OIAVHB Landelijk Gebied - Amsteldijk Zuid 205
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0362.OIAVHB09xAE-VG01 |
Plantype: | omgevingsvergunning |
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
Realisatie van een woning (vervangende nieuwbouw) aan de Amsteldijk Zuid 205
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 21 december 2022 hebben wij een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen voor 'het realiseren van een woning' op het perceel Amsteldijk Zuid 205 te Amstelveen. De aanvraag omgevingsvergunning, zaaknummer: HZ_WABO-2022-4994, is opgenomen in bijlage 1 (aanvraagformulier).
1.2 Aard en doel
De gronden waarop het voorgestelde bouwplan is gesitueerd zijn gelegen in het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' en hebben ingevolge dat plan de enkelbestemmingen 'Tuin' en 'Wonen'.
De aanvraag is in strijd met de desbetreffende bouwvoorschriften uit het bestemmingsplan (zie paragraaf 1.4.1). De omgevingsvergunning kan worden verleend door middel van een buitenplanse afwijking zoals bepaald in artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de aangevraagde ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat de gevraagde omgevingsvergunning kan worden verleend. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak met nummer NL.IMRO.0362.OIAVHB09xAE-VG01 (bijlage 2).
1.3 Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Amsteldijk Zuid, net ten noorden van de nieuwe N201. Aan de zuid- en oostzijde grenst het plangebied aan de Amstel, aan de zuid- en westzijde aan Uithoorn, en aan de noordzijde grenst het aan landbouwgronden.
Het perceel is in de huidige situatie kadastraal bekend onder gemeente Amstelveen, sectie K, nummer 1977. De ligging van het plangebied is in onderstaande afbeeldingen weergegeven.
Afbeelding 1: Ligging plangebied
Afbeelding 2: Ligging plangebied
1.4 Vigerende bestemmingsplannen
1.4.1 Bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' dat op 26 mei 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plangebied heeft daarin de enkelbestemmingen 'Tuin' en 'Wonen'. Binnen de enkelbestemming 'Wonen' zijn woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, woongebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan. Daarnaast zijn tuinen, erven en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan binnen deze enkelbestemming.
Daarnaast kent het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waterstaat - Waterkering'. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 4.2 en 4.3.
Het onderhavige bouwplan om een nieuwe woning ter vervanging van de huidige woning te realiseren is in strijd met de bouwregels van het geldende bestemmingsplan. Namelijk, er is strijd met artikel 32.2.1, onder c, omdat de nieuwe woning (hoofdgebouw) een overschrijding van de maximaal toegestane goothoogte van ca. 1,6 meter kent. Ook is er strijd met artikel 32.2.1, onder d, omdat het dak van de nieuwe woning (hoofdgebouw) slechts uit één dakvlak bestaat. Daarnaast is er strijd met artikel 32.4.2, onder b, omdat op het dak van de aanbouw aan de linker- en achterzijde van de woning op de begane grond een dakterras is voorzien.
Afbeelding 3: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'
1.4.2 Paraplubestemmingsplan 'Schipholparkeren en Parkeernormen'
Op 22 maart 2017 is het paraplubestemmingsplan 'Schipholparkeren en Parkeernormen' vastgesteld. Dit paraplubestemmingsplan regelt twee zaken: het niet toestaan van Schipholparkeren binnen de gemeente Amstelveen en het opnemen van parkeernormen in bestemmingsplannen.
De parkeernormen gelden als uitgangspunt voor de planontwikkeling (zie paragraaf 3.4.4).
1.4.3 Paraplubestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie'
Op 28 maart 2018 is het paraplubestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' vastgesteld. Het plangebied heeft hierin de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', waarbij een onderzoeksplicht geldt voor bodemingrepen die verder reiken dan een diepte van 0,30 meter én waarbij het bouwwerk een oppervlakte heeft van meer dan 100 m2.
Voor onderhavig bouwplan geldt een onderzoeksplicht, omdat de bodemingrepen de gestelde grenzen overschrijden. Er is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, waarna het plangebied is vrijgegeven voor de gewenste bodemingrepen (zie paragraaf 4.2).
1.4.4 Paraplubestemmingsplan 'Wonen'
Op 26 maart 2019 is het paraplubestemmingsplan 'Wonen' vastgesteld. Dit paraplubestemmingsplan is van toepassing op alle woningen in de gehele gemeente Amstelveen. Het voorziet in regels over het onttrekken van (delen) van woonruimte voor woningdelen, vakantieverhuur en/of bed & breakfast. Daarnaast bevat het regels over het splitsen en samenvoegen van woningen.
Bij het onderhavige bouwplan is er geen sprake van het onttrekken van (delen) van woonruimte voor woningdelen, vakantieverhuur en/of bed & breakfast en/of het splitsen/samenvoegen van woningen.
1.4.5 Paraplubestemmingsplan 'Herziening Begripsbepaling Peil'
Op 1 oktober 2014 is het paraplubestemmingsplan Herziening Begripsbepaling Peil vastgesteld. Dit paraplubestemmingsplan voorziet in een aanpassing van de begripsbepaling 'Peil' uit de Inleidende regels van alle Amstelveense bestemmingsplannen. Ook de begripsbepalingen 'kruin', 'weg' en 'talud' worden toegevoegd onder de inleidende regels van het bestemmingsplan.
1.5 Leeswijzer
De opbouw van deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het onderhavige bouwplan. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie in relatie tot de vigerende planologische regeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het onderhavige bouwplan toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de samenvatting en eindconclusie.
HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige situatie
Het plangebied is gelegen op de westelijke oever van de Amstel, aan de Amsteldijk Zuid. De nieuwe woning valt binnen het deelgebied 'Nes aan de Amstel, e.o.,' dat gelegen is tussen de ringsloot van de Bovenkerkerpolder en de Amstel, in het noorden begrensd door de Nesserlaan en in het zuiden door de Hollandsedijk. Binnen het deelgebied is het plangebied gelegen binnen ad. c: 'het gebied ten zuiden van de kern'. In dit gebied wordt open grasland afgewisseld met kassenbedrijven, waarbij de kassen vrijwel tot aan de ringsloot zijn gesitueerd. De oorspronkelijke slotenstructuur is vrijwel overal nog herkenbaar aanwezig. Conform de gewenste karakteristiek zijn ook hier de woonhuizen gericht op de dijk en bevinden de bedrijfsgebouwen zich daarachter.
Het plangebied bevindt zich aan de Amsteldijk Zuid 205. Direct ten zuiden van het plangebied ligt de N201, welk middels een aquaduct onder de Amstel doorloopt en daarom niet zichtbaar is vanaf de Amsteldijk Zuid ter hoogte van de nieuw te bouwen woning. Ten zuiden grenst het plangebied vrijwel direct aan Uithoorn. Ten noorden grenst het plangebied aan een kassencomplex.
De gronden binnen het plangebied zijn in de huidige situatie in gebruik ten behoeve van de woning en de omliggende tuin, zoals te zien in afbeelding 2 en onderstaande afbeelding.
Afbeelding 4: Impressie van het plangebied vanaf de Amsteldijk Zuid
2.2 Toekomstige situatie
Het onderhavige bouwplan voorziet in de realisatie van een nieuwe woning ter vervanging van de huidige woning aan de Amsteldijk Zuid 205. De huidige woning zal gesloopt worden. Het gebruik veranderd niet, het blijft een woonbestemming. In onderstaande afbeeldingen is de nieuwe toestand van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 5: Situatietekening nieuwe toestand
Afbeelding 6: Impressie nieuwe woning
2.3 Motivering om af te wijken van het bestemmingsplan
De huidige woning dateert uit 1980 en voldoet niet meer aan de hedendaagse eisen en woonwensen. De eigenaren van het perceel wensen daarom de bestaande woning te vervangen door een nieuwe energiezuinige woning. Er is gekozen voor een schuingelegen dak dat oogt als een lessenaarsdak. Dit gewenste dak kent een overschrijding van de maximaal toegestane goothoogte met ca. 1,6 meter. De maximaal toegestane bouwhoogte van 8 meter wordt niet overschreden. Het ontwerp kent een gebiedsspecifieke benadering. Het volume ziet er modern uit. De materialisering bestaat uit metselwerk en pannen en een toevoeging van hout. Qua vormgeving en materialisering sluit het ontwerp van de woning aan bij het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk 2020 en de Welstandsnota. De afwijking ten behoeve van het lessenaarsdak, de kleine overschrijding van de goothoogte, en het dakterras worden als passend geacht op deze locatie. Aan het dakterras op de 1e verdieping kan medewerking worden verleend op basis van de Beleidsregels kruimelgevallen als opgenomen in de Beleidsregels planologische afwijkingen gemeente Amstelveen. Het voorgestelde dakterras voldoet aan de gestelde voorwaarden: het is gesitueerd op de aan/uitbouw van de woning in het achtererfgebied, het is bereikbaar via de 1e verdieping, en gezien de ligging in landelijk gebied heeft het geen zicht op naburige erven.
