OIAVHB N201 - Natuurcompensatie 2e fase - Middenweg BP 1 en 6
Status: | ontwerp |
Identificatie: | NL.IMRO.0362.OIAVHB09xAG-OW01 |
Plantype: | omgevingsvergunning |
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
Middenweg BP 1 en 6 Amstelveen
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 21 december 2023 is een aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen voor de activiteit handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening voor Middenweg BP 1 en 6 in Amstelveen. Het verzoek betreft het wijzigen van het gebruik van Middenweg BP 1 van wonen naar woonleefgemeenschap en het uitbreiden van de boerderij aan de Middenweg BP 6 met een maatschappelijke functies en een expositie- en atelierruimte voor ambachtslieden. De aanvraag om omgevingsvergunning (Z2023-00003683) is opgenomen in bijlage 1 (aanvraagdocument) en een situatietoelichting in bijlage 2.
In eerste instantie is voor dit initiatief er een verzoek ingediend voor opstellen van een (postzegel)bestemmingsplan. Echter bleek het niet haalbaar om het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 en is er voor gekozen om de behandeling om te zetten naar een aanvraag omgevingsvergunning.
1.2 Aard en doel
De gronden waarop de aanvraag van toepassing is zijn gelegen in het vigerende bestemmingsplan “N201-Natuurcompensatie 2e fase" en hebben ingevolge dat plan op de locatie Middenweg BP 1 de bestemmingen 'Tuin’ en ‘Wonen'. Op de locatie Middenweg BP 6 hebben de gronden de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’. Op de locatie Middenweg BP 1 is ook het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Wonen" van toepassing.
De activiteit waarvoor de aanvraag is ingediend is in strijd met de betreffende gebruiksvoorschriften van de bestemmingsplanen (zie paragraaf 1.4.1 en 1.4.5). De omgevingsvergunning kan worden verleend door middel van een buitenplanse afwijking ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de aangevraagde ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat de gevraagde omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kan worden verleend. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak met nummer NL.IMRO.0362.OIAVHB09xAG-OW01 (bijlage 3).
1.3 Ligging en begrenzing plangebied
Het projectgebied Middenweg BP 1 en 6 te Amstelveen is gesitueerd in het buitengebied van de gemeente Amstelveen. Ten zuiden van de kern Amstelveen, in het natuurgebied Waterslagen.
De locatie Middenweg BP 1 is kadastraal bekend als gemeente Amstelveen, sectie N, nummer 662 en heeft een oppervlakte van 2.265 m2. Het perceel wordt aan de noordzijde begrensd door een sloot en natuurgebied Waterslagen. Aan de overige zijde wordt het perceel omringd door natuurgebied Waterslagen.
De locatie Middenweg BP 6 is kadastraal bekend als gemeente Amstelveen, sectie N, nummers 558, 665 en (gedeeltelijk) 666 en heeft een oppervlakte van 9.740 m2. Het perceel wordt aan de noord- en zuidzijde begrensd door een sloot en natuurgebied Waterslagen, aan de oostzijde door natuurgebied Waterslagen en aan de westzijde door een watergang en de Middenweg BP met daarachter natuurgebied Waterslagen.
Afbeelding 1: Ligging projectgebied (projectgebied = rood omlijnd)
1.4 Vigerende bestemmingsplannen
1.4.1 Bestemmingsplan "N201- Natuurcompensatie 2e fase''
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan “N201-Natuurcompensatie 2e fase’' dat op 21 september 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Middenweg BP 1
De locatie van het verzoek is gelegen in het bestemmingsplan ‘N201-Natuurcompensatie 2e fase’, waarin de gronden de bestemming ‘Tuin’ (artikel 5) en ‘Wonen’ (artikel 8) en deels de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie‘ (artikel 10) hebben. Het huidige bouwvlak is 200 m2 (10 meter breed en 20 meter lang). Tevens gelden een maximale bouw- en goothoogte van 8 meter en 4 meter binnen het bouwvlak en is buiten het bouwvlak is een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan van 350 m2.
Afbeelding 2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan "N201- Natuurcompensatie 2e fase". Bron: ruimtelijkeplannen.nl.
Het gebruiken van de woning is niet in strijd met het bestemmingsplan "N201-Natuurcompensatie 2e fase".
Middenweg BP 6
De locatie van het verzoek is gelegen in het bestemmingsplan ‘N201-Natuurcompensatie 2e fase’, waarin de gronden de enkelbestemming ‘Agrarisch - Agrarisch Bedrijf’ (artikel 3) en dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ (artikel 10) hebben.
Afbeelding 3: Uitsnede vigerend bestemmingsplan "N201- Natuurcompensatie 2e fase". Bron: ruimtelijkeplannen.nl.
Het realiseren van een maatschappelijke functie met ruimten ten behoeve van de dagopvang en een expositie-/ atelierruimte niet is toegestaan binnen de bestemming ‘Agrarisch-Agrarisch Bedrijf’. Dit is in strijd met artikel 3.1 van het bestemmingsplan. Daarnaast is het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ten verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het op het betrokken bouwperceel gevestigde agrarische bedrijf , niet toegestaan op grond van artikel 3.3.1 van het bestemmingsplan binnen de bestemming ‘Agrarisch-Agrarisch Bedrijf’.
1.4.2 Bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Herziening Begripsbepaling Peil"
Het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Herziening Begripsbepaling Peil (Digitaal)" ziet toe op de aanpassing van de begripsbepaling ‘peil’ uit de ‘Inleidende regels’ van het bestemmingsplan en de toevoeging van de begrippen ‘kruin’, ‘weg’ en ‘talud’ aan de regels van het bestemmingsplan.
1.4.3 Bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Schipholparkeren en Parkeernormen"
Daarnaast is het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Schipholparkeren en Parkeernormen", vastgesteld op 22 maart 2017, van toepassing. Dit bestemmingsplan regelt twee zaken: het niet toestaan van Schipholparkeren binnen de gemeente Amstelveen en het opnemen van parkeernormen in bestemmingsplannen.
De parkeernormen gelden als uitgangspunt voor het initiatief. Er worden voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Het initiatief is hiermee niet in strijd met het parapluplan. De uitwerking van de parkeernormen staat in paragraaf 4.10.
1.4.4 Bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie"
Op 28 maart 2018 is het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie" vastgesteld. Op basis van dit parapluplan heeft het perceel Middenweg BP 1 de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’ en het perceel Middenweg BP 6 de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 5’. De voor ‘waarde-archeologie’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Voor wat betreft de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’ geldt een archeologische onderzoeksplicht voor bodemingrepen die dieper reiken dan 0,30 meter én een grotere oppervlakte hebben dan 5.000 m2. Voor ‘Waarde – Archeologie 5’ geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen die dieper reiken dan 0,30 meter én een grotere oppervlakte hebben dan 10.000 m2.
Voor het onderhavige plan is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk (zie paragraaf 4.1).
Afbeelding 4: Uitsnede paraplubestemmingsplan "Archeologie en Cultuurhistorie"
1.4.5 Bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Wonen"
Ten slotte is het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Wonen" van toepassing op het projectgebied. Op 12 juni 2019 is het plan vastgesteld door de gemeenteraad. Met het paraplubestemmingsplan is voor het gehele gemeentelijke grondgebied regels opgenomen met betrekking tot het splitsen en samenvoegen van woningen, bed & breakfast en woningdelen.
Het beoogde gebruik de woning als woonleefgemeenschap is in strijd met artikel 3.1 van het "Paraplubestemmingsplan Wonen", omdat een woonleefgemeenschap een andere vorm van wonen is dan in het paraplubestemmingsplan is voorzien. Er is geen sprake van één zelfstandige woonruimte (woning), maar wordt de woning gebruikt door een woongroep met gezamenlijke gebruiksruimtes en onzelfstandige woonruimten.
De te realiseren bed&breakfast aan de Middenweg BP 6 dient te voldoen aan de voorwaarden opgenomen in artikel 3.4.1 van dit paraplubestemmingsplan.
Het gebruik als bed & breakfast is eveneens niet toegestaan op basis van het bestemingsplan "N201 - Natuurcompensatie 2e fase". Hiervoor is aansluiting gezocht bij de regels uit artikel 3.4.1 van het ‘Paraplubestemmingsplan Wonen’.
3.4.1 Bed & breakfast
Het verhuren van kamers ten behoeve van een bed & breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
het bruto-vloeroppervlak mag maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning bedragen;
voor maximaal vier gasten verspreid over maximaal twee kamers voor de duur van maximaal zeven aaneengesloten overnachtingen. Op een kamer mogen maximaal twee slaapplaatsen aanwezig zijn;
de kamers maken deel uit van het hoofdgebouw;
dat deze alleen door de hoofdbewoner mag wordt uitgeoefend, die ook aanwezig blijft;
er dient in voldoende mate in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien op eigen terrein, 1 parkeerplaats per gastenkamer;
er geen zelfstandige horeca-activiteiten en geen zelfstandige detailhandel plaatsvinden.
1.4.6 Conclusie
Het wijzigen van het gebruik naar een woonleefgemeenschap is in strijd met het "Paraplubestemmingsplan Wonen" en het realiseren van een boerderij met maatschappelijke functies en een broedplaats voor lokale ondernemers is niet toegestaan binnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ van het bestemmingsplan "N201- Natuurcompensatie 2e fase". Om het plan mogelijk te maken is afwijken van het bestemmingsplan noodzakelijk.
1.5 Leeswijzer
Deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het initiatief. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van het rijk, de provincie en de gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bouwplan toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de samenvatting en eindconclusie.
HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige situatie
Het plangebied is gelegen aan de Middenweg BP 1 en 6 in Amstelveen in het buitengebied van de gemeente en heeft een gezamenlijke oppervlakte van circa 12.005 m2. De twee locaties liggen in het natuurgebied Waterslagen. Het natuurgebied is in eigendom van de aanvrager.
Locatie Middenweg BP 1
De locatie Middenweg BP 1 heeft een woonbestemming met bijbehorende tuin. Op dit moment wordt een nieuwe (burger)woning met bijbehorend bouwwerk gebouwd. Voor het bouwen van deze woning en schuur is op 19 juli 2022 een omgevingsvergunning verleend. De vergunde bouwwerken zijn verleend passend binnen de regels van het bestemmingsplan. De woning wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd. Het perceel Middenweg BP 1 heeft een oppervlakte van circa 2.265 m2 en een bouwvlak van 200 m2.
Op het perceel staat nu een tijdelijke woning tot de nieuwe woning in gebruik wordt genomen. Momenteel woont (een deel van) de woonleefgemeenschap al op het adres in een tijdelijke woning. Dit is binnen de geldende bestemmingsregels.
Afbeelding 5: Foto's huidige situatie Middenweg BP 1. Bron: Cyclomedia.
Afbeelding 6: Situatietekening beoogde situatie Middenweg BP 1
Afbeelding 7: Visualisering beoogde situatie Middenweg BP 1
Locatie Middenweg BP 6
De locatie Middenweg BP 6 heeft een agrarische bestemming en op het perceel bevindt zich een agrarisch bedrijf. Het perceel is circa 9.740 m2 met een bouwvlak van circa 8.572 m2. Ten behoeve van het agrarisch bedrijf zijn op het perceel één bedrijfswoning en drie bedrijfsgebouwen aanwezig. In onderstaande afbeelding is de bestaande situatie (en het aantal vierkante meter per gebouw) weergegeven.
Afbeelding 8: Bestaande situatie Middenweg BP 6
Zoals aangegeven zijn er een drietal bedrijfsgebouwen aanwezig: een melkveestal van 825 m2 bestaande uit één bouwlaag met kap en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 meter en 8 meter, een kapschuur van 510 m2 bestaande uit één bouwlaag met kap en een bouwhoogte van 6 meter en een jongveestal van 585 m2. Deze stal bestaat eveneens uit één bouwlaag met kap en heeft een bouwhoogte van 6 meter. Inmiddels is de jongveestal gerenoveerd en is de kapschuur onder renovatie. Als laatste zal de melkveestal gerenoveerd worden.
Afbeelding 9: Foto's bestaande situatie Middenweg BP 6. Bron: initiatiefnemer
Op het agrarische perceel wordt momenteel een nieuwe bedrijfswoning gebouwd. De omgevingsvergunning voor de nieuwe bedrijfswoning is verleend op 19 juli 2022. De bedrijfswoning wordt circa 200,44 m2 groot met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4,0 meter en 8,0 meter. De bedrijfswoning is verleend binnen de regels van het bestemmingsplan.
Op het perceel staat nu een tijdelijke woning tot de nieuwe bedrijfswoning in gebruik wordt genomen.
2.2 Toekomstige situatie
De Diaconieën van de Protestantse Kerken in Amsterdam en Amstelveen wensen te investeren in duurzaamheid en het opzetten van een boerderij waar de productie van gezond voedsel gepaard gaat met zorg voor het milieu, goed natuurbeheer en sociale activering. Op de locaties Middenweg BP 1 en 6 wenst de Diaconie hiertoe het project “De Gastvrije Hoeve de Meent” te realiseren.
Het project De Gastvrije Hoeve de Meent bestaat uit een aantal onderling samenhangende delen:
Boerderij De Meent met maatschappelijke dagopvang;
Broedplaats De Meent: een toekomstige ontwikkeling ingevuld met lokale makers;
Woongemeenschap ‘Dorothy’: een Christelijke leefgemeenschap met eigen maatschappelijke projecten en een ondersteunende rol op de boerderij.
In onderstaande beschrijving wordt de toekomstige situatie inclusief activiteiten per perceel omschreven.
