direct naar inhoud van Regels

OIAVHB Landelijk Gebied - Ringdijk BP 21

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0362.09xV-VG01
Plantype: omgevingsvergunning

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

 
Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

HOOFDSTUK 3 Beleid

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Op 29 december 2017 is een omgevingsvergunningaanvraag ingediend voor het bouwen van een verblijf voor zorgcliënten op het perceel Ringdijk BP 21 te Amstelveen en het handelen in strijd met de regels van ruimtelijke ordening (Z18-006756). De aanvraag voorziet in vervanging van het voorgaande verblijf voor zorgcliënten door een groter nieuw verblijf met een bijeenkomstfunctie. De publiceerbare aanvraag omgevingsvergunning is opgenomen in bijlage 1 (aanvraagformulier). In bijlage 2 en bijlage 3 zijn de relevante bouwtekeningen en situatietekeningen van het nieuwe zorgverblijf opgenomen.

 

1.2 Aard en doel

 

Van toepassing op de projectlocatie is het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' en de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf 1'. Daarnaast heeft het perceel de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1'. Het gebied is tevens gelegen binnen zone 5 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib). Het ingediende bouwplan is in strijd met de gebruiksregels uit het desbetreffende bestemmingsplan (zie paragraaf 2.3). Vanwege de ligging van het plangebied buiten de bebouwde kom kan het plan niet gerealiseerd worden door middel van een kruimelafwijking, volgens artikel 4, eerste lid, bijlage II, Besluit omgevingsrecht (Bor). Er is een buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3o Wabo nodig om dit bouwplan te kunnen realiseren. De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de voorgenomen ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat de gevraagde omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak NL.IMRO.0362.09xV-VG01 (bijlage 4).

 

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

 

Het plangebied is gelegen in het zuidoosten van de gemeente Amstelveen in de wijk 'Buitengebied Zuid' in de Bovenkerkerpolder (zie afbeelding 1 en 2). Het betreft het perceel Ringdijk BP 21, gelegen in Amstelveen (kadastraal bekend als Gemeente Amstelveen Sectie L, nr. 368). De oostzijde van het plangebied grenst aan de Ringdijk en de Ringsloot. Het perceel is vrij gelegen in het landelijke buitengebied van Amstelveen ten noorden van Nes aan de Amstel. Het perceel bestaat voor een groot deel uit agrarische bebouwing, waarin naast het agrarisch bedrijf onder andere verschillende nevenfuncties zijn gevestigd.

 

 [image]

Afbeelding 1: ligging plangebied t.o.v. Nes aan de Amstel

 

 [image]

Afbeelding 2: gedetailleerde ligging plangebied

 

1.4 Leeswijzer

 

De opbouw van deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het project. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie in relatie tot de vigerende planologische regeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bouwplan toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de samenvatting en eindconclusie.

 

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

 

 

2.1 Huidige situatie

 

De projectlocatie betreft het perceel Ringdijk BP 21, kadastraal bekend als Gemeente Amstelveen, Sectie L, nr. 368 (2.580 m2). De kadastrale situatie is weergegeven in afbeelding 3.

 

 [image]

Afbeelding 3: kadastrale situatie Ringdijk BP 21

 

In de huidige situatie is het kadastrale perceel, zoals zichtbaar op de luchtfoto, onbebouwd. Het voorgaande verblijf voor zorgcliënten is reeds gesloopt. De oppervlakte van het gesloopte gebouw bedroeg 24 m2. Dit verblijf verkeerde in slechte bouwkundige staat en is gesloopt in verband met veiligheidsoverwegingen. Het achterste deel van het kadastrale perceel is grotendeels begroeid. Het perceel wordt gedeeltelijk gebruikt ten behoeve van een actief agrarisch bedrijf (veehouderij, agrarisch natuurbeheer). In 2012 is aan de eigenaar een omgevingsvergunning verleend voor het uitvoeren van verschillende nevenfuncties op deze locatie (D-2012/003877). Het gaat hierbij om de volgende activiteiten: zorgboerderij, verhuurlocatie voor (kook)workshops, B&B in woonhuis en creatieve vakanties (kleinschalig kamperen). Voor deze nevenactiviteiten zijn destijds aanvullende voorschriften in de omgevingsvergunning opgenomen. In afbeelding 4 is het vooraanzicht op het perceel vanaf de Ringdijk weergegeven. Het kadastrale perceel waarop het zorgverblijf gebouwd zal worden bevindt zich (op de afbeelding) links ten opzichte van het hoofdgebouw.

 

 [image]

Afbeelding 4: vooraanzicht Ringdijk BP 21

 

2.2 De ontwikkeling

 

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van een gebouw met een oppervlakte van 70 m2 ten behoeve van de opvang van zorgcliënten. Het gebouw krijgt een bijeenkomstfunctie. Zorgcliënten die wel op zoek zijn naar de rust en ruimte van de boerderij, maar zelf niet (meer) in staat zijn om werkzaamheden op het boerenbedrijf uit te voeren kunnen hier hun rust vinden. Het gebouw zal onder andere benut worden om samen koffie te drinken of te eten, voor spelactiviteiten, voor het inmaken van agrarische producten en de zorgcliënten kunnen hier een dutje doen na de lunch. Het pand zal aan de achterzijde van het kadastrale perceel worden gebouwd op dezelfde locatie waar eerder het voorgaande zorgverblijf heeft gestaan. Het gebouw gaat op in de bestaande begroeiing op het perceel, waardoor het gebouw vanaf de Ringdijk niet zichtbaar zal zijn.

 
De ontwikkeling bestaat uit een hoofdgebouw (één bouwlaag met kap) en een aanbouw (één bouwlaag). In afbeelding 5 is een impressie van de geplande ontwikkeling weergegeven.

 

 [image]

Afbeelding 5: impressie ontwikkeling zorgverblijf

 

2.3 Bestemmingsplan

 

Voor het projectgebied is van toepassing het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied', zoals is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 juni 2010 en op 26 mei 2011 onherroepelijk is geworden. Een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van de Ringdijk BP 21 is weergegeven in afbeelding 6. Het bouwvlak van de Ringdijk BP 21 bedraagt meerdere kadastrale percelen (gemeente Amstelveen Sectie L, nr. 368 (gedeeltelijk), 388 (gedeeltelijk), 370, 371, 3668 en 3669).

 

 [image]

Afbeelding 6: huidige situatie planlocatie

 

2.3.1 Planregels

Het plangebied is gelegen op een perceel met bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf 1' (artikel 7) en gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' (artikel 50). Daarnaast is het perceel gelegen in zone 5 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'. In het 'Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie' heeft het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toegewezen gekregen. De in 2012 verleende omgevingsvergunning stelt verschillende voorwaarden aan de uitvoering van de nevenactiviteiten op het perceel.

 

Agrarisch - Agrarisch Bedrijf 1

De gronden die zijn aangewezen als 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf 1' zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf en bedrijfswoningen met de daarbij behorende bijgebouwen. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. Bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;

  2. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 5 meter en 10 meter;

  3. Het bebouwingspercentage bedraagt 100% tenzij anders is aangeduid.

 

Aangezien er geen alternatief bebouwingspercentage is weergegeven betekent dit dat het bouwvlak volledig bebouwd mag worden met gebouwen ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf.

 

Volgens artikel 7.4.1 is het verboden om de gronden en/of bouwwerken te gebruiken op een wijze die strijdig is met de bestemming. In artikel 7.5.1 van de planregels is een lijst met nevenactiviteiten opgesteld waarvoor burgemeester en wethouders bevoegd zijn om een ontheffing te verlenen van dit gebruiksverbod. In deze lijst staat onder andere de functie 'kleine zorginstelling/zorgboerderij' benoemd. Deze ontheffing kan verleend worden indien er aan de voorwaarden van artikel 7.5.2 voldaan wordt.

 

Indien niet voldaan kan worden aan het bepaalde in artikel 7.5.2 sub b ('de nevenactiviteiten vinden plaats in bestaande agrarische bouwwerken zoals bedoeld in artikel 1 onder 1.38') kunnen burgemeester en wethouders een ontheffing verlenen als wordt voldaan aan de voorwaarden uit artikel 7.5.3. Het gaat in dat geval om de vernieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van nevenactiviteiten, in plaats van de bouw van extra bedrijfsgebouwen. Wel dient de aanvrager hiervoor aan te kunnen tonen dat de bestaande bedrijfsbebouwing functioneel niet geschikt is voor de gewenste nevenfunctie of dat de bouwkundige staat van deze bebouwing slecht is.

 

Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van de in artikel 54 omschreven procedureregels, het plan voor de gronden met bestemming 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' wijzigen. De bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' kan hiermee gewijzigd worden in de bestemming 'Wonen' of 'Tuin' of in 'Gemengd - Voormalig agrarisch bouwperceel'. Deze wijzigingsprocedure is enkel mogelijk indien de agrarische bebouwing vrijkomt als gevolg van de volledige beëindiging van het agrarisch bedrijf.

 

Zone 5 - Luchthavenindelingbesluit Schiphol

Op de gronden gelegen in zone 5 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol zijn buiten bestaand stedelijk gebied geen nieuwe woningbouwlocaties toegestaan. Daarnaast dienen gemeenten in de onderbouwing van een omgevingsvergunning te motiveren op welke wijze er rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.

