direct naar inhoud van Artikel 26 Wonen
Plan: Amstelveen Noord-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.10-VG01

Artikel 26 Wonen

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis- verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning;
  • b. ter plaats van de aanduiding 'gemengd' is voor het gehele pand naast wonen ook kantoor, maatschappelijke voorzieningen en praktijkruimte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd 2' is naast wonen ook kantoor, maatschappelijke voorzieningen en praktijkruimte op de begane grond bouwlaag toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kinderdagverblijf' is naast wonen ook een kinderdagverblijf toegestaan.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd begane grond' is naast wonen ook kantoor, maatschappelijke voorzieningen en praktijkruimte op de begane grond grondlaag toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan op de begane grondlaag
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is kantoor toegestaan op de begane grondlaag;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen en erven;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;
  • d. de dakhelling van een hoofdgebouw, mag niet meer dan 60º bedragen. Deze contouren gelden voor tenminste twee dakvlakken, tenzij het hoofdgebouw van een lessenaarsdak is voorzien;
  • e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang toegestaan.

26.2.2 Aan- en uitbouwen

Aan- en uitbouwen ten behoeve van het vergroten van de woonfunctie mogen worden opgericht:

  • a. binnen het bouwvlak, hiervoor gelden de regels voor hoofdgebouwen binnen het bouwvlak zoals gesteld in lid 26.2.1.
  • b. buiten het bouwvlak. Hiervoor gelden de volgende regels:
    • 1. de diepte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter van de buiten het bouwvlak gelegen gronden behorende bij de bestemming Wonen (gemeten vanaf de grens van het bouwvlak);
    • 2. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal gelijk zijn aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
    • 4. de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.

26.2.3 Bijgebouwen

Bijgebouwen mogen worden opgericht:

  • a. binnen het bouwvlak, hiervoor gelden de bepalingen voor hoofdgebouwen binnen het bouwvlak zoals gesteld in lid 26.2.1
  • b. buiten het bouwvlak. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 40% van de oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gronden (behorende bij de bestemming Wonen). De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 45 m². Voor gronden gelegen buiten het bouwvlak behorende bij de bestemming Wonen met een oppervlakte van 250 m² of meer mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal 75 m² bedragen;
    • 2. de goot- en de bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 3 respectievelijk 4,5 meter;
    • 3. de dakhelling van een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.

26.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken mogen gesitueerd worden zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  • b. de diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan één bouwlaag met een diepte (vrije hoogte) van 3 meter;
  • c. voor zover gelegen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van de ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 40% van de buiten het bouwvlak (behorende bij de bestemming Wonen) bestemde gronden met een maximum van 45 m²;
    • 2. voor gronden gelegen buiten het bouwvlak behorende bij de bestemming Wonen met een oppervlakte van 250 m² of meer mag de gezamenlijke oppervlakte van ondergrondse bouwwerken maximaal 75 m² bedragen;
  • d. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige effecten hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.

26.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 6 meter voor palen en (licht-)masten;
    2. 3 meter voor het overige.
  • b. voor erf- en perceelsafscheidingen bij woningen in een achtererfgebied, dat naar een openbaar toegankelijk gebied is gekeerd gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van de afscheiding in een achtererfgebied mag vanaf het aansluitende terrein niet meer dan 2,00 meter bedragen;

26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afwijken t.b.v. dakkapers

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 26.2.1 onder c ten behoeve van een dakkaper met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. een dakkaper mag alleen worden geplaatst op een woning met een flauwe dakhelling, waarop een dakkapel niet kan worden geplaatst in overeenstemming met de welstandscriteria;
  • b. de verhoging van de nok mag maximaal 2 meter bedragen ten opzichte van de bestaande nok;
  • c. bij de beoordeling van een dakkaper wordt gekeken naar reeds aanwezige precedenten;
  • d. de dakkaperhoogte (inclusief boeilijst) mag maximaal 1,75 meter bedragen;
  • e. de nokverhoging moet minimaal 3 panlengten bedragen;
  • f. de afstand tot de goot moet tenminste 3 panlengten bedragen;
  • g. tussen de onderkant van de dakkaper en het dakvlak mag geen dichte borstwering aanwezig zijn;
  • h. een dakkaper is alleen toegestaan over de volledige breedte van een tussenwoning.

26.4 Specifieke gebruiksregels
26.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. het gebruiken en inrichten van de daken van aan- en uitbouwen van woningen dan wel van bijgebouwen als dakterras;
  • c. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;