Locatie Middenweg BP 1
Het is de bedoeling om in woning welk op dit moment gebouwd wordt aan de Middenweg BP 1 een woonleefgemeenschap met gastenverblijf te realiseren. In de woning worden 12 wooneenheden voor maximaal 14 personen gerealiseerd. De woonleefgemeenschap gaat bestaan uit 9 personen die onderdeel zijn van de leefgemeenschap en meedraaien op de boerderij op Middenweg BP 6 en 5 personen verblijven in het gastenverblijf. De verblijfsduur als ‘gast’ zal maximaal één tot anderhalf jaar zijn.
Afbeelding 10: Visualisering van de beoogde situatie Middenweg BP 1
De woonleefgemeenschap vestigt zich in de woning die momenteel in aanbouw is. Voor de realisatie van de woonleefgemeenschap wordt het gebruik van het perceel gewijzigd van wonen naar woonleefgemeenschap voor maximaal 14 personen. Parkeren vindt op eigen terrein naast de woning plaats.
Afbeelding 11: Visualisering beoogde situatie Middenweg BP 1
Afbeelding 12: Situatietekening beoogde situatie Middenweg BP 1
Locatie Middenweg BP 6:
Het planvoornemen voor Middenweg BP 6 betreft de functie uitbreiding van het agrarisch bedrijf naar een boerderij met maatschappelijke dagopvang en een expositie-/ aterlierruimte voor ambachtslieden. Het is de bedoeling om op het landgoed multifunctionele landbouw te beoefenen met daarin boerderij 'De Meent' als agrarische functie met een maatschappelijke dagopvang voor maximaal 20 personen met ontvangstruimte en keuken (circa 510 m2) en broedplaats De Meent, een expositie- en atelierruimte voor ambachtslieden. De dagopvang wordt gerealiseerd in de voormalige kapschuur en de expositie- en atelierruimte in de voormalige melkveestal (825 m2).
De parkeerplaatsen ten behoeve van de boerderij, de dagopvang, de expositie- en atelierruimte worden achter de voormalige melkveestal gerealiseerd.
Afbeelding 13: Visualisering beoogde situatie Middenweg BP 6
In de eerste plaats is het doel van de boerderij 'De Meent' om mensen die zijn vastgelopen, of moeite hebben om mee te doen, te activeren, zelfontplooiing te faciliteren en ondernemerschap te stimuleren. Naast het doel van activering van mensen die zijn vastgelopen in de Nederlandse samenleving, dient de boerderij een tweede doel: het produceren van lokaal en duurzaam voedsel.
Het perceel behoudt de agrarische functie en aan de agrarische functie worden nevenactiviteiten toegevoegd. Vrijwel het gehele erf staat ruimtelijk hoofdzakelijk in dienst van de agrarische functie: voer-, mest-, en machineopslag. De jongveestal staat uiteraard in dienst van het agrarische bedrijf, maar ook de kapschuur/werktuigberging staat hoofdzakelijk in dienst van het agrarisch bedrijf met de diverse werkplaatsen. De ontvangstruimte en de keuken in de kapschuur hebben meer betrekking op de maatschappelijke nevenfunctie. De voormalige melkveestal staat in dienst van nevenactiviteiten in de zin van waarde toevoeging van overwegend eigen productie, zoals zuivelverwerking. Daarnaast is de op het perceel aanwezige woning, de bedrijfswoning van de agrariër. In de bedrijfswoning worden twee kamers voor een bed & breakfast gerealiseerd ten behoeve van maximaal vier gasten.
De volgende activiteiten gaan binnen het agrarische bedrijf plaatsvinden:
Veehouderij (rundvee en kippen);
Tuin- en landbouw met onder andere 500 m2 productietuin en 100 m2 champignonteelt;
Natuurbeheer van 31,5 ha natuurgrond op termijn mogelijk uit te breiden tot maximaal 50 ha. Deze grond wordt gebruikt voor beweiding in lage veebezetting. Natuurbeheer gebeurt in eigen beheer.
Daarnaast zal er ook ruimte zijn voor educatieve, creatieve en culturele activiteiten binnen de voormalige melkveestal:
Excursies en cursussen rond duurzame landbouw en voedselproductie;
Lokale ambacht;
Verwerking van landbouwproductie;
Kleinschalige detailhandel van eigen producten;
Exposities van lokale producten en kunst.
2.3 Motivering om af te wijken van het bestemmingsplan
De locatie van de voorgestelde wijziging ligt in het buitengebied van Amstelveen, in de Amstelscheg. De Amstelscheg is een groene bufferzone gelegen tussen de stadsranden van Amstelveen en Amsterdam-Zuidoost en loopt van de polder de Rondehoep in het zuiden tot aan de ring A10 in het noorden.
Het voorgestelde plan betreft het wijzigen van het gebruik van de percelen Middenweg BP 1 en 6 binnen de bestaande en reeds vergunde bebouwing. Er is geen sprake van toevoegen van bebouwing op de percelen, waardoor de ruimtelijke wijziging minimaal is.
Het perceel Middenweg BP 1 ligt op geruime afstand van het perceel Middenweg BP 1B waar een agrarisch bedrijf is gerealiseerd. Gezien de afstand wordt geen hinder verwacht en ruimtelijk gezien is de impact beperkt. Door het wijzigen van een woning naar een woonleefgemeenschap neemt de parkeereis toe. Deze parkeerplaatsen worden in afwijking van het bestemmingsplan niet voor de woning, maar achter de voorgevel van de woning gerealiseerd. Hierdoor onderscheid het perceel zich ruimtelijk gezien niet van een normaal woonperceel.
Op het perceel aan de Middenweg BP 6 worden de functies binnen de bestaande bedrijfsgebouwen gerealiseerd die hiervoor worden gerenoveerd. Door de toevoeging van extra functies binnen de agrarische functie neemt de parkeereis ook hier toe. Er is voldoende ruimte op het eigen perceel voor de extra parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen ten behoeve de maatschappelijke dagbesteding worden voor de kapschuur op de bestaande parkeerplaats gerealiseerd. De parkeerplaatsen ten behoeve de expositie-/atelierruimte worden uit het zicht achter de voormalige melkveestal gerealiseerd.
Gebiedsperspectief Amstelscheg & Toekomstkader Amstelscheg (addendum)
De Amstelscheg is opgedeeld in vijf deelgebieden. De locatie Middenweg BP 1 en 6 ligt binnen het deelgebied Bovenkerkerpolder. Het voorgestelde plan heeft geen impact op de landelijke karakteristiek, zoals opgenomen in de Gebiedsperspectief Amstelscheg, aangezien er alleen sprake van functiewijziging binnen bestaande bebouwing, waardoor de rationele vormentaal van de droogmakerij, en de hiërarchie in waterlopen en verkavelingspatroon, behouden blijven.
Daarnaast draagt het gebruik als woonleefgemeenschap en het uitbreiden van de agrarische functie met een maatschappelijke component via dagbesteding en het realiseren van het atelier/ de compositieruimte bij aan de opgaven voor de Bovenkerkerpolder. Qua programma past het voorgestelde gebruik binnen het faciliteren van mogelijkheden: verbreding van de agrarische vitaliteit.
Omgevingsverordening NH2020
Daarnaast past de ontwikkeling binnen de regels van de Omgevingsverordening NH2020. Er is op Middenweg BP 1 geen sprake van toevoegen van een woonfunctie aangezien de woning reeds is toegestaan op het perceel en wordt gerealiseerd binnen bestaande/vergunde bebouwing. De uitbreiding van de agrarische functie betreft een kleinschalige vorm van niet agrarische activiteiten gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing op het perceel. Dit is passend binnen de agrarische functie van het bedrijf.
Structuurvisie Amstelveen 2025+
Ook past het voorliggende plan binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie Amstelveen 2025+. Er is voor wat betreft de woonleefgemeeschap sprake van differentiatie van woonmilieus en voor wat betreft de uitbreiding van de agrarische functie past dit binnen het uitgangspunt de toekomst van de landbouw steunen, door realiseren van bedrijf gerelateerde verbredingsactiviteiten.
Omgevingsvisie 2040 Amstelveen Bloeit
Voorliggend plan draagt bij aan de ruimtelijke opdracht 'Gezond Amstelveen'. Bij deze ruimtelijke opdracht wordt prioriteit gegeven aan aanpassingen van de fysieke leefomgeving die de gezondheid bevorderen en zorgen voor een uitbreiding van zorgvoorzieningen. Er dient voldoende ruimte te zijn om elkaar te ontmoeten of te kunnen ontspannen. Met de komst van een woongemeenschap of de maatschappelijke functies wordt hieraan bijgedragen. Daarnaast komt het plan tegemoet aan de ruimtelijke opgave 'Compact Amstelveen', gezien het multifunctionele ruimtegebruik op de locatie.
Visie Toerisme en Recreatie
De voorgestelde uitbreiding van functies sluit aan op de Visie Toerisme en Recreatie. Door het toevoegen van deze voorziening wordt bijgedragen aan het (meer) beleven van het gebied. Daarbij gaat het om kleinschalige activiteiten en die passen goed in het gebied.
Het verlenen van planologische medewerking aan onderhavig plan past binnen de provinciale- en gemeentelijke kaders van vastgesteld beleid en visies. Daarbij is de ruimtelijke wijziging minimaal doordat het voorgestelde gebruik binnen de bestaande bebouwing en kavel plaatsvindt en de landelijke karakteristieken niet worden aangetast.
HOOFDSTUK 3 Beleid
3.1 Inleiding
Op diverse bestuurlijke niveaus zijn beleidsuitspraken geformuleerd die relevant zijn voor het projectgebied. In dit hoofdstuk wordt het vigerende beleid van de verschillende relevante overheden in samenhang met de gewenste ontwikkeling nader beschreven. Achtereenvolgens komt het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale Omgevingsvisie
Per 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Hierin zijn de kaders van het nieuwe rijksbeleid opgenomen. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld. In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt door het Rijk een langetermijnvisie gegeven op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk.
Afbeelding 14: Afwegen met de NOVI. Bron: Nationale Omgevingsvisie.
De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met de ambities: wat willen we bereiken? Vervolgens worden de 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen.
De vier prioriteiten
De Uitvoeringsagenda beschrijft de vier prioriteiten. De opgaven uit de toelichting kunnen veelal niet apart van elkaar worden aangepakt. Als een samenhangende, integrale aanpak nodig is, over de sectoren heen, vraagt dit een andere inzet. De samenhang tussen opgaven manifesteert zich rond vier prioriteiten.
Ruimte voor klimaatadaptie en energietransitie;
Duurzaam economisch groeipotentieel;
Sterke en gezonde steden en regio's;
Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Drie afwegingsprincipes
Het doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen: '(a) het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften'. Beschermen en ontwikkelen sluiten elkaar niet per definitie uit en kunnen elkaar zelfs versterken. Echter, gaan beschermen en ontwikkelen niet altijd en overal zonder meer samen en zijn soms echt onverenigbaar. Een optimale balans tussen deze twee vergt steeds een zorgvuldige afweging en prioritering van ongelijksoortige belangen. Om dit afwegings- proces en de omgeving inclusieve benadering richting te geven, is in de NOVI een drietal afwegingsprincipes geformuleerd:
Combineren boven enkelvoudig;
Kenmerken & identiteit;
Afwentelen voorkomen.
Relevantie plangebied
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een NOVI-gebied. Voorliggend plan voorziet in uitbreiding van functies, waarbij de landschappelijke kwaliteiten niet ten koste gaat van de ontwikkeling en draagt daarmee bij aan en landelijk gebied waar het prettig wonen en recreëren is en waarin ruimte is en blijft voor vitale landbouw. (Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied).
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen en legt daarmee nationale ruimtelijke belangen vast. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. In hoofdstuk 2 van het Barro is, om de nationale belangen te beschermen per onderwerp (één onderwerp per titel) aangegeven welke beperkingen er per welk (ruimtelijk) gebied gelden.
Relevantie plangebied
Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op de aanvraag omgevingsvergunning. De betreffende onderwerpen zijn niet aan de orde in het kader van dit plan.
3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid 2 en 3 Besluit ruimtelijke ordening). De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Toetsing aan de Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan een ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied dient tevens een motivering te worden opgenomen waarin wordt onderbouwd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Relevantie plangebied
De ladder voor duurzame verstedelijking dan wel artikel 3.1.6, lid 2 Bro is niet van toepassing op de aangevraagde omgevingsvergunning aangezien er enkel sprake is van een planologische functiewijziging en de aard en omvang hiervan beperkt is (zie ABRvS 20 april 2016; ECLI:NL:RVS:2016:1075). Zoals aangegeven is bij dit initiatief sprake van een gedeeltelijke functiewijziging binnen de bestaande bebouwing waarbij de agrarische hoofdfunctie behouden blijft. Er is geen sprake van uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsbebouwing of uitbreiding van het perceel. Daarbij past deze kleinschalige uitbreiding van niet-agrarische functies binnen een agrarisch bedrijf binnen provinciaal- en gemeentelijk beleid.
3.2.4 Luchthavenindelingbesluit Schiphol
In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) worden beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Binnen het beperkingengebied gelden verschillende regimes. Deze zijn het uitvloeisel van internationale afspraken in het kader van vliegveiligheid of worden van rijkswege noodzakelijk geacht met het oog op externe veiligheid en geluidbelasting. Alle beperkingengebieden lopen vanaf het luchthavengebied naar het gebied daaromheen. Er kunnen op een locatie dus meerdere regimes gelden. Hoe groter de afstand tot de start- en landingsbanen en de vliegroutes, hoe minder beperkingen. Om de vliegveiligheid te waarborgen gelden er toetshoogtes voor gebouwen in verband met in- en uitvliegvlakken en zichtbaarheid van de radar, en zijn er beperkingen voor lasers en windturbines en voor vogelaantrekkende functies. Daarnaast gelden er in het gebied rond de luchthaven beperkingen aan het gebruik van gronden met het oog op externe veiligheid en geluidoverlast. Dit zijn de zogenaamde bouwbeperkingen van LIB zone 1 tot en met 5.
Relevantie plangebied
De locaties van de aanvraag omgevingsvergunning bevinden zich binnen het beperkingen gebied van Luchthaven Schiphol en bevinden zich in zone 5, het afwegingsgebied geluid en externe veiligheid. Artikel 2.2.1d van het LIB geeft daarbij aan dat op de gronden die aangewezen zijn met zone 5 geen nieuwe woningbouwlocaties zijn toegestaan buiten bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, maar er is geen sprake van bouwen of een nieuwe woningbouwlocatie. Op de Middenweg BP 1 wordt een bestaande woonfunctie gewijzigd en de plannen voor Middenweg BP 6 omvat geen woningbouw. Daarmee vormt de ligging binnen het beperkingenbied geen belemmering voor dit initiatief.
De aanvraag omgevingsvergunning valt ook binnen het beperkingengebied voor toetshoogte en toetshoogte radar van het LIB. De algemene bouwhoogtebeperking voor het plangebied betreft 100 – 146 meter ten opzichte van NAP en de bouwhoogtebeperking voor radarinstallaties betreft 50 tot 50 meter ten opzichte van NAP. De voorgestelde wijzigingen betreffen geen bouwwerkzaamheden en hebben derhalve geen invloed op bouwhoogte. De maximale toelaatbare toetshoogtes voor objecten, bomen en struiken vormt hierdoor geen belemmering voor het planvoornemen.
Daarnaast ligt de locatie binnen de toetszone voor windturbine en radar. Het plan omvat geen plaatsing van een vaste laserinstallatie of windturbine en is derhalve niet van toepassing voor deze aanvraag.
Externe veiligheid
Ondanks dat er geen sprake is van een nieuwe woningbouwlocatie moet op grond van artikel 2.2.1d van het LIB gemotiveerd worden op welke wijze rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond. Voor de onderbouwing van mogelijk gevaar kan gebruik worden gemaakt van het ‘Stappenplan LIB 5 voor externe veiligheid’, dat is opgesteld in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Deze stappen zijn als volgt:
Er wordt bepaald of een aanvraag omgevingsvergunning of een initiatief past binnen het bestemmingsplan en welke overige wet- en regelgeving van toepassing is;
Er wordt geïnventariseerd welke elementen een rol spelen voor het desbetreffende initiatief;
Er wordt beoordeeld of overleg met de veiligheidsregio noodzakelijk is;
Deze stap heeft als resultaat een concrete tekst die in de onderbouwing van de omgevingsvergunning dan wel in de plantoelichting wordt opgenomen om aan de motiveringsplicht te voldoen.
Ad 1) Uit de voorliggende paragraaf en de overige paragrafen van deze ruimtelijke
onderbouwing volgt dat het initiatief niet past binnen het bestemmingsplan, in LIB5 ligt en in overeenstemming is met overige wet- en regelgeving.
Ad 2) Het risico van een vliegtuigongeval neemt toe naarmate de intensiteit van het ruimtegebruik toeneemt. Bij het voorgenomen plan neemt de intensiteit van het ruimtegebruik niet toe. Van belang is hierbij ook de aanwezigheid van gevaarlijke of ontplofbare objecten op de grond, waardoor vervolgschade kan ontstaan. In en nabij het plangebied ontbreken deze objecten. Ook is het plangebied gelegen buiten de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van een buisleiding. De kans op een vliegtuigongeval nabij het plangebied is zeer klein. Deze kans is in ieder geval kleiner dan 1 op de 1 miljoen per jaar, gelet op de ligging buiten de zone 3 van het beperkingengebied. Een kans van 1 op de miljoen per jaar is dusdanig gering dat het risico aanvaardbaar wordt geacht.
Om de risico’s bij een vliegtuigongeval zo laag mogelijk te houden kunnen maatregelen ten behoeve van bestrijdbaarheid van de gevolgen, zoals het verbeteren van vlucht- en toegangswegen voor hulpdiensten, en de zelfredzaamheid van personen, zoals voorlichting, rampenbestrijdingsplannen en oefeningen, getroffen worden. Het plangebied is goed te ontvluchten en goed bereikbaar voor hulpdiensten. Met betrekking tot bestrijdbaarheid zijn een adequate bluswatervoorziening en een goede bereikbaarheid randvoorwaardelijk voor een effectieve en efficiënte incidentbestrijding door de brandweer. Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten. Wat betreft de zelfredzaamheid geldt bij de dagbesteding dat er mogelijk sprake is van verminderd zelfredzame personen. Deze groep met zeer kwetsbare personen hebben extra aandacht en hulp nodig bij het opvolgen van de handelingsperspectieven. De interne organisatie dient hier zich bewust van te zijn en op voor te bereiden. Voorlichting en risicocommunicatie voor de aanwezigen in het plangebied met betrekking tot de handelingsperspectieven zijn hierbij van belang. Ook dienen de uitgangspunten vanuit de ‘Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019’ te worden gehanteerd. Verder is het advies aan personen om bij vliegtuigongeval niet te gaan kijken, afstand te houden bij brand vanwege hitte, giftige rook en mogelijk vrijkomende gevaarlijke stoffen en 112 te bellen.
Vanwege de nabijheid van luchthaven Schiphol is de veiligheidsregio voorbereid op een vliegtuigongeval. De veiligheidsregio beschikt over een “Calamiteitenplan Vliegtuigongevallen”. Zodra zich een ongeluk voordoet treedt dit plan in werking. De werkwijze, taken en verantwoordelijkheden van alle betrokken instanties zijn hierin nauwkeurig beschreven. Het calamiteitenplan wordt voortdurend aangepast naar aanleiding van de evaluatie van daadwerkelijke optredens bij incidenten en oefeningen.
Ad 3) Er is geen noodzaak om nader advies van De Veiligheidsregio Amsterdam -Amstelland te vragen.
Ad 4) Aan de motivering van stap 4 liggen de volgende overwegingen ten grondslag:
Vergelijking met andere risico’s en risicoprofiel: zoals bovenstaand is toegelicht is de waarschijnlijkheid van een vliegtuigongeval zeer beperkt. Vergeleken met andere risicobronnen zoals reguliere branden, verkeersongevallen en wateroverlast, is het risico zeer laag. Er wordt geadviseerd het risico op een vliegtuigongeval, vergeleken met andere risico’s en rekening houdend met de beperkte omvang van het initiatief, aanvaardbaar te achten.
Beschrijving van de maatregelen, zelfredzaamheid en vluchtroutes: de locatie is bereikbaar voor hulpdiensten via de N201, Amsterdamseweg, Middenweg BP en Nesserlaan. De vluchtroutes bevinden zich in meerdere windrichtingen. Op korte afstand van het plangebied is open water aanwezig dat gebruikt kan worden voor de bluswatervoorziening.
Conclusie
Het beperkingengebied van Schiphol vormt geen belemmering voor het verlenen van de omgevingsvergunning.
3.3 Provinciaal beleid
3.3.1 Omgevingsvisie NH2050
In de "Omgevingsvisie NH2050 Balans tussen economische groei en leefbaarheid" heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren. Het uitgangspunt van de omgevingsvisie is dat NoordHolland een relatief hoog welvaarts en welzijnsniveau heeft. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richten de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. In de omgevingsvisie worden ambities genoemd op het gebied van de leefomgeving, het gebruik van de leefomgeving en de energietransitie.
De ambities ten aanzien van de leefomgeving luiden als volgt: Een klimaatbestendig en waterrobuust NoordHolland. In het kader van gezondheid en veiligheid, het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Voor het gebruik van de leefomgeving gelden de volgende ambities. Een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor, daardoor is er ruimte voor ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten. Verder wil de provincie vraag en aanbod van woon en werklocaties beter afstemmen
(kwantitatief en kwalitatief). Daarbij moet woningbouw, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends, vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden worden gepland. Duurzaamheid van de totale woningvoorraad is het uitgangspunt. De derde ambitie binnen deze categorie is het effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen van inwoners, bedrijven en producten van NoordHolland, waarbij negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk worden meegewogen. Als laatste geldt het behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Voor energietransitie is de overkoepelende ambitie dat NoordHolland in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd op hernieuwbare energie. Daarom is er ruimte voor de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Dit alles rekening houdende met de ambities voor verstedelijking en landschap.
Relevantie plangebied
Bij de veranderingen in de fysieke leefomgeving door het onderhavige project zal er sprake zijn van een aantrekkelijke, gezonde en veilige leefomgeving. De wijziging van ‘wonen’ naar ‘wonen – woonleefgemeenschap’ op Middenweg BP 1 voorziet in de ambitie van duurzaam omgaan met de woningvoorraad door het huishouden van meerdere gezinnen (e.g. huishoudens) in één woning.
Met de beoogde activiteiten op Middenweg BP 6 draagt het initiatief bij aan het stimuleren van een duurzame economie door toepassen van lokale duurzame landbouw en het creëren van een plek waar lokale/circulaire ambacht wordt beoefend (de ateliers). Daarnaast zorgen de activiteiten op Middenweg BP 6 voor een verkorte voedselketen door een effectief, veilig en efficiënte voedselproductie voor lokaal gebruik in Amsterdam en omstreken. Daarnaast vinden beide ontwikkelingen plaats binnen de bestaande bebouwing op bestaande percelen waardoor de unieke kwaliteiten van het landschappen en de cultuurhistorie behouden blijft.
Conclusie
Gelet op de geformuleerde ambities wordt op de locaties van deze aanvraag omgevingsvergunning geïnvesteerd in het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving waarbij de landschappelijk en cultuurhistorische context als belangrijke pijler is meegenomen. De aangevraagde omgevingsvergunning past binnen de kaders van de Omgevingsvisie van de provincie Noord-Holland.
3.3.2 Omgevingsverordening NH2020
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 22 oktober 2020 de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn de eerste stappen gezet om de ambities, ontwikkelprincipes en sturingsfilosofie uit de Omgevingsvisie NH2050 vorm te geven en is er een start gemaakt met werken in de geest van de Omgevingswet. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn alle regels van de provincie die gaan over de fysieke leefomgeving samengevoegd.
Relevantie plangebied
De locatie van de aanvraag omgevingsvergunning is gelegen in de volgende werkingsgebieden: Agrarische bedrijven, Bodemsanering, Bijzonder Provinciaal Landschap, Datacenters uitgesloten, Landelijk gebied, MRA Landelijk gebied, LIB 5-zone Schiphol, Ontgrondingen, Peilbesluit, Grondbewerking voor permanente bollenteelt uitgesloten, Regionale verdringingsreeks AVG en grenzend aan NNN.
Gezien de omvang van de aanvraag, waarbij de aanvraag alleen het wijzigen van het gebruik van bestaande bebouwing betreft, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (motivering opgenomen in paragraaf 3.2.3) of een kleinschalige ontwikkeling , aangezien er geen sprake is van toevoeging van bebouwing. Voor dit initiatief is de omgevingsverordening t.a.v. de volgende onderdelen relevant:
MRA Landelijk gebied (artikel 6.9);
LIB 5-zone Schiphol (artikel 6.24);
Agrarische bedrijven (artikel 6.33);
Bijzonder Provinciaal Landschap (artikel 6.46);
Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied (artikel 6.59).
Deze onderwerpen worden in het vervolg puntsgewijs behandeld.
MRA landelijk gebied (artikel 6.9)
De locaties liggen binnen het MRA Landelijk gebied. Artikel 6.9 stelt dat ter plaatse van het werkingsgebied MRA landelijk gebied geen kleinschalige woningbouwontwikkelingen (huidige jurisprudentie tot en met 11 woningen) mogen plaatsvinden.
Deze aanvraag voorziet niet in een woningbouwontwikkeling al dan niet functiewijziging van niet-wonen naar een woonfunctie. Met het gewenste initiatief wordt op het perceel Middenweg BP 1 het gebruik van de bestaande woning gewijzigd ten behoeve van een woonleefgemeenschap. Dit is niet in strijd met het gestelde in artikel 6.9. Op het perceel Middenweg BP 6 vindt een functiewijziging plaats van agrarisch bedrijf naar agrarisch bedrijf met een maatschappelijke functie. Hier is geen sprake van woningbouw of functiewijziging naar woonfunctie.
Het planvoornemen is derhalve niet in strijd met het gestelde in artikel 6.9.
Wonen binnen de LIB 5 zone (artikel 6.24)
Voor zover een ruimtelijk plan nieuwe woningen toestaat op gronden die liggen ter plaatse van het werkingsgebied LIB 5 zone wordt in de toelichting op dat plan rekenschap gegeven van het feit dat op de betreffende locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die ertoe hebben geleid om op de betreffende locatie nieuwe woningen te bestemmen. In dit geval is er geen sprake van het bestemmen van nieuwe woningen, maar het omzetten van een bestaande woonfunctie naar een woonleefgemeenschap.
In paragraaf 3.2.4 wordt nader ingegaan op het Luchthavenindelingbesluit (LIB) en de ligging van het plangebied in de LIB 5 zone. Het planvoornemen is niet in strijd met het gestelde in artikel 6.24.
Agrarische bedrijven (artikel 6.33)
Op Middenweg BP 6 is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf In artikel 6.33 is de ruimtelijke inpassing van het agrarisch bouwperceel een leidend principe. Alle bebouwing dient te worden geconcentreerd op een bouwperceel van ten hoogste 2 hectare en per volwaardig agrarisch bedrijf kan tenhoogste één bedrijfswoning worden toegestaan. Voor niet-agrarische bedrijfsfuncties is opgenomen welke functies zijn toegestaan, waarbij geldt dat uitsluitend kleinschalige vormen van bijzondere huisvesting, werken, recreatie, gebruiksgerichte paardenhouderij, detailhandel en zorgfuncties zijn toegestaan binne het toegestane maximale perceel van 2 hectare.
Het planvoornemen op Middenweg BP 6 is in lijn met het gestelde in artikel 6.33. Het voornemen voorziet in kleinschalige vormen van werken, recreatie en zorgfunctie in bestaande bedrijfsbebouwingbinnen het bestaande bouwperceel op BP 6. Op Middenweg BP 1 is geen sprake van agrarische bedrijf en is artikel 6.33 hier niet van toepassing.
Bijzonder provinciaal landschap (artikel 6.46)
De locaties van de aanvraag liggen in het ‘Bijzonder Provinciaal Landschap’ Amstelscheg.
Het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) is het regime voor bescherming en waar mogelijk versterking en ontwikkeling van gebieden in Noord-Holland die landschappelijk, aardkundig, ecologisch of cultuurhistorisch van bijzondere waarde zijn. De Amstelscheg is een van de groene scheggen van Amsterdam. De scheg bestaat uit het polderlandschap rond de veenrivieren Amstel, Waver, Holendracht en Bullewijk en ligt ingeklemd tussen het stedelijke gebied van Amstelveen en Amsterdam Zuidoost. Het gebied bestaat uit hoger gelegen veenrivierenlandschap - inclusief polder de Ronde Hoep met zijn bijzondere sterverkaveling - en lager gelegen droogmakerijen.
Het planvoornemen vindt plaats binnen de bestaande percelen en binnen de bestaande bebouwing. Hierdoor is er geen sprake is van een ontwikkeling die het verkavelingspatroon wijzigt, de openheid van de Bovenkerkerpolder aantast of waarbij sprake is van verstoring van het habitat van weidevogels. Er is geen sprake van aantasting van de kernwaliteiten van het Bijzonder Provinciaal Landschap.
Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied (artikel 6.59)
Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied dient er te worden voldaan aan de ruimtelijke kwaliteitseisen zoals opgenomen in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018. Deze leidraad beschrijft de provinciale belangen ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Bij inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren. Bij inpassing worden de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes betrokken. Ook dient bij inpassing de ontstaangeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren betrokken te worden. Bij een ontwikkeling binnen de Amstelscheg dient rekening gehouden te worden met de karakteristieken en de ontwerpprincipes inzake de samenhang, de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het landschap, zoals beschreven in het ‘Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteit Amstelscheg’
Het planvoornemen vindt plaats binnen de bestaande percelen binnen de bestaande bebouwing. In paragraaf 3.3.4 is uitgewerkt waarom wordt voldaan aan de ruimtelijke kwaliteitseisen opgenomen in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018.
Conclusie
De aangevraagde omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik naar woonleefgemeenschap en uitbreiding van het agrarisch bedrijf met kleinschalige niet-agrarische bedrijfsfuncties binnen de bestaande bebouwing op een bestaand perceel is in overeenstemming met de Omgevingsverordening NH2020.
In paragraaf 3.3.4 en 4.1 wordt nader ingegaan op de landschappelijk, aardkundig, ecologisch of cultuurhistorische waarden het plangebied.
3.3.3 Gebiedsperspectief Amstelscheg
Het Gebiedsperspectief en de Beeldkwaliteitplannen voor de Amstelscheg zijn opgesteld om de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Amstelscheg te sturen. Ontwikkelingen die van invloed zijn op de samenhang, ruimtelijke kwaliteit en identiteit van het landschap zullen deze binnen de aard van het gebiedsperspectief moeten passen, waardoor de ruimtelijke kwaliteiten gewaarborgd en versterkt worden.
Vanuit het gebiedsperspectief zijn voor de Amstelscheg hoofdopgaven geformuleerd die de basis vormen voor de opgaven voor de deelgebieden. De vier hoofdopgaven zijn:
Positie versterken;
Landschappelijke karakteristiek versterken;
Toegankelijkheid versterken;
Programma ontwikkelen.
Toekomstkader Amstelscheg (addendum)
Het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen hebben op 24 september 2024 het 'Toekomstkader Amstelscheg' toegevoegd aan het ‘Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteitsplannen Amstelscheg’ uit 2011. De oorspronkelijke documenten schetsen de ruimtelijke koers van de Amstelscheg en moesten de Amstelscheg beschermen tegen ongewenste (ruimtelijke) ontwikkelingen. Het 'Toekomstkader Amstelscheg' is echter opgesteld omdat een aantal nieuwe en urgente ontwikkelingen niet adequaat beoordeeld kunnen worden door de documenten uit 2011 en bovendien neemt de druk op het open gebied, mede door nieuwe verstedelijking verder toe. Het 'Toekomstkader Amstelscheg' sluit aan bij de ideeën over de toekomst van de Amstelscheg. Dit betreft bijvoorbeeld het gebied niet te druk te laten worden, geen grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen toelaten, het ontwikkelen van een aantal toeristische poorten, versterking vitaliteit van Nes en ruimte voor landbouw en weidevogels beschikbaar houden.
Relevantie plangebied
De Amstelscheg is opgedeeld in vijf deelgebieden. De locatie Middenweg BP 1 en 6 ligt binnen het deelgebied Bovenkerkerpolder. Het voorgestelde plan heeft geen impact op de landelijke karakteristiek aangezien er alleen sprake is van functiewijziging binnen bestaande bebouwing, waardoor de rationele vormentaal van de droogmakerij, en de hiërarchie in waterlopen en verkavelingspatroon, behouden blijven.
Daarnaast draagt het gebruik als woonleefgemeenschap en het uitbreiden van de agrarische functie met een maatschappelijke component via dagbesteding en het realiseren van het atelier/ de compositieruimte bij aan de opgaven voor de Bovenkerkerpolder. Qua programma past het voorgestelde gebruik binnen het faciliteren van mogelijkheden: verbreding van de agrarische vitaliteit.
Conclusie
Het voorgestelde plan past binnen de opgaven van het gebiedsperspectief Amstelscheg en het 'Toekomstkader Amstelscheg'.
3.3.4 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (Leidraad) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie beoogt met deze Leidraad om samen met bijvoorbeeld gemeenten, ontwikkelaars en initiatiefnemers te werken aan het behouden en versterken van de kwaliteit van het landschap en de cultuurhistorie.
Relevantie plan
Het plangebied ligt in de Amstelscheg. De Amstelscheg vormt een groene wig die diep doorloopt in de stad Amsterdam en is een van de iconische landschappen van de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Het ensemble Amstelscheg kent drie provinciale kernwaarden:
De landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.
Openheid en ruimtebeleving: de beleving van de vrije open ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.
De ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen. Denk hierbij aan bebouwingslinten, bomenlanen en dijken. Het is van belang dat deze drie kernwaarde gewaarborgd blijven.
Waarbij het de algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:
bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.
Het karakteristieke landschap van de Amstelscheg, met veenontginningen en enkele uitgeveende lager gelegen droogmakerijen, vormt een groot contrast met het omringende stedelijke gebied. De Bovenkerkerpolder is open met verspreid liggende boerderijen langs de Bovenkerkerweg. De randen van deze ruimte worden bepaald door de bebouwing van Amstelveen en Uithoorn en de verdichte rand bovenland langs de Amstel.
De droogmakerijen kenmerken zich door een orthogonale verkaveling. De ruimtelijke kwaliteit van de Amstelscheg is gebaat bij handhaving en versterking van het contrast tussen de droogmakerijen en het bovenland. Hierbij is het van belang dat er wordt ontwikkeld binnen het specifieke verkavelingspatroon en met de bijbehorende kavelbreedte, zodat de verschillen tussen de bovenlanden en de droogmakerijen behouden blijven. Daarnaast is behoud van het landelijke karakter van de polder van groot belang. Bij transformaties moeten enkel de functies toegelaten worden die aansluiten bij het landelijke en recreatieve karakter van het gebied. Bij de inrichting van erven dient rekening te worden gehouden met de kenmerkende gebiedskwaliteiten. Om de weidse vergezichten te behouden is het wenselijk om de Amstelscheg open te houden. De polders worden vrij gehouden van bebouwing en het erf wordt ontwikkeld in de diepte in plaats van in de breedte, zodat de zichtlijnen en de openheid van het landschap behouden blijven.
Met het planvoornemen wordt op het perceel Middenweg BP 1 het gebruik gewijzigd ten behoeve van een woonleefgemeenschap. De bouwmogelijkheden blijven daarbij ongewijzigd. Op dit perceel was sprake van achterstallig onderhoud. Vandaar dat de bestaande woning en bijbehorende bouwwerken zijn gesloopt en vervangen door nieuwbouw die goed is ingepast op het perceel. De omgevingsvergunning hiervoor is reeds verleend en het werk wordt momenteel uitgevoerd. Door het gebruik van een bestaand bouwperceel blijft de openheid van het landschap behouden en waar nodig versterkt.
Op het perceel Middenweg BP 6 wordt een deel van de agrarische bedrijfsbebouwing omgezet naar niet-agrarische functies, waardoor een boerderij met maatschappelijke dagopvang en expositie-/atelierruimte voor ambachtslieden ontstaat. Waarbij een nieuwe bedrijfswoning wordt gebouwd ter plaatse van de voormalige vervallen bedrijfswoning. Voor deze bouwwerkzaamheden is reeds een omgevingsvergunning verleend. Met het planvoornemen worden niet meer bedrijfsgebouwen gerealiseerd of mogelijk gemaakt dan in de huidige situatie aanwezig is. Door alleen het gebruik van de bestaande bedrijfsgebouwen te wijzigen op het bestaande bouwperceel blijft de openheid van het landschap behouden en waar nodig versterkt.
Conclusie
Het voorgestelde plan is in lijn met de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie en de beoogde plannen hebben geen negatief effect op het aspect landschap en cultuurhistorie.
3.4 Gemeentelijk beleid
3.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+
De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en exploitatieplannen.
Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio.
Onderstaande thematische uitgangspunten zijn relevant voor deze ontwikkeling.
Differentiatie van woonmilieus
Versterking van de diversiteit aan woonmilieus kan het beste plaatsvinden op die locaties waar nieuwbouw gaat plaatsvinden of in die gebieden waar functiewijzigingen gaan plaatsvinden, dan wel waar de woningvoorraad woon- of bouwtechnisch is verouderd. In het landelijk gebied van Amstelveen doen zich mogelijkheden voor in het landelijk woonmilieu door zorgvuldig ingepaste, kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied van Amstelveen.
Toekomst van de landbouw steunen
Voor de toekomst is een agrarische functie in het landelijk gebied gewenst voor agrarische ondernemers en voor het in stand houden van het cultuurlandschap. Daarbij worden boerenbedrijven ruimte geboden voor bedrijf gerelateerde verbredingactiviteiten en worden mogelijkheden verkend voor agrarisch natuurbeheer. Een toename van interactie van boeren met het stedelijk gebied is een kans, denk daarbij aan het leveren van streekproducten en openstellen voor bezichtiging en educatie.
Conclusie
Er is sprake van differentiatie van woonmilieus en de toekomst van de landbouw wordt gesteund door realiseren van bedrijf gerelateerde verbredingsactiviteiten. De aangevraagde ontwikkeling is in overeenstemming met het bepaalde in de structuurvisie.
3.4.2 Omgevingsvisie 2040 Amstelveen Bloeit
De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 27 november 2024 de Omgevingsvisie ‘Amstelveen Bloeit – Samenwerken aan een groene, vitale, diverse en complete stad’ vastgesteld.
Voor de fysieke leefomgeving in Amstelveen liggen vier kernwaarden ten grondslag: groen, vitaal, divers en compleet. De leefbaarheid van Amstelveen is gebouwd op die vier kernwaarden. De kernopgave voor de ontwikkeling van Amstelveen is in de Omgevingsvisie als volgt geformuleerd: ‘het borgen van de leefbaarheid van Amstelveen door compact te bouwen en de schaarse ruimte optimaal te benutten’. Alleen daardoor kan de gemeente Amstelveen ervoor zorgen dat Amstelveen bloeit in balans, in de komende jaren en ook op de lange termijn. In de Omgevingsvisie wordt aangegeven welke aspecten van de fysieke leefomgeving versterking behoeven en hoe de gemeente daaraan wil werken.
De Omgevingsvisie schetst keuzes voor de ruimtelijke ontwikkeling op gebiedsniveau voor de komende vier tot zes jaren. Daarnaast bevat de Omgevingsvisie een afwegingskader voor ontwikkeling van de fysieke leefomgeving tot 2040. De gemeente Amstelveen gebruikt het afwegingskader om te toetsen of ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de vijf ruimtelijke opdrachten. De vijf ruimtelijke opdrachten zijn: een gezond, duurzaam, groen, bereikbaar en compact Amstelveen. Elke ruimtelijke ontwikkeling in Amstelveen tot aan 2040 moet bijdragen aan minimaal één van deze vijf ruimtelijke opdrachten. De ambitie bij elke ruimtelijke ontwikkeling is dat deze ook bijdraagt aan andere ruimtelijke opdrachten. In elk geval mag een ontwikkeling niet ingaan tegen een ruimtelijke opdracht.
Amstelveen heeft in de periode tot 2040 belangrijke opgaven voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Die opgaven liggen op het terrein van wonen, gezonde leefomgeving, maatschappelijke voorzieningen, vestigingsklimaat, bereikbaarheid, klimaatadaptatie, hergebruik van grondstoffen, wateropgave (waterzekerheid en een robuust watersysteem) en energietransitie. Al deze opgaven wilt de gemeente Amstelveen in balans met elkaar aanpakken.
De gemeente heeft drie basisregels opgesteld voor de werkwijze bij ruimtelijke ontwikkelingen. Deze drie basisregels dienen als uitvoeringsprincipes. Ten eerste dient een ruimtelijke ontwikkeling op maat te zijn. Dit betekent dat de ontwikkeling goed moet aansluiten bij de omgeving. Ten tweede moet een ruimtelijke ontwikkeling wendbaar zijn. Hierdoor kan er worden meegegroeid met de ontwikkeling van de stad. Een laatste basisregel is dat er afstemming met regionale en lokale partners plaatsvindt. De gemeente Amstelveen kan er namelijk niet in haar eentje voor zorgen dat Amstelveen zich in balans ontwikkelt.
Conclusie
Met voorgenomen ontwikkeling wordt het gebruik van Middenweg BP 1 gewijzigd van wonen naar woonleefgemeenschap en het gebruik van Middenweg BP 6 gewijzigd van agrarisch naar agrarisch multifunctioneel. Zo wordt de boerderij aan de Middenweg BP 6 uitgebreid met een maatschappelijke functies en een expositie- en atelierruimte voor ambachtslieden. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan de ruimtelijke opgave 'Compact Amstelveen', gezien het multifunctionele ruimtegebruik. Ook draagt het plan bij aan een 'Gezond Amstelveen'. Bij deze ruimtelijke opdracht wordt prioriteit gegeven aan aanpassingen van de fysieke leefomgeving die de gezondheid bevorderen en zorgen voor een uitbreiding van zorgvoorzieningen. Er dient voldoende ruimte te zijn om elkaar bijvoorbeeld te ontmoeten of te kunnen ontspannen. Met de komst van een woongemeenschap of de maatschappelijke functies wordt hieraan bijgedragen. Het initiatief is kortom in lijn met de doelstellingen uit de Omgevingsvisie.
3.4.3 Woonagenda 2020-2023
Op 12 februari 2020 heeft de raad de Amstelveense woonagenda vastgesteld. In de Metropoolregio Amsterdam wordt ingezet op een bouwproductie van 230.000
woningen tot 2040 (huidige prognoses) en ruim 100.000 woningen in de periode 2018
tot 2025. Een bouwproductie met voldoende woningen in alle segmenten, met in het
bijzonder voldoende betaalbare woningen voor lagere en middeninkomens, verspreid
over de regio. Amstelveen kent een grote woningbouwopgave. Om aan de vraag te voldoen verwachten wij de aankomende jaren ongeveer 10.000 woningen toe te voegen. De druk binnen alle segmenten is hoog. De Woonagenda 20202023 beschrijft de visie en beleidsmaatregelen die worden ingezet de druk op de Amstelveense woningmark te verlichten, zodat Amstelveen een stad voor jong tot oud blijft, van goede kwaliteit, met volop voorzieningen, ruimte, groen en veiligheid.
Conclusie
Het initiatief betreft het realiseren van een woonleefgemeenschap binnen een bestaande woning. Vanwege de kleine omvang en de mogelijkheid van meer mensen om inéén woning te wonen vormt het initiatief geen gevaar voor de haalbaarheid van de doelstellingen in de woonvisie.
3.4.4 Woonvisie 2023-2030
Op 18 oktober 2023 heeft de gemeenteraad van Amstelveen de woonvisie 2023-2030 vastgesteld. Deze woonvisie beschrijft de visie en beleidsmaatregelen die worden ingezet om de schaarse woningen in Amstelveen zo eerlijk mogelijk te verdelen, zodat iemand van wieg tot graf zijn wooncarrière in de gemeente kan doorlopen.
Er zijn diverse speerpunten opgesteld om de belangrijkste ambities van de gemeente te beschrijven. Als derde speerpunt is gesteld dat 'innovatieve oplossingen om de wooncrisis te doorbreken' nodig zijn. Onder 3.8 wordt gesteld dat Amstelveen ruimte wil bieden om te experimenteren met nieuwe woonvormen. Uitgangspunt daarbij is wel dat ze een bijdrage leveren aan het oplossen van de huidige woonproblematiek.
Conclusie
Het planvoornemen op BP 1 is zo'n nieuwe woonvorm, waar maximaal 14 personen kunnen blijven wonen in één woongemeenschap. Op deze manier draagt de woongemeenschap actief bij aan de doelstellingen uit de woonvisie.
3.4.5 Visie Toerisme en recreatie
Amstelveen is een stad met veel voorzieningen van hoge kwaliteit en een aantrekkelijke stad om te wonen, werken en recreëren. Om de Amstelveense kernwaarden te versterken en de sector te versterken is de Visie Toerisme en Recreatie Amstelveen opgesteld. De visie biedt richting te geven aan toekomstige ontwikkelingen.
Hoofddoelstelling van de visie is dat Amstelveen aantrekkelijk blijft om te wonen en werken en nog aantrekkelijker wordt om te recreëren en bezoeken. De focus ligt op het versterken van de positionering van Amstelveen vanuit vijf kernwaarden: Groen, Cultureel, Recreatief, Ondernemend en Internationaal.
In de Visie Toerisme en recreatie zijn vijf thema’s opgenomen, waarbij natuur en landschap een van de thema’s is met als doelstelling:
“Het dag- en (sport)recreatieve aanbod voor natuur en landschap wordt meer afgestemd op de vraag, behoefte en wens van bewoners, regionale bezoekers, nationale en internationale bezoekers”.
In Amstelveen zijn diverse kernen en gebieden die aantrekkelijk zijn om te bezoeken, waaronder de Bovenkerkpolder. De Bovenkerkpolder, de Middelpolder, de Amstel met de Bovenlanden is een uniek landschappelijk en cultuurhistorisch gebied. Door het toevoegen van voorzieningen kan de beleving van rust, ruimte en kwaliteit van deze gebieden worden vergroot. Door het toevoegen van deze kleinschalige activiteiten aan de agrarische functie op het perceel Middenweg BP 6 wordt bijgedragen aan het (meer) beleven van het gebied.
Conclusie
De aangevraagde ontwikkeling sluit aan op de doelstelling van de Visie Toerisme en recreatie.
3.4.6 Nota Parkeernormen Amstelveen 2021
Op 16 december 2020 heeft de gemeenteraad de 'Nota Parkeernormen 2021' vastgesteld. Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke ontwikkeling. Bij het toepassen van de parkeernorm worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Elke initiatiefnemer van (bouw)plannen dient zorg te dragen voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Een bouwinitiatief of wijziging van functie van een locatie mag geen parkeerproblemen en verkeersveiligheidsproblemen in de openbare ruimte veroorzaken of vergroten.
De Nota parkeernormen is van toepassing op ruimtelijke plannen voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie(s) voor zover zij van invloed zijn op het parkeren.
Een initiatiefnemer kan een gemotiveerd voorstel indienen om af te wijken van de vastgestelde parkeernorm, onderbouwd door een goed mobiliteits- en bereikbaarheidsplan en een goed verhaal waarom met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan en hoe overlast voorkomen wordt. Burgemeester en wethouders kunnen op basis hiervan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm.
Indien voor projecten in het voortraject normen zijn vastgesteld in het programma van eisen van deze projecten, wordt aan deze normen vastgehouden.
Conclusie
De Nota Parkeernormen is van toepassing op de onderhavige ontwikkeling. Het parkeren wordt geheel op eigen terrein opgelost. In paragraaf 4.10 wordt nader ingegaan op het aspect parkeren.
3.4.7 Verklaring van geen bedenkingen
De onderhavige omgevingsvergunning kan slechts worden verleend door van het geldende bestemmingsplan af te wijken als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 van de Wabo. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van de omgevingsvergunning, maar voor het afwijken van het bestemmingsplan is, op grond van het bepaalde in de artikelen 2.27, eerste lid van de Wabo en 6.5, eerste lid van het Bor, een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) nodig van de gemeenteraad. Om de besluitvorming te vergemakkelijken, kan de raad een categorie of categorieën van gevallen aanwijzen waarin een dergelijke verklaring niet is vereist (artikel 6.5, derde lid Bor).
Op 12 december 2018 heeft de gemeenteraad het "Beleid inzake verklaringen van geen bedenkingen door de gemeenteraad van Amstelveen" vastgesteld. Deze regeling is per 10 juni 2023 vervangen door de "Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Amstelveen houdende regels inzake verklaringen van geen bedenkingen door de gemeenteraad (Beleid inzake verklaringen van geen bedenkingen door de gemeenteraad van Amstelveen)". In deze beleidsregel is onder meer vastgelegd dat een vvgb niet is vereist, mits de aangevraagde activiteit past binnen kaderstellend beleid waarover reeds door de gemeenteraad is besloten.
Conclusie
De aangevraagde activiteiten passen binnen het kaderstellend gemeentelijk beleid, zoals beschreven in paragraaf 3.4. Een vvgb is daarom niet benodigd.
3.5 Conclusie
Vanuit de uitgangspunten van het rijks- en het provinciaal beleid bestaan geen belemmeringen voor de realisatie van een woonleefgemeenschap aan de Middenweg BP 1 en het het uitbreiden van de boerderij aan de Middenweg BP 6 met een maatschappelijke functie en een expositie- en atelierruimte voor ambachtslieden. Het initiatief past eveneens in het gemeentelijk beleid.
HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie en cultuurhistorie
4.1.1 Archeologie
In de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden, zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: "de veroorzaker betaalt". Om dit te kunnen onderbouwen, dient een gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn.
De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Amstelveen is door middel van het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie Amstelveen 2024" (vastgesteld op 24 april 2024) gemeentebreed verankerd in het ruimtelijk beleid.
Relevantie plangebied
Voor het plangebied ter plaatse van Middenweg BP 1 geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en ter plaatse van Middenweg BP 6 geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Dit betekent dat de gronden met deze dubbelbestemming mede bestemd zijn voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd indien de bodemingrepen niet verder reiken dan tot een maximale diepte van 0,30 meter én het bouwwerk een oppervlakte van niet meer dan 5.000 m2 bedraagt. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd indien de bodemingrepen niet verder reiken dan tot een maximale diepte van 0,30 meter én het bouwwerk een oppervlakte van niet meer dan 10.000 m2 bedraagt.
Dit initiatief maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk is, omdat er geen sprake is van het bouwen van bouwwerken. Ook is er geen sprake van het uitvoeren van bodemingrepen zonder omgevingsvergunning bij werken
Dit initiatief maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk is aangezien er geen sprake is van het bouwen van bouwwerken. Ook is er geen sprake van het uitvoeren van bodemingrepen zonder omgevingsvergunning bij werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.1.2 Cultuurhistorie
De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland en de Cultuurhistorische Waardekaarten uit de Erfgoednota Nota Amstelveen geven een overzicht van waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische elementen en structuren.
De Middenweg Bovenkerkerpolder is gelegen in de Bovenkelderpolder en betreft een droogmakerijenlandschap. Uit de Informatiekaart en de Cultuurhistorische Waardekaart Landelijk Gebied volgt dat er geen cultuurhistorische- en landschappelijke waarden aanwezig zijn in het plangebied. Ook zijn er geen monumenten aanwezig.
In paragraaf 3.3.4 is beschreven dat de openheid van het landschap behouden blijft, de plannen in lijn met zijn de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 en de beoogde plannen daardoor geen negatief effect hebben op het aspect landschap en cultuurhistorie.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het beoogde initiatief.
4.2 Bedrijven en milieuzonering
De Wet milieubeheer (Wm) zorgt ervoor dat milieuoverlast in woongebieden zoveel mogelijk wordt beperkt. Alle voorzieningen en bedrijven die overlast veroorzaken moeten daarom een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer.
In de publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ (2009) van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) is een lijst met indicatieve richtafstanden opgenomen voor milieubelastende bedrijfsactiviteiten ten opzichte van gevoelige bestemmingen. De lijst geeft richtlijnen voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De benodigde afstand tussen bedrijven en gevoelige functies is afhankelijk van de aard en omvang van het bedrijf en de omgeving. Voor een rustige woonomgeving gelden andere eisen dan voor drukke woonwijken, gemengde gebieden en landelijke gebieden. In de VNG-publicatie is een omschrijving van de gebiedstypes gemengd gebied en rustige woonwijk/rustig buitengebied gegeven.
Alle bedrijven die in de buurt van het plangebied liggen worden aan de hand van een milieucategorie verbonden met een maximale hinderafstand ten opzichte van milieugevoelige bestemmingen.
De minimale afstand per categorie is als volgt:
Milieucategorie |
Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk |
Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 |
10 m |
0 m |
2 |
30 m |
10 m |
3.1 |
50 m |
30 m |
3.2 |
100 m |
50 m |
4.1 |
200 m |
100 m |
4.2 |
300 m |
200 m |
5.1 |
500 m |
300 m |
5.2 |
700 m |
500 m |
5.3 |
1.000 m |
700 m |
6 |
1.500 m |
1.000 m |
Relevantie plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Amstelveen. Gezien de aard en karakter van het plangebied wordt aangesloten bij het omgevingstype ‘rustige woonwijk’.
Locatie Middenweg BP 1
Met het planvoornemen wordt het gebruik als wonen gewijzigd naar woonleefgemeenschap. Deze wijziging wordt gezien als een nieuwe milieugevoelige functie. Derhalve is de bedrijvigheid in de nabije omgeving van het plangebied in beeld gebracht.
Adres |
Soort bedrijf |
Milieu- categorie |
Richt- afstand |
Afstand vanaf bestemmingsgrens |
Middenweg Bovenkerkerpolder 1b |
Paardenhouderij |
3.1 |
50 meter |
87 meter |
Ringdijk Bovenkerkerpolder 29 |
Agrarisch bedrijf |
3.1 |
50 meter |
270 meter |
Gelet op de richtafstanden die behoren bij de milieucategorieën van de nabijgelegen bedrijven en de werkelijke afstanden tot het beoogde woongebouw, kan geconcludeerd worden dat het plangebied op voldoende afstand van deze bedrijven is gelegen. Daarmee wordt enerzijds het planvoornemen niet belemmerd door deze bedrijven en vormt anderzijds het planvoornemen geen beperking voor de bedrijfsactiviteiten van deze bedrijven.
Locatie Middenweg BP 6
Met het planvoornemen wordt op de locatie Middenweg BP 6 het voormalig agrarisch bedrijf omgezet naar een boerderij met maatschappelijke dagopvang en een expositie-/atelierruimte voor ambachtslieden.
De functiewijziging naar agrarisch met aanvullende maatschappelijke functie wordt gezien als een nieuwe milieugevoelige functie. Derhalve is de bedrijvigheid in de nabije omgeving van het plangebied in beeld gebracht.
Adres |
Soort bedrijf |
Milieu- categorie |
Richt- afstand |
Afstand vanaf bestemmingsgrens |
Middenweg Bovenkerkerpolder 1b |
Paardenhouderij |
3.1 |
50 meter |
270 meter |
Ringdijk Bovenkerkerpolder 29 |
Agrarisch bedrijf |
3.1 |
50 meter |
200 meter |
Gelet op de richtafstanden die behoren bij de milieucategorieën van de nabijgelegen bedrijven en de werkelijke afstanden tot de kavel, kan geconcludeerd worden dat het plangebied op voldoende afstand van deze bedrijven is gelegen. Daarmee wordt enerzijds het planvoornemen niet belemmerd door deze bedrijven en vormt anderzijds het planvoornemen geen beperking voor de bedrijfsactiviteiten van deze bedrijven.
Andersom dient gekeken te worden of de boerderij met maatschappelijke dagopvang en expositie-/atelierruimte geen overlast veroorzaakt op de omliggende milieugevoelige functies (woningen). De boerderij betreft een bestaand agrarisch bedrijf met milieucategorie 3.1 en een bijbehorende richtafstand van 50 meter. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functie (Middenweg BP 1) is gelegen op circa 140 meter van het plangebied.
Gelet op de richtafstanden die behoren bij de milieucategorieën van agrarisch bedrijf en de werkelijke afstand tot nabijgelegen woningen, kan geconcludeerd worden dat het plangebied op voldoende afstand is gelegen. De boerderij met maatschappelijke dagopvang en expositie-/atelierruimte vormt geen belemmering voor de omliggende woningen.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.3 Bodem
Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.
Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico's optreden, is in Amstelveen bereikt. Het tweede spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het derde en laatste spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening'. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfuncties alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijk momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zonodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.
De drie sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en in omgevingsplannen.
Relevantie plangebied
Het verzoek betreft het wijzigen van het gebruik van de panden en er is geen sprake van bouwen van bouwwerken. Bij de omgevingsvergunningaanvragen voor het nieuw bouwen van de woning en bijbehorende bouwwerken op Middenweg BP 1 en de nieuwe bedrijfswoning aan de Middenweg BP 6, beide verleend op 19 juli 2022, is een actualisatie bodem- en asbestonderzoek gedaan. De hieruit volgende noodzakelijke bodemsaneringen zijn reeds uitgevoerd. De nieuwe gebruiksfuncties zijn in lijn met de aanwezige gebruiksfuncties en nader onderzoek is hierdoor niet nodig.
Conclusie
Het planvoornemen heeft geen negatief effect heeft op het aspect bodem.
4.4 Duurzaam bouwen, energie en klimaatadaptie
Pleck 5.0, het plan voor de Energietransitie Circulaire economie en Klimaatadaptatie
Het duurzaamheidsbeleid van Amstelveen kent 3 pijlers: Energietransitie, Circulaire economie en Klimaatadaptatie. Deze worden in samenhang uitgewerkt. De algemene doelstelling heeft betrekking op de reductie van CO2: In 2040 wil de stad onafhankelijk zijn van fossiele brandstoffen, de gemeentelijke organisatie is in 2030 onafhankelijk van fossiele brandstoffen. De CO2 reductiedoelstellingen zullen voornamelijk behaald moeten worden in de gebouwde omgeving. Er wordt gewerkt middels 8 werksporen, waaronder gebiedsaanpakken, individuele ondersteuning, bedrijven, vastgoed, energiebronnen en -infrastructuur.
De stad heeft ook doelstellingen om circulair te worden en zet in op circulair inkopen en aanbesteden, circulair bouwen en optimaliseert hergebruik van zo veel mogelijk huishoudelijk afval.
In 2050 moet de stad klimaatrobuust ingericht zijn en daarvoor is het Actieplan Klimaatadaptatie van kracht, waarin wordt in gezet op de thema’s watertekort, -overlast, hittestress en waterveiligheid.
Leidraad Duurzaam bouwen en Gebiedsontwikkeling
De gemeente Amstelveen heeft hoge ambities om duurzaam te bouwen en duurzame gebieden te ontwikkelen. De ambities zijn benoemd in de Leidraad Duurzaam bouwen en Gebiedsontwikkeling (november 2021). Op vijf thema’s gaat de gemeente bij elke ontwikkeling kijken wat de mogelijkheden zijn om een project of gebied zo duurzaam mogelijk te realiseren: mobiliteit, energie, circulair bouwen, klimaat adaptief en groen en ecologie. De thema’s zijn in onderstaand overzicht getoond.
Thema's uit de Leidraad Duurzaam bouwen en gebiedsontwikkeling Amstelveen
De doelstellingen en ambities komen voort uit verschillende onderliggende beleidsstukken. Op gemeentelijk niveau gaat het onder andere om de Transitievisie Warmte, de Visie op zonne-energie, PLECK 5.0, het Actieplan Klimaatadaptatie, het Groenstructuurplan, de Mobiliteitsvisie en de Nota Parkeernormen. Het ontwerp voor gebouwen en gebieden dient aan te sluiten op al deze ambities en doelstellingen uit de Leidraad en het onderliggende beleid.
Relevantie plangebied
De Gastvrije Hoeve is een modelboerderij voor duurzame landbouw. De initiatiefnemer heeft een besef van verantwoordelijkheid (‘rentmeesterschap’) voor een duurzame omgang met de aarde. Een voorbeeld van deze beweging is stichting 'A Rocha', die in samenwerking met de Vogelbescherming landbouwgronden in kaart brengt. De boerderij sluit aan bij deze beweging als ultiem voorbeeld van een boerderij waar maatschappelijke en natuurlijke waarden samenkomen. Het planvoornemen streeft naar duurzame en klimaatadaptieve agrarische productie.
De algemene visie van het project is gebruik en hergebruik van reeds aanwezigen materialen. Indien deze niet beschikbaar zijn wordt in de lokale omgeving gezocht. Deze klimaatvriendelijke insteek zorgt voor een minimale uitstoot en hoge circulaire ambities.
Het planvoornemen betreft enkel een functiewijziging en heeft deswege geen betrekking op Duurzaam Bouwen en Gebiedsontwikkeling.
Conclusie
Het aspect Duurzaam bouwen, energie en klimaatadaptatie vormt geen belemmering voor het initiatief.
4.5 Ecologie
4.5.1 Algemeen
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).
De Wet natuurbescherming beslaat zowel soortenbescherming als gebiedsbescherming. De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder de andere soorten vallen bijvoorbeeld de ringslang en grote modderkruiper. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen voor de andere soorten. Met betrekking tot de gebiedsbescherming wordt hoofdzakelijk gekeken naar de Natura 2000gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
De gemeente Amstelveen maakt gebruik van de gedragscodes van Stadswerk. Zowel bij bestendig beheer en onderhoud, als bij ruimtelijke ingrepen dient men zich te houden aan deze codes.
4.5.2 Soortenbescherming
Door Els & Linde b.v. is ten behoeve van de herinrichting van de percelen Middenweg BP 1 en 6, in maart 2021, een quickscan natuurwetgeving opgesteld. Onderzocht is of er effecten op beschermde natuurwaarden kunnen ontstaan wegens de sloop- en bouwwerkzaamheden. Uit de quickscan zijn de volgende conclusies en aanbevelingen naar voren gekomen:
Gebleken is dat vleermuizen, huismussen, gierzwaluwen, marters, kerkuilen, steenuilen en rugstreeppadden niet zijn uit te sluiten op beide locaties. Voor de geplande werkzaamheden wordt een onderzoek naar deze soorten geadviseerd.
Gezien de waarnemingen van weidevogels in het gebied rond de locaties wordt een analyse van deze soorten geadviseerd.
Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is nodig als een effect op de beschermde soorten niet te vermijden is.
Op basis van deze bevindingen uit de quickscan is een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar vleermuizen, huismus, gierzwaluw, rugstreeppad, marterachtigen, kerkuil en steenuil. Uit het onderzoek zijn de volgende conclusies en aanbevelingen naar voren gekomen:
Uit de resultaten is gebleken dat er zes verblijfplaatsen zijn van huismus. Voor de ruimtelijke plannen is een ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. In verband met de aanwezigheid van zes nesten van huismus moeten er minimaal 12 alternatieve verblijfplaatsen voor de huismus worden aangeboden.
Ook zijn op locatie Middenweg BP 1 sporen aangetroffen van de wezel en meerdere afdrukken van (spits)muizen. Er moet met de verdere ontwikkeling rekening worden gehouden met deze dieren op de locatie.
Tijdens de broedperiode kunnen vogels in de begroeiingen rondom de planlocatie broeden. Om verstoring te voorkomen dienen de werkzaamheden buiten om de broedperiode – maart tot en met juli – te starten.
Er is een ecologisch werkprotocol opgesteld waarna tevens op 18 mei 2022 de ontheffing van de Wet natuurbescherming (Wnb) is verleend. De nodige maatregelen tijdens de bouw zijn getroffen om te voldoen aan de ontheffing, zoals het plaatsen van vogelkasten.
Het voorliggende verzoek betreft het wijzigen van het gebruik van aanwezige panden. De benodigde onderzoeken ter bescherming van de soorten zijn bij de omgevingsvergunning voor het herinrichten van de percelen Middenweg BP 1 en 6 reeds uitgevoerd en hiervoor is een ontheffing op grond van de Wnb verleend.
4.5.3 Gebiedsbescherming
Natura2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In deze gebieden worden bepaalde dieren, planten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd om de biodiversiteit te behouden. Op grond van de Wet natuurbescherming zijn Natura2000gebieden beschermd tegen significant negatieve effecten, waaronder de gevolgen van stikstofdepositie.
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd natuurgebied. Het projectgebied is gelegen op circa 4 kilometer van Natura 2000-gebied ‘Botshol’ gelegen. Het Natura-2000 gebied ‘Nieuwkoopse Plassen & De Haeck’ ligt op een afstand van circa 8,7 km van het plangebied. Op een afstand van circa 12,8 km van het plangebied is het Natura 2000-gebied ‘Oostelijke Vechtplassen’ gelegen.
Uit onderzoek naar de stikstofdepositie ten gevolge van de uitvoering van dit project, is gebleken dat, gedurende de aanleg- en gebruiksfase, geen toename van de stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jaar is berekend. Dit houdt in dat, met betrekking tot stikstofdepositie, negatieve effecten op stikstofgevoelige habitat- en leefgebieden zijn uit te sluiten. De natuurlijke kenmerken van de stikstofgevoelige gebieden blijven onaangetast. De stikstofdepositie inclusief AERIUS-berekeningen is opgenomen in bijlage 4.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natuur Netwerk Nederland (NNN), zodat een verdere beschouwing op dit punt achterwege kan blijven.
Conclusie
Voorgaande betekent dat er voor zowel soortenbescherming als gebiedsbescherming geen sprake is van significant negatieve milieueffecten op beschermde soorten of gebieden. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het beoogde initiatief.
4.6 Externe veiligheid
4.6.1 Algemeen
Sommige activiteiten brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijke grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico’s. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik
van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meeste risicovolle bedrijven is het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen’ (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico’s, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijbehorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een ruimtelijk plan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgevonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo met een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Ook is het Basisnet van toepassing. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico’s voor omwonenden mogen zijn. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een ruimtelijk plan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
4.6.2 Beschouwing projectgebied
De risicokaart (www.risicokaart.nl) geeft een beeld van de risico’s in de woon- en leefomgeving. Via de kaart wordt informatie gegeven over de risicobronnen en de kwetsbare objecten. In de onderstaande uitsnede van de risicokaart wordt de omgeving van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 15: Uitsnede risicokaart Nederland (plangebied zwart omlijnd)
Rond het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Uit het Basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen blijkt tevens dat er in het plangebied en in de directe omgeving geen spoorwegen en vaarwegen aanwezig zijn die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. Wel ligt het plangebied deels binnen een afstand van 200 meter van de N201 (transportroute gevaarlijke stoffen) en loopt onder de Middenweg BP een aardgasleiding van Gasunie. Het betreft de leiding W-529-02 (40 bar, 6 inch).
Gezien de korte afstand tot de aardgasleiding en de toename van het aantal personen in het gebied, is door Adviesgroep AVIV B.V. een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen (bijlage 5). De belangrijkste onderzoeksresultaten zijn hieronder opgenomen. Voor de volledigheid is ook de kwantitatieve risicoanalyse opgenomen (bijlage 6).
Hogedruk aardgasleiding
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het plangebied.
Groepsrisico
Voor de aardgasleiding is het groepsrisico in zowel de huidige als toekomstige situatie kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Belemmeringenstrook
Het plangebied ligt buiten de belemmeringenstrook.
Provinciale weg
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het plangebied.
Groepsrisico
Het groepsrisico is in zowel de huidige als toekomstige situatie kleiner dan 10% van de
oriëntatiewaarde. Daarom kan de verdere verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven. Wel dient het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen.
Schiphol
Het plangebied ligt binnen het afwegingsgebied geluid en externe veiligheid (LIB 5) rond de luchthaven Schiphol. Hiervoor gelden de volgende regels:
Het plan ligt buiten de PR 10-6-contouren van vliegveld Schiphol;
Buiten bestaand stedelijk gebied zijn geen nieuwe woningbouwlocaties toegestaan;
Gemeenten motiveren in de ruimtelijke onderbouwing van het plan de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen. Zie hiervoor paragraaf 3.2.4.
Beperkte verantwoording groepsrisico
Voor de aardgasleiding is het groepsrisico in zowel de huidige als toekomstige situatie kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Beperkte verantwoording van het groepsrisico
a. De personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding
De personendichtheid is 58 personen per hectare.
b. De hoogte van het groepsrisico
Door de voorgenomen ontwikkeling neemt het groepsrisico niet toe. Het groepsrisico is in zowel de huidige als de toekomstige situatie kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde.
c. De bestrijdbaarheid
Een adequate bluswatervoorziening en een goede bereikbaarheid zijn randvoorwaarden voor een effectieve en efficiënte incidentbestrijding door de brandweer. Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten.
d. De zelfredzaamheid
Bij de dagbesteding geldt dat er mogelijk sprake is van verminderd zelfredzame personen. Deze groep met zeer kwetsbare personen hebben extra aandacht en hulp nodig bij het opvolgen van de handelingsperspectieven. De interne organisatie dient hier zich bewust van te zijn en op voor te bereiden.
Voor voorliggend plan is in het kader van artikel 12 lid 2 van het Besluit externe
veiligheid buisleidingen advies ingewonnen bij Brandweer Amsterdam-Amstelland.
Advies Brandweer Amsterdam-Amstelland
De voorgenomen ontwikkeling zal invloed hebben op het verloop van een eventueel rampscenario. Gezien de bepekte toename van het aantal personen is de invloed echter beperkt. Door de Brandweer Amsterdam-Amstelland wordt geadviseerd om bij de nadere uitwerking de volgende maatregelen te overwegen:
Voorlichting en risicocommunicatie voor de aanwezigen in het plangebied met betrekking tot de handelingsperspectieven bij de benoemde scenario’s;
Geen of zo min mogelijk personen aanwezig laten zijn tijdens werkzaamheden aan de buisleiding;
Het hanteren van de uitgangspunten vanuit de ‘Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019’.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het initiatief. Verder is de externe veiligheid met betrekking tot vliegtuigongevallen toegelicht in paragraaf 3.2.4.
4.7 Geluid
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder. Deze wet geeft uitsluitend grenswaarden ten aanzien van de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Voor vliegverkeerlawaai ligt de grondslag in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.
Relevantie plangebied
In het kader van de realisatie van het project “De Gastvrije Hoeve de Meent” is door K+ Adviesgroep een akoestisch onderzoek verricht naar de te verwachten optredende geluidbelastingen vanwege wegverkeerslawaai ter plaatse van de nieuwe situatie in het kader van de Wet geluidhinder. Het akoestisch onderzoek is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen (Bijlage 7). Het onderzoek is noodzakelijk omdat het plan is gelegen binnen de geluidzone van de Burgemeester Brouwerweg N201 en Middenweg BP.
Uit het akoestisch onderzoek volgt dat voor de Middenweg BP 1 de voorkeursgrens-waarden niet worden overschreden en zijn er geen restricties vanuit de Wet geluidhinder. Ter plaatse van de Middenweg BP 6 wordt de voorkeurswaarde wel, maar de maximale ontheffingswaarde niet overschreden. De geluidsbelasting ten gevolge van de Burgemeester Brouwerweg N201 is maximaal 53 dB (incl. aftrek art. 110g Wgh).
De omgevingsvergunning voor het bouwen van de nieuwe bedrijfswoning is al verleend en de bedrijfswoning is in aanbouw. Het gebruik van de bedrijfswoning wijzigt van bedrijfswoning naar bedrijfswoning met bed & breakfast. Een bed & breakfast betreft geen geluidsgevoelige bestemming en daarom hoeft er voor deze ontwikkeling geen hogere waarde te worden vastgesteld.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit initiatief.
4.8 Kabels en leidingen
In of langs het projectgebied bevinden zich geen planologisch relevante kabels. De aanwezige ondergrondse aardgasleiding is in het kader van externe veiligheid in paragraaf 4.6 beschreven.
4.9 Luchtkwaliteit
Artikel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna: Wet Luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en (zeer) fijnstof (PM10, PM2,5).
De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:
De luchtkwaliteit ten gevolge van de plannen per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
De plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% verstaan;
De plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde;
Gevoelige bestemmingen (waaronder scholen zorginstellingen) niet binnen 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg worden gerealiseerd (of indien binnen deze zones geen sprake is van een (dreigende) overschrijding.
Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, te weten:
woningbouw: kleiner of gelijk aan 1.500 woningen netto bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en kleiner of gelijk aan 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
kantoorlocaties: kleiner of gelijk aan 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij minimaal 2 ontsluitingswegen.
In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen zal middels een berekening moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden.
Relevantie plangebied
Luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu – RIVM) is de concentratie PM2,5 in 2020 (gegevens 2020) ter plaatse gelegen onder de 10 μg/m3. De concentratie PM10 in 2020 (gegevens 2020) is ter plaatse onder de 18 μg/m3. De concentratie NO2 in 2020 (gegevens 2020) is ter plaatse gelegen tussen de 10 en 15 μg/m3. Op basis van de kaarten van het RIVM is de luchtkwaliteit ter plaatse hiermee ruimschoots voldoende. Daarnaast zal naar verwachting de luchtkwaliteit in de toekomst nog verder verbeteren.
Luchtkwaliteit ten gevolge van het planvoornemen
Locatie Middenweg BP 1
Het verzoek betreft de wijziging van het gebruik van een eengezinswoning naar een woonhuis voor een woonleefgemeenschap. Dit houdt in dat er meer (volwassen) bewoners op het erf zullen wonen wat mogelijk zal zorgen voor extra verkeer. Uit de berekening van de toekomstige verkeergeneratie zal het aantal verkeersbewegingen toenemen met 25 motorvoertuigen per etmaal. Dit is afgerond 1 motorvoertuigen per uur. Deze toename is zo minimaal dat er geen sprake is van verslechtering van de luchtkwaliteit door het realiseren van de woonleefgemeenschap.
Locatie Middenweg BP 6
Het verzoek betreft het uitbreiden van een agrarisch bedrijf naar een boerderij met maatschappelijke dagopvang en een expositie-/ atelierruimte voor ambachtslieden. Dergelijke activiteiten kunnen ‘in betekende mate’ (IBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hetgeen betekend dat in principe nader onderzoek noodzakelijk is. Voor kleinschalige ontwikkelingen kan onderzoek uitgevoerd worden middels de NIBM-tool.
In de NIBM-tool wordt uitgegaan van een worst-case scenario. In het geval van voorliggend initiatief wordt een berekende verkeersgeneratie van 51,9 extra voertuigbewegingen als gevolg van het plan als uitgangspunt genomen.
Uit bovenstaande figuur blijkt dat het beoogde planvoornemen ruim binnen de grens van NIBM valt. Het voornemen draagt derhalve ‘niet in betekenende mate’ bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.
4.10 Verkeer en parkeren
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een initiatief op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het projectgebied. Beide onderdelen worden hieronder apart besproken.
4.10.1 Verkeer
Locatie Middenweg BP 1
In onderstaande tabel is de bestaande en toekomstige verkeersgeneratie schematisch weergegeven:
Bestaande situatie |
Functie |
Type |
Norm |
Eenheid |
Verkeersgeneratie |
Woning |
Koop, huis, vrijstaand |
8,6 mvt/ woning |
1 woning |
8,6 mvt x 1 woning = 8,6 mvt/ etmaal |
Totaal |
|
|
|
8,6 mvt/ etmaal |
Toekomstige situatie |
Functie |
Type |
Norm |
Eenheid |
Verkeersgeneratie |
Leefgemeenschap |
Kamerverhuur, onzelfstandig |
2,4 mvt/ kamer |
14 kamers |
2,4 mvt x 14 kamers = 33,6 mvt/ etmaal |
|
|
|
|
|
Totaal |
|
|
|
33,6 mvt/ etmaal |
Toename |
|
|
|
25 mvt/ etmaal |
Het aantal verkeersbewegingen zal toenemen met 25 motorvoertuigen per etmaal, dit is afgerond 1 motorvoertuigen per uur. De Middenweg Bovenkerkerpolder en de N201 hebben voldoende capaciteit hebben om de extra verkeersbewegingen te kunnen verwerken.
Locatie Middenweg BP 6
De verkeersgeneratie ten aanzien van de bedrijfswoning wordt buiten beschouwing gelaten, aangezien dit een bestaande woning betreft. De huidige en nieuwe verkeersgeneratie ten aanzien van deze (bedrijfs)woning blijft ongewijzigd.
In onderstaande tabel is de verkeersgeneratie in de bestaande en toekomstige situatie schematisch weergegeven:
Bestaande situatie |
Functie |
Type |
Norm |
Eenheid |
Verkeersgeneratie |
Agrarisch bedrijf |
Agrarisch bedrijf |
10 mvt/ etmaal |
1 bedrijf |
10 mvt x 1 bedrijf = 10 mvt/ etmaal |
Totaal |
|
|
|
10 mvt/ etmaal |
Toekomstige situatie |
Functie |
Type |
Norm |
Eenheid |
Verkeersgeneratie |
B&B, twee suites |
Kamerverhuur, zelfstandig |
2,4 mvt/ kamer |
2 kamers |
2,4 mvt x 2 kamers = 4,8 mvt/ etmaal |
Dagopvang, begeleiding (met dierenverblijf) |
Bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief |
5,7 mvt/ 100 m2 bvo |
510 m2 |
5,7 mvt x 510 m2 = 29,1 mvt/ etmaal |
Expositie-/ atelierruimte |
Bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief |
10,9 mvt/ 100 m2 bvo |
825 m2 |
10,9 mvt x 825 m2 = 89,9 mvt/ Etmaal |
Totaal |
|
|
|
123,8 mvt/ etmaal |
Toename |
|
|
|
123,8 mvt/ etmaal |
Aangezien het huidige gebruik als agrarisch gebruik behouden blijft, zal het aantal verkeersbewegingen toenemen met 123,8 motorvoertuigen per etmaal. Dit zijn afgerond 5 auto’s per uur. Verwacht wordt dat de Middenweg Bovenkerkerpolder en de N201 voldoende capaciteit hebben om de extra verkeersbewegingen te kunnen verwerken.
4.10.2 Parkeren
Locatie Middenweg BP 1
Middels het voorgestelde programma op het perceel Middenweg BP 1, kan aan de hand van de geldende parkeernormen een berekening worden gemaakt hoeveel parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. In onderstaande tabel is het aantal benodigde parkeerplaatsen weergegeven:
Functie |
Type |
Parkeernorm |
Eenheid |
Totaal |
Woonleefgemeenschap |
Kamerverhuur, onzelfstandig |
0,7 per kamer |
14 kamers |
9,8 |
Totaal |
|
|
|
9,8 |
Het beoogde planvoornemen heeft een parkeerbehoefte van afgerond 10 parkeerplaatsen. Op het eigen terrein zullen 10 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De parkeerbehoefte wordt volledig op eigen terrein afgewikkeld.
Naast het autoparkeren, voldoet het plan eveneens aan de eisen voor het stallen en bergen van fietsen. Het uitgangspunt blijft hetzelfde, uitgaande van appartementen met fietsenberging, namelijk de schuur als bijbehorend bouwwerk, is de parkeernorm: 14 x 0,75 = 10,5 is afgerond 11 stuks. In het bijgebouw is ruim voldoende plaats voor de stalling van fietsen.
Locatie Middenweg BP 6
Middels het voorgestelde programma op het perceel Middenweg BP 6, kan aan de hand van de geldende parkeernormen een berekening worden gemaakt hoeveel parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. Dit is hieronder schematisch weergegeven.
Functie |
Type |
Parkeernorm |
Eenheid |
Totaal |
Bedrijfswoning |
Woning groot > 140 m2 |
2,0 per woning |
1 woning |
2,0 |
B&B, twee suites |
Kamerverhuur, zelfstandig |
0,7 per kamer |
2 kamers |
1,4 |
Dagopvang, begeleiding (met dierenverblijf) |
Bedrijfsfunctie (arbeidsextensief) |
1,0 per 100 m2 bvo |
510 m2 |
5,1 |
Expositie-/ atelierruimte |
Bedrijfsfunctie (arbeidsintensief) |
2,0 per 100 m2 bvo |
825 m2 |
16,5
|
Totaal |
|
|
|
25 |
Het beoogde planvoornemen heeft een parkeerbehoefte van 25 parkeerplaatsen. Het grootste aandeel betreft de parkeerplaatsen voor de expositie-/ atelierruimte. Deze parkeerplaatsen zullen aan de achterzijde van het perceel, achter het gebouw, worden gerealiseerd. De parkeerplaatsen voor de dagopvang zullen aan de voorzijde van het perceel worden gerealiseerd. De parkeerbehoefte wordt volledig op eigen terrein afgewikkeld.
Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het initiatief.
4.11 Vormvrije mer-beoordeling
Het instrument en de procedure milieueffectrapportage is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage. Voor alle projecten waarbij de activiteit is opgenomen in Bijlage D van dit Besluit, moet door het bevoegd gezag worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging houdt in dat B&W voortaan ook een besluit moeten nemen over de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling gelden twee voorwaarden:
het gaat over één of meer activiteiten die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.
de omvang van al die activiteit(en) ligt onder de drempelwaarde (kolom 2 van de D-lijst).
Via een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld of een milieueffectrapportage of m.e.r.-beoordeling moet worden opgesteld.
Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan leiden tot twee conclusies:
belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
Op 14 mei 2024 hebben burgemeester en wethouders besloten dat het initiatief niet leidt tot significante nadelige gevolgen voor het milieu (bijlage 8). Dit besluit is genomen op basis van de aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. d.d. 14-09-2023 (bijlage 9).
Conclusie
Gelet op het bovenstaande hoeft geen milieueffectrapport of m.e.r.-beoordeling voor het initiatief te worden opgesteld.
4.12 Water
Beleidsdoelen water
Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.
Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte en grondwater. De Kaderrichtlijn moet in landelijke wet en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EGkaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving, de Waterwet. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysischchemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.
Nationaal Waterplan 2022-2027
Het Nationaal Waterplan 20222027 (NWP) is de opvolger van het Nationaal Waterplan 20162021. Het NWP werkt in de geest van de Omgevingswet. Het doel van het NWP is toekomstbestendig water in Nederland voor de periode 20222027 en verder. Daarbij wordt gewerkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Het NWP beschrijft de nationale beleids en beheerdoelen op het gebied van klimaat adaptatie, waterveiligheid, zoetwater & waterverdeling, waterkwaliteit & natuur, scheepvaart, en de functies van rijkswateren. Denk aan het omgaan met droogte, onze dijken, en het borgen van de drinkwatervoorziening en de bevaarbaarheid van onze rivieren en kanalen.
Regionaal Waterprogramma Noord-Holland 2022-2027
Op 31 januari 2022 is het Regionaal Waterprogramma NoordHolland 20222027 vastgesteld door Provinciale Staten. Met dit programma wordt invulling gegeven aan het waterbeleid in Omgevingsvisie NH 2050 voor zover het uitvoering van Europese richtlijnen over water betreft. Een goede waterkwaliteit, duurzaam voorraadbeheer en bescherming tegen overstroming zijn de centrale elementen van het programma. Voor
de deelprogramma’s oppervlaktewater, grondwater en overstromingsrisico’s is uitgewerkt welke doelen de provincie wil bereiken en hoe hieraan een bijdrage wordt geleverd met een breed pakket aan maatregelen. Daarbij wordt extra aandacht besteed aan natuurgebieden, drinkwaterwinningen en zwemwateren, die volgens Europese richtlijnen worden beschermd vanwege de specifieke eisen die hier gelden.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 20222027 beschrijft het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht wensbeelden per thema voor 2030 en daaruit afgeleid doelen voor de planperiode 20222027 op hoofdlijnen. Hierin staat wat het waterschap doet aan veiligheid, de beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en aan efficiënte zuivering van afvalwater. Ook zet het waterschap zich in voor het behoud van cultuurhistorisch erfgoed en de natuur. Het waterschap wil bereiken dat mensen zich bewuster worden van het belang van een veilig en 'robuust' (toekomstbestendig) watersysteem.
Het waterschap wil open en toegankelijk zijn, actief naar samenwerking zoeken en de dialoog aangaan. De strategische uitgangspunten voor de langere termijn (2030) zijn:
Samenbrengen van alle regionale waterbeheertaken in één regionale waterautoriteit;
Een klimaatbestendig en daarmee waterrobuust gebied;
Steden die beter bestand zijn tegen extreme regenbuien, wateroverlast,
overstromingen, hitte en droogte;
Een omgeving die zich bewust is van waterveiligheid;
Water dat overal in het gebied geschikt is voor de vastgestelde gebruiksfunctie;
Gebruik van afvalwater als grondstof en bron voor energie en water;
Gebruik van vernieuwende oplossingen vanuit samenwerking met kennisinstellingen,
andere overheden en marktpartijen;
Vermindering van regeldruk en vergroting van kosteneffectiviteit voor burgers en
bedrijven;
Afstemming over alle watertaken per stroomgebied;
Behoud van de zelfstandige bevoegdheid.
Tevens is de Keur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht van toepassing. Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap een vergunning te worden aangevraagd op basis van de Keur. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater.
In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) 2021-2026
Vanuit de Wet milieubeheer en de Waterwet heeft de gemeente een verbrede zorgplicht voor afvalwater, voor hemelwater en grondwater. De functie van riolering is het beschermen van de volksgezondheid door het inzamelen en afvoeren van afvalwater, het tegengaan van wateroverlast en het beschermen van het milieu. In het gemeentelijk rioleringsplan wordt uiteengezet hoe deze zorg wordt ingevuld.
Locatie Middenweg BP 1
Het plangebied ligt in het buitengebied van Amstelveen aan dijklichaam Bovenkerkerweg. Het perceel bestaat uit een woning van 200 m2 met een bijbehorende bouwwerken van 350 m2, waarbij het perceel voor een klein gedeelte is verhard. De omgevingsvergunning voor de sloop- en nieuwbouw van de woning en het bouwen van het bijbehorende bouwwerk is in 2022 al verleend en is geen onderdeel van dit verzoek. De woning is momenteel in aanbouw.
Het verzoek omvat het wijzigen van het gebruik van de woning naar een woonleefgemeenschap. Het verzoek omvat geen bouw- en/ of graafwerkzaamheden. Bij de wijziging van het gebruik neemt het totaal verhard oppervlak in de toekomstige situatie toe met circa 377 m2 voor andere het realiseren van extra parkeerplaatsen. Dit zal worden opgelost door middel van halfverharding (grastegels).
Hemelwater
In onderstaande tabel is de hoeveelheid oppervlakteverharding in de huidige situatie en toekomstige situatie schematisch weergegeven.
Bruto (verharde) oppervlakten |
Huidige situatie (m²) |
Toekomstige situatie (m²) |
Totaal oppervlakte plangebied, circa |
2.265 |
2.265 |
Bebouwing, circa |
|
|
Woning/woongebouw (hoofdgebouw) Bijbehorende bouwwerken |
200 350 |
200 350 |
Overige verharding, circa |
30 |
407 |
Totaal verhard oppervlak, circa |
580 |
957 |
Totaal onverhard oppervlak, circa |
1.459 |
1.082 |
|
|
|
Toename verhard oppervlak |
|
377 |
Het totaal verhard oppervlak neemt in de toekomstige situatie toe met circa 377 m2. Gezien de toename minder bedraagt dan 1.000 m2, worden compenserende maatregelen op basis van het waterschapsbeleid niet noodzakelijk geacht. Het hemelwater dat op de onverharde terreindelen valt, wordt geïnfiltreerd in de bodem en/of loopt oppervlakkig af naar de watergangen.
Oppervlaktewater
BHet plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Aan de noord-, oost- en zuidzijde grenst het plangebied aan watergangen. Alleen de oostelijke watergang is opgenomen op de legger van het waterschap. De watergang is aangewezen als primaire watergang 2120-338. innen de beschermingszone van de watergang vinden geen werkzaamheden plaats. Een watervergunning is derhalve niet noodzakelijk.
Afvalwater
In de toekomstige situatie blijft de bebouwing op het perceel aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel van de gemeente Amstelveen.
Middenweg BP 6
Het plangebied ligt in het buitengebied van Amstelveen aan dijklichaam Bovenkerkerweg. Het perceel bestaat uit een in aanbouw zijnde bedrijfswoning (sloop/nieuwbouw) met drie bedrijfsgebouwen. Het plangebied is voor een groot gedeelte verhard.
Het verzoek omvat het omzetten van het bestaand agrarisch bedrijf naar een boerderij met maatschappelijke dagopvang en een expositie-/atelierruimte voor ambachtslieden. Deze functies worden in de bestaande bedrijfsgebouwen (1.920 m2) gerealiseerd. Het verzoek omvat geen bouw- en/ of graafwerkzaamheden.
Hemelwater
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een verhard erf met bestaande (bedrijfs)gebouwen en sloten rondom het erf. In de bestaande situatie wordt de neerslag via inzijging, afroming naar lagere terreindelen en verdamping afgevoerd.
In onderstaande tabel is de hoeveelheid oppervlakteverharding in de huidige situatie en toekomstige situatie schematisch weergegeven.
Bruto (verharde) oppervlakten |
Huidige situatie (m²) |
Toekomstige situatie (m²) |
Totaal oppervlakte plangebied, circa |
9.740 |
9.740 |
Bebouwing, circa |
|
|
Bedrijfswoning Bijbehorende bouwwerken Bedrijfsgebouwen |
120 60 1.920 |
120 60 1.920 |
Overige verharding, circa |
3.350 |
3.642 |
Totaal verhard oppervlak, circa |
5.450 |
5.742 |
Totaal onverhard oppervlak, circa |
3.122 |
2.830 |
|
|
|
Toename verhard oppervlak |
|
292 |
Het totaal verhard oppervlak neemt in de toekomstige situatie toe met circa 292 m2. Gezien de toename minder bedraagt dan 1.000 m2, worden compenserende maatregelen op basis van het waterschapsbeleid niet noodzakelijk geacht. Het hemelwater dat op de onverharde terreindelen valt, wordt geïnfiltreerd in de bodem en/of loopt oppervlakkig af naar de watergangen.
Afvalwater
In de toekomstige situatie blijft de bebouwing op het perceel aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel van Amstelveen.
Oppervlaktewater
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Aan de noord-, zuid- en westzijde grenst het plangebied aan watergangen. Alleen de westelijke watergang is opgenomen in de legger van het waterschap. De watergang is aangewezen als primaire watergang 2120-339. Binnen de beschermingszone van de watergang vinden geen werkzaamheden plaats. Een watervergunning is derhalve niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het initiatief.
HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient inzicht te worden gegeven in de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan.
In artikel 6.12 van de Wro is voorgeschreven dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de grond waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Bro is de definitie van bouwplan gegeven. In dit geval is er geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid van de Wro. Er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
De kosten van het voorgenomen initiatief zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Initiatiefnemer is eigenaar van de gronden. De gemeentelijke kosten voor behandeling van de aanvraag omgevingsvergunning worden verhaald via de leges. Op basis hiervan kan gesteld worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
5.2 Juridische uitvoerbaarheid
De percelen Middenweg BP 1, kadastraal bekend gemeente Amstelveen sectie N, nummer 662, en MIddenweg BP 6,kadastraal bekend gemeente Amstelveen sectie N, nummer 558, 665 en (gedeeltelijk) 666, zijn in eigendom van de aanvrager. Voor wat betreft het grondeigendom is het bouwplan dan ook uitvoerbaar.
Het door initiatiefnemer voorgestelde plan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Op grond van artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3 Wabo kan via een omgevingsvergunning afgeweken worden van het vigerende ruimtelijke plan. De afwijking dient voorzien te worden van een goede ruimtelijke onderbouwing. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing vormt de argumentatie en onderbouwing waarom het voorgestelde plan kan voldoen aan een goede ruimtelijke ordening.
5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
5.3.1 Participatie
Voorafgaand aan het formele besluitvormingsproces zijn omwonenden en betrokkenen geïnformeerd over en betrokken bij het initiatief door de aanvrager/opdrachtgever. Afgelopen jaren hebben er verschillende opendagen voor de buurt bij zowel de de toekomstige gemeenschap en de boerderij plaatsgevonden. Daarnaast is er een informatieavond georganiseerd bij de dorpsraad Nes aan de Amstel.
Los hiervan is er vanuit de Dorothy-gemeenschap veel contact geweest met de dorpsraad en is de gemeenschap aanwezig geweest bij diverse maandelijkse dorpsraad- vergaderingen om vragen te beantwoorden en eventuele zorgen weg te nemen. In eerste instantie waren er zorgen vanuit de dorpsraad vanwege onduidelijkheid over de plannen. In bijlage 10 van deze onderbouwing is een overzicht opgenomen van het participatietraject van dit initiatief.
Aangezien er behoorlijk wat tijd is verstreken tussen de participatie en deze aanvraag omgevingsvergunning is vanuit de gemeente de voorwaarden gesteld dat omwonenden en betrokkenen geïnformeerd dienen te worden over deze aanvraag en de voortgang van het initiatief. Dit heeft via de voorzitter van de Dorpsraad plaatsgevonden op 15 februari 2024.
5.3.2 Zienswijzenprocedure
Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt het voornemen tot planologische afwijking inclusief de bijbehorende stukken, waaronder het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning (bijlage 11) en deze ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder een zienswijze in te dienen.
De stukken hebben van <DATUM> tot en met <DATUM> ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn wel/ geen zienswijzen ingediend.
HOOFDSTUK 6 Conclusie
Voor de percelen Middenweg BP 1 en 6 is een aanvraag om een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteit handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening. Het verzoek betreft het wijzigen van het gebruik van Middenweg BP 1 van wonen naar woonleefgemeenschap en het wijzigen van gebruik van Middenweg BP 6 van agrarisch naar agrarisch multifunctioneel.
Aan het verzoek kan medewerking worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 van de Wabo. De gevraagde omgevingsvergunning kan worden verleend indien is aangetoond dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
In deze ruimtelijke onderbouwing is aangetoond dat het beleid van het Rijk, de Provincie en de gemeente geen belemmeringen vormt voor dit initiatief. Ook de omgevingsaspecten vormen geen belemmeringen voor verlening van de omgevingsvergunning.
Geconcludeerd wordt, dat het verzoek tot wijzigen van het gebruik voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, zodat het is geoorloofd toepassing te geven aan het bepaalde artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3 van de Wabo. De aangevraagde omgevingsvergunning kan worden verleend.