 

Waarde - Archeologie 5

Deze dubbelbestemming komt voort uit het 'Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie'. Dit plan is gebaseerd op de geactualiseerde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart uit het jaar 2015.

 

Deze dubbelbestemming houdt in dat de gronden een lage archeologische verwachtingswaarde hebben ten aanzien van de periode vanaf het Midden Neolithicium. Het gaat hierbij om verveende en drooggemaakte gebieden buiten de bewoningslinten. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld en met een oppervlakte groter dan 10.000 m2 dient archeologisch onderzoek verricht te worden.

 

Zonder omgevingsvergunning is het binnen deze dubbelbestemming tevens verboden om (onder andere) de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;

  3. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.

 

Dit verbod is echter enkel het geval indien de grondbewerkingen dieper dan 30 cm onder het maaiveld plaatsvinden en een oppervlakte groter dan 10.000 m2 beslaan.

 

Omgevingsvergunning nevenactiviteiten

De op 9 januari 2012 verleende omgevingsvergunning maakt het mogelijk om het perceel te gebruiken in strijd met de bepalingen uit het bestemmingsplan. Hiermee is het mogelijk om verschillende nevenactiviteiten op het perceel te ontplooien. Het gaat hierbij om de volgende vergunde nevenactiviteiten:

  1. zorgboerderij;

  2. verhuur van de locatie voor (kook)workshops. Dit wordt gezien als een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit waarbij een maximum aantal bezoekers van 30 personen is toegestaan;

  3. B&B in woonhuis. Dit wordt gezien als een boerderijkamer waar maximaal 3 personen mogen overnachten;

  4. creatieve vakanties. Dit valt onder kleinschalig kamperen waarbij maximaal 15 kampeermiddelen op het terrein geplaatst kunnen worden.

 

Hieronder staan enkele relevante voorschriften met betrekking tot de nevenactiviteiten weergegeven:

 

De volledige inhoud, inclusief voorschriften, van de omgevingsvergunning die in 2012 verleend is, is weergegeven in bijlage 5.

 

2.3.2 Strijdigheden

Het bouwplan is in strijd met de gebruiks- en ontheffingsregels ten behoeve van nevenactiviteiten van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1'. Ook is het plan in strijd met verschillende voorschriften van de in 2012 verleende omgevingsvergunning. De nevenactiviteiten vinden niet plaats in de bestaande agrarische bouwwerken en daarnaast vindt er een toename plaats van het bebouwd oppervlakte, in vergelijking met de vroegere situatie.

 

De voorziene functie past niet binnen de gebruiksregels van de bestemming van het perceel. Er is geen sprake van de bouw van een gebouw ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf (artikel 7.1). Burgemeester en wethouders kunnen (onder voorwaarden) een ontheffing verlenen voor nevenactiviteiten, zoals een kleine zorginstelling of een zorgboerderij (artikel 7.5.1). Een zorgbestemming met een bijeenkomstfunctie kan ook hieronder geschaard worden. Onderhavig plan voldoet echter niet aan de voorwaarden die voor deze ontheffing opgesteld zijn in artikel 7.5.2 van de planregels.

 

De nevenactiviteiten zullen in dit geval niet plaatsvinden in bestaande agrarische bouwwerken (artikel 7.5.2 sub b) en er is sprake van een toename van het bebouwd oppervlak (artikel 7.5.2 sub c). Ten behoeve van vernieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen voor nevenactiviteiten zijn burgemeester en wethouders bevoegd om ontheffing te verlenen voor het bepaalde in artikel 7.5.2 sub b (artikel 7.5.3). Het plan is echter in strijd met de desbetreffende ontheffingsregels van artikel 7.5.3. Er is geen sprake van vernieuwbouw van het bestaande bedrijfsgebouw. Het voorgaande bedrijfsgebouw is reeds gesloopt waarna vervolgens een omgevingsvergunning is aangevraagd voor de bouw van een nieuw zorgverblijf op dezelfde locatie. Daarnaast dient de omvang van de nevenactiviteiten kleinschalig van aard te zijn ten opzichte van het hoofdgebruik en mag dit gebruik niet meer dan 25% (van het vloeroppervlak) van de bestaande bedrijfsbebouwing bedragen (artikel 7.5.3 sub b). Het ruimtebeslag van de geplande bebouwing, in combinatie met het ruimtebeslag van de in 2012 reeds vergunde nevenactiviteiten, voldoet niet aan deze 25%-grens voor bebouwing ten behoeve van nevenfuncties.

 

2.4 Motivatie gemaakte keuzes

 

In afwijking van de bepalingen van het bestemmingsplan worden geen bezwaren tegen medewerking aan het verzoek voor verlening van een omgevingsvergunning gezien.

 

De gemeente concludeert dat met de realisatie van een nieuw zorgverblijf van 70 m2 in deze situatie zowel stedenbouwkundig als planologisch nog steeds voldaan wordt aan de ondergeschiktheidseis van nevenactiviteiten ten opzichte van de agrarische functie. Hierbij spelen de ruime bebouwingsmogelijkheden met het feit dat het bouwvlak (>10.000 m2) op grond van de planregels een bebouwingspercentage van 100% kent een grote rol. De omvang van het zorggebouw is in vergelijking met de omvang van het gehele bouwvlak slechts gering. Daarnaast is er al sinds januari 2012 door middel van een omgevingsvergunning sprake van een zorgfunctie naast de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf. De externe effecten van de (beperkte) uitbreiding van de zorgfunctie zullen gering zijn.

 

Gezien het vorenstaande bestaat er geen bezwaar tegen het verlenen van medewerking aan het verzoek in afwijking van het bestemmingsplan.

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Beleid

 

 

3.1 Rijksbeleid

 

In deze ruimtelijke onderbouwing voor de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' is rekening gehouden met het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijk beleid zoals onder andere omschreven in de 'Structuurvisie Amstelveen 2025+'. In de ruimtelijke onderbouwing is rekening gehouden met de verschillende beleidsuitgangspunten en regelgeving van de provincie en de gemeente.

 

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Amvb Ruimte

 

Op 12 februari 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SIVR is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit.

 

In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn tot aan het jaar 2028. Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.

 

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Amvb Ruimte. Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

 

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen is van invloed op het onderhavige project. De betreffende onderwerpen zijn niet aan de orde in de kader van dit bouwplan.

 

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is per 1 oktober 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het gaat om een nadere motiveringseis die in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen ten behoeve van een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Op deze manier zou de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut kunnen worden. Bij elke nieuwe stedelijke ontwikkeling moet gemotiveerd worden dat er behoefte is aan deze ontwikkeling. Deze motivering borgt dat er tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen. De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1, eerste lid, Bro) luidt als volgt:

 

"Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".

 

Relevantie plangebied

In de 'Handreiking voor de Ladder voor duurzame verstedelijking' staat beschreven dat er geen ondergrens is bepaald voor wat als een 'stedelijke ontwikkeling' gezien kan worden. Op basis van jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling, genoemd in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef onder i, van het Bro, niet zijnde een woningbouwontwikkeling, in de vorm van een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte kleiner dan 500 m2 in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt (ABRvS, 28 juni 2017, zaaknummer 201608869/1/R3, Dongeradeel). In onderhavig geval gaat het om de realisatie van een zorgverblijf met een bruto-vloeroppervlakte van ca. 70 m2, waarmee ook hier gelet op jurisprudentie moet worden geoordeeld dat er vanwege de geringe omvang geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

 

Indien er sprake is van een kleinschalige ontwikkeling, dan wordt een uitzondering gemaakt op het begrip nieuwe stedelijke ontwikkeling en is de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing. Deze ontwikkeling is hiermee dan ook in overeenstemming met het rijksbeleid en hoeft niet getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

 

3.1.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol

 

Gemeenten die (deels) gelegen zijn binnen het beperkingengebied rondom Schiphol moeten rekening houden met beperkingen die worden gesteld aan het ruimtegebruik vanwege de nabijheid van de luchthaven. Deze beperkingen staan in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib) beschreven. In het Lib, dat behoort tot de Schipholwet uit 2003, zijn ruimtelijke maatregelen in verband met de luchthaven Schiphol opgenomen. Op gronden zoals bedoeld in artikel 2.2.1, 2.2.2, 2.2.2a en 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit gelden in bepaalde gebieden rondom Schiphol aanvullende bepalingen met betrekking tot bebouwing, gebruik van bebouwing, bouwhoogten en functies met een vogelaantrekkende werking.

 

Op 1 januari 2018 is een wijziging van het Lib doorgevoerd, voor zover het betreft de regels met het oog op externe veiligheid en geluid. De regelwijziging geeft het lokaal bestuur de bevoegdheid om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 blijft wel de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd. In het bestaand stedelijk gebied tussen de grens van zone 4 en de 20 Ke-contour gelden nu en ook straks onder het regime van het nieuwe Lib geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied is gelegen in de nabijheid van luchthaven Schiphol. Het plangebied valt binnen de 20 Ke-contour rond Schiphol en is daarnaast gelegen in zone 5 van het beperkingengebied van het Lib. Binnen de 20 Ke-contour mogen geen nieuwe uitleglocaties voor woningbouw worden gerealiseerd buiten het bestaand bebouwd gebied. Binnen het bestaand bebouwd gebied is herstructurering en intensivering van woningbouw toegestaan. Voor de realisatie van een nieuw verblijf voor zorgcliënten met een bijeenkomstfunctie heeft de ligging binnen de 20 Ke-contour geen gevolgen.

 

Voor het plangebied is op de toetshoogtekaart van het Lib aangegeven dat de maximale bouwhoogte 146 meter mag bedragen. In verband met de correcte werking van luchtverkeersapparatuur bedraagt de radar toetshoogte op de planlocatie 50 meter. Gezien de aard van het plan, het bouwen van een bedrijfsgebouw van één bouwlaag met kap (ca. 6,5 meter hoog), heeft deze hoogtebeperking vanuit het Lib geen gevolgen voor onderhavig bouwplan.

 

In zone 5 van het Lib dienen gemeenten, in de toelichting op een bestemmingsplan of in een onderbouwing van een omgevingsvergunning, de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen te motiveren.

 

Motivatie externe veiligheid Schiphol

Het vliegverkeer van en naar Schiphol brengt externe veiligheidsrisico's met zich mee. Overal in Nederland kan een vliegtuig neerstorten, maar de meeste luchtvaartongevallen gebeuren op het vliegveld zelf of in de directe omgeving van een vliegveld. In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib) zijn daarom regels opgenomen ten aanzien van het onderwerp externe veiligheid.

 

Onderliggende aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft tot gevolg dat de zorgboerderij meer capaciteit heeft om cliënten te ontvangen dan in de huidige situatie het geval is. Dit betekent dat in het geval van een vliegtuigongeluk er op de grond meer slachtoffers zouden kunnen vallen dan in de huidige situatie. Dit mogelijke gevolg wordt echter om de volgende redenen aanvaardbaar geacht:

 

Gelet op bovenstaande motivering is onderhavig plan uitvoerbaar wat betreft externe veiligheid met betrekking tot de ligging in Lib zone 5 nabij luchthaven Schiphol.

 

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

 

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

 

De structuurvisie van de provincie Noord-Holland is op 21 juni 2010 vastgesteld en op 28 september 2015 geactualiseerd. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.

 

Uitgangspunt van het ruimtelijke beleid is ook in de toekomst Noord-Holland aantrekkelijk te laten blijven als diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en met de kracht van het landschap als basis. Hieruit volgen een aantal provinciale belangen. De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo'n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op deze manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behoeden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.

 

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

 

Op 23 april 2018 heeft Provinciale Staten de meest recente Provinciale

Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Deze is per 2 mei 2018 in werking

getreden. Door middel van de PRV is de doorwerking naar gemeentelijke afwijkingsbesluiten geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Dit betreft regels voor een goede ruimtelijke onderbouwing of motivering bij afwijkingsbesluiten over onderwerpen binnen het gehele provinciale grondgebied (hoofdstuk 2, artikelen 5a t/m 8a) en specifiek voor het landelijke gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is (hoofdstuk 3, artikelen 13a t/m 18). Daarnaast worden er regels gesteld over thema's die betrekking hebben op de groene ruimte (hoofdstuk 4), de blauwe ruimte (hoofdstuk 5) en energie (hoofdstuk 6).

 

Regels voor het gehele grondgebied

Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1,

onder i, Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren in

overeenstemming is met regionale afspraken (artikel 5a). Gedeputeerde Staten hebben op 28 februari 2017 nadere regels vastgesteld om deze regionale afspraken te

concretiseren.

 

Regels voor de groene ruimte

Bufferzone

Bij de vorige wijziging van de PRV zijn de voormalige Rijksbufferzones en voormalige Nationale landschappen onder het bufferzoneregime gebracht. Dit is gebeurd omdat beide soorten gebieden geen bescherming meer kenden nadat het rijk deze gebieden had losgelaten. Deze bufferzones hebben als doel dat deze gebieden alsnog gevrijwaard blijven van verdere verstedelijking en dat ze zich verder kunnen ontwikkelen tot relatief grootschalige groene gebieden. Het perceel aan de Ringdijk BP 21 is gelegen in een bufferzone. In een bufferzone mag een bestemmingsplan in principe geen nieuwe bebouwing mogelijk maken. Hierop zijn enkele uitzonderingen gemaakt. Zo is nieuwe bebouwing voor een restaurant, café, kleinschalig hotel, kampeerbedrijf of zorgboerderij wel toegestaan. Daarnaast biedt het vigerende bestemmingsplan zelfs de mogelijkheid om het perceel volledig te bebouwen met agrarische bebouwing (bebouwingspercentage van 100%).

 

Weidevogelleefgebied

Daarnaast is het plan gelegen in een weidevogelleefgebied. Met deze status wordt beoogd de leefgebieden van weidevogels te beschermen. Behalve het beheer, de afwezigheid van opgaande begroeiing en gunstige omgevingscondities, is de afwezigheid van bebouwing in hoge mate bepalend voor het succes van weidevogelpopulaties. Zodoende is het onwenselijk dat er nieuwe bouwblokken worden toegekend in de open gebieden.

 

Een omgevingsvergunning die betrekking heeft op weidevogelleefgebieden voorziet niet in de mogelijkheid van nieuwe bebouwing, anders dan binnen een bestaand bouwblok of een uitbreiding daarvan. In afwijking van bovenstaande kan een omgevingsvergunning wel voorzien in bovenstaande ontwikkeling indien deze ingreep geen netto verstoring voor het weidevogelleefgebied geeft.

 

Regels met betrekking tot energie

Artikel 33 van de PRV stelt dat bestemmingsplannen (of afwijkingsbesluiten) voor onder andere woningbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan (inzet van) energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, warmte-koude opslag en aardwarmte, zonne-energie en biomassa. Daarnaast dient een nieuwe stedelijke ontwikkeling aan eisen van duurzaam bouwen te voldoen.

 

Conclusie

Zoals is gebleken in paragraaf 3.1.1, is de onderhavige ontwikkeling te kleinschalig om te spreken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Afstemming met de regio is voor dit plan dan ook niet noodzakelijk. Daarentegen is de ontwikkeling wel te kenmerken als een kleinschalige ontwikkeling (artikel 5c, PRV). Een kleinschalige ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied kan uitsluitend mogelijk worden gemaakt binnen een bestaand bouwblok dat al voorziet in een stedelijke functie. Het gehele perceel van Ringdijk BP 21 is aangeduid als bouwvlak en voorziet in een stedelijke functie, waarmee onderhavig plan voldoet aan de voorschriften vanuit de PRV.

 

Het bouwen van een zorgverblijf met een bijeenkomstfunctie is te kenmerken als bebouwing ten behoeve van een zorgboerderij en kent verder geen nadelige gevolgen met betrekking tot het behoud van de groene gebieden ten opzichte van de mogelijkheden die het huidige bestemmingsplan biedt. Voorheen stond er op dezelfde plek een gebouw met een soortgelijke functie, welke is gesloopt vanwege de slechte staat waarin het pand verkeerde. De bouw van het nieuwe verblijf zal geen extra verstoring geven ten opzichte van de vroegere situatie. Daarnaast zal het verblijf gebouwd worden en opgaan tussen de bestaande (opgaande) begroeiing, waardoor er geen negatieve gevolgen voor de weidevogels optreden, en is er geen sprake van een toename van de bestaande (ruime) bouwmogelijkheden op het perceel.

 

In paragraaf 4.8 van deze ruimtelijke onderbouwing wordt een verdere toelichting gegeven op de wijze waarop met het aspect energie en duurzaam bouwen is omgegaan.

 

Gelet op bovenstaande is onderhavig plan in lijn met de regels en voorschriften uit de PRV van de provincie Noord-Holland.

 

3.2.3 Perspectief Groene Hart 2040

 

Het plangebied is gelegen binnen het Groene Hart. De Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart heeft beleid opgesteld met betrekking tot het perspectief voor het Groene Hart tot aan het jaar 2040. In de stuurgroep zijn verantwoordelijke overheden (waterschappen, provincies en gemeenten) en maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd. In het beleid van de stuurgroep zijn onder andere ambities voor de toekomst vormgegeven in de vorm van vijf opgaven:

  1. Versterking landschap en identiteit;

  2. Vertraging bodemdaling;

  3. Maak ruimte voor energietransitie;

  4. Ontwikkeling en verduurzaming economisch profiel;

  5. Betere benutting mobiliteitssysteem.

 

Op verschillende onderdelen gaat de ambitie voor het versterken van het één, ten koste van het ander. Dit maakt dat het nodig is om expliciete maatschappelijke en politieke keuzen te maken. Hierbij spelen creatieve oplossingen, functiecombinaties en ruimte voor experimenten een rol.

 

Daarnaast worden in dit beleidsdocument de kwaliteiten van het Groene Hart omschreven. De landschappelijke diversiteit van het Groene Hart spreekt tot de verbeelding. De deelgebieden verschillen op basis van bodemsoort, occupatiegeschiedenis, cultuurhistorie en gebruik van elkaar. Deze diversiteit vormt een belangrijke kans voor de transities die nodig zijn in het gebied. De openheid van het landschap is een andere belangrijke kwaliteit van het Groene Hart. De mate van openheid in een gebied wordt bepaald door de maat en schaal van het betreffende gebied, door elementen in en door de randen van het gebied. Deze openheid vormt een belangrijk contrast met de grote steden eromheen.

 

Het veen(weide)karakter in het gebied bestaat al duizend jaar en is ontstaan door menselijke ingrepen in de fysieke ondergrond en waterhuishouding. Karakteristiek voor deze gebieden zijn de verkavelingspatronen met smalle kavels, veel sloten en de aanwezigheid van kades, dijkjes, lintdorpen, oude dorpskernen, kronkelende veenriviertjes, openheid, vee, rietlanden en moerassige delen. Deze gebieden zijn belangrijk voor de weidevogels en de biodiversiteit. De kwaliteiten 'rust en stilte' kunnen hieraan bijdragen en vormen daarnaast een kwetsbaar goed in de drukke Randstad.

 

Relevantie plangebied

Binnen het Groene Hart wordt veel waarde gehecht aan behoud van het landschap en de identiteit die kenmerkend is voor het gebied. De openheid en het veen(weide)karakter vormen hierin een belangrijk onderdeel. Dit is van groot belang voor het behoud van de weidevogels en de biodiversiteit in het gebied. Daarnaast is het karakteristieke verkavelingspatroon met de vele sloten kenmerkend voor het Groene Hart.

 

Onderhavig plan is niet van invloed op de kenmerkende kwaliteiten van het Groene Hart. Het traditionele verkavelingspatroon blijft bewaard en het nieuwe zorgverblijf zal gebouwd worden tussen de opgaande begroeiing op de plek waar voorheen het oude zorgverblijf stond. De bestaande openheid in de polders zal hierdoor niet aangetast worden.

 

3.2.4 Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteitsplan Amstelscheg

 

Het plangebied is gelegen in de Amstelscheg. De Amstelscheg is een groene lob die het Groene Hart verbindt met het centrum van Amsterdam. Het gebied is globaal gelegen tussen het stedelijke gebied van Amstelveen en de snelweg A2. De Amstel vormt de ruggengraat van dit gebied. Er spelen grotere of kleinere ontwikkelingen en transformaties die het ruimtelijke beeld en gebruik van de Amstelscheg veranderen. Het Gebiedsperspectief Amstelscheg, vastgesteld door provincie, waterschap en betrokken gemeenten/stadsdelen, geeft richting aan deze ontwikkelingen, zodat de samenhang van de Amstelscheg als geheel bewaard blijft en de ruimtelijke kwaliteit waar mogelijk wordt versterkt. Aan de hand hiervan kunnen betrokken overheden gezamenlijk beoordelen of bepaalde ontwikkelingen gewenst zijn.

 

In het gebiedsperspectief wordt aan de hand van vier ruimtelijke hoofdopgaven een stip aan de horizon geschetst: de positie van de Amstelscheg ten opzichte van de stad en de landschappelijke karakteristieken zal worden versterkt, de toegankelijkheid voor recreanten wordt vergroot en het voorzieningenprogramma zal zich verder ontwikkelen.

 

De vier ruimtelijke hoofdopgaven voor de Amstelscheg zijn per deelgebied uitgewerkt. Het plangebied is gelegen in deelgebied Bovenkerkerpolder. Het versterken van de bebouwingskarakteristiek bij herbouw of nieuwbouw, gelet op de oriëntatie van het hoofdgebouw, de maaiveldhoogte en het erf, is één van de opgaven voor de Bovenkerkerpolder. Daarnaast wordt in het gebiedsperspectief gepleit voor het faciliteren van mogelijkheden ter verbetering van de agrarische vitaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan agrarische verbreding en schaalvergroting, mits passend binnen het ruimtelijke kader. Onder de mogelijke (neven)functies worden onder andere verstaan agrarische bedrijvigheid, kleinschalige recreatie (op het erf), kleinschalige camping (achter erf), agrarisch natuurbeheer en natuurontwikkeling en recreatieve functies binnen bestaande erven.

 

Bovenkerkerpolder

Het contrast tussen de bovenlanden langs de Amstel en de Bovenkerkerpolder is groot vanwege het hoogteverschil van enkele meters. Door het agrarische gebruik bestaan de weiden in de polder uit kort grasland en is het rationele verkavelingspatroon hier duidelijk herkenbaar. Hierdoor is de droogmakerij onderscheidend ten opzichte van de rest van de Amstelscheg. Voor de Bovenkerkerpolder ligt in het gebiedsperspectief de nadruk op ontwikkeling van de recreatieve en ecologische waarden met behoud van de agrarische functie.

 

De gehele Bovenkerkerpolder is gelegen in het Nationale Landschap het Groene Hart. Nieuwe ontwikkelingen binnen het Groene Hart mogen geen negatief effect hebben op de kernkwaliteiten van het gebied. Het oostelijke deel van de polder behoort tot de Rijksbufferzone Amstelland-Vechtstreek. Hierin is tevens het plangebied gelegen. In deze bufferzone ligt het accent op de ontwikkeling van recreatie, waarbij andere groene functies als landbouw en natuur- en waterbeheer belangrijke dragers zijn. Er gelden in deze zone strikte regels voor de ontwikkeling van nieuwe functies ten aanzien van schaal en bebouwing.

 

In de Bovenkerkerpolder is een relatief hoog aantal agrariërs actief. Het is hierdoor een belangrijk agrarisch gebied binnen de Amstelscheg. De nadruk wordt in deze polder dan ook gelegd op bedrijfsgerelateerde verbredingsactiviteiten en agrarisch natuurbeheer. In het Beeldkwaliteitsplan zijn verschillende ontwerpprincipes opgesteld voor boerenerven in de Bovenkerkerpolder. Een boerenerf kan zich ontwikkelen binnen de polder. Hiervoor zijn twee scenario's geschetst: verbreding en schaalvergroting. De geldende ontwerpprincipes met betrekking tot agrarische verbreding in de Bovenkerkerpolder zijn:

 

Relevantie plangebied

Het onderhavige plan sluit aan bij de opgaven die voortkomen vanuit het Gebiedsperspectief Amstelscheg. Het voorziet in een verbetering van de agrarische vitaliteit in de Bovenkerkerpolder door toevoeging van passende nevenfuncties. Het verblijf zal gebouwd worden op het perceel naast het woonerf, wat in lijn is met de geldende ontwerpprincipes voor de polder. Daarnaast is er bij het ontwerp van de nieuwbouw rekening gehouden met de verkaveling en bebouwingskarakteristiek die erg kenmerkend is voor de Bovenkerkerpolder.

 

3.2.5 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

 

Noord-Holland kent een traditie van scheiding van landelijke en stedelijke functies, met compacte steden en scheggen die toegang bieden tot het groene buitengebied. Deze zogenaamde bufferzones worden door de provincie gehandhaafd en beschermd. In deze gebieden worden daarom enkel de functies toegelaten die het mogelijk maken om deze gebieden duurzaam te behouden, te benutten, te beleven en tegelijkertijd een toegevoegde waarde aan het landschap kunnen bieden. De kenmerken en waarden van het landschap zijn beschreven in de 'Leidraad Landschap en Cultuurhistorie'. Dit is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap. Het plangebied behoort tot de Amstelscheg. In afbeelding 7 zijn de ruimtelijke kwaliteiten van de Amstelscheg weergegeven. Hierin is zichtbaar dat binnen de droogmakerijen van de Bovenkerkerpolder de openheid als een belangrijke landschappelijke kwaliteit wordt gezien.

 

Het Noord-Hollandse landschap is vooral een cultuurlandschap dat door de eeuwen heen door mensen is ingericht, ingepolderd, onder water gezet of herverkaveld. Dit maakt dat het landschap grote cultuurhistorische-, functionele- en belevingswaarden heeft. Deze waarden zijn onder andere gebaseerd op openheid, kavelstructuren of kenmerkende landschapselementen.

 

Voor de Amstelscheg geldt dat de algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

 

 [image]

Afbeelding 7: ruimtelijke kwaliteiten van de Amstelscheg

 

Relevantie plangebied

Het karakteristieke landschap van de Amstelscheg, met veenontginningen en enkele uitgeveende lager gelegen droogmakerijen, vormt een groot contrast met het omringende stedelijke gebied. De ringdijken vormen een scheiding tussen de veenontginningen en de droogmakerijen in de Amstelscheg. Ringdijk BP 21 is gelegen aan de westkant van de ringdijk in de droogmakerij van de Bovenkerkerpolder. Dit is een open polder met verspreid liggende boerderijen langs de Bovenkerkerweg. De randen van de polder worden bepaald door de bebouwing van Amstelveen, Uithoorn en de verdichte rand bovenland langs de Amstel.

 

De droogmakerijen kenmerken zich door een orthogonale verkaveling. De ruimtelijke kwaliteit van de Amstelscheg is gebaat bij handhaving en versterking van het contrast tussen de droogmakerijen en het bovenland. Hierbij is het van belang dat er wordt ontwikkeld binnen het specifieke verkavelingspatroon en met de bijbehorende kavelbreedte, zodat de verschillen tussen de bovenlanden en de droogmakerijen behouden blijven. Daarnaast is behoud van het landelijke karakter van de polder van groot belang. Bij transformaties moeten enkel de functies toegelaten worden die aansluiten bij het landelijke en recreatieve karakter van het gebied. Bij de inrichting van erven dient rekening te worden gehouden met de kenmerkende gebiedskwaliteiten. Om de weidse vergezichten te behouden is het wenselijk om de Amstelscheg open te houden. De polders worden vrij gehouden van bebouwing en het erf wordt ontwikkeld in de diepte in plaats van in de breedte, zodat de zichtlijnen en de openheid van het landschap behouden blijven.

 

Onderhavig plan draagt bij aan het behoud van het landelijke karakter van het gebied. De ontwikkeling van nevenfuncties naast de agrarische bedrijfsvoering maakt het mogelijk voor agrariërs om zonder schaalvergroting toch een economisch rendabel bedrijf te behouden. Op deze manier kunnen de karakteristieke boerderijen blijven bestaan en kan het landelijke karakter van de polder behouden blijven. Daarnaast wordt er rekening gehouden met de gebiedskwaliteiten. De bouw van het nieuwe zorgverblijf tussen de bestaande begroeiing heeft geen gevolgen voor de weidse zichtlijnen vanaf de Ringdijk.

 

3.3 Gemeentelijk beleid

 

3.3.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+

 

De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie Amstelveen 2025+ vastgesteld. Dit is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar het ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen binnen de gemeente. Het biedt daarmee helderheid aan inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste ontwikkeling van de gemeente Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en exploitatieplannen.

 

Versterken bestaande kwaliteiten

Amstelveen wil haar bestaande kwaliteiten behouden en deze kwaliteiten waar mogelijk versterken. Deze kwaliteiten zijn een uitstekend woonklimaat, een ondernemend werkklimaat en een meer dan gemiddelde bereikbaarheid. Dit laatste is het grootste punt van zorg, zowel de bereikbaarheid van de stad als de bereikbaarheid binnen de stad zelf. Dit vergt grote investeringen in hoofdwegen en openbaar vervoersystemen. Voor de stedelijke ontwikkeling van Amstelveen op langere termijn is dit thema van doorslaggevend belang.

 

Grijpen van nieuwe kansen

Amstelveen wil nieuwe kansen die zich voordoen grijpen. Bijvoorbeeld door middel van een toekomstvaste openbaarvervoerverbinding tussen Amsterdam en Amstelveen door de vernieuwing van de Amstelveenlijn. Of de ontwikkeling van een knooppunt van hoogwaardig vervoer bij het Stadshart, waardoor het Stadshart een impuls krijgt. Andere thema's waar de gemeente Amstelveen kansen ziet zijn:

 

Landschap

Natuurwaarden en recreatiemogelijkheden zijn belangrijke elementen voor de metropoolregio Amsterdam, voor de inwoners van Amstelveen, maar ook als vestigingsfactor voor bedrijven. Behoud en versterking van deze waarden vergt dus grote zorgvuldigheid. Daarnaast is een goed functionerend watersysteem essentieel voor een verstedelijkt gebied dat bijna 5 meter onder NAP gelegen is.

 

De belangrijkste vraagstukken met betrekking tot het landschap in de gemeente Amstelveen zijn:

 

Landelijk gebied

Het landelijk gebied in de gemeente Amstelveen typeert zich enerzijds als een open polderlandschap waar de Amstel doorheen meandert, met daarlangs karakteristieke (historische) bebouwing. Anderzijds treffen we grootstedelijke elementen aan als snelwegen, stadsranden en grootschalige kantoorbebouwing. De hoofdelementen van het landschap en water in Amstelveen zijn de Middelpolder, de Bovenkerkerpolder, de Noorder Legmeerpolder, het Amsterdamse Bos, de Poel, de Amstel, de heemparken en de hoofdgroenstructuur in de stad. Het landschap biedt ruimte voor agrarische bedrijfsvoering, recreatieve voorzieningen, ecologische hoofdstructuur, weidevogels en het watersysteem van vlakken en verbindingen door stedelijk en landelijk gebied. In het landelijk gebied wordt ook gewoond, zij het in beperkte mate.

 

De agrarische functie in de polder bestaat hoofdzakelijk uit melkveehouderijen in de Bovenkerkerpolder en vooral glastuinbouw in de Noorder Legmeerpolder. Langs de Amstel is sprake van onderbroken lintbebouwing (woningen en bedrijven) met uniek zicht op het achtergelegen open polderlandschap. Bedrijfsbebouwing, zoals kassen langs de Amstel die leegstaan of een andere functie hebben gekregen, leidt op een aantal plekken tot een rommelige situatie. De polders zelf zijn voornamelijk open van karakter met op een aantal plekken hoeves, natuurgebieden en bosjes. Waterschappen en gemeente hebben gezamenlijk een Stedelijk Waterplan en plannen voor het buitengebied van Amstelveen opgesteld die de basis vormen voor de waterstructuur van de gemeente.

 

Relevantie plangebied

In het plan wordt rekening gehouden met het behoud van het waardevolle landschap van de Bovenkerkerpolder. De ontwikkeling vindt plaats op een locatie waar eerder ook al bebouwing voor zorgcliënten aanwezig was. Dit gebouw verkeerde in slechte staat en is inmiddels ook gesloopt. De keuze voor sloop en herbouw van het zorgverblijf voorkomt 'verrommeling' van de polder. Daarnaast zal het pand gerealiseerd worden op een centrale plek binnen het bouwvlak en binnen de bestaande opgaande begroeiing, waarmee de bouw van het zorgverblijf het open karakter van de polder niet verder verstoord.

 

3.3.2 Parkeernota 2016

 

De parkeernota heeft als doel om parkeeroverlast te voorkomen en de verkeersveiligheid te verbeteren. Dit wil de gemeente Amstelveen bereiken door het parkeren nadrukkelijk te toetsen en de juiste parkeernorm zo vroeg mogelijk in het planproces te bepalen.

 

Bij toepassing van de parkeernorm van de gemeente Amstelveen dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:

  1. Elke initiatiefnemer van (bouw)plannen dient zorg te dragen voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;

  2. Een bouwinitiatief of wijziging van functie van een locatie mag geen parkeerproblemen veroorzaken of de verkeersveiligheidsproblemen in de openbare ruimte vergroten;

  3. De Parkeernota is van toepassing op ruimtelijke plannen voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie(s), voor zover zij van invloed zijn op het parkeren;

  4. Een initiatiefnemer kan een gemotiveerd voorstel indienen om af te wijken van de vastgestelde parkeernorm, onderbouwd door een goed mobiliteits- en bereikbaarheidsplan en een goed verhaal waarom met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan en hoe overlast voorkomen wordt. Burgemeester en wethouders kunnen op basis hiervan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm;

  5. De parkeernormen in deze nota gelden voor nieuwe aanvragen vanaf 1 januari 2016. De oude parkeernormen uit de Parkeernormennota 2005-2010 komen vanaf die datum te vervallen, tenzij hiernaar nog in oude bestemmingsplannen wordt verwezen;

  6. Indien in het voortraject normen zijn vastgesteld in het programma van eisen wordt aan deze normen vastgehouden;

  7. De parkeernormen in deze nota zijn richtinggevend voor het opnemen van specifieke normen in bestemmingsplannen.

 

Bij afwijking van de parkeereis met meer dan twee parkeerplaatsen geschiedt dit altijd bij expliciet besluit van burgemeester en wethouders, door middel van motivatie en onderbouwing. Afwijken van de parkeereis kan bestuurlijk wenselijk zijn om niet-verkeerskundige redenen. Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen een omgevingsvergunning op grond van parkeren.

 

Relevantie planontwikkeling

De bouw van een (groter) nieuw zorgverblijf met een bijeenkomstfunctie zal geen of slechts een beperkte invloed hebben op het aantal benodigde parkeerplaatsen op het perceel. Er is op dit moment ook al een zorgfunctie aanwezig naast de oorspronkelijke agrarische functie. De groei van de omvang van deze zorgfunctie is beperkt en zal niet leiden tot een aanzienlijk grotere toestroom van zorgcliënten. Daarnaast is er ruim voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig (parkeergelegenheid op kadastraal perceel ten zuiden van het plangebied), waarmee het plan voldoet aan de richtlijnen vanuit de gemeentelijke parkeernota.

 

3.3.3 Erfgoednota Amstelveen

 

Op 28 september 2016 is de Erfgoednota vastgesteld door de Amstelveense gemeenteraad. Met de vaststelling van de Erfgoedwet per 1 juli 2016 en het vervallen van de Monumentenwet moest de gemeentelijke Erfgoedverordening geactualiseerd worden.

 

Het plangebied is gelegen in het landelijk gebied van de gemeente Amstelveen. In dit landelijk gebied bevindt zich de dorpskern Nes aan de Amstel. Daarnaast zijn er in het gebied een drietal molenstompen en diverse verdwenen molens, verdedigingswerken en een verdwenen kalkoven, welke van cultuurhistorische waarde zijn. Het polderlandschap langs de Amstel en het onverveende bovenland zijn van landschappelijke waarde. Dit geldt tevens voor de dijklichamen Amsteldijk en Bovenkerkerweg en het Amsteleiland.

 

Het perceel Ringdijk BP 21 bevindt zich, gebaseerd op de 'Cultuurhistorische waardenkaart' van de gemeente Amstelveen, net buiten het gebied met 'landschappelijke waarde'. De gebieden met landschappelijke waarde zijn de zogenaamde bovenlanden, gelegen tussen de Amstel en de Ringsloot. Ringdijk BP 21 bevindt zich in ontveende en daardoor lager gelegen gronden. De bewoning van de Bovenkerkerpolder is van oudsher gesitueerd aan de rand van de droogmakerij, aan de Ringdijk en de Amsteldijk. De genetische en ruimtelijke samenhang met de ringdijk, ringsloot en de verkaveling is hier nog duidelijk aanwezig. Boerderijen aan de Ringdijk en de Amsteldijk zijn nog in redelijke getalen aanwezig, al verliezen zij hun agrarische functie. Wonen aan de Amstel en in de polder is in trek, maar de gemeente Amstelveen heeft in haar beleid vastgelegd dat langs de Amsteldijk geen ruimte meer wordt geboden voor uitbreiding van de woonbebouwing. Vervangende nieuwbouw dient bovendien aan te sluiten qua diversiteit, schaal en uitstraling bij de bestaande bebouwing langs de Amstel.

 

Tot voor kort stonden er nog 27 boerderijen in de Bovenkerkerpolder, waarvan het grootste deel gelegen aan de Ringdijk en aan de Amsteldijk-Zuid, overwegend van het type dwarshuis. Achter het aan de dijk georiënteerde woonhuis, lag de stal. Daarachter, los verspreid over het erf bevonden zich de bijgebouwen: stallen, (wagen)schuren en de hooizolder. Als gevolg van het verlies van de agrarische functie worden veel boerderijen tegenwoordig getransformeerd tot woonhuis en verdwijnen vaak de bijgebouwen. Of de boerderijen maken plaats voor nieuwbouwwoningen, veelal vrijstaande villa's die niet passen binnen de typologie van het polderlandschap en de daarbij behorende bebouwing.

 

Relevantie plangebied

Bij de ontwikkeling van het zorgverblijf wordt rekening gehouden met de cultuurhistorie van de Bovenkerkerpolder. De zorgfunctie blijft ook in de nieuwe situatie ondergeschikt aan de oorspronkelijke agrarische functie op het perceel. Daarnaast sluit het ontwerp van de nieuwbouw qua uitstraling en schaal goed aan bij de bestaande bebouwing op het perceel en langs de Ringdijk. Het kenmerkende karakter van de Bovenkerkerpolder en de karakteristieke boerderij met vele bijgebouwen blijft hiermee behouden.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

 

 

4.1 Bodem

 

Wet bodembescherming

 

Het bodembeleid is gebaseerd op een balans tussen maatschappelijke dynamiek en gezondheidsrisico's. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico voor de gebruiker mag vormen. Is dit wel het geval, dan spreken wij van een ernstig en spoedeisend geval van bodemverontreiniging. Deze gevallen moeten op korte termijn gesaneerd worden of het gebruik en/of de functie moet worden gewijzigd zodat de verontreiniging geen risico meer vormt.

 

De bodemkwaliteit kan ook een acceptabel risico vormen. We spreken dan van een ernstig geval en een potentieel risico. Een ernstig geval met potentiële risico's hoeft niet gesaneerd te worden, omdat het opheffen van potentiële risico's niet kosteneffectief is. Het loont wel te saneren wanneer er toch al grondwerkzaamheden plaatsvinden. Daarom is het verboden om in ernstig verontreinigde gronden te werken zonder saneringsdoel. De saneringshandeling dient dan ook gemeld te worden bij het bevoegd gezag (Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied).

 

Procedures en normen voor onderzoek en sanering van de bodem zijn nader uitgewerkt in de Circulaire bodemsanering 2013. De norm voor een ernstig geval is de interventiewaarde; de norm voor spoedeisendheid het saneringscriterium. Bij handelingen en activiteiten op of in de grond dient een historisch bodemonderzoek conform NEN5725 te worden uitgevoerd om na te gaan of de bodem op een locatie mogelijk verdacht is. Een locatie is verdacht indien er aanwijzingen zijn dat er in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden (puntbronnen) of als er sprake is van achtergrondconcentraties die hoger zijn dan het bodemgebruik toetstaat. Bij puntbronnen kan gedacht worden aan (voormalige) bedrijfsactiviteiten, ondergrondse brandstoftanks en sloop van asbesthoudende bouwwerken. De ontgravingskaart wordt bij ruimtelijke onderbouwingen voor bestemmingsplannen en bij aanvragen voor omgevingsvergunningen geaccepteerd als bewijsmiddel ten aanzien van de achtergrondconcentraties.

 

Is de locatie verdacht, dan dient een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 te worden uitgevoerd en indien nodig een nader onderzoek conform NTA5755 om vast te stellen of er sprake is van een ernstig geval en of er sprake is van een verontreiniging die met spoed gesaneerd dient te worden.

 

Besluit bodemkwaliteit

 

Het Besluit bodemkwaliteit stelt onder andere regels voor grondverzet voor grond die geen risico vormt voor de gebruiker. In de Regeling bodemkwaliteit zijn richtwaarden (kwaliteitsklassen) opgenomen voor verschillende gebruiksfuncties die gerelateerd zijn aan bodemgebruik. Doel van deze regels is om de bodemkwaliteit en bodemfunctie via grondverzet met elkaar in overeenstemming te brengen. Hulpmiddelen hiervoor zijn de bodemkwaliteitskaarten zoals die zijn opgenomen in de regionale Nota bodembeheer. De bodemfunctiekaart is verdeeld in zones waarvan het huidige en toekomstige gebruik is weergegeven. De bodemfuncties zijn 'Industrie', 'Wonen' en 'Overig'. De bodemfuncties bepalen de toepasbaarheid van grond, omdat de functie is gekoppeld aan een kwaliteitsklasse. De ontgravingskaart geeft de aanwezige bodemkwaliteit aan via zones van bodemkwaliteitsklassen.

 

De toepassingskaart geeft aan, aan welke bodemkwaliteitsklasse toe te passen grond moet voldoen. Grond die voldoet aan de achtergrondwaarde is altijd toepasbaar. Grond verontreinigd tot boven (lokale) maximale waarde is niet toepasbaar in de desbetreffende zone en moet elders worden toegepast of verwerkt. De overige grond moet bij toepassing voldoen aan de (lokale) maximale waarde en aan de bodemfunctie van de toepassingslocatie.

 

Provinciale milieuverordening

 

Gebieden met aardkundige waarden dienen planologisch te worden beschermd. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening. In de praktijk betekent dit dat alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de bodemchemische normen en die bodemfysisch vergelijkbaar is met de in het toepassingsgebied voorkomende grondsoort.

 

De bodemkwaliteit dient geschikt te zijn voor de (toekomstige) functie en mag in principe niet verslechteren door grondverzet.

 

Relevantie plangebied

Het vooronderzoek naar de historie en bodemgesteldheid wijst uit dat de bodem op de planlocatie onverdacht is. Op basis van artikel 2.1.5, derde lid, van de Bouwverordening, besluit de gemeente Amstelveen om af te wijken van de verplichting tot het indienen van een bodemonderzoeksrapport, zoals bedoeld in de Woningwet, artikel 8, vierde lid, en de Regeling omgevingsrecht, artikel 2.4.

 

Werkgevers zijn op grond van artikel 4.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit verplicht maatregelen te nemen ter bescherming van werknemers die met verontreinigde grond werken. In dit verband kan de inspectie SZW van hen een volledig historisch onderzoek conform de geldende norm (NEN5725) verlangen om aan te tonen dat de locatie onverdacht is.

 

Het plan is gelet op voorgaande uitvoerbaar ten aanzien van het aspect bodem.

 

4.2 Water

 

Bij ruimtelijke ingrepen dient een watertoets te worden uitgevoerd. Doel van de watertoets is om de relatie tussen planvorming en de waterhuishouding te versterken. Bouwplannen dienen daartoe te worden getoetst door de waterbeheerder. Hierbij moeten alle gevolgen met betrekking tot water tegen het licht worden gehouden.

 

Relevantie plangebied

Er is sprake van een geringe toename van verharding of bebouwing op het perceel Ringdijk BP 21 te Amstelveen. In de regels van de 'Keur 2017' van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) staat beschreven dat het verboden is om zonder Keurvergunning in landelijk gebied meer dan 5.000 m2 verhard oppervlak aan te brengen. In dit plan wordt aanzienlijk minder dan 5.000 m2 aan verharding toegevoegd, waardoor er geen vergunning vanuit het Waterschap AGV benodigd is. Daarnaast is de aanvrager niet verplicht om watercompensatie aan te brengen. Het plan is gelet op voorgaande uitvoerbaar ten aanzien van het aspect water.

 

4.3 Geluid

 

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder (Wgh) en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart (Wlv) en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit (Lib). Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

In de Wet geluidhinder zijn voorkeurswaarden vastgesteld. Als hieraan niet voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om een zogenaamd hogere waarden besluit vast te stellen. Daarnaast dient er in dat geval onderzoek gedaan te worden naar de geluidwering van de desbetreffende woningen. Voor het onderhavige initiatief is het volgende relevant met betrekking tot geluidhinder.

 

Wegverkeer

Er dient inzicht gegeven te worden in de geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. Wanneer er sprake is van de aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.

 

Luchtverkeer

Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Lib in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rondom de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied zijn een aantal zones onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om onder andere een geluidssloopzone en een beperkingengeluidszone. Deze bepalingen moeten in bestemmingsplannen worden verwerkt.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied ligt buiten de zones van wegen die relevant zijn met betrekking tot geluidhinder. Daarnaast is er op het perceel geen sprake van (overmatig) vliegverkeerlawaai, waardoor de geluidseisen dienen te voldoen aan de eisen conform Bouwbesluit 2012 (20 dB). Er is voor dit plan dan ook geen akoestisch onderzoek benodigd. Het aspect geluid vormt gelet op voorgaande geen belemmering voor het onderhavige initiatief.

 

4.4 Luchtkwaliteit

 

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL beoogt alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Alleen projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

 

Een project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging, indien (door berekening of motivering) aannemelijk is dat de 3%-grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een of-benadering. Wanneer een project voor één stof de grens van 3% overschrijdt, moet het project worden aangemerkt als een project dat de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechtert.

 

De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, zoals:

 

Relevantie plangebied

De realisatie van een verblijf voor zorgcliënten (70 m2) is, gezien de geringe omvang van het project, een ontwikkeling die 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Het zorgverblijf heeft geen benoemswaardige verkeersaantrekkende functie. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is voor dit project dan ook niet benodigd. Het aspect luchtkwaliteit vormt gelet op voorgaande geen belemmering voor onderhavig initiatief.

 

4.5 Externe veiligheid

 

Bij externe veiligheid gaat het om de vraag of de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen voldoende is gewaarborgd. Het gaat hier met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen. De veiligheidsnormen zijn vastgelegd in respectievelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij de bouw van een verblijf voor zorgcliënten gaat het in beginsel om een kwetsbaar object, waarbij de veiligheid van personen in het geding kan zijn.

 

De risicokaart Noord-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. De gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en rijk.

 

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het bouwplan geen risicovolle bedrijven en/of activiteiten zijn vermeld.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een gasleiding, route vervoer gevaarlijke stoffen, lpg-tankstation, een andere inrichting die valt onder het BRZO of een opslagplaats met gevaarlijke stoffen. Ondanks dat het initiatief een kwetsbaar object betreft is nader onderzoek naar het groepsrisico of plaatsgebonden risico in dit geval niet benodigd. Het aspect externe veiligheid vormt gelet op voorgaande geen belemmering voor het onderhavige initiatief.

 

4.6 Ecologie

 

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

 

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen. Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied is gelegen in een weidevogelleefgebied. Uit een aantal onderzoeken blijkt dat behalve het beheer, de afwezigheid van opgaande begroeiingen en gunstige omgevingscondities, de afwezigheid van bebouwing in hoge mate bepalend is voor het succes van weidevogelpopulaties. Het is onwenselijk om nieuwe bouwblokken toe te kennen in open gebieden. Uitbreiding op bestaande of uitbreiding van bestaande bouwvlakken is minder schadelijk voor de weidevogels.

 

In onderhavig plan is er sprake van de (her)bouw van een (groter) zorgverblijf op de locatie waar eerder ook een zorgverblijf heeft gestaan. De bouwlocatie is omgeven door opgaande begroeiing en vormt dan ook geen geschikt weidevogelbiotoop. Daarnaast biedt het bestemmingsplan in de huidige situatie al de mogelijkheid om het bouwvlak (>10.000 m2) volledig te bebouwen met agrarische bedrijfsbebouwing. Het plan zal dan ook niet leiden tot verstoring voor weidevogels in de Bovenkerkerpolder. Het aspect ecologie vormt gelet op voorgaande geen belemmering voor het onderhavige initiatief.

 

4.7 Archeologie

 

Wet op de archeologische monumentenzorg

In de Wet op de archeologische monumentenzorg is het doel van het in 1992 gesloten Verdrag van Valletta verwerkt, te weten: bescherming van het archeologisch erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dit doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat de gemeenten verantwoordelijk zijn geworden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. Verder wordt het verrichten van opgravingen aan de markt overgelaten.

 

Door de wet heeft de gemeente een nieuwe wettelijke taak gekregen: bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol gebied of als onderzoeksgebied. De aanvrager van een omgevingsvergunning moet zelf de kosten dragen voor het voldoen aan de gestelde archeologische voorschriften, uitgaande van het principe 'de verstoorder betaalt'. De aanvrager heeft recht op nadeelcompensatie van de gemeente wanneer deze kosten onredelijk hoog zijn. Het principe dat de veroorzaker betaalt, geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift ana de vergunning kan worden verbonden.

 

De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:

 

De provincie of het rijk kunnen in plaats van de gemeente bevoegd zijn om beslissingen te nemen over terreinen met archeologische resten. Het gaat hierbij om vergunningen voor ontgrondingen en om vergunningen inzake beschermde archeologische monumenten die voorkomen op de monumentenlijst van het rijk. Aan deze vergunningen kunnen dezelfde archeologische voorschriften worden verbonden.

 

Het rijk is tevens bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen. Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toegewezen gekregen. Deze categorie betreft de zones waarvoor ten aanzien van de perioden vanaf het Midden Neolithicum een lage archeologische verwachting geldt. Het gaat om verveende en drooggemaakte gebieden buiten de bewoningslinten en de zone met historische bebouwing in het Amsterdamse Bos en buiten de zichtbare inversieruggen. Voor deze gebieden geldt een onbekende verwachting voor de vroege Prehistorie ten aanzien van het dekzandoppervlak. Tevens geldt een onbekende archeologische verwachting ten aanzien van dieper gelegen kreeksystemen, indien aanwezig. Geadviseerd wordt om alleen bij grootschalige ingrepen in deze zone onderzoek naar dieper gelegen kreeksystemen en het dekzandoppervlak te laten plaatsvinden.

 

Voor de gronden met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geldt een archeologische onderzoekplicht, indien de bodemverstoring een oppervlakte heeft van 10.000 m2 (of meer) en de grond dieper dan 30 cm onder het maaiveld wordt verstoord. Aangezien het onderhavige plan slechts een kleinschalige ontwikkeling betreft (ca. 56 m2 grondoppervlak) is de uitvoering van een archeologisch onderzoek op dit perceel niet benodigd. Het aspect archeologie vormt gelet op voorgaande geen belemmering voor onderhavig initiatief.

 

4.8 Energie en duurzaam bouwen

 

Samen met de andere gemeenten die hebben bijgedragen aan het Regionaal Actieprogramma Wonen maakt Amstelveen zich sterk voor een duurzame woningmarkt. Dit betekent een duurzame woningmarkt ten aanzien van materiaalgebruik en energiebesparing met voldoende woongenot, waarbij woonlasten kunnen worden teruggedrongen. Rond duurzaamheid en wonen zijn op diverse beleidsniveaus doelstellingen geformuleerd en worden initiatieven ontplooid en gefaciliteerd. De gemeente Amstelveen stelt in haar woonagenda dat nieuwe (vervangende) woningen in exploitatie en realisatie duurzaam kostendekkend dienen te zijn.

 

Naast het streven naar duurzame woningbouw heeft de gemeenteraad van Amstelveen op 15 juni 2016 nadere kaders vastgesteld betreffende duurzaamheid. Hierbij heeft de gemeenteraad aangegeven dat Amstelveen streeft naar duurzaam beleid in alle keuzes die hij maakt. Hierbij zijn drie focusgebieden benoemd:

 

Belangrijk aandachtspunt bij nieuwbouw en renovatie is dat energiegebruik zoveel mogelijk gereduceerd wordt door onder andere isolatie en efficiënt inzetten van installaties. Daarnaast is aandacht voor duurzame opwekking van energie gewenst. Dit wordt binnen het Bouwbesluit getoetst. De gemeente hecht eraan dat voor bewoners of initiatiefnemers de mogelijkheid wordt geboden zelf verdergaande maatregelen te treffen waarmee energieneutraliteit te bereiken is. De initiatiefnemer van dit project heeft aangegeven zonnepanelen op het dak aan te gaan brengen. Verwarming gebeurt door middel van een warmtepomp. Deze duurzame aanpassingen kunnen bijdragen aan het behalen van de duurzaamheidsambities van de gemeente Amstelveen.

 

Naar verwachting zal de uitvoering van het nationale klimaatbeleid leiden tot het niet meer beschikbaar zijn van aardgas tijdens de gebruiksperiode van het in het plangebied te realiseren verblijf. Het voorkomen van een nieuwe aardgasaansluiting voor het verblijf is daarom te prefereren. Vanaf 1 juli 2018 is de wettelijke aansluitplicht op grond van de Gaswet vervallen. Een netbeheerder is sinds deze datum niet langer verplicht om een aardgasaansluiting te realiseren voor gebruikers van nieuwbouwwoningen en andere nieuwe gebouwen. Dit heeft betrekking op alle kleinverbruikers (woningen en kleinere bedrijven). Aangezien de netbeheerder alleen wettelijke taken mag uitvoeren, is het voor de netbeheerders ook niet meer mogelijk om op verzoek alsnog een gasaansluiting te realiseren. Het schrappen van de aansluitplicht functioneert hierdoor de facto als een verbod op nieuwe gebouwen met aardgasaansluiting. Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten tot aanwijzing van een gebied als een gebied waar de aansluitplicht wel geldt. Dit kan echter alleen bij zwaarwegende redenen van algemeen belang, die een uitzondering strikt noodzakelijk maken. Het college van B&W van Amstelveen heeft besloten om geen gebieden aan te wijzen waar nog wel gasaansluitingen worden gerealiseerd. Wel geldt er een overgangstermijn voor nieuwbouw waarvan de bouwvergunning voor 1 juli 2018 is aangevraagd.

 

De gemeente Amstelveen stimuleert daarnaast de realisatie van duurzame en energiezuinige gebouwen door middel van de gemeentelijke praktijkrichtlijn (GPR). GPR-gebouw is een digitaal instrument dat ontwerpgegevens omzet in prestatiegetallen per module. De gemeente stelt haar licentie beschikbaar aan ontwikkelaars waarmee deze op basis van een voorlopig ontwerp kunnen toetsen waar in een plan nog verbeteringen mogelijk zijn. Het thema milieu van GPR voldoet aan de indieningsvereisten die op grond van de omgevingsvergunning worden gesteld bij het indienen van een bouwaanvraag volgens artikel 5.9, eerste en tweede lid van het Bouwbesluit 2012. Aanvrager van een vergunning voor het bouwen moet met een berekening aangeven wat het duurzaamheidsgehalte van het te realiseren bouwwerk is.

 

Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. De maat voor deze energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). De bepaling van de EPC ligt vast in de norm NEN7120 Energieprestatie van gebouwen (EPG). Voor gebouwen met een bijeenkomstfunctie geldt een EPC van maximaal 1,1.

 

Relevantie plangebied:

De geplande nieuwbouw heeft een EPC van 0,4 en voldoet daarmee ruim aan de eis vanuit het Bouwbesluit. Daarnaast zal het zorgverblijf voorzien worden van zonnepanelen en een warmtepomp. De gemeente Amstelveen zoekt graag met de ontwikkelaar naar meer opties waarmee voor de aanvrager een lagere EPC behaald kan worden. Gedacht wordt hierbij aan extra isolatie en/of warmte terugwininstallaties, energiezuinige systemen, warmte-koudeopslag gecombineerd met lage temperatuurverwarming en/of nabij gelegen warmtenet. Bij voorkeur worden meer opties in de bouwaanvraag meegenomen zodat hierop toegezien kan worden.

 

4.9 Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)

 

Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is essentieel om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan een m.e.r.-(beoordelings)procedure moet worden doorlopen. Voor plannen en besluiten die nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben wordt vaak een m.e.r. doorlopen.

 

Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging houdt in dat B&W voortaan ook een besluit moet nemen over de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling gelden twee voorwaarden:

 

Door middel van een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld of er een milieueffectrapportage of m.e.r.-beoordeling moet worden opgesteld.

 

Toetsing

Het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning heeft betrekking op activiteiten die voorkomen op de D-lijst uit het Besluit m.e.r. (D11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingstraject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). Voor deze activiteit zijn drempelwaarden opgenomen voor de omvang van het stedelijke ontwikkelingstraject. Deze drempelwaarden betreffen stedelijke ontwikkelingstrajecten met:

  1. een oppervlakte van 100 hectare of meer;

  2. een aaneengesloten gebied van 2.000 woningen of meer, of;

  3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

 

Het voornemen om een nieuw zorgverblijf te realiseren ligt (ver) onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. Op basis hiervan moet bekeken worden of een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

 

Gevoelig gebied

De projectlocatie is gelegen in een bufferzone en een weidevogelleefgebied. Dit zijn gebieden die worden beschermd vanuit de natuurwaarden. De ligging in een bufferzone beperkt de (buitenplanse) bebouwingsmogelijkheden op dit perceel. De ligging in een weidevogelleefgebied stelt voorwaarden met betrekking tot eventuele verstoring van weidevogels.

 

Milieugevolgen

De omvang van de voorgenomen ontwikkeling brengt geen zodanige productie van afvalstoffen, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen met zich mee op basis waarvan belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. In de vorige paragrafen zijn verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling van een nieuw zorgverblijf geen sprake is van nadelige milieugevolgen. Er spelen geen andere ontwikkelingen (voorkomend op de D-lijst uit het Besluit m.e.r.) in de nabijheid van het plangebied. Daarnaast wordt opgemerkt dat in het verleden op de huidige locatie ook al een stedelijke functie binnen het projectgebied aanwezig was.

 

Conclusie

Gelet op vorenstaande hoeft er geen milieueffectrapportage te worden opgesteld voor de ontwikkeling van een nieuw zorgverblijf op het perceel Ringdijk BP 21. Ondanks de ligging in een bufferzone en weidevogelleefgebied is er geen sprake van een dusdanige verstoring of nadelige milieueffecten. Het gebouw wordt op dezelfde plek gebouwd als waar voorheen het reeds gesloopte zorgverblijf stond. Deze locatie is vanwege de opgaande begroeiing ook in de huidige situatie geen geschikt weidevogelbiotoop. Daarnaast biedt het vigerende bestemmingsplan de mogelijkheid om het bouwvlak volledig te bebouwen met agrarische bebouwing, waardoor de bouw van een kleinschalig zorgverblijf verwaarloosbare milieugevolgen heeft.

 

4.10 Belangenafweging

 

Schaduwwerking

De realisatie van het nieuwe zorgverblijf zal plaatsvinden op een vrijgelegen agrarisch perceel zonder omwonenden in de nabije omgeving. Er zal dan ook geen hinder worden ondervonden veroorzaakt door de schaduwwerking van het te realiseren zorgverblijf.

 

Aantasting privacy

De realisatie van de nieuwbouw op een agrarisch perceel zonder omwonenden in de nabij omgeving zorgt er tevens voor dat er geen omwonenden in hun privacy worden aangetast.

 

Conclusie

Er is geen sprake van een onaanvaardbare aantasting van het woongenot voor bewoners van aangrenzende percelen. Het perceel waarop de nieuwbouw zal plaatsvinden is op grote afstand gelegen van de aangrenzende (bewoonde) percelen. Daarnaast wordt het verblijf gebouwd op de locatie waar voorheen een soortgelijk zorgverblijf heeft gestaan. De grotere omvang van het nieuwe verblijf (70 m2 in de nieuwe situatie, t.o.v. 24 m2 in de oude situatie) is niet dusdanig dat omwonenden hier hinder van ondervinden. Er worden dan ook geen belangen van derden geschaad door dit bouwplan.

 

 

 

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

 

 

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

5.1.1 Inspraak

 

Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt het voornemen tot afwijking inclusief de bijbehorende stukken waaronder het ontwerp van de omgevingsvergunning (bijlage 6) en deze ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder een mondelinge dan wel een schriftelijke zienswijze in te dienen.

 

De termijn van inzage loopt van 23 oktober 2018 t/m 3 december 2018. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

 

5.1.2 Bro-partners

 

In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale- en rijksdiensten en andere instanties op 22 oktober 2018.

 

De toezending is gedaan met het verzoek om binnen 6 weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat de ontwerp omgevingsvergunning geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

 

  1. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

  2. Waternet

  3. Beschermers Amstelland

  4. Dorpsraad Nes aan de Amstel

  5. Wijkplatform Nes aan de Amstel

 

Het ontwerp van de ruimtelijke onderbouwing heeft genoemde instanties geen aanleiding gegeven tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

 

5.2 Juridische uitvoerbaarheid

 

Het perceel, kadastraal bekend gemeente als gemeente Amstelveen, sectie N, nr. 368 is in eigendom van de aanvrager. Voor wat betreft het grondeigendom is het bouwplan dan ook uitvoerbaar.

 

5.3 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

Sinds 1 juli 2008 is de gemeente op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht om bij het mogelijk maken van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan vast te stellen ten behoeve van het verhalen van de door de gemeente te maken kosten, tenzij voorafgaand aan de vaststelling van de bestemmingswijziging een overeenkomst tot stand is gekomen waarin dit kostenverhaal verzekerd is.

 

Voorliggend project voorziet in de bouw van een zorgverblijf in een bijgebouw en betreft derhalve geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan of andere vorm van kostenverhaal door de gemeente opgesteld te worden voor onderhavig plan.

 

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

Voor het perceel Ringdijk Bovenkerkerpolder 21 te Amstelveen is een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een zorgverblijf met een bijeenkomstfunctie op de locatie waar voorheen een (kleiner) zorgverblijf heeft gestaan. Dit bouwplan past op onderdelen niet binnen de gebruiksvoorschriften van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' in het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'.

 

Het initiatief kan met gebruikmaking van de buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, eerste lid, sub a onder 3° Wabo worden gerealiseerd. De gevraagde vergunning kan worden verleend, indien is aangetoond dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

 

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verbiedt het uitvoeren van een project zonder omgevingsvergunning. Indien een project in strijd is met een bestemmingsplan, bestaat de mogelijkheid voor het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) om af te wijken van het bestemmingsplan door een projectafwijkingsbesluit te nemen. Voordat het college dit besluit kan nemen, moet de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeven. De gemeenteraad kan de afweging of voor een project van het geldende bestemmingsplan mag worden afgeweken ook overlaten aan het college. Het verstrekken van een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) kan de gemeenteraad niet delegeren aan het college. Wel kan de gemeenteraad categorieën aanwijzen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet vereist is. Het onderhavige initiatief is opgenomen in de lijst die de Amstelveense gemeenteraad in dat kader heeft aangewezen en zodoende is voor onderhavig plan geen vvgb benodigd.

 

Het plan is in overeenstemming met het beleid van rijk en provincie en met het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente. Gelet op de verschillende omgevingsaspecten zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van dit plan. De juridische, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid zijn tevens gewaarborgd.

 

Geconcludeerd kan worden dat het bouwplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, zodat het geoorloofd is om toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° Wabo en voor onderhavig initiatief de omgevingsvergunning te verlenen.