HOOFDSTUK 3 Beleid
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 4.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie, de NOVI, komt voort uit de Omgevingswet en is een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
De NOVI richt zich op vier prioriteiten.
Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden;
Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen;
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Doorwerking plangebied
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van NOVI-gebied. Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling het Rijksbeleid niet in de weg staat.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen en legt daarmee nationale ruimtelijke belangen vast. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. In hoofdstuk 2 van het Barro is, om de nationale belangen te beschermen per onderwerp (één onderwerp per titel) aangegeven welke beperkingen er per welk (ruimtelijk) gebied gelden.
Doorwerking plangebied
Voor het plangebied is onderdeel 7 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde' relevant. Het plangebied valt binnen de Stelling van Amsterdam. Onder paragraaf 3.3.3 wordt beschreven dat het initiatief de waarden van de Stelling van Amsterdam niet zal schaden. Het planvoornemen is in lijn van het Barro.
3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6, lid 2 en 3 van het Besluit ruimtelijke ordening). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd. De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Toetsing aan de nieuwe Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan een ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied dient tevens een motivering te worden opgenomen waarin wordt onderbouwd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Doorwerking plangebied
Bij de bouw van één woning is geen sprake van stedelijke ontwikkeling. Geconcludeerd kan worden dat een toetsing aan de Ladder niet van toepassing is.
3.2.4 Luchthavenindelingbesluit Schiphol
Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.
Per 4 november 2015 is een wijziging van het Luchthavenindelingbesluit in werking getreden. Doel van deze wijziging is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Bestemmingsplannen dienen deze verlaagde toetshoogtes in acht te nemen. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes kunnen alleen worden toegestaan indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven. Het instrument 'radar advies' is een nieuw instrument naast het reeds bestaande vvgb. Voor de radartoets gelden afzonderlijke toetshoogtes, deze zijn opgenomen in een nieuwe kaart in bijlage 4a bij het LIB.
De procedures voor een vvgb en een radaradvies gelden allebei afzonderlijk van elkaar, maar kunnen ook samenvallen wanneer verschillende toetsvlakken worden doorsneden. De genoemde beperkingen betreffen:
de bestemming en het gebruik van grond in verband met het externe-veiligheidrisico vanwege het luchthavenluchtverkeer;
de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer;
de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer;
een bestemming die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.
Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen.
Op 1 januari 2018 is het LIB gewijzigd in werking getreden. De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 blijft de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd en mogen bestaande geluidgevoelige gebouwen vervangen worden door een nieuw geluidgevoelig gebouw. In het bestaand stedelijk gebied tussen de grens van zone 4 en zone 5 (voormalige 20 Ke-contour) gelden nu en ook onder het regime van het nieuwe LIB geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw.
Doorwerking plangebied
Het onderhavige bouwplan valt binnen het beperkingengebied voor hoogte van het LIB.
Op grond van artikel 2.2.2, eerste lid, en artikel 2.2.2a van het LIB zijn op gronden die zijn aangewezen op de kaarten in bijlage 4 en 4a bij het besluit geen objecten toegestaan die hoger zijn dan de op de kaarten aangegeven maximale waarden. De hoogtes zijn gerelateerd aan het NAP. Binnen het plangebied geldt een maximale bouwhoogte van 141 meter en een toetshoogte in verband met radarapparatuur van 56 meter.
Op grond van artikel 2.2.4 is geen vaste laserinstallatie of windturbine toegestaan vanaf een minimale hoogte. In onderhavig plan worden geen laserinstallaties of windturbines gerealiseerd, waardoor dit artikel hier niet aan de orde is.
3.3 Provinciaal beleid
3.3.1 Omgevingsvisie NH2050
Op 19 november 2018 is de Omgevingsvisie NH2050 door de Provinciale Staten (PS) vastgesteld. Met deze visie richt de provincie zich op langetermijnambities en -doelen, met oog voor kwaliteiten die de provincie langjarig wil koesteren en die proberen in te spelen op veranderingen en transities die tijd nodig hebben. De visie spreekt zich dus uit over het Waarom en ten dele over het Wat. Onder de hoofdambitie, balans tussen economische groei en leefbaarheid, zijn samenhangende ambities geformuleerd.
In het Visiedeel zijn de ambities uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:
Dynamisch schiereiland - hier is het benutten van de unieke ligging leidend waarbij de kustverdediging voorop staat en waar toeristische en recreatieve kansen benut kunnen worden en natuurwaarden worden toegevoegd.
Metropool in ontwikkeling - hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad gaat functioneren en dat de reikwijdte van de metropool groter wordt. Door het ontwikkelen van een samenhangend metropolitaan systeem wordt de agglomeratiekracht vergroot.
Sterke kernen, sterke regio's - deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau van de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.
Nieuwe energie - in deze beweging gaat het over het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.
Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving - deze beweging gaat over het onwikkelen van natuurwaarden in combinatie met het versterken van de (duurzame) agrifoodsector.
De vijf geschetste bewegingen staan niet op zichzelf. Samen met de randvoorwaarden en ontwikkelprincipes uit het onderdeel Leefomgevingskwaliteit, vormen ze de provinciale visie. De provincie hanteert de ontwikkelprincipes om een hoge omgevingskwaliteit te kunnen (blijven) bieden. Alle ontwikkelprincipes hangen met elkaar samen en moeten ook als zodanig worden gelezen, zo wordt in de visie beschreven. Deze principes zijn overkoepelend, ze gelden voor de hele provincie. Hierbij komen ook de thema's gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie en landschap aan bod, alsook een aantal generieke principes voor het gebruik van de fysieke leefomgeving.
De systematiek van de visie impliceert dat diverse gebieden een samenhang kennen van verschillende bewegingen en ontwikkelingsprincipes. De intentie van de provincie is om aan de visie een uitwerkingsprogramma te koppelen. Gelijktijdig met de besluitvorming over de Omgevingsverordening die gekoppeld is aan de Omgevingsvisie (medio 2019) worden daartoe acties vastgesteld.
In de Omgevingsvisie is aangegeven dat rond Amsterdam een metropool wordt gevormd. Het gaat hier om een stedelijk systeem van grotere en kleinere kernen, met Amsterdam als hoogstedelijke kernstad, een landschap met hoge gebruiks- en belevingswaarde, een multimodale bereikbaarheid, een havengebied met energietransitie en circulaire economie als dragers en Schiphol als internationale hub.
De ontwikkeling van de metropool komt tot uiting door een snel groeiend aantal inwoners, arbeidsplaatsen en bezoekers, leidend tot een tendens van concentraties van economische functies.
Doorwerking plangebied
Het initiatief voorziet in de vervanging van een bestaande woning. Middels de voorgenomen ontwikkeling wordt er geen extra woning mogelijk gemaakt, maar is enkel sprake van vervangende nieuwbouw. De nieuwe woning zal tevens energiezuiniger worden dan de huidige woning. Het initiatief is hiermee in lijn met het provinciaal beleid. Voor het overige is het initiatief niet strijdig met het provinciaal beleid.
3.3.2 Omgevingsverordening NH2020
Op 22 oktober 2020 heeft de provincie de nieuwe verordening vastgesteld, zijnde de Omgevingsverordening NH2020. Op 1 januari 2023 is de meest recente versie in werking getreden. In de Omgevingsverordening NH2020 worden de eerste stappen gezet om de sturingsfilosofie uit de Omgevingsvisie NH2050 te vertalen in juridische regels. Deze sturingsfilosofie luidt als volgt: We gaan uit van het principe 'Lokaal wat kan, regionaal wat moet', gelet op de diversiteit aan regio's, om ruimte te bieden aan maatwerk en om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving. Hierbij staat de opgave centraal. Dat bepaalt de wijze van sturing en samenwerking. In de verordening in het provinciale beleid in regels vertaald.
Doorwerking plangebied
Afbeelding 7: Uitsnede kaart Omgevingsverordening NH2020
Het perceel is op grond van de Omgevingsverordening NH2020 gelegen binnen diverse werkingsgebieden, waarvan enkele van toepassing zijn op onderhavige ontwikkeling, namelijk:
Bijzonder provinciaal landschap;
Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
Landelijk gebied;
Beschermingszone regionale waterkering.
Bijzonder provinciaal landschap
Artikel 6.46 Bijzonder provinciaal landschap
De kernkwaliteiten van het Bijzonder provinciaal landschap zijn vastgelegd in Bijlage 6.
Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Bijzonder provinciaal landschap bevat regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten.
In afwijking van artikel 6.3 bevat het ruimtelijk plan geen regels die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken.
Het ruimtelijk plan kan regels bevatten die een andere nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, mits deze ontwikkeling de voorkomende kernkwaliteiten niet aantast.
De toelichting op het ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de voorkomende kernkwaliteiten en een motivering van de wijze waarop wordt voldaan ana het tweede, en indien van toepassing, het vierde lid.
