direct naar inhoud van Regels

Bestemmingsplan Amsteldijk Zuid 193

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0362.09Y-VG01
Plantype: bestemmingsplan

TOELICHTING

 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding en doelstelling

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

1.4 Leeswijzer

HOOFDSTUK 2 PLANBESCHRIJVING

2.1 Huidige situatie

2.2 De ontwikkeling

2.3 Beoordeling ontwikkeling in relatie tot het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk

HOOFDSTUK 3 PLANOPZET

3.1 Algemeen

3.2 Planregels

HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID

4.1 Nieuwe stedelijke ontwikkeling

4.2 Economische uitvoerbaarheid

4.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.4 Handhaving

HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

5.1 Ruimtelijke karakteristiek

5.2 Functioneel gebruik

HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER

6.1 Inleiding

6.2 Rijksbeleid

6.3 Provinciaal en regionaal beleid

6.4 Gemeentelijk beleid

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT

7.1 Bodem

7.2 Water

7.3 Archeologie

7.4 Geluid

7.5 Luchtkwaliteit

7.6 Externe veiligheid

7.7 Flora en fauna

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

 

1.1 Aanleiding en doelstelling

 

Stichting Ons Tweede Thuis (OTT) is gevestigd aan de Amsteldijk Zuid nummer 194. De stichting heeft de naastgelegen woning nummer 193 aangekocht ten behoeve van dagbesteding.

 

Het OTT is reeds sinds 2003 gevestigd aan de Amsteldijk Zuid. Op nummer 193 staat een woonhuis met erfbebouwing. Dit huis is gesitueerd direct voor het meest noordelijk gelegen bedrijfsgebouw van het OTT en lijkt fysiek al deel uit te maken van het terrein van het OTT. De dagbesteding gaat plaatsvinden in de bestaande woning en bijgebouw.

 

 [image]

Luchtfoto Amsteldijk Zuid 193

 

 

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

 

Het perceel Amsteldijk Zuid 193 is gelegen in het oosten van de gemeente Amstelveen in het 'Buitengebied Zuid' in de Bovenlanden. Het perceel is kadastraal bekend als Gemeente Amstelveen Sectie K, nr 1146, 1763 en 1819.

 

 [image]

Ligging Amsteldijk Zuid 193 in de gemeente Amstelveen

 

 [image]

Afbeelding kadastrale percelen 1146/1763/1819

 

1.3 Geldende bestemmingsplannen

 

Het perceel Amsteldijk Zuid 193 is gelegen in het gebied van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied". Dit bestemmingsplan is sinds 25 mei 2011 onherroepelijk van kracht. Ter plaatse van dit perceel is sprake van de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waarde - Archeologie' van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied". Het voorgestane gebruik ten behoeve van dagopvang van Stichting Ons Tweede Thuis is in strijd met de regels van het bestemmingsplan.

 

Ter plaatse van het onderhavige perceel gelden tevens de bestemmingsplannen "Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie", "Paraplubestemmingsplan Schipholparkeren en Parkeernormen", "Paraplubestemmingsplan Herziening Begripsbepaling Peil" en "Paraplubestemmingsplan Wonen".

 

Vanuit het "Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie" geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' , welke de archeologische dubbelbestemming uit het bestemmingsplan "Landelijk Gebied" vervangt.

 

 [image]

Afbeelding vigerend bestemmingsplan "Landelijk Gebied" ter plaatse van de Amsteldijk Zuid 193.

 

1.4 Leeswijzer

 

In hoofdstuk twee worden de uitgangspunten van het ruimtegebruik voor de komende tien jaar gegeven. Hoofdstuk drie bevat de juridische vertaling van de visie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk vier komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan bod. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deze hoofdstukken voldoende.

 

Hoofdstuk vijf tot en met zeven geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de planopzet. In hoofdstuk vijf wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk zes gaat verder in op de beleidskaders. In het laatste hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod.

 

 

HOOFDSTUK 2 PLANBESCHRIJVING

 

2.1 Huidige situatie

 

Op het perceel Amsteldijk Zuid nummer 193 staat een woonhuis met erfbebouwing. Het huis is gesitueerd direct voor het meest noordelijk gelegen bedrijfsgebouw van Stichting Ons Tweede Thuis.

 

De locatie is gelegen in het bestemmingsplan "Landelijk Gebied" en heeft hierin de bestemming 'Wonen'. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woonhuizen. Het gebruik als dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking valt hier niet onder. Er is qua gebruik sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan.

 

 [image]

Aanzicht van de woning Amsteldijk Zuid 193

 

 

 [image]

 

 

2.2 De ontwikkeling

 

In 2003 is medewerking verleend aan de vestiging van het OTT op nummer 194. Er was hier sprake van bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf. Stichting OTT heeft behoefte aan extra ruimte ten behoeve van dagopvang van cliënten met een ernstig verstandelijke beperking en gedragsproblematiek. Het perceel Amsteldijk Zuid 193 is met dit doel aangekocht door de stichting.

 

Het perceel nummer 193 grenst direct aan het naastgelegen perceel waar het OTT gevestigd is en staat direct voor de meest noordelijke bebouwing op dit perceel, waardoor het fysiek al onderdeel lijkt uit te maken van het terrein van OTT.

De ruimtelijke impact van het betrekken van de woning bij het OTT is hierdoor gering. De afstand tot de dichts bij zijnde noordelijk gelegen woning is circa 18 meter. Mede gezien het feit dat het OTT hier al sinds 2003 is gevestigd en de ruime afstand tot de belendingen worden hier geen problemen verwacht in de zin van overlast of geluidhinder. Eveneens zal het gebruik ten behoeve van dagbesteding niet leiden tot een onaanvaardbare toename van verkeer of parkeerdruk.

 

Dit bestemmingsplan heeft geen ontwikkelingsgericht karakter en voorziet in het gebruik ten behoeve van dagbesteding ten behoeve van Stichting Ons Tweede Thuis.

 

 

2.3 Beoordeling ontwikkeling in relatie tot het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk

 

De gemeenteraad heeft op 5 februari 2014 het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk vastgesteld met het doel de bescherming van de Amstelscheg en in het bijzonder de Amsteldijk en het Bovenland langs de Amstel op Amstelveens grondgebied. De bebouwing en doorzichten langs de Amstel zijn afwisselend in uitstraling. De verschillende karakteristieken per deelgebied en de verschillende woontypologieën geven aanleiding tot het opstellen van randvoorwaarden en ontwerpprincipes om toekomstige ontwikkelingen langs de Amstel in goede banen te leiden. Het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk maakt hierbij deel uit van de Welstandsnota waaraan getoetst wordt door de stadsarchitect en de stadsbouwmeester.

[image] 

Langs de Amstel zijn op Amstelveens grondgebied verschillende deelgebieden te herkennen. Deze gebieden kenmerken zich met name door de soort en dichtheid van de bebouwing langs de Amsteldijk enerzijds en de mate van openheid tussen de bebouwing anderzijds. Daarnaast is het gebruik van het Bovenland mede bepalend voor het beeld vanaf de Amsteldijk. De onderhavige locatie is gelegen in het deelgebied Zuid (van Langs de Akker tot Uithoorn met uitzondering van Nes).

 

Vanaf Langs de Akker naar het zuiden wordt de bebouwing langs de Amsteldijk weer beduidend minder intensief. Clusters van voornamelijk vrijstaande woningen, al dan niet met bedrijfsbebouwing op het achtererf worden afgewisseld met onbebouwd Bovenland en boerderijen. De woonbebouwing bestaat vooral uit (voormalige) bedrijfswoningen en boerderijen. Er komen diverse typen woningen in verschillende architectuurstijlen voor. Een bijzonderheid is het buurtschap De Zwarte Kat: een cluster van een tiental woningen, boerderijen en horecagelegenheid.

 

Over het algemeen kan gezegd worden dat de woonbebouwing in dit deelgebied van oudsher bescheidener van aard is dan tussen de Kalfjeslaan en de Oostermeerweg. Buitenplaatsen hebben in dit deelgebied nooit gestaan. En ook de riante villa's en geschakelde woningen uit de jaren dertig van de vorige eeuw zijn hier niet te vinden, in tegenstelling tot het meest noordelijke deelgebied. Het gebruik van het Bovenland is voornamelijk agrarisch, inclusief de bijbehorende bebouwing. Ten noorden van Nes komt bedrijfsbebouwing op beperkte schaal voor en is er veel open ruimte en zicht op het Bovenland vanaf de Amsteldijk. Ten zuiden van Nes komt grootschaliger bedrijfsbebouwing voor, voornamelijk kassen. Ter hoogte van de Hollandse Dijk is een cluster van kassen en bedrijfsbebouwing ontstaan. De overige grotere kassen of bedrijfsbebouwing ligt verspreid tussen Nes en Uithoorn. Ieder bedrijf grenst aan weerszijden aan onbebouwde percelen.

Kenmerkend voor dit deel van de Amsteldijk zijn de ontsluitingen van de boerderijen aan de Ringdijk van de Bovenkerkerpolder, die via het Bovenland en de Amsteldijk worden ontsloten. Deze ontsluitingswegen liggen in de regel haaks op de Amsteldijk, op het niveau van het Bovenland. Vaak is bij de aantakking van de ontsluitingsweg op de amsteldijk bebouwing gesitueerd.

Het landelijke beeld in dit deelgebied langs de Amsteldijk wordt verder versterkt door de knotwilgen in het westelijk dijktalud.

 

Het beeldkwaliteitplan onderscheidt zeven verschillende woontypologieën die langs de Amsteldijk voorkomen. Dit betreft: arbeiderswoningen, dijkhuis, boerderij, buitenplaats, geschakeld huis, vrijstaand huis en molenstomp.

 

In het onderhavige geval gaat het om een vrijstaande woning met bijbehorende tuin en erfbebouwing. Deze woning valt onder woningtype "vrijstaand huis".

 

Randvoorwaarden voor deelgebied Zuid: Langs de Akker, tot Uithoorn, m.u.v. Nes

Centraal staat het behoud c.q. het vergroten van de openheid van het Bovenland en het bescheiden houden van de uitstraling van de bebouwing. De voorkomende en bij vervangende nieuwbouw toegestane woningtypologieën zijn de vrijstaande woning met eenvoudige uitstraling (geen luxe villa's), de boerderij, de dijkwoning en enkele geschakelde woningen. Buitenplaatsen, luxe villa's, jaren '30 ensembles en rijen arbeiderswoningen komen hier van oudsher niet voor en zijn niet gewenst. De boombeplanting in het talud van de dijk in het zuidelijk deelgebied blijft incidenteel en gekoppeld aan de bebouwingslinten. De voorkomende knotwilgen dragen bij aan de landelijk uitstraling.

 

Ontwerpprincipes woningtypologieën

Er zijn 6 typologieën woonhuizen te onderscheiden. Iedere typologie heeft eigen randvoorwaarden met betrekking tot positie van de woning op de kavel, inrichting van de kavel, aansluiting van de kavel op de dijk, volume, architectuur. Hierbij is het bouwvlak zoals aangegeven in het bestemmingsplan leidend, dat wil zeggen dat de plek van het (huidige) bouwvlak de typologie bepaalt, ook voor toekomstige ontwikkelingen. de algemene ontwerpprincipes voor woonbebouwing gelden voor alle woningtypologieën.

 

Algemene ontwerpprincipes woonbebouwing en bijbehorende kavel

Historische bebouwing blijft in principe behouden.

Er is in principe geen nieuwe bebouwing toegestaan buiten het bouwvlak, zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Ontwikkelingen betreffen dus alleen herontwikkeling van bestaande bebouwing. De plek van het hoofdvolume is in principe bepaald in het bestemmingsplan.

De positie van het bouwvlak in het geldende bestemmingsplan bepaalt de woningtypologie.

Woonbebouwing richt zich op de Amstel met een representatieve gevel.

Kavelontsluiting staat loodrecht op de dijk.

Het oorspronkelijke hoogteverschil tussen de dijk en het bovenland blijft intact. Waar het hoogteverschil is verstoord, is herstel naar de oorspronkelijke situatie wenselijk.

De teensloot van de Amsteldijk biijft waar aanwezig intact. Waar de teensloot niet meer aanwezig is, is herstel naar de oorspronkelijke situatie wenselijk.

 

Ontwerpprincipes vrijstaand huis

Een vrijstaand huis is het hoofd(bouw)volume op een kavel. Een vrijstaand huis staat op behoorlijke afstand van de Amsteldijk (tenminste 8 a 10 meter), op het maaiveld niveau van het Bovenland. Over het algemeen is de bebouwingsrichting van een vrijstaand huis loodrecht op de Amstel.

Een vrijstaand huis heeft voldoende tuin rondom. Bij voorkeur een diepte voortuin richting de Amstel, voldoende zijtuin in verhouding met de woning: minimaal 3 meter bij een bouwlaag met een kap, minimaal 5 meter bij twee bouwlagen met kap. De achtertuindiepte is afhankelijk van de kavelgrootte.

Eventuele bijgebouwen staan meer teruggeplaatst op de kavel, bij voorkeur achter het hoofdvolume.

Het woonhuis bestaat uit één of maximaal twee lagen met kap. Een huis van één bouwlaag mag een kap van twee bouwlagen hebben. Een huis van twee bouwlagen met een kap van niet meer dan één bouwlaag hebben. De architectuur van een vrijstaand huis is geïnspireerd op de karakteristieken van de bouwstijl langs de Amstel. In het noordelijk deelgebied presenteert een vrijstaand huis zich bij voorkeur als een villa met prominente kap en uitstraling die is afgestemd op nabijgelegen woningen (voor zover aanwezig). Een villa is bij voorkeur van traditionele materialen: metselwerk met een pannen- of rietendak. Als variant op het metselwerk mag een van oorsprong gestuukt of gekeimd vrijstaand huis in hetzelfde materiaal worden teruggebouwd. In het algemeen geldt dat het kleurgebruik (steen) afgestemd dient te zijn op de naastgelegen woonhuizen die tot hetzelfde ensemble behoren. In het zuidelijk deelgebied heeft een vrijstaande woning het karakter van een bedrijfswoning met een kap van maximaal een bouwlaag en een doelmatige uitstraling. De materialisering bestaat uit metselwerk en een pannendak. Het metselwerk mag eventueel worden aangevuld met een ander materiaal. In het middelste deelgebied heeft een vrijstaande woning bij een bedrijf de uitstraling van een bedrijfswoning. Een vrijstaande woning in het middelste deelgebied zonder (agrarisch) bedrijf mag een luxere uitstraling hebben, maar heeft bij voorkeur een minder klassieke uitstraling dan in het noordelijk deelgebied.

Vrijliggende huizen hebben als erfscheiding bij voorkeur de teensloot of beplanting, ook op de erfgrens aan de Amsteldijkkant. Gebouwde erfscheidingen aan de zijde van de Amsteldijk zijn ongewenst. Paardenbaken, zwembaden, tennisvelden, etc. liggen achter de woonbebouwing. Omheining van paardenweiden is minimaal; zie voorschriften welstandsnota.

 

Conclusie

In het onderhavige geval is geen sprake van bouwactiviteiten. De bestaande woning en erfbebouwing blijft gehandhaafd.

 

 

HOOFDSTUK 3 PLANOPZET

 

3.1 Algemeen

 

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.

 

Het voorliggende bestemmingsplan is een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is opgesteld conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Het bestemmingsplan wordt elektronisch/digitaal beschikbaar gesteld op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl

 

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Gezien de duidelijke voorgestane ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde planvorm voor de woonzorg. Deze planvorm maakt het mogelijk alle functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheer en behouden.

Op de verbeelding is de functie zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.

Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.

 

Opbouw van het bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de Verbeelding, de Toelichting en de Regels. Hierbij geven de Regels de juridische bepalingen van het bestemmingsplan en geeft de Verbeelding de locaties en aanduidingen van die juridische bepalingen weer. Hierna worden deze onderdelen van het onderhavige bestemmingsplan "Amsteldijk Zuid 193" weergegeven.

De Regels zijn, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplan SVBP 2012, ondergebracht in vier hoofdstukken:

 

De regels in hoofdstuk 1 en de algemene regels in hoofdstuk 3 gelden voor het bestemmingsplan als geheel. Die regels werken door in de diverse bestemmingen.

 

 

3.2 Planregels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In Hoofdstuk 1 van de Regels worden begrippen verklaard die worden gebruikt in de Regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Vervolgens is in artikel 2 'Wijze van meten' bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

 

Een belangrijke begripsbepaling in artikel 1 'Begrippen' van de regels van dit bestemmingsplan is het begrip 'peil'. Voor peil is de volgende begripsbepaling genomen, welke algemeen voor Amstelveen geldt.

  1. Peil:

  2. Voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk, waarvan de gevel direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die gevel;

  3. Voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst en in alle andere gevallen: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;

  4. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel een ander plaatselijk aan te houden oppervlaktewaterpeil.

  5.  

Voor wat betreft 'passend' en 'noodzakelijk' geldt als toelichting het volgende.

Wanneer sprake is van een onderbreking van het (verdere) verloop van het terrein (door middel van een ophoging) die niet noodzakelijk is voor de bouw van een woning is er sprake van een niet passende ophoging. Een ophoging is noodzakelijk voor de bouw van een woning wanneer zonder deze ophoging de bouw van de woning in technisch opzicht niet mogelijk is of indien anderszins sprake is van technische problemen die een goede bouw of normaal gebruik in de weg staan.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Het onderhavige bestemmingsplan kent drie enkelbestemmingen en twee dubbelbestemmingen.

De regels in verband met de enkelbestemmingen kennen een eenduidige opbouw en bestaan uit een bestemmingsomschrijving, bouwregels, specifieke gebruiksregels en afwijkingsregels.

Met betrekking tot behoud en bescherming is een archeologische dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen: deze kent bijzondere regels.

 

De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Hierin is een omschrijving opgenomen van de functies die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). De bouwregels van bestemmingen zijn gebaseerd op de bestemmingsomschrijving en de beoogde bebouwing. De Algemene bouwregels staan in Hoofdstuk 3 van de Regels.

 

In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:

 

Tuin (artikel 3)

De gronden aan de voorzijde van, en behorende bij de de (voormalige) woning hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Dit betreft het naar het openbaar gebied gerichte deel van het erf. Op de gronden met de bestemming Tuin mogen behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis en erkers en entreeportalen, geen bebouwing worden opgericht.

 

Water (artikel 4)

Water is als zodanig bestemd. Het water kan tevens worden gebruikt door de brandweer als bluswater.

 

Wonen - Woonzorg (artikel 5)

Ter plaatse van de bestemming Wonen - Woonzorg is een Woonzorgcentrum toegestaan. Hier is sprake van een woonzorgcentrum met de daarbij behorende medische- en sociale voorzieningen.

 

Waarde - Aardkundige waarden (artikel 6)

Voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarden' geldt dat de initiatiefnemer bij ophogen, afgraven en egaliseren van gronden bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning) inzicht te geven in de ingreep, werkzaamheden en situatie en een onderbouwing te geven. Op basis daarvan kunnen aan de betreffende vergunningen voorschriften worden verbonden. In de planregels is opgenomen voor welke bodemingrepen de eisen met betrekking tot aardkundige waarden gelden en welke criteria van toepassing zijn om werkzaamheden te mogen uitvoeren. De dubbelbestemming geldt voor het gehele plangebied.

 

Waarde - Archeologie (artikel 7) met aanduiding 'waarde - archeologie' 2

Voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geldt dat de initiatiefnemer bij ingrepen in de bodem bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen of van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning) een archeologisch rapport dient te overleggen. Op basis daarvan kunnen aan de betreffende vergunningen voorschriften worden verbonden. In de planregels is opgenomen voor welke bodemingrepen de eisen met betrekking tot archeologie gelden en welke criteria van toepassing zijn om te mogen bouwen of werkzaamheden te mogen uitvoeren. Deze regels zijn van toepassing bij de volgende bodemingrepen:

 

De verwachtingswaarden en aanduidingen binnen de dubbelbestemming zijn gebaseerd op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart.

 

Waterstaat - Waterkering (artikel 8)

Voor de gronden binnen het plangebied waar een regionale waterkering is gelegen is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Dit ten behoeve van de bescherming van de waterkerende functie. Deze dubbelbestemming voorziet in een vrijwaringszone langs de waterkering, waarbij specifieke regels zijn opgenomen ten aanzien van het bouwen binnen deze bestemming.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de aanvullende, algemene regels opgenomen.

 

Anti-dubbeltelregel (artikel 9)

Deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan. Dit artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.

 

Algemene bouwregels (artikel 10)

In dit artikel (toegelaten overschrijdingen) wordt aangegeven in welke gevallen de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen overschreden mogen worden. Dit betreffen bijvoorbeeld liftkokers, schoorstenen en balkons.

 

Algemene afwijkingsregels (artikel 11)

In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft onder meer kleine afwijkingen ten behoeve van een betere ruimtelijke en/of technische uitvoerbaarheid, als ook mogelijkheden voor kleine gebouwen voor het openbaar belang.

 

Artikel 12, 13 Luchtvaartverkeerzone - LIB

Hier wordt aangegeven waar de gronden binnen de vrijwaringszones (Luchtvaatverkeerzones LIB) voor bedoeld zijn, welke beperkingen hier gelden en onder welke voorwaarden hiervan kan worden afgeweken.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Overgangsrecht (artikel 14)

Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.

 

Slotregel (artikel 15)

Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.

 

 

HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID

 

4.1 Nieuwe stedelijke ontwikkeling

 

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

 

Op basis van jurisprudentie blijkt dat het realiseren van één of enkele woningen niet gezien kan worden als een stedelijke ontwikkeling. In dit geval wordt alleen de bestemming Wonen gewijzigd in Wonen - Woonzorg. De bestaande bebouwing zal worden gebruikt ten behoeve van dagbesteding. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

 

 

4.2 Economische uitvoerbaarheid

 

Onderhavig bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Uit onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is derhalve gebleken dat er enkel kosten optreden die verband houden met het opstellen van het bestemmingsplan. Aanvrager heeft een aparte herziening van het bestemmingsplan Landelijk Gebied aangevraagd, waarin ingevolge de legesverordening kosten aan zijn verbonden.

 

Uit het onderzoek is daarnaast gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten te verwachten zijn en de gemeente bovendien geen financiële risico's draagt. Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar binnen de planperiode van tien jaar.

 

 

4.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

4.3.1 Inspraak

 

Het voorontwerp is gezien de aard en omvang van het bestemmingsplan niet ter inzage gelegd.

 

Het ontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd van donderdag 16 april 2020 tot en met woensdag 27 mei 2020. Hiervan is vooraf digitaal kennisgegeven in de Staatscourant en het Gemeenteblad op 15 april 2020.

Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

 

4.3.2 Bro-partners

 

In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties op 4 maart 2020.

De toezending is gedaan met het verzoek om binnen 3 weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

 

  1. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

  2. Dorpsraad van Nes aan de Amstel

 

Van Gedeputeerde Staten is een reactie ontvangen.

Deze had betrekking op een aanpassing van de passage in de toelichting over het bufferzoneregime. De toelichting is hierop aangepast.

 

 

4.4 Handhaving

 

Het bestemmingsplan is er op gericht de gewenste dagbesteding van Stichting Ons Tweede Thuis aan de Amsteldijk Zuid 193 mogelijk te maken. De gronden zijn inmiddels door de stichting aangekocht. Wanneer dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, dan is de discussie over de inhoud van het plan afgerond en dienen overheid en burgers zich aan het plan te houden. Gebruik en/of bouwen dat niet in overeenstemming is met de verbeelding en/of planregels is dan in strijd met het geldende bestemmingsplan. de zorg dat situaties gedurende de planperiode in overeenstemming zijn en blijven met het geldende bestemmingsplan valt onder het begrip handhaven.

Goede handhaving vereist dat, naast de overheid, ook belanghebbenden en de gebruikers van een plangebied op eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van de inhoud van het geldende bestemmingsplan. Om dit te bereiken zijn bestemmingsplannen digitaal toegankelijk via het internet.

 

 

HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

 

Dit is een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Alle ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan zijn al behandeld in hoofdstuk 2

 

5.1 Ruimtelijke karakteristiek

 

5.1.1 Het plangebied in groter verband

Het gebied ligt in het bebouwingslint ten zuiden van de kern Nes aan de Amstel aan de zuidoostelijke rand van de Gemeente Amstelveen. De Amsteldijk Zuid ligt parallel aan de Amstel en is van oudsher de verbinding Amsterdam-Ouderkerk-Uithoorn en ontsluitingsweg voor de oorspronkelijk zeer gespreid daaraan gelegen agrarische bedrijven met bijbehorende woonhuizen. De Amsteldijk is het bepalende element voor de hoofdstructuur van het gebied. Direct ten zuiden en achter het perceel Amsteldijk Noord 193 is het woonzorgcentrum van Stichting Ons Tweede Thuis gevestigd. Met de aankoop van de woning op nummer 193 kan de Stichting extra ruimte bieden ten behoeve van dagbesteding van haar cliënten.

 

5.1.2 Beschrijving deelgebieden

Het plangebied onderscheidt geen deelgebieden aangezien de planlocatie slechts één adres betreft.

 

5.1.3 Cultuurhistorie/archeologie

Gebiedsbeschrijving algemeen Landelijk Gebied

De Amstel is een natuurlijke waterweg die vanaf de late middeleeuwen voortdurend is aangepast ten behoeve van goederen- en personen vervoer over water. Kenmerkend voor de ontwikkeling van het veen- en poldergebied is de aanleg van de polderkaden. Door de ontvening in de 17de en 18de eeuw en het natuurlijke proces van inklinking daalde de bodem. Door de voortschrijdende bodemdaling van de aanliggende veen- en landbouwgronden werd het verschil tussen de hoogte van het maaiveld en het peil van de Amstel steeds groter. Hierdoor moesten de kaden steeds worden verhoogd. het 'Bovenland' is het niet ontveende gebied dat wordt begrensd door de Amstel en Amsteldijk aan de ene zijde en de Ringdijk en Ringsloot aan de andere zijde.

Achter de Ringdijk is het land ontveend en lager gelegen: de polder of zogeheten "benedenland".

Zowel langs de Amsteldijk als langs de Ringdijk hebben in de 17de en 18de eeuw een heel aantal molens gestaan, om het water van het benedenland via de Ringsloot en het Bovenland naar de Amstel te malen. Begin 20ste eeuw werd de bemaling grotendeels overgenomen door (stoom)gemalen en verdwenen de molens uit het landschap.

 

De bewoning van de Bovenkerkerpolder is van oudsher gesitueerd aan de rand van de droogmakerij, aan de Ringdijk en de Amsteldijk. De genetische en ruimtelijke samenhang met de ringdijk, ringsloot en de verkaveling is nog duidelijk aanwezig. Hoewel het grootste deel van de molens verdwenen is, is de molengang in de Bovenkerkerpolder nog herkenbaar aan de afwijkende verkaveling. Boerderijen aan de Ringdijk en de Amsteldijk zijn nog in redelijke getalen aanwezig, al verliezen zij hun agrarische functie.

Wonen aan de Amstel en in de polder is in trek, maar de gemeente Amstelveen heeft in haar beleid vastgelegd dat langs de Amsteldijk geen ruimte meer wordt geboden voor uitbreiding van de woonbebouwing. Vervangend nieuwbouw dient bovendien aan te sluiten qua diversiteit, schaal en uitstraling bij de bestaande bebouwing lang de Amstel.

 

Cultuurhistorische waarde

Dorpskern Nes aan de Amstel

Het dorpje Nes aan de Amstel ligt halverwege Ouderkerk en Uithoorn en is ontstaan op een landtong (of nes), die eerder vastzat aan de oostoever van de Amstel. toen met de bocht afsneed door het graven van een kortere verbinding ontstond een eiland. De oorspronkelijke rivierarm slibde dicht, waarna het eiland vastzat aan de westoever. Het dorp ligt aan de rand van de Bovenkerkerpolder welke in 1764 werd drooggelegd. het oorspronkelijke lintdorp langs de Amsteldijk bestaat thans uit verschillende buurtschap; De Nes, de Zwaluwen-buurt, Vierhuizen en Waardhuizen.

De Zwaluwbuurt vormt nu de kern van het dorp, hier ligt het Rijksmonumentale katholieke complex met de Urbanuskerk met pastoriewoning en de voormalige Sint Josephschool. Het dorp Nes is een kolometer zuidelijker ontstaan in de omgeving van de Nessersluis, de plek waar nu een pont over de Amstel vaart. Hier stond ten tijde van de hervorming (begin 17de eeuw) een katholieke schuilkerk, die vale katholieken aan zich bond. Mede daardoor is het te verklaren dat de Nesser gemeenschap tot aan het midden van de 20ste eeuw bijna voor 100% rooms-katholiek was. De toenemende ontkerkelijking bracht daar verandering in en de bouw van meer dan 100 nieuwe woningen in de Zwaluwenbuurt in de jaren '70 versterkte die ontwikkeling nog eens. De nieuwe Nessers waren veelal Amstelveners en Amsterdammers die hun hart hadden verpand aan de kleinschalige woongemeenschap. De katholieke neo-gotische Urbanuskerk, gebouwd door Jos Cuijpers tussen 1889 en 1891, is desondanks nog altijd beeldbepalend voor het silhouet van het dorp.

 

Boerderijen

Niet zo lang geleden stonden er nog 27 boerderijen in de Bovenkerkerpolder, bijna allemaal aan de Ringdijk en aan de Amsteldijk-Zuid, overwegend van het type dwarshuis. Het woon-gedeelte stond dwars op de stallen, evenwijdig aan de weg. Het belangrijkste vertrek was de verhoogde 'opkamer', die eigenlijk alleen maar werd gebruikt op zondag of bij voornaam bezoek. Omdat deze kamer hoog lag, bood zij tevens een uitzicht over de dijk, maar vormde ook een ideale vluchtplaats bij overstromingen.

Onder de opkamer bevond zich een koele ruimte, die gebruikt werd als voorraadkamer of voor het maken van kaas. De open tralieven-sters dienden voor ventilatie. Achter het aan de dijk georiënteerde woonhuis, lag de stal. Daarachter, los verspreid over het erf bevonden zich de bijgebouwen: stallen, (wagen)schuren, de hooizolder. Als gevolg van het verlies van de agrarische functie transformeren veel boerderijen tot woningen en verdwijnen de bijgebouwen. Of ze maken plaats voor nieuwbouwwoningen, veelal vrijstaande villa's die niet passen binnen de typologie van het polderlandschap en de daarbij behorende bebouwing.

 

Molens

De Bovenkerkerpolder werd in 1629 bedijkt en bemaald door twee molens, aan de noordzijde 'De Weteringsbrugmolen' en aan de zuidzijde 'De Nessermolen' ofwel 'De Oude Gerard'. Nadat het grootste gedeelte van de polder in een plas was veranderd werd in 1764 door de Staten van Holland en Westfriesland octrooi verleend voor het droogmaken van de polder. Op circa 250 meter van de Amstel werd de ringsloot aangelegd en met de vrijgekomen grond kon de Ringdijk worden opgeworpen. Aan de Ringdijk kwamen de molens 'De Hoorn' en 'De Zon' tot stand. Deze molens loosden op het niet verveende bovenland en om het waterpeil daar niet te veel te laten stijgen werd molen 'De Parel' gebouwd, die het water van het bovenland weer in de Amstel loosde.

Nadat het waterpeil in de polder was gezakt werden in 1767 op een lager niveau nieuwe molens opgericht, 'De Johanna Bregitta' en 'De Cornelia Wilhelmina'. Een jaar later werden weer op een lager niveau molens bijgebouwd, totdat de polder in 1769 droogviel. tussen 1818 en 1836 werden de schepradmolens verbouwd tot vijzelmolens. Na de overgang op machinale bemaling werden de molens in 1914 buiten gebruik gesteld. Van het bemalingsapparaat van totaal 11 molens zijn slechts drie onderstukken bewaard gebleven: De Hoorn (1765, vervijzeld in 1810), De Parel (1766, vervijzeld in 1822) en De Cornelia Wilhelmina (1766, vervijzeld in 1836). Deze zijn alle drie aangewezen als gemeentelijk monument en als woning in gebruik.

 

Verdedigingswerken

Vanaf de 16e eeuw ontwikkelde de wapentechniek zich zodanig dat kastelen, stadsmuren en vestingsgrachten niet voldoende bescherming boden tegen vijandelijk geschut. Er werden daarom steeds meer verdedigingswerken aangelegd in het buitengebied.

De omgeving van Amstelveen maakte deel uit van het verdedigingsgebied rond Amsterdam. Dwars door Amstelveen loopt een stelling van een aantal oude verdedigingswerken: een voorloper van de Stelling van Amsterdam uit 1787. Deze linie werd aan het begin van de 19de eeuw door de luitenant-generaal C.R.T. baron Krayenhoff aangelegd, in opdracht van Raadspensionaris R.J. Schimmelpenninck (1761-1825). Begin 19de eeuw dreigde oorlog tussen Frankrijk en Pruissen en bestond er de vrees dat het Koninkrijk bij het Franse Rijk zou worden ingelijfd. Dit was aanleiding om een verdedigingslinie met inundaties (het onderwater zetten van gebieden) en de verdedigingsposten te ontwerpen in een cirkel rondom Amsterdam, die de aanvallers op tenminste twee uur van de hoofdstad zouden houden. De linie bestond uit zogeheten 'posten': dit zijn eenvoudige, hoger gelegen aarden wallen bewapend met één of meer kanonnen. De posten 11, 12, 13 en 14 van deze linie bevonden zich op het huidige Amstelveense grondgebied: twee ervan ter hoogte van het oude dorp (post 13 aan de Ouderkerkerlaan en post 14 aan de Handweg), en twee ten zuiden van de Koninklijke Nederlandse Springstoffenfabriek aan de Amstel (post 12 aan de Oostelijke Ringdijk in de Bovenkerkerpolder en post 11 aan de Amsteldijk Zuid).

Van de posten is weinig meer terug te vinden. Ze zijn afgegraven en/of overbouwd. Alleen van de post 12 aan de Kruitmolen is in 2011 een reconstructie gemaakt.

 

 [image]

 

 

 

Landschappelijke waarden

 

Polderlandschap

Het landschap van de Bovenkerkerpolder is steeds aan veranderingen onderhevig geweest. Aanvankelijk was de polder een deel van een uitgestrekt moerasbos, later werd het een grote veenplas, en daarna een droogmakerij waarbij molens rond Nes aan de Amstel het landschap bepaalden. Als gevolg van de bemaling, ging de bodem van de polder inklinken en moest men het water van de droogmakerij steeds dieper wegmalen. Het bemalingsapparaat bleef tot 1914 gehandhaafd: het jaar waarin het polderbestuur overstapte op mechanische bemaling. De overgebleven vijzelmolens werden verkocht en geleidelijk aan geheel of gedeeltelijk gesloopt. Droogmakerijen zijn zeer bepalend geweest voor de landschapsontwikkeling van de Bovenkerkerpolder.

De kleinschalige verkaveling is in dit (zuidelijke) deel van de Bovenkerkerpolder gaaf en herkenbaar, in het noordelijke deel (bestemmingsplan Zuid-Oost) is het volledig verdwenen door de bouw van de woonwijken Middenhoven, Waardhuizen en Groenelaan. De kenmerkende openheid is in het zuidelijk en oostelijk gedeelte nog aanwezig. De ruimtelijke en genetische samenhang tussen het wegen- en afwateringspatroon enerzijds, en de Amsteldijk, het bovenland, de polder en de ringdijk anderzijds, is hier nog altijd afleesbaar in het landschap. De ringdijk van de Bovenkerkerpolder is in het oosten het best herkenbaar. Hier is ook de overgang van droogmakerij naar de bovenlanden van de Amstel te zien. In het westen valt de rindijk samen met de ringdijk van de Noorder-Legmeerpolder.

Zowel deze verkaveling als het hoogteverschil in het landschap is van landschappelijke waarde. Het geeft ons inzicht in het ontstaan, de ontwikkeling en het functioneren van een polderlandschap en de droogmakerij.

 

Onverveend Bovenland

De strook bovenland langs de Amstel is nooit ontveend. Dit heeft verschillende redenen: ten eerste was het veen direct langs de Amsteldijk minder bruikbaar als brandstof (bosveen, vaak vermengd met kleiafzettingen). Daarnaast was in de 17de eeuw een verbod uitgevaardigd om turf te steken langs de Amsteldijk van zo'n 150 tot 450 meter breedte uit angst voor afkalving van de Amsteldijk. Daarbij behoorde het land van oudsher bij boerderijen en buitenplaatsen en mocht het dus niet zomaar afgegraven worden. Het onverveende bovenland onderscheidt zich duidelijk van het achtergelegen lagere ontveende polderlandschap, en heeft cultuurhistorische waarde.

 

Dijklichaam Amsteldijk

Langs de gehele oostelijke gemeentegrens loopt de rivier de Amstel, en de daarnaast gelegen Amsteldijk. Naast de functionele waarde, namelijk de barriére die de dijk vormt tegen het water uit de Amstel, heeft de dijk ook cultuurhistorische waarde.

De hoger gelegen dijk vormt al vele eeuwen de doorgaande route voor het vervoer van mensen en goederen tussen Amsterdam en Ouderkerk aan de Amstel. Ook is hier, langs de dijk en op het hoger gelegen bovenland, in de afgelopen eeuwen bebouwing ontstaan, variërend van buitenplaatsen tot boerderijen en arbeiderswoningen. Nog altijd is de Amsteldijk een zeer geliefde plek om te wonen en te recreëren.

 

Amsteleiland

Het Amsteleiland is in de geschiedenis niet van nature een eiland, het was van oorsprong verbonden met de nu westelijke oever van de Amstel; de Amsteldijk Zuid. Oorspronkelijk maakte de Amstel, tot 1738, ter hoogte van het eiland, alleen een zeer scherpe bocht in de van nature sterk meanderende rivier. Gezien de grote bedrijvigheid in de streek, het belang van transport over water, maar vooral vanwege e in de loop der jaren steeds langer wordende trekschuiten die in de problemen kwamen door de scherpe bocht in de Amstel, besloten de "Schepenen van Amsterdam" om ter plaatse de rivier recht door te trekken. Deze korte verbinding werd gegraven in 1738, waardoor het amsteleiland ontstond. In die tijd heette het gebied echter nog "Rietmolenshoek", genoemd naar de krijtmolen die op de zuidwestelijke punt van het ontstane eiland stond.

Aanvankelijk was het 'nieuwe' eiland een onontgonnen (natuur)gebied. De eerste bedrijvigheid ontstond aan het begin van de 20e eeuw. aan de westelijke zijde ontwikkelde zich een bedrijfsmatig gebruik in de scheepsbouw. De enige bebouwing op het eiland is dan nog het houten huis aan de oostzijde van het eiland, de houten driekap loods en twee hellingbanen. In die tijd was er nog geen vaste verbinding naar één van de oevers. Er lag lange tijd alleen een vlotbrug aan de zijde van het houten huis naar de oostelijke oever van "De Ronde Hoep".

Eind jaren '50 van de vorige eeuw werd er een vaste verbinding gebouwd aan de noordzijde van het eiland naar de doorgaande weg Rondehoep West.

In de historie van de scheepswerf zijn er in de loop van de tijd onder meer dekschuiten, binnenvaartschepen, mossel- en viskotters en ten slotte grote jachtschepen van de helling gegaan. In 1993 is het laatste schip van de helling gegaan en in 2008 is het eiland verkocht aan een projectontwikkelaar. De aanwezige bebouwing is toen gesloopt, maar de realisatie van de voorziene villawijk is (nog) niet van de grond gekomen.

 

Dijklichaam Bovenkerkerweg

Nadat vanaf de 15e eeuw op grote schaal ontvening plaatsvond, werd op ongeveer 3 kilometer westelijk van de Amstel een achterkade opgeworpen om het ontgonnen gebied te beschermen tegen wateroverlast vanuit het nog niet ontgonnen veen. Deze achterkade, ook wel de veendijk genoemd, is nog steeds herkenbaar in het hoger gelegen tracé van de huidige Amsterdamse/Amstelveense weg, Dorpsstraat, Handweg en Bovenkerkerweg.

De hoger gelegen Bovenkerkerweg is nog altijd goed herkenbaar, en heeft cultuurhistorische waarde.

Langs de Bovenkerkerweg ontstonden in de loop der eeuwen boerderijen, overwegend haaks op de dijk gelegen. Enkele exemplaren uit het begin van de 20ste eeuw zijn aangewezen als gemeentelijk monument.

 

Archeologie

 

Dijklichaam

Zowel de meest westelijke grens van het bestemmingsplangebied Landelijk gebied als de oostelijke grens is op de archeologische beleidsadvieskaart aangegeven als een 'zone waarbinnen historische bebouwing heeft plaatsgevonden'. Aan de westzijde loopt de Bovenkerkerkade, de doorgaande route tussen Amstelveen en Uithoorn, en aan de oostzijde de Amsteldijk zuid, de doorgaande route tussen Amsterdam en Ouderkerk aan de Amstel. De archeologische verwachtingswaarde is hier hoog. Dat betekent dat bij bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm een vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek vereist is.

 

Onverveend bovenland

Het gebied tussen de Amsteldijk en de ringdijk bestaat uit onverveend bovenland. Het is daarom op de archeologische beleidsadvieskaart aangeduid als van middelhoge archeologische waarde. Dat betekent dat bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 1.000 vierkante meter, dieper dan 30 cm, vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek dient plaats te vinden

 

Getij-inversieruggen

Een groot gedeelte van het bestemmingsplangebied landelijk gebied is op de archeologische beleidsadvieskaart aangegeven als getij-inversierug. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen groter dan 5.000 m2 én dieper dan 30 cm vroegtijdig onderzoek vereist is.

 

Verveend en drooggemaakt

Het landelijk gebied ten westen van de ringdijk rond de Bovenkerkerpolder en ten oosten van de Bovenkerkerweg, heeft voor een deel een lage archeologische verwachtingswaarde. Alleen bij zeer grote bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 10.000 vierkante meter, en dieper dan 30 cm, dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden. Het gebied is afgegraven voor de turfwinning, ingepolderd en drooggemalen. De archeologische verwachtingswaarde is er daarom laag.

 

De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten, ook niet wanneer in inventariserende onderzoeken de locatie vrij wordt gegeven voor de geplande ontwikkeling of wanneer het om een gebied gaat dat op de beleidsadvieskaart is aangegeven als van 'lage waarde'. Mochten er tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen dan geldt conform artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg een meldingsplicht bij het bevoegd gezag, de gemeente Amstelveen.

 

 [image]

 

Monumenten

 

Amsteldijk Zuid 194 is aangewezen als gemeentelijk monument; woonzorgboerderij, voormalige boerderij alleen voorhuis met 1 beuk en 1 taxus. Bouwjaar: vermoedelijk 1874. Ontwerp: onbekend. Aangewezen op 11 december 2007.

 

 

5.2 Functioneel gebruik

 

Dit bestemmingsplan voorziet in een bestemmingswijziging van Wonen naar Wonen - Woonzorg. Deze bestemmingswijziging houdt het toestaan in van dagzorg in de woning Amsteldijk Zuid 193 ten behoeve van Stichting Ons Tweede Thuis.

 

 

HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER

 

6.1 Inleiding

 

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 7.

 

6.2 Rijksbeleid

 

Hieronder volgt het beleid van het rijk, waar indien relevant voor het plangebied met dit Rijksbeleid rekening wordt gehouden in dit bestemmingsplan.

 

6.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

De "Ladder voor duurzame verstedelijking" heeft als doel een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), in artikel 3.1.6, lid 2. De onderbouwing van de behoefte aan functies wordt gedaan aan de hand van de ladder voor duurzame verstedelijking. bij de ladder worden een aantal aspecten beschouwd, zoals de behoefte aan functies, zowel kwantitatief als kwalitatief, en de locatie van de voorgestane functies.

 

Op 1 juli 2017 is artikel 3.1.6 van het Bro ten aanzien van de ladder voor duurzame verstedelijking gewijzigd. Ingevolge artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

 

Nieuwe ontwikkelingen dienen te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking, mits sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling'. Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' is in artikel 1.1.1, lid 1, sub i van het Bro gedefinieerd als: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Op basis van jurisprudentie blijkt dat enkele woningen niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling (zie onder meer ABRvS 23 december 2014, zaaknummer 201405237/1/R2). Daarnaast wordt in de 'Handreiking Ladder' aangegeven dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij woningbouwlocaties vanaf 12 woningen. In het onderhavige geval is geen sprake een nieuwe stedelijke ontwikkeling, gezien het feit dat alleen het gebruik van de voormalige woning wordt gewijzigd ten behoeve van dagbesteding van Stichting Ons Tweede Thuis (woonzorg).

 

 

6.3 Provinciaal en regionaal beleid

 

6.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De provincie heeft op 21 juni 2010 de "Structuurvisie Noord-Holland 2040 - Kwaliteit

door veelzijdigheid" vastgesteld. Op 28 september 2015 is deze gewijzigd. De structuurvisie geeft aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is de ontwikkelingsstrategie uitgewerkt in concrete activiteiten met als doel uiteindelijk de visie te realiseren. Via de Provinciale Ruimtelijke Verordening is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.

 

Uitgangspunt van het ruimtelijke beleid is ook in de toekomst Noord-Holland aantrekkelijk te laten blijven als diverse, internationaal concurrerende regio, in contact

met het water en met de kracht van het landschap als basis. Hieruit volgen een aantal

provinciale belangen. De drie hoofdbelangen, duurzaam ruimtegebruik,

klimaatbestendigheid en ruimtelijke kwaliteit van cultuurlandschappen, natuurgebieden

en groen om de stad, vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de

provincie. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo’n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behoeden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.

Conclusie

In de structuurvisie is het plangebied aangemerkt als Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). Er is geen sprake van bouwactiviteiten, maar slechts van een functiewijziging.

 

6.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening

Op 1 februari 2019 is de nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) in werking getreden, onder de naam "Provinciale Ruimtelijke Verordening februari 2019". Op 14 januari 2019 zijn wijzigingen van de Prv, en daarmee de geconsolideerde Provinciale Ruimtelijke Verordening, door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld.

 

In de PRV staan de regels van de provincie Noord-Holland met betrekking tot ruimtelijke ordening, ontwikkeling en planen. Tevens heeft de provincie in de PRV in het belang van een goede ruimtelijke ordening algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen, over onderwerpen waar een provinciaal belang mee is gemoeid. Daarnaast zijn in de PRV regels vastgelegd die voortvloeien uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De PRV geeft verder de kaders aan die de provincie stelt om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.

 

Met de PRV is het provinciale beleid in regels vertaald, en is doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. Het betreft regels voor de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen. Daarnaast worden er regels gesteld over thema's die betrekking hebben op de Groene Ruimte (waaronder het Natuurnetwerk Nederland), de Blauwe Ruimte en Energie.

 

Relevantie plan

Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1, onder i. Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen of kantoren in overeenstemming is met regionale afspraken (artikel 5a). Met het wijzigen van de bestemming Wonen naar Woonzorg is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Afstemming met de regio is in deze niet noodzakelijk.

 

Regels specifiek voor het plangebied

De artikelen 5e, 8 en 24 van de PRV zijn relevant voor het onderhavige plangebied.

 

Artikel 5e woningbouw in 20 Ke-gebied

De locatie ligt binnen de 20 Ke-contour van luchthaven Schiphol. Conform artikel 5e van de PRV kan een bestemmingsplan voorzien in nieuwe woningen binnen de 20 Ke-contour uitsluitend binnen het bestaand stedelijk gebied (BSG). Ter plaatse van de projectlocatie is op grond van het vigerende bestemmingsplan een woning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan.

Tot BSG wordt gerekend het gebied als bedoeld in artikel 1.1.1 onder h. van het Besluit ruimtelijke ordening: 'bestaand

stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening,

bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal

culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

 

 [image]

Afbeelding ligging ten opzichte van 20 Ke-contour

 

Het perceel Amsteldijk Zuid 193 is gelegen binnen de 20 Ke-contour en is gelegen binnen het BSG. Er is geen sprake van het toevoegen van een extra woning. De ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 5e van de PRV.

 

Artikel 8 Aardkundig waardevol gebied

De verordening stelt dat in het bestemmingsplan beschreven moet worden op welke wijze er rekening wordt gehouden met de aanwezige aardkundige waarden.

De aardkundige waarden worden beschermd in het bestemmingsplan, door de opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarden' (artikel 6 Regels). Tevens is sprake van bescherming van de aardkundige waarden doordat de gronden overlapt worden door een streng regime met betrekking tot archeologische waarden op de woonpercelen langs de Amsteldijk. Bepaalde werken en werkzaamheden vallen onder een vergunningplicht, waarbij de vergunning kan worden afgegeven indien de gevolgen voor de te beschermen waarden inzichtelijk zijn gemaakt.

 

Artikel 24 Bufferzones

De provincie heeft in de PRV de bescherming van Nationale landschappen ondergebracht bij de bufferzones. In de verordening is bepaald dat verdere verstedelijking in de vorm van nieuwe bebouwing niet is toegestaan binnen de begrenzing van bufferzones.

 

Ingevolge artikel 24, lid 1, onder a, maakt, voor de gebieden die vallen binnen de begrenzing bufferzones op kaart 5b en op de digitale verbeelding ervan, een bestemmingsplan nieuwe bebouwing voor wonen niet mogelijk. In lid 8 is bepaald dat voor initiatieven die zijn gelegen in de bufferzone Amstelscheg de karakteristieken en de ontwerpprincipes inzake de samenhang, de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het landschap, zoals beschreven in het door gedeputeerde staten (nr. 2011-66880) vastgestelde rapport 'Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteit Amstelscheg' gelden.

 

Het bufferzoneregime geldