie (zie bijlage 4). Uit deze quickscan is gebleken dat aanvullend ecologisch onderzoek noodzakelijk is voor de huismus en voor de vleermuis.

 

In april in mei 2023 is onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de huismus. Tijdens dit onderzoek is vastgesteld dat in het onderzoeksgebied 4 nesten van de huismus aanwezig zijn in het plangebied. Deze nesten worden bij de beoogde ingreep weggenomen. Op 3 mei 2024 is een ontheffing van de Wet natuurbescherming verleend (zie bijlage 5).

 

In de periode juni - september 2023 is een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van vleermuizen. Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de woning aan de Ringdijk BP 20A een functie heeft voor de gewone dwergvleermuis als zomer- en paarverblijfplaats. Deze verblijfplaats blijft in de beoogde ingreep behouden. Om deze reden vindt geen overtreding plaats van de verbodsbepaling van de Wet natuurbescherming. Een ontheffing ten aanzien van vleermuizen is niet benodigd.

 

Daarnaast zijn 5 vogelnesten aangetroffen. Voor deze nesten is geen sprake van ecologische zwaarwegende redenen en is derhalve ook geen ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. Zoals beschreven in de Vogelrichtlijn zijn alle vogels in Nederland beschermd tijdens het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli). Om een overtreding te voorkomen dienen werkzaamheden die mogelijk leiden tot verstoring of aantasting van nesten buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden.

 

De zorgplicht is ten alle tijden van toepassing.

De nadere ecologische onderzoeken zijn bijgevoegd als bijlage 6 bij deze ruimtelijke onderbouwing.

 

Verder is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor het plan. Uit deze berekening blijkt dat de ontwikkeling tijdens zowel de realisatie- als de gebruiksfase niet voorziet in rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Ten aanzien van stikstofdepositie ondervinden stikstofgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden geen negatieve effecten als gevolg van de ontwikkeling. Het project is daarmee in het kader van stikstofdepositie niet aan te merken als een Natura 2000-activiteit. De stikstofdepositieberekening is bijgevoegd als bijlage 7 bij deze ruimtelijke onderbouwing.

 

 

4.8 Bedrijven en milieuzonering

 

Wettelijk- en beleidskader

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten (op milieugevoelige functies). Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten/functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

 

Doorwerking plangebied

Het plangebied betreft de sloop en nieuwbouw van een bedrijfswoning welke toebehoort tot een agrarisch bedrijf. De woning heeft een functionele binding met de agrarische activiteit, waardoor geen toetsing hoeft plaats te vinden ten aanzien van milieuzonering vanwege het eigen agrarisch bedrijf.

 

Overige milieubelastende activiteiten, zoals geurbelastende activiteiten van andere agrarische bedrijven, zijn op een afstand van meer dan 200 meter gelegen. Door deze relatief grote afstand wordt geen milieuhinder verwacht.

 

 [image]

Afbeelding 9: Bedrijven in de omgeving

 

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

 

 

4.9 Verkeer en parkeren

 

Wettelijk- en beleidskader

Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur van het parkeren in en rondom het plangebied.

 

Doorwerking plangebied

 

Verkeersafwikkeling

Het perceel wordt op dit moment ontsloten via één inrit aan de Ringdijk BP. In die nieuwe situatie zal dit niet anders zijn. De verkeersgeneratie neemt niet toe. In de huidige situatie kent de ontsluiting geen problemen, waardoor hier in de toekomstige situatie redelijkerwijs ook vanuit mag worden gegaan.

 

Bereikbaarheid

Het plangebied wordt ontsloten via de openbare weg Ringdijk BP. Wanneer deze weg in noordelijke richting wordt gevolgd zijn de provinciale weg N522 en de rijksweg A9 gemakkelijk te bereiken. In zuidelijke richting is de provinciale weg N201 goed bereikbaar.

 

Parkeren

Het plan voorziet in het saneren van een verouderde bedrijfswoning en de realisatie van een nieuwe bedrijfswoning op dezelfde locatie. Het parkeren wordt aan de achterzijde van de bedrijfswoning, uit het zicht, ingepast. De parkeerbehoefte zal als gevolg van het plan niet toenemen. Desondanks is de parkeerbehoefte van de nieuwe situatie inzichtelijk gemaakt.

 

Om de parkeerbehoefte te berekenen is gebruik gemaakt van de ‘Nota Parkeernormen Amstelveen 2021’. Gemeente Amstelveen baseert haar parkeernormen op de richtlijnen voor het toepassen van parkeernormen zoals opgesteld door het CROW. De normen zijn gebaseerd op veel praktijkonderzoek en zijn de meest actuele en onderbouwde normen die voorhanden zijn en dienen als basis voor de Amstelveense parkeernormen. Hierbij is uitgegaan van het minimum kengetal. Dit sluit aan bij de visie van de gemeente Amstelveen waarin gestreefd wordt naar een aantrekkelijke stad waar duurzaam vervoer wordt gestimuleerd, parkeeroverlast wordt tegengegaan, de openbare ruimte een kwaliteitsimpuls krijgt en projecten gerealiseerd kunnen worden zonder te hoge kosten voor inpandige parkeerplaatsen. Qua stedelijkheidsgraad valt Amstelveen in de categorie ‘zeer sterk stedelijk’ en valt het plangebied in Zone D. Voor een vrijstaande woning binnen deze locatie heeft de gemeentelijke parkeernota een parkeerbehoefte vastgesteld van >1,9 parkeerplaatsen per woning.

 

In de bestaande situatie wordt het parkeren volledig op eigen terrein opgelost. Dit zal na de realisatie van het plan ook het geval zijn (zie onderstaande afbeelding). In totaal worden er binnen het plan 4 parkeerplaatsen gerealiseerd wat voldoende is voor de twee bedrijfswoningen op het bedrijfsperceel.

 

 [image]

Afbeelding 10: Locatie parkeergelegenheid op erf

 

Verkeersgeneratie

Het plan voorziet in het slopen van een verouderde bedrijfswoning en de realisatie van een nieuwe bedrijfswoning op dezelfde locatie. De verkeersgeneratie zal hierdoor niet toenemen. Desondanks is de verkeersgeneratie van de nieuwe woning inzichtelijk gemaakt.

 

Om de verkeersgeneratie te berekenen is gebruik gemaakt van CROW publicatie 381. De publicatie gaat uit van minimale en maximale kencijfers. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is uitgegaan van het minimale kencijfer, zodat wordt aangesloten bij de uitgangspunten van de parkeerberekening. Het plangebied is gelegen in de stedelijke zone ‘buitengebied’ van een ‘zeer sterk stedelijk’ gebied. Voor de categorie ‘koop, huis, vrijstaand’ heeft het CROW een minimale norm opgenomen van 7,8 verkeersbewegingen per etmaal. Gesteld wordt dat een dergelijke geringe verkeersgeneratie gemakkelijk opgevangen kan worden door de omliggende infrastructuur. Deze verkeersgeneratie bestaat overigens thans ook al vanwege de huidige bedrijfswoning. Zodoende zal de verkeersgeneratie dus niet toenemen als gevolg van dit plan.

 

 

4.10 Duurzaamheid

 

Wettelijk- en beleidskader

De kaders betreffende duurzaamheid (PLECK 4.0 Amstelveen; 'Plan voor Energietransitie, Circulaire economie en Klimaatadaptatie') zijn vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2022. Hiermee heeft de gemeenteraad aangegeven dat Amstelveen streeft naar duurzaam beleid in alle keuzes die zij maakt.

 

Leidraad Duurzaam bouwen en Gebiedsontwikkeling

De gemeente Amstelveen heeft hoge ambities om duurzaam bouwen en duurzame gebieden te ontwikkelen. De ambities zijn benoemd in de Leidraad Duurzaam bouwen en Gebiedsontwikkeling (november 2021). Op vijf thema's gaat de gemeente bij elke ontwikkeling kijken wat de mogelijkheden zijn om een project of gebied zo duurzaam mogelijk te realiseren: mobiliteit, energie, circulair bouwen, klimaat adaptief en groen en ecologie. 

 

De doelstellingen en ambities komen voort uit verschillende onderliggende beleidsstukken. Op gemeentelijk niveau gaat het onder andere om de Transitie Warmte, de Visie op zonne-energie, PLECK 4.0, het Actieplan Klimaatadaptatie, het Groenstructuurplan, de Mobiliteitsvisie en de Nota Parkeernormen. Het ontwerp voor gebouwen en gebieden dient aan te sluiten op al deze ambities en doelstellingen uit de Leidraad en het onderliggende beleid.

 

 

Doorwerking plangebied

Het plan speelt hierop in door de verouderde bedrijfswoning, welke niet meer voldoet aan de huidige duurzaamheidseisen, te slopen. Daarvoor in de plaats zal een nieuwe bedrijfswoning worden gerealiseerd welke zal voldoen aan de hedendaagse duurzaamheidseisen.

 

 

4.11 Milieueffectrapportage

 

Wettelijk- en beleidskader

Het instrument en de procedure milieueffectrapportage is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage. Voor alle projecten waarbij de activiteit is opgenomen in Bijlage D van dit Besluit, moet door het bevoegd gezag worden beoordeeld of een milieueffectrapportage moet worden gemaakt.

 

Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. De wijziging van dit Besluit volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU van de Europese Unie. De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn in deze wetgeving voor alle in het Besluit genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing, waarbij het niet uitmaakt of het een activiteit betreft boven of onder de D-drempel. Via een m.e.r.-beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld en beslist of een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

 

Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan leiden tot twee conclusies:

 

Doorwerking plangebied

Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bekeken te worden of de ontwikkeling onder een activiteit op de zogenaamde D-lijst valt. Volgens onderdeel D11.2 van de Bijlage bij het Besluit m.e.r dient er voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen een m.e.r.-beoordeling te worden gedaan. Het onderhavige initiatief heeft geen betrekking op een stedelijk ontwikkelingsproject.

Voor het onderhavige plan hoeft geen m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt en hoeft geen m.e.r.-beoordelingsbeslissing te worden genomen. Aangezien een m.e.r.-beoordeling niet aan de orde is, hoeft er tevens geen milieueffectrapport te worden opgesteld.

  

Tevens kan op voorhand worden vastgesteld dat er geen sprake is van 'belangrijke nadelige milieugevolgen' vanwege het plan. Uit de beschouwing van de milieu- en omgevingsaspecten in de voorgaande paragrafen blijkt dat er geen belangrijke nadelige invloed is op het milieu en de omgeving vanwege het plan, dan wel door het milieu en de omgeving op het plan.

 

 

 

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

 

 

5.1 Economische uitvoerbaarheid

 

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in het kader van het onderhavige ruimtelijk besluit een onderzoek te worden gedaan naar de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan.

 

In artikel 6.12 van de Wro is voorgeschreven dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de grond waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Bro is de definitie van bouwplan gegeven, waarbij de bouw van één of meerdere hoofdgebouwen als bouwplan wordt gedefinieerd. Met het tweede lid van artikel 6.12 Wro kan worden afgeweken van die verplichting om een exploitatieplan vast te stellen, mits het verhaal van kosten anderzins is verzekerd.

 

De procedurekosten voor het plan worden middels de gemeentelijke legeskosten op initiatiefnemer verhaald. Vanuit het plan vloeien geen overige kosten of risico's voort die voor rekening van de gemeente zijn. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

 

 

5.2 Juridische uitvoerbaarheid

 

Het perceel, kadastraal bekend gemeente Amstelveen, sectie L, nummers 3841 (gedeeltelijk) en 3842 (gedeeltelijk), zijn in eigendom van de aanvrager. Voor wat betreft het grondeigendom is het bouwplan dan ook uitvoerbaar.

 

 

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt het voornemen tot planologische afwijking inclusief de bijbehorende stukken, waaronder deze ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder om een mondelinge dan wel schriftelijke zienswijze naar voren te brengen.

 

De stukken hebben van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn wel/geen zienswijze naar voren gebracht.

 

Het planvoornemen wordt economisch uitvoerbaar geacht en de maatschappelijke uitvoerbaarheid is gewaarborgd.

 

 

 

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

Op het perceel Ringdijk BP 20 te Amstelveen is een omgevingsvergunning aangevraagd voor 'het bouwen (vervangen) van een bedrijfswoning'. Het voorgestelde bouwplan is niet passend binnen de bouwvoorschriften van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf 1' van het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'.

 

In deze ruimtelijke onderbouwing is aangetoond dat vanuit de diverse (milieu)aspecten geen belemmeringen naar voren zijn gekomen voor deze ontwikkeling. Het gewenste bouwplan heeft evenmin onevenredige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.

 

Geconcludeerd wordt, dat het voorgestelde bouwplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, zodat het is geoorloofd toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3º van de Wabo. De aangevraagde omgevingsvergunning kan dan hiermee dan ook worden verleend.