Indien uit de motivering volgt dat de maatregelen noodzakelijk zijn om te voldoen aan het bepaalde in het vierde lid, dan dient de uitvoering hiervan te zijn geborgd bij de vaststelling van het ruimtelijk plan.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen over de motivering als bedoeld in het vijfde lid en over de wijze van compensatie als bedoeld in het achtste lid, aanhef en onder c.
Gedeputeerde Staten kunnen de kernkwaliteiten zoals opgenomen in Bijlage 6 wijzigen.
Het initiatief is gelegen binnen de Amstelscheg. De kernkwaliteiten van het bijzonder provinciaal landschap provincie Noord-Holland zijn vastgelegd in bijlage 6 van de verordening, waarin verwezen wordt naar het Gebiedsperspectief & Beeldkwaliteit Amstelscheg. Hierin is een ruimtelijk kader voor ontwikkelingen opgesteld. In paragraaf 3.3.4 wordt nader ingegaan op het Gebiedsperspectief Amstelscheg en het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk 2020 en wordt aangetoond dat onderhavige ontwikkeling bijdraagt aan het verbeteren van de gebiedskwaliteit van de Amstelscheg.
Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
Artikel 6.49 Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
De kernkwaliteiten van de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde zijn uitgewerkt en geobjectiveerd in bijlage 7 en bijlage 7a bij de verordening.
Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde bevat regels gericht op de instandhouding of versterking van de kernkwaliteiten van de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde voorziet uitsluitend in nieuwe activiteiten die de kernkwaliteiten als bedoeld in het eerste lid niet aantasten.
N.v.t.
N.v.t.
[vervallen]
N.v.t.
Het initiatief is gelegen binnen de Stelling van Amsterdam. Het perceel is gelegen op circa 1,3 kilometer afstand van het fort 'Waver-Amstel' en op circa 1,8 kilometer afstand van het 'Fort bij Uithoorn'. Het initiatief is daarmee niet gelegen binnen de 'monumentenzone' of de 'kernzone', maar enkel binnen de 'stellingzone'.
De gehele Stelling van Amsterdam (UNESCO-werelderfgoed) is Stellingzone. De Stellingzone vormt het samenhangend geheel tussen de verdedigingswerken en het landschap. Ook voormalige inundatiegebieden maken deel uit van de Stellingzone. Voor deze Stellingzone geldt:
Behoud van nog bestaande zichtlijnen tussen de forten en doorzichten op de forten;
Openhouden van schootcirkels rond de forten in de nog open landschappen;
Behoud van bestaande accessen. Dit zijn de plaatsen waar de hoofdverdedigingslijn werd doorsneden door dijken, kanalen, spoorlijnen en wegen.
Het initiatief voorziet in vervangende nieuwbouw. Er zullen geen veranderingen optreden in zichtlijnen. De ontwikkeling is ingepast in het landschap en de openheid en ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en daarmee zal de Stelling versterkt worden (zie paragraaf 3.3.3).
Landelijk gebied
Artikel 6.59 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied
Gedeputeerde Staten stellen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vast, die de provinciale belangen beschrijft ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied, wordt in het ruimtelijk plan, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:
rekening gehouden met: de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren;
bij de inpassing betrokken: de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes; en
bij de inpassing betrokken: de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.
In aanvulling op het tweede lid, wordt bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in de Amstelscheg rekening gehouden met de karakteristieken en de ontwerpprincipes inzake de samenhang, de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het landschap, zoals beschreven in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde rapport 'Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteit Amstelscheg' (nr. 2011-66880).
De toelichting van een ruimtelijk plan bevat een motivering waaruit moet blijken dat voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.
Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van het betrokken waterschap of het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente kunnen de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling om advies vragen, ook in een vroeg stadium, inzake de locatieafweging of de ruimtelijke inpassing.
In paragraaf 3.3.3 wordt nader ingegaan op hoe het initiatief passend is binnen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
Beschermingszone regionale waterkering
Artikel 6.77 Regionale waterkeringen
Ter plaatse van het werkingsgebied Regionale waterkering voorziet het ruimtelijk plan in bescherming van de waterkerende functie door op deze functie toegesneden bestemmingen en regels.
Ter plaatse van het werkingsgebied beschermingszone regionale waterkering voorziet een ruimtelijk plan in een beschermingszone aan weerszijden van de waterkering waar geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan zijn.
In afwijking van het tweede lid zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk indien hierover blijkens de toelichting bij het ruimtelijk plan overeenstemming is bereikt tussen betrokken gemeenten, waterbeheerder en provincie.
De vervangende nieuwbouw zal worden gerealiseerd binnen de waterkering. Er heeft afstemming plaatsgevonden tussen de gemeente en de waterbeheerder. De waterbeheerder heeft op 24 januari 2023 aangegeven dat de geplande werkzaamheden voldoen aan de regels van het Waterschap AGV en dat de watervergunning verleend wordt.
3.3.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
Artikel 6.59 uit de Omgevingsverordening NH2020 is van toepassing op dit perceel. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van dit gebied, wordt rekening gehouden met de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.
Het plangebied is gelegen binnen de ensemble 'Amstelscheg' en binnen de Provinciale structuur 'Stelling van Amsterdam/Nieuwe Hollandse Waterlinie'.
Ensemble: Amstelscheg
De Amstelscheg maakte deel uit van een groot veengebied dat lange tijd geleden is ontgonnen uit drooggemalen polders. Tegenwoordig heeft het resterend veenweidelandschap een agrarische functie, maar krijgt het ook steeds meer betekenis als recreatielandschap, met name voor fietsers, hardlopers en wandelaars. De Ensemble Amstelscheg is beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:
De landschappelijke karakteristiek: het plangebied is gelegen binnen het 'Veenrivierenlandschap (bovenland)', binnen 'Veenrivier de Amstel'. Hier staat de verkaveling haaks op de rivieren en door de slingerende rivieren zijn er uitwaaierende en toelopende verkavelingspatronen ontstaan;
Openheid en ruimtebeleving: het plangebied is gelegen ten oosten van de Bovenkerkerpolder, welke bestaat uit open weides, in een verdichte rand langs de Amstel;
De ruimtelijke dragers: het plangebied is gelegen aan de rivier de Amstel, welke met zijn dijken de belangrijkste (recreatieve) drager vormt en de stad met het buitengebied verbindt.
De ensemble 'Amstelscheg' kent diverse ambities en ontwikkelprincipes met bijbehorende kansen. Het initiatief voorziet in vervangende nieuwbouw, welk binnen de huidige bouwplot gerealiseerd zal worden. De huidige verkavelingsstructuur en zichtlijnen zullen gehandhaafd blijven. Daarnaast zal de continuïteit van het dijkprofiel van de Amstel gerespecteerd blijven, gezien hier geen wijzigingen aan zullen plaatsvinden. Het initiatief is daarmee in lijn met de ambities en ontwikkelprincipes van de ensemble 'Amstelscheg'.
Provinciale structuur: Stelling van Amsterdam
De Stelling van Amsterdam is een verdedigingslinie, aangelegd tussen 1880 en 1914, welke Amsterdam moest beschermen. De Stelling kreeg in 1996 een plaats op de UNESCO-Werelderfgoedlijst. De provinciale structuur is beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:
De landschappelijke karakteristiek: in het veenrivierenlandschap is voor de vorm van de Stelling de loop van de rivier gevolgd;
Openheid en ruimtebeleving: de Stelling vormt een rustige, landschappelijke ring, waar openheid en rust ervaarbaar zijn;
De ruimtelijke dragers: ter plaatse van het plangebied zijn het fort 'Waver-Amstel', 'Fort bij Uithoorn' en de rivier de Amstel ruimtelijke dragers.
De ontwikkeling vindt plaats binnen de huidige bouwplot en zal daarmee niet resulteren in veranderingen in de verkavelingsstructuur en zichtlijnen. Gezien de relatief kleine omvang van de ontwikkeling, de beperkte wijzigingen in het landschap en de afstand tussen de forten, zal de ontwikkeling de waarden van deze forten en de Stelling niet schaden.
3.3.4 Amstelscheg en Amsteldijk
Het initiatief is gelegen binnen het bijzonder provinciaal landschap van de Amstelscheg. De kernkwaliteiten en ontwikkelstrategie voor de Amstelscheg zijn vastgelegd in het Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteit Amstelscheg 2011, hierin is een ruimtelijk kader voor ontwikkelingen opgesteld. Daarnaast is het initiatief gelegen aan de Amsteldijk, waarvoor het gebiedsperspectief verder is uitgewerkt in het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk 2020.
Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteit Amstelscheg 2011
De gebiedskwaliteiten en de ontwikkelstrategieën voor de Amstelscheg zijn vertaald naar een Gebiedsperspectief voor de gehele Amstelscheg en Beeldkwaliteitplannen voor vijf deelgebieden.
Voor de Amstelscheg geldt dat deze wordt gevrijwaard van verstedelijking en dat recreatief (mede) gebruik moet worden gestimuleerd. De ruimtelijke kwaliteit van de Amstelscheg zal worden behouden en ontwikkeld op basis van de kernkwaliteiten. Deze kernkwaliteiten zijn vertaald in ontwerpprincipes, welke hieronder verder uitgelicht worden.
Het initiatief is gelegen binnen deelgebied 'Amstel & bovenlanden', aan de Amsteldijk Zuid. Ontwikkelingen aan de Amsteldijk Zuid kunnen de volgende (relevante) ontwerpprincipes:
De herkenbaarheid van het verkavelingspatroon en de hiërarchie van het waterpatroon zijn randvoorwaarden. Bij ontwikkelingen binnen de bovenlanden moet het slotenpatroon en de breedte van de kavels in hun oorspronkelijke staat herkenbaar blijven. Ontwikkelingen met grotere maten dan de bestaande kavelmaten zijn niet toegestaan;
Nieuwe ontwikkelingen of functies binnen de bovenlanden moeten erop gericht zijn de openheid en zichtlijnen de respecteren;
Nieuwe beplanting binnen de bovenlanden wordt vermeden. Erfbeplantingen rond kavels zijn wel gewenst;
Geen hoge opgaande beplantingen achter het agrarische erf;
Bebouwing en functies richten zich met de voorkant op de Amstel;
Het is niet toegestaan om nieuwe kavels langs de Amsteldijk of binnen de bovenlanden te maken. Alleen waar bestaande erven zijn mogen deze verder worden ontwikkeld. Dit geldt ook voor niet-woonfuncties.
De beoogde ontwikkeling sluit aan bij de hierboven genoemde ontwerpprincipes.
Beeldkwaliteitplan Amsteldijk 2020
Het gebiedsperspectief voor de Amsteldijk is verder uitgewerkt in het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk 2020. Het doel van het Beeldkwaliteitplan is het beschermen van de Amsteldijk en het Bovenland langs de Amstel op Amstelveens grondgebied. De bebouwing en doorzichten langs de Amstel zijn afwisselend in uitstraling. De verschillende karakteristieken per deelgebied en de verschillende woontypologieën geven aanleiding tot het opstellen van randvoorwaarden en ontwerpprincipes om toekomstige ontwikkelingen langs de Amstel in goede banen te leiden. Het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk 2020 maakt hierbij deel uit van de Welstandsnota waaraan getoetst wordt door de stadsarchitect en de stadsbouwmeester. Het gebied is aangemerkt als Bijzonder Welstandsgebied.
Langs de Amstel zijn op Amstelveens grondgebied verschillende deelgebieden te herkennen. Deze gebieden kenmerken zich met name door de soort en dichtheid van de bebouwing langs de Amsteldijk enerzijds en de mate van openheid tussen de bebouwing anderzijds. Daarnaast is het gebruik van het Bovenland mede bepalend voor het beeld vanaf de Amsteldijk. De onderhavige projectlocatie is gelegen in deelgebied Zuid (van Langs de Akker tot Uithoorn, met uitzondering van Nes), als weergegeven op onderstaande afbeelding.
Afbeelding 8: Deelgebied Zuid, Beeldkwaliteitplan Amsteldijk 2020
"Ten zuiden van de Nes komt grootschaliger bedrijfsbebouwing voor, voornamelijk kassen. Ter hoogte van de Hollandse Dijk is een cluster van kassen en bedrijfsbebouwing ontstaan. De overige grotere kassen of bedrijfsbebouwing ligt verspreid tussen Nes en Uithoorn. Ieder bedrijf grenst aan weerzijden aan onbebouwde percelen".
Het Beeldkwaliteitplan onderscheidt zeven verschillende woningtypologieën die langs de Amsteldijk voorkomen. Dit betreft: arbeiderswoning, dijkhuis, boerderij, buitenplaats, geschakeld huis, vrijstaand huis en molenstomp. Binnen de initiatieflocatie is er zowel in de huidige als in de toekomstige situatie sprake van een vrijstaand huis.
"Langs de Amstel staan op diverse plekken vrijstaande huizen. Deze staan op afstand van de dijk, op maaiveldniveau van het Bovenland. Vrijstaande huizen zijn meestal loodrecht op de Amstel georiënteerd. De huizen onderscheiden zich van de dijkhuizen door hun positie achter de dijk en teensloot, en hun grotere omvang. Vrijstaande huizen komen voor in diverse architectuurstijlen en verschijningsvormen".
Naar aanleiding van de geïnventariseerde deelgebieden en woningtypologieën is aan te geven hoe in de toekomst ontwikkelingen langs de Amsteldijk vorm gegeven kunnen worden, passend bij de gewenste uitstraling en bestaande karakteristiek van het gebied. De randvoorwaarden en ontwikkelprincipes zijn verder uitgewerkt:
Ontwerpprincipes deelgebied Zuid
"Centraal staat het behoud c.q. het vergroten van de openheid van het Bovenland en het bescheiden houden van de uitstraling van de bebouwing. De voorkomende en bij vervangende nieuwbouw toegestane woningtypologieën zijn de vrijstaande woning met eenvoudige uitstraling (geen luxe villa's), de boerderij, de dijkwoning en enkele geschakelde woningen. Buitenplaatsen, luxe villa's, jaren '30 ensembles en rijen arbeiderswoningen komen hier van oudsher niet voor en zijn niet gewenst. De boombeplanting in het talud van de dijk in het zuidelijk deelgebied blijft incidenteel en gekoppeld aan de bebouwingslinten. De voorkomende knotwilgen dragen bij aan de landelijke uitstraling".
Ontwerpprincipes woningtypologie vrijstaand huis
Een vrijstaand huis is het hoofd(bouw)volume op een kavel;
Tenminste 8 à 10 meter achter teensloot, op maaiveldniveau van het Bovenland.
Bebouwingsinrichting van een vrijstaand huis is loodrecht op de Amstel;
Voldoende tuin: bij voorkeur een diepe voortuin richting de Amstel, voldoende zijtuin in verhouding met de woning (3 m bij bouwlaag met kap; 5 m bij twee bouwlagen met kap). Achtertuindiepte afhankelijk van de kavelgrootte;
Eventuele bijgebouwen staan meer teruggeplaatst op de kavel, bij voorkeur achter het hoofdvolume;
Een huis van één bouwlaag met een kap van twee bouwlagen óf een huis van twee bouwlagen met kap van één bouwlaag;
In het zuidelijk deelgebied heeft een vrijstaande woning het karakter van een bedrijfswoning met een kap van maximaal één bouwlaag en een doelmatige uitstraling. De materialisering bestaat uit metselwerk en een pannendak. Het metselwerk mag eventueel worden aangevuld met een ander materiaal;
Als erfafscheiding bij voorkeur de teensloot of beplanting, ook op de erfgrens aan de Amsteldijkkant. Gebouwde erfscheidingen aan de zijde van de Amsteldijk zijn ongewenst.
De nieuwe vrijstaande woning is qua ontwerp passend binnen de gebiedskenmerken en ontwikkelprincipes als gesteld in het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk 2020.
3.4 Gemeentelijk beleid
3.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+
De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste ontwikkelingen van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en exploitatieplannen.
Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio. Een aantal thematische uitgangspunten zijn relevant voor dit plangebied.
Landschap
Door een toenemende vraag van stedelijke functies en recreatief gebruik in het landelijke gebied komen de kwaliteiten en karakteristieken van het landschap onder druk te staan. Tegelijkertijd zijn de belemmeringen met betrekking tot agrarische functies steeds minder aanwezig. Intensivering en schaalvergroting in Wester Amstel is niet meer aan de orde. In samenwerking met de Provincie en de regio is een ontwikkelstrategie opgesteld voor de Amstelscheg (Gebiedsperspectief) en is een bestuursakkoord gesloten om toekomstige ontwikkelingen in goede banen te leiden. Uitgangspunt hierbij is het aantrekkelijke landschap te behouden door ontwikkeling. Stad en land moeten worden verbonden door het bieden van gepaste recreatiemogelijkheden die de economische vitaliteit van het landschap versterken en de basis levert voor verbreding van landbouw en kleinschalige horeca. De agrarische verbreding, waaronder agrarisch natuurbeheer, is van belang voor het instandhouden van het cultuurlandschap. Grootschalige woningbouwlocaties zijn niet aan de orde. Hiermee sluit het beleidsvoornemen naadloos aan op de weg die door de Provincie is ingeslagen.
Wonen
Het uitgangspunt is dat de woningmarkt in Amstelveen in beweging gebracht moet worden. Dit wordt bereikt door de doorstroming te bevorderen door nieuwe kwalitatief hoogwaardige woningen toe te voegen, zowel in centrumstedelijk, landelijk als suburbane woonmilieus. Daarnaast wordt ingezet op verduurzaming van de woningvoorraad. Dit plan voorziet in vervangende nieuwbouw van één woning. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de verduurzaming van de woningvoorraad met een kwalitatief hoogwaardige woning in een landelijk milieu. Het landelijke woonmilieu moest zorgvuldig worden ingepast in de vorm van kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied.
Duurzame ruimte
Dit thema is tweeledig. Enerzijds gaat het over ruimte scheppen voor duurzame oplossingen boven of onder de grond zoals WKO en windenergie. Anderzijds gaat het om het duurzaam ordenen en gebruiken van de ruimte: de juiste functie op de juiste plek. Voor dit plangebied voorziet de gemeente geen grootschalige energieopwekking. Nieuwbouwprojecten worden zo veel mogelijk aardgasloos gebouwd. Dit wordt nu ook opgelegd door de wet VET (Voortgang Energietransitie) die sinds 1 juli 2018 van kracht is. Met deze wet vervalt de plicht om nieuwe woningen aan te sluiten op aardgas. Voor wat betreft duurzaam ruimtegebruik wordt er binnen een ruimtelijk kwaliteitskader gezocht naar slim en zuinig ruimtegebruik.
Uitvoeringsparagraaf
Gelijktijdig met de Structuurvisie heeft de gemeenteraad de uitvoeringsparagraaf vastgesteld. Hierin is aangegeven op welke wijze verschillende projecten en programma's die voortvloeien uit de structuurvisie in uitvoering worden gebracht. In het gebied Wester Amstel wordt onder andere ingezet op aanleg van landschappelijk wonen middels een faciliterend grondbeleid.
Doorwerking plangebied
Voorliggend initiatief is in overeenstemming met de uitgangspunten uit de Structuurvisie.
3.4.2 Woonagenda 2020-2023
Op 12 februari 2020 heeft de raad de Amstelveense Woonagenda 2020-2023 vastgesteld. Amstelveen kent een grote woningbouwopgave. Om aan de vraag te voldoen wordt verwacht dat de aankomende jaren ongeveer 10.000 woningen toegevoegd worden. De druk binnen alle segmenten is hoog. Er zijn lange wachtlijsten voor de sociale huur en er zijn te weinig woningen in de vrije sector (laag en hoog) en de middeldure koop (laag en hoog). Daarnaast is er een toename van het aantal eenpersoonshuishoudens en zijn er veel jonge mensen die maar moeizaam hun eerste stappen op de woningmarkt kunnen zetten. Extramuralisering en ambulantisering van de zorg maakt dat inwoners lange tijd thuis blijven woning of juist weer zelfstandig gaan wonen. Dit vraagt om maatwerk, nieuwe woonvormen en het realiseren van woningen voor specifieke doelgroepen, zoals in de zorg of begeleid wonen. Ook nieuwe woonvormen, waar jongeren en ouderen samen wonen, zoals bij meer-generatiewoningen.
Deze Woonagenda 2020-2023 beschrijft de visie en beleidsmaatregelen die worden ingezet om de druk op de Amstelveense woningmarkt te verlichten, zodat Amstelveen een stad voor jong tot oud blijft; van goede kwaliteit, volop voorzieningen, ruimte, groen en veiligheid.
Op basis van dit kader worden afspraken gemaakt met ontwikkelaars, woningverhuurders, waaronder woningcorporaties en andere partners om voortvarend en doelgericht de Amstelveense woningzoekenden een betere kans op de woningmarkt te geven.
Doorwerking plangebied
Onderhavige ontwikkeling voorziet in het realiseren van een vrijstaande woning in particulier opdrachtgeverschap. Er is sprake van de vervanging van een bestaande woning. Vanwege de kleine omvang van dit project vormt het plan geen gevaar voor de haalbaarheid van de andere doelstellingen in de woonvisie.
3.4.3 Erfgoednota Amstelveen
Op 28 september 2016 is de Erfgoednota vastgesteld door de gemeenteraad. Met vaststelling van de Erfgoedwet per 1 juli 2016 en het vervallen van de Monumentenwet moest de gemeentelijke Erfgoedverordening geactualiseerd worden. Beleidsstukken van het Amstelveens erfgoed waren versnipperd en moeilijk vindbaar. Met de Erfgoednota is het gehele erfgoedbeleid weer actueel en overzichtelijk gebundeld.
In deze Erfgoednota beschrijft de gemeente de ambitie en de visie van de gemeente op de omgang met haar culturele erfgoed, vervolgens de historische groei en de wijkopbouw tot het aanwezige waardevolle culturele erfgoed en als laatste de middelen die we ter beschikkling hebben om onze visie en ambitie waar te maken. Met cultureel erfgoed bedoelen we in deze nota het fysieke, veelal gebouwde en/of ontworpen erfgoed binnen de ruimtelijke omgeving. Dat kunnen zowel aangewezen monumenten zijn, als wel objecten, landschappen of structuren met cultuurhistorische waarde.
Doorwerking plangebied
Binnen het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Dit betekent dat er een relatief hoge verwachting is dat er in het plangebied archeologische vondsten worden gedaan. Er is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.
3.4.4 Nota Parkeernormen 2021
Op 16 december 2020 heeft de gemeenteraad de 'Nota Parkeernormen 2021' vastgesteld. Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd voor nieuwe ontwikkelingen wordt in de regels verwezen naar de geldende 'Nota Parkeernorm Amstelveen 2021'. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid van het Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel (Nota Parkeren). In een planregel dient dan tot uitdrukking worden gebracht dat bij de toets op het onderdeel parkeren, de beleidsregel betrokken moet worden. Dit mag een dynamische verwijzing zijn. Dat betekent dat in de planregel tot uitdrukking kan worden gebracht dat te allen tijde wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus hangende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk. Hierdoor kan elk initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt ingediend getoetst worden aan de meest actuele parkeernormen.
Bij het toepassen van de parkeernorm worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Elke initiatiefnemer van (bouw)plannen dient zorg te dragen voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
Een bouwinitiatief of wijziging van functie van een locatie mag geen parkeerproblemen of verkeersveiligheidsproblemen in de openbare ruimte veroorzaken of vergroten;
De Nota parkeernormen is van toepassing op ruimtelijke plannen voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie(s) voor zover zij van invloed zijn op het parkeren;
Een initiatiefnemer kan een gemotiveerd voorstel indienen om af te wijken van de vastgestelde parkeernorm, onderbouwd door een goed mobiliteits- en bereikbaarheidsplan en een goed verhaal waarom met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan en hoe overlast voorkomen wordt. Burgemeester en wethouders kunnen op basis hiervan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm.
Indien voor projecten in het voortraject normen zijn vastgesteld in het programma van eisen van deze projecten wort aan deze normen vastgehouden.
Doorwerking plangebied
Het uitgangspunt is dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost. Het initiatief voorziet in een parkeerbehoefte op eigen terrein met een minimale parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning. In paragraaf 4.9 wordt nader ingegaan op het aspect parkeren.
3.4.5 Verklaring van geen bedenkingen
De onderhavige omgevingsvergunning kan slechts verleend worden door van het geldende bestemmingsplan af te wijken zoals bepaald in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º van de Wabo. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van de omgevingsvergunning, maar voor het afwijken van het bestemmingsplan is, op grond van het bepaalde in artikel 2.27, eerste lid van de Wabo en artikel 6.5, eerste lid van het Bor, een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) nodig van de gemeenteraad. Om de besluitvorming te vergemakkelijken, kan de raad een categorie of categorieën van gevallen aanwijzen waarin een dergelijke verklaring niet is vereist (artikel 6.5, derde lid van het Bor).
Op 12 december 2018 heeft de gemeenteraad het 'Beleid inzage verklaringen van geen bedenkingen door de gemeenteraad van Amstelveen' vastgesteld. In deze beleidsregel is onder meer vastgelegd dat een vvgb niet is vereist, mits de aangevraagde activiteit past binnen kaderstellend beleid waarover reeds door de gemeenteraad is besloten.
Doorwerking plangebied
Ter bescherming van de Amsteldijk en het Bovenland is het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk 2020 geldend als beleids- en toetsingskader voor vervangende nieuwbouw. Onderhavig initiatief betreft vervangende nieuwbouw en sluit aan bij het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk 2020, zoals reeds beargumenteerd in paragraaf 3.3.4. Voor de aangevraagde activiteit is daarom geen vvgb benodigd.
3.5 Conclusie
Vanuit de uitgangspunten van het rijks- en het provinciaal beleid bestaan geen belemmeringen voor het vervangen van de huidige woning aan de Amsteldijk Zuid 205. De ontwikkeling past eveneens in het gemeentelijk beleid.
HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
Wettelijk- en beleidskader
Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.
Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico optreden, is in Amstelveen bereikt. Het tweede spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer (Wmb) vormt hiervoor de basis. Het derde spoor is het ruimtelijke spoor (Wro en Bro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfunctie (bijv. wonen) alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast. Bij bestaand bodemgebruik worden momenten van grondverzet aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren.
In gebieden met intensief bodemgebruik is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits op gebiedsniveau de kwaliteit niet verminderd en dit beleid door lokaal bestuur wordt vastgesteld. In Amstelveen is wel gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer (2013), maar er zijn geen regels opgenomen die het bestemmen van gebruiksfuncties beperken. Daar is ook weinig aanleiding voor, omdat de chemische bodemkwaliteit over het algemeen geen knelpunt vormt voor bestaand en toekomstig bodemgebruik.
De 3 sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie respectievelijk omgevingsplannen.
Provinciale milieuverordening
De provincie beschermt aardkundig interessante gebieden, 'aardkundige waarden', die iets vertellen over manier waarop het landschap is ontstaan. Ze vormen ons aardkundig erfgoed. In de praktijk betekent dit dat alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de bodemchemische normen en die bodemfysisch vergelijkbaar is met de in het toepassingsgebied voorkomende grondsoort. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening.
Doorwerking plangebied
Bodemopbouw
De bodem ter plaatse van de Bovenlanden bestaat oorspronkelijk uit veen. Omdat veen bestaat uit organisch materiaal vindt oxidatie plaats aan de lucht. Hierdoor daalt het maaiveld, uiteindelijk tot aan de grondwaterstand. Om de maaivelddaling te compenseren is de bodem in grote delen van het Bovenland opgehoogd. Dit is vooral aan de orde op de woonpercelen langs de Amsteldijk. Het maaiveld van het plangebied kent een kleine variatie, maar bevindt zich op gemiddeld -0,5 meter NAP.
Bodemkwaliteit
Het gebied ligt in de niet ontveende Bovenlanden, die worden gekenmerkt door het gebruik van ophooglagen en erfverhardingen om maaivelddaling te beperken of ongedaan te maken. In veel gevallen zijn bijmengingen in de grond oorzaak van bodemverontreiniging. Tevens kent het perceel en de nabije omgeving een geschiedenis van glastuinbouw. Glastuinbouwgebruik wordt gekenmerkt door een relatief hoog risico op bodemverontreiniging met bestrijdingsmiddelen en asbest.
Haalbaarheid
De haalbaarheid van een ruimtelijk plan kan onder druk komen te staan door de kosten van een noodzakelijke bodemsanering of noodzakelijk grondverzet ter bescherming van het toekomstige bodemgebruik. Dit kan leiden tot een negatief resultaat op de grondexploitatie.
Bodemkwaliteit op planniveau
Uit het uitgevoerde verkennend- en aanvullend bodemonderzoek, opgesteld door Geonius d.d. 31 oktober 2022 met rapportnummer MA220005.096.R01.V1.0, kan worden afgeleid dat de grond niet sterk verontreinigd is, waardoor er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Het puin in de bodem is wel verontreinigd en daarom niet geschikt voor hergebruik. Zowel in de puinlaag, als in de bodem is geen asbest aangetroffen. De milieuhygiënische bodemkwaliteit heeft geen consequenties voor de voorgenomen ontwikkeling. Het terrein(deel) is daarmee vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor het voorgenomen gebruik. De rapportages zijn opgenomen als bijlage 3 en 4 bij deze ruimtelijke onderbouwing. Geconcludeerd moet worden dat de toekomstige bestemming en het beoogde bodemgebruik uitvoerbaar zijn.
4.2 Archeologie
Wet op de archeologische monumentenzorg
De Erfgoedwet vormt samen met de Omgevingswet het wettelijke fundament voor de archeologie in Nederland. Onderdelen van de voormalige Monumentenwet over archeologie worden overgeheveld naar de Omgevingswet. Voorbeelden daarvan zijn de verplichting om rekening te houden met archeologie bij het opstellen van bestemmingsplannen (straks omgevingsplannen) en de vergunningverlening voor het verstoren van archeologische rijksmonumenten. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied.
De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta) uit 1992. Dit gaat uit van de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van 'de verstoorder betaalt', dat ervan uitgaat dat de aanvrager van een omgevingsvergunning zelf de kosten moet dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, meer archeologische resten in situ behouden worden.
Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden.
De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:
Het treffen van maatregelen waardoor de archeologische resten in situ behouden blijven;
De verplichting tot het doen van opgravingen;
Het werk laten begeleiden door een deskundige.
Het rijk is het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen (paragraaf 5.4 Erfgoedwet). Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.
Archeologiebeleid gemeente Amstelveen
De gemeente Amstelveen heeft in 2008 archeologisch beleid vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op deze kaart zijn in verschillende gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria met betrekking tot oppervlakte en diepte van bodemverstoring zijn verbonden. In 2016 is het archeologisch beleid, en de daarbij behorende archeologische verwachtingskaart geactualiseerd. Dit geactualiseerde beleid is door een paraplubestemmingsplan gemeentebreed verankerd.
In de zones waar ‘historische bebouwing’ heeft plaatsgevonden (Amsterdamseweg, Handweg, Legmeerdijk, Bovenkerkerweg en de Amsteldijk) geldt verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoringen groter dan 100 m2, mits dieper dan 0,3 meter.
Doorwerking plangebied
Het plangebied kent in het paraplubestemmingsplan 'Archeologie en Cultuurhistorie' de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Voor deze waarde geldt een hoge verwachting. Bij bodemingrepen die verder dan 0,30 meter bij een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100 m2 geldt dat een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is voorafgaand aan ruimtelijke planvorming. In het kader van onderhavig bouwplan is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Geonius, rapportnummer AA230042.R01v0.1.ARG505, d.d. 20 april 2023, zie bijlage 5).
Uit het bureauonderzoek is gebleken dat in het plangebied nog archeologische resten aanwezig zouden kunnen zijn. Echter hebben in het verleden al meerdere grondroerende activiteiten plaatsgevonden op verschillende plaatsen binnen het plangebied waardoor de kans klein is dat eventueel nog aanwezige archeologische resten, die normaal vanaf het maaiveld voorkomen, nog intact zullen zijn. Om deze reden is het plangebied vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkeling. Ten alle tijden geldt dat, mochten tijdens de voorgenomen graafwerkzaamheden alsnog archeologische waarden worden aangetroffen, hiervan een melding dient te worden gemaakt conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
4.3 Water
Beleid en regelgeving
Beleidsdoelen water
Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.
Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De Kaderrichtlijn moet in landelijke wet- en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan 2022-2027 (NWP) is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2016-2021. Het NWP werkt in de geest van de omgevingswet.
Het doel van het NWP is een toekomstbestendig water in Nederland voor de periode 2022-2027 en verder. Daarbij wordt gewerkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is.
Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater & waterverdeling, waterkwaliteit & natuur, scheepvaart, en de functies van de rijkswateren. Denk aan het omgaan met droogte, onze dijken, en het borgen van de drinkwatervoorziening en de bevaarbaarheid van onze rivieren en kanalen.
Watertoets
Op de gronden binnen het plangebied is de Keur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) van toepassing. Bij de beoogde ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met dit waterschap. Een gedeelte van het plangebied is in een waterkering gelegen, namelijk die van de Amstel.
Waterkering
Ter plaatse van de Amsteldijk ligt een secundaire waterkering. Het plangebied ligt voor een gedeelte binnen deze waterkering. Voor bouwwerkzaamheden en eventuele grondwateronttrekkingen ten behoeve van de bouw en eventuele vergravingen voor de inrit dat plaatsvindt binnen de invloedssfeer van de kering, dient een watervergunning bij het Waterschap AGV te worden aangevraagd.
Doorwerking plangebied
De nieuwe woning is binnen de waterkering gesitueerd. Het onderhavige bouwplan is in strijd met artikel 39.2.1 van het vigerende bestemmingsplan, omdat het voorgestelde bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' betreft. De initiatiefnemer heeft daarom een watervergunning bij het Waterschap AGV aangevraagd en ook verkregen.
4.4 Geluid
Beleidskader
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt, voor het spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen, zijn grondslag in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor vliegverkeerlawaai wordt het Luchthavenindelingbesluit (op grond van de Wet luchtvaart) als beoordelingskader gehanteerd. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.
In de Wgh en het Besluit geluidhinder (Bgh) zijn voorkeursgrenswaarden ten aanzien van de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies opgenomen. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. Voor de hogere waarden van de geluidsbelasting geldt dat deze lager dienen te zijn dan de maximaal te verlenen hogere waarde, voor verschillende situaties, die zijn neergelegd in de Wgh en het Bgh. De gemeente Amstelveen heeft de 'Deelnota Hogere Waarden' vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:
Het heersende geluidsniveau;
Het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;
Cumulatie en compensatie.
Doorwerking plangebied
Het onderzoeksbureau ASP heeft een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd (projectnr. 2022113v1.0 Amsteldijk-Zuid 205, d.d. 10 februari 2023). Zie bijlage 6 voor het akoestisch onderzoek.
De woning is gelegen binnen de 250 meter geluidzone van de volgende wegen: N201, Amsteldijk-Zuid/Amsteldijk-Noord, en de Hollandsedijk. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken:
De gecorrigeerde geluidbelasting als gevolg van de N201 bedraagt maximaal 48 dB. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB;
De gecorrigeerde geluidbelasting als gevolg van de Amsteldijk bedraagt maximaal 53 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee met maximaal 6 dB overschreden. Aan de maximale ontheffingswaarde voor vervangende nieuwbouw in buitenstedelijk gebied van 58 dB wordt wel voldaan;
De gecorrigeerde geluidbelasting als gevolg van de Hollandsedijk bedraagt maximaal 37 dB. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB;
De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt maximaal 59 dB. Het betreft (vervangende) nieuwbouw. Het Bouwbesluit vereist een karakteristieke gevelgeluidwering van minimaal 20 dB en een binnengeluidniveau in de woning van ten hoogste 33 dB. De benodigde geluidwering van de gevels bedraagt hierbij tenminste 26 dB.
Als gevolg van de resultaten van dit onderzoek, is een 'akoestisch onderzoek geluidwering gevels woning Amsteldijk-Zuid 205 Amstelveen' uitgevoerd (projectnr. 2022113v1.0 GL Amsteldijk-Zuid 205, d.d. 20 februari 2023). De benodigde gevelisolatie en de toe te passen materialen zijn bepaald, zie tabel 3.3.1 van het rapport, bijgevoegd als bijlage 7 bij deze ruimtelijke onderbouwing. Indien de maatregelen en materialen die in deze tabel worden aanbevolen worden toegepast, zal aan het benodigde binnenniveau voldaan worden.
4.5 Luchtkwaliteit
Beleidskader
De Nederlandse regelgeving voor luchtkwaliteit is gebaseerd op Europese richtlijnen. Per 15 november 2007 is voor luchtkwaliteit titel 5.2 van de Wmb (luchtkwaliteitseisen), beter bekend als de 'Wet luchtkwaliteit', het wettelijk kader. Daarin is bepaald dat bij het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit moet worden voldaan aan de grenswaarden voor onder andere stikstofdioxide en fijnstof. In dat kader zijn het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de daarop gebaseerde 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' van belang. Namelijk, projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdrage aan luchtverontreiniging, hoeven volgens de wet niet meer afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor fijnstof en NO2. Voor woningen en kantoren komt die 3%-grens overeen met de bouw van 1.500 woningen of 100.000 m2 bvo kantoren. Bedrijvigheid wordt niet genoemd in het NIBM.
Doorwerking plangebied
Binnen en nabij het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxiden en fijnstof. Het onderhavige bouwplan heeft geen invloed op de luchtkwaliteit. Er kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt.
4.6 Externe veiligheid
Beleidskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving als gevolg van gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en door buisleidingen. De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau van transport en aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan de geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Doorwerking plangebied
Het onderhavige bouwplan voorziet niet in de realisatie van een nieuwe risicobron. Tevens zijn in de omgeving van het plangebied geen risico's gelegen die invloed hebben op het plangebied. Het onderhavige bouwplan is in relatie tot het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
4.7 Flora en fauna
Beleidskader
De op 1 januari 2017 in werking getreden Wet natuurbescherming (Wnb) dient ter vervanging van de Natuurbeschermingswet, de Flora- en faunawet en de Boswet en heeft als doel te komen tot één integrale en vereenvoudigde regeling van de natuurbescherming. Hierbij is de Europese regelgeving als uitgangspunt genomen. Wanneer geen specifieke natuurbescherming in de Europese regelgeving is voorzien, worden op rijksniveau regels vastgelegd, zodat een consistent, samenhangend en transparant stelsel van regels op het gebied van natuur ontstaat.
Gebiedsbescherming
Net als onder de hiervoor geldende wetgeving (Natuurbeschermingswet 1998) zijn in de Wnb gebieden aangewezen die onderdeel uitmaken van de Europese ecologische hoofdstructuur (Natura 2000-gebieden). Indien een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied (externe werking) moet worden onderzocht of de ontwikkeling de kwaliteit van het gebied kan verslechteren of verstoren. Indien het bestemmingsplan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van een Natura 2000-gebied verslechtert of een significant verstorend effect heeft (dit wordt de verslechterings- en verstoringstoets genoemd), dient een vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd. Het bevoegd gezag voor deze vergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarin het Natura 2000-gebied is gelegen.
Indien het plan mogelijk significante negatieve gevolgen heeft voor deze gebieden dient bovendien een passende beoordeling te worden gemaakt. Significante negatieve gevolgen treden op als de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied worden aangetast. Is dit het geval, dan kan alleen een vergunning worden verkregen indien wordt voldaan aan de zogenaamde ADC-criteria. Dat wil zeggen dat voor het plan geen alternatieven zijn, sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang en is voorzien in compenserende maatregelen.
Soortenbescherming
De Wnb beschermt net als de hiervoor geldende wet- en regelgeving (o.a. Flora- en faunawet) vele in het wild en van nature in Nederland voorkomende dieren. De wet kent verschillende beschermingsregimes voor diverse soorten. De Wnb bevat verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde diersoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen.
Voor van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels geldt dat het verboden is om nesten, rustplaatsen of eieren te vernielen. Ook is het verboden om vogels te verstoren, tenzij de verstoring geen wezenlijke invloed heeft op de staat van instandhouding van de soort. Voor alle algemene soorten, geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen of beheer en onderhoud en op grond van de 'Verordening vrijstellingen soorten Noord-Holland' vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wnb. Voor overige soorten is geen ontheffing nodig indien de desbetreffende verantwoordelijke Minister of de provincie een gedragscode heeft goedgekeurd voor het uitvoeren van de werkzaamheden. De gemeente Amsterdam heeft een gedragscode opgesteld die de minister van (destijds) LNV heeft goedgekeurd. Hoewel de gedragscode zijn basis vindt in de Flora- en faunawet, die inmiddels is vervallen, is de werking van de gedragscode door de staatssecretaris van Economische Zaken ambtshalve verlengd. Bij naleving van deze gedragscode geldt dan ook een vrijstelling voor de uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Ontheffingen mogen slechts worden verleend wanneer geen andere bevredigende oplossing bestaat, geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan en de ontheffing nodig is met het oog op in de Wnb bepaalde belangen.
Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of de Wnb aan de uitvoering van het plan in de weg staat. Dit zal zich voordoen wanneer de uitvoering van het plan tot ingrepen noodzaakt waarvoor geen vrijstelling geldt of geen ontheffing op grond van de Wnb kan worden verleend.
Doorwerking plangebied
Gebiedsbescherming
In het kader van gebiedsbescherming wordt gekeken naar de effecten van het plan op Natura 2000-gebieden en provinciaal beschermde natuurgebieden en -elementen. Het plangebied is niet gelegen in het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Er is daarom geen sprake van aantasting van NNN.
Het gebied is niet gelegen in een Natura 2000-gebied. Om uit te sluiten dat er stikstofdepositie op een nabijgelegen Natura 2000-gebied plaatsvindt, is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Uit deze berekening is gebleken dat het onderhavig bouwplan niet resulteert in stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. De stikstofdepositieberekeningen zijn bijgevoegd als bijlage 8, 9 en 10.
Soortenbescherming
Er is een quickscan flora en fauna uitgevoerd door xx (rapportnr. 23VC127, d.d. 6 oktober 2023). Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage 11.
De inrichting en het gevoerde beheer maken het daadwerkelijke plangebied tot een weinig geschikt functioneel leefgebied van beschermde dieren en tot een ongeschikte groeiplaats van beschermde planten. Vleermuizen, vogels en amfibieën kunnen het erf benutten als foerageergebied. Grondgebonden zoogdieren bezetten er geen vaste rust- en voortplantingsplaats. Amfibieën bezetten er geen (winter)rustplaats. Er nestelen geen vogels in het plangebied en vleermuizen bezetten er geen vaste rust of voortplantingsplaats. Aanvullend onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Schadelijke effecten door uitvoering van de werkzaamheden op bezette nesten van vogels met niet jaarrond beschermde nesten en algemene vogels zijn te voorkomen (in gebruik zijnde vogelnesten mogen in principe nooit worden verstoord) door buiten het broedseizoen te werken (buiten grofweg de periode 1 maart - 15 augustus). Werken binnen het broedseizoen is enkel mogelijk als er geen bezette nesten worden verstoord. Indien er binnen het broedseizoen gewerkt zal worden zal er eerst een broedvogelcheck uitgevoerd moeten worden.
In het kader van de zorgplicht is de initiatiefnemer verplicht om schadelijke gevolgen voor in het wild levende dieren en planten zo veel mogelijk te voorkomen. Dit betreft matwerk. Indien het mogelijk is om zinvolle concrete maatregelen m.b.t. de zorgplicht te benoemen dan zijn deze opgenomen in het rapport. Voor sommige algemene veel voorkomende soorten is er in de provincie geen ontheffing vereist en nader onderzoek niet noodzakelijk. Wel geldt voor deze soorten de algemene zorgplicht. Te denken valt aan het verplaatsen van dieren naar veilige locaties buiten het werkgebied indien zij aangetroffen worden tijdens de werkzaamheden.
Veel algemene en beschermde diersoorten (bijv. vleermuizen) zijn vooral actief gedurende de vroege ochtend, late avond en nacht. Indien er extra verlichting gebruikt gaat worden dan dient deze afgewend te worden van aanwezige groenstructuren om eventuele soorten niet negatief te beïnvloeden en wordt geadviseerd natuurvriendelijk te verplichten door amberkleurige lichtbronnen te gebruiken.
De zorgplicht is altijd van toepassing.
4.8 Bedrijven en milieuzonering
Beleidskader
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten (op milieugevoelige functies). Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, vooroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten/functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Doorwerking plangebied
Bij het onderhavige bouwplan is er sprake van de realisatie van een gevoelige functie, namelijk een woning. In de huidige situatie is er reeds een woning gevestigd in het plangebied, en kent de locatie ook al een woonbestemming. Bij het onderhavige bouwplan is er enkel sprake van een uitbreiding van de bouwregels, de gebruiksmogelijkheden ter plaatse zullen niet wijzigen. Ter volledigheid is er wel getoetst aan het aspect bedrijven- en milieuzonering.
Ten noorden en oosten van het plangebied zijn kassen gevestigd. Door de aanwezigheid van bedrijvigheid en een weg (N201) nabij het plangebied, kan er gesproken worden van een ligging binnen 'gemengd gebied'. De kassen kennen een milieucategorie 2, waar een richtafstand van 10 meter bij hoort. De woning bevindt zich op een minimale afstand van 16 meter tot de kassen, waardoor de VNG-richtafstand gehaald wordt.
Daarnaast is er ten westen van de woonbestemming nog een nutsbedrijf-bestemming gelegen. Hier is een gemaal van het Waterschap AGV gevestigd. Dit gemaal, gelegen op minimaal 80 meter van de woonbestemming, kent geen aan te houden richtafstand. Het zal daarom geen beperking vormen voor de te realiseren woning.
4.9 Verkeer en parkeren
Beleidskader
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied.
Doorwerking plangebied
Het onderhavige bouwplan voorziet in het vervangen van de huidige woning door een nieuwe woning. Het betreft een vergelijkbare, vrijstaande woning op dezelfde locatie waardoor er geen veranderingen in de verkeersstructuur worden voorzien. Daarnaast zullen er twee parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden, waarmee wordt voldaan aan de parkeereis (>1,9) uit de Nota Parkeernormen 2021.
4.10 Duurzaamheid
Beleidskader
De kaders betreffende duurzaamheid (PLECK 4.0 Amstelveen; 'Plan voor Energietransitie, Circulaire economie en Klimaatadaptatie') zijn vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2022. Hiermee heeft de gemeenteraad aangegeven dat Amstelveen streeft naar duurzaam beleid in alle keuzes die zij maakt.
De gemeentelijke organisatie is in 2030 onafhankelijk van fossiele brandstoffen en werkt CO2 uitstootvrij;
In 2040 wil Amstelveen 95% minder CO2 uitstoten ten opzichte van 1990;
In 2040 wil het bestuur van de stad onafhankelijk van fossiele brandstoffen functioneren;
In 2025 is 50% van de aankopen circulair; en
In 2050 zal heel Amstelveen klimaatrobuust ingericht zijn.
Leidraad Duurzaam bouwen en Gebiedsontwikkeling
De gemeente Amstelveen heeft hoge ambities om duurzaam bouwen en duurzame gebieden te ontwikkelen. De ambities zijn benoemd in de Leidraad Duurzaam bouwen en Gebiedsontwikkeling (november 2021). Op vijf thema's gaat de gemeente bij elke ontwikkeling kijken wat de mogelijkheden zijn om een project of gebied zo duurzaam mogelijk te realiseren: mobiliteit, energie, circulair bouwen, klimaat adaptief en groen en ecologie. De thema's zijn in onderstaand overzicht getoond.
Afbeelding 9: Thema's uit de Leidraad Duurzaam bouwen en Gebiedsontwikkeling Amstelveen
De doelstellingen en ambities komen voort uit verschillende onderliggende beleidsstukken. Op gemeentelijk niveau gaat het onder andere om de Transitie Warmte, de Visie op zonne-energie, PLECK 4.0, het Actieplan Klimaatadaptatie, het Groenstructuurplan, de Mobiliteitsvisie en de Nota Parkeernormen. Het ontwerp voor gebouwen en gebieden dient aan te sluiten op al deze ambities en doelstellingen uit de Leidraad en het onderliggende beleid.
Doorwerking plangebied
Er wordt voldaan aan de eisen vanuit het Bouwbesluit 2012. De nieuwe woning wordt energiezuinig en daarmee duurzaam. Het initiatief draagt bij aan een duurzame en energiezuinige woningvoorraad.
4.11 Milieueffectrapportage (m.e.r.)
Beleidskader
Het instrument en de procedure milieueffectrapportage is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wmb en in het Besluit milieueffectrapportage. Voor alle projecten waarbij de activiteit is opgenomen in Bijlage D van dit Besluit, moet door het bevoegd gezag worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. De wijziging van dit Besluit volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van de Richtlijn 2014/52/EU van de Europese Unie. De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wmb zijn in deze wetgeving voor alle in het Besluit genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing, waarbij het niet uitmaakt of het een activiteit betreft boven of onder de D-drempel. Via een m.e.r.-beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld en beslist of een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan leiden tot twee conclusies:
belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.
Doorwerking plangebied
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bekeken te worden of de ontwikkeling onder een activiteit op de zogenaamde D-lijst valt. Volgens onderdeel D 11.2 van de Bijlage bij het Besluit mer dient er voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen een m.e.r.-beoordeling te worden gedaan. Het onderhavige bouwplan heeft geen betrekking op een stedelijk ontwikkelingsproject.
Voor het onderhavige plan hoeft geen m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt en hoeft geen m.e.r.-beoordelingsbeslissing te worden genomen. Aangezien een m.e.r.-beoordeling niet aan de orde is, hoeft er tevens geen milieueffectrapport te worden opgesteld.
Tevens kan op voorhand worden vastgesteld dat er geen sprake is van 'belangrijke nadelige milieugevolgen' vanwege het onderhavige bouwplan. Uit de beschouwing van de milieu- en omgevingsaspecten in de voorgaande paragrafen blijkt dat er geen belangrijke nadelige invloed is op het milieu en de omgeving vanwege het onderhavige bouwplan, dan wel door het milieu en de omgeving op het onderhavige bouwplan.
HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische uitvoerbaarheid
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in het kader van het onderhavige ruimtelijk besluit een onderzoek te worden gedaan naar de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het onderhavige bouwplan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het onderhavige bouwplan.
In artikel 6.12 van de Wro is voorgeschreven dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de grond waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Bro is de definitie van bouwplan gegeven, waarbij de bouw van één of meerdere hoofdgebouwen als bouwplan wordt gedefinieerd. Met het tweede lid van artikel 6.12 Wro kan worden afgeweken van die verplichting om een exploitatieplan vast te stellen, mits het verhaal van kosten anderszins is verzekerd.
De procedurekosten voor het onderhavige bouwplan worden middels de gemeentelijke legeskosten op de initiatiefnemer verhaald. Vanuit het onderhavige bouwplan vloeien geen overige kosten of risico's voort die voor rekening van de gemeente zijn. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.
5.2 Juridische uitvoerbaarheid
Het perceel, kadastraal bekend gemeente Amstelveen, sectie K, nummer 1977, is in eigendom van de aanvrager. Voor wat betreft het grondeigendom is het bouwplan dan ook uitvoerbaar.
5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt het voornemen tot planologische afwijking inclusief de bijbehorende stukken, waaronder deze ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder om een mondelinge dan wel schriftelijke zienswijze naar voren te brengen.
De stukken hebben van 1 december 2023 tot en met 11 januari 2024 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.
HOOFDSTUK 6 Conclusie
Op het perceel Amsteldijk Zuid 205 te Amstelveen is een omgevingsvergunning aangevraagd voor 'het realiseren van een woning'. Het voorgestelde bouwplan is niet passend binnen de bouwvoorschriften van de bestemming 'Wonen' van het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'.
In deze ruimtelijke onderbouwing is aangetoond dat vanuit de diverse (milieu)aspecten geen belemmeringen naar voren zijn gekomen voor deze ontwikkeling. Het gewenste bouwplan heeft evenmin onevenredige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Geconcludeerd wordt, dat het voorgestelde bouwplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, zodat het is geoorloofd toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3º van de Wabo. De aangevraagde omgevingsvergunning kan dan hiermee dan ook worden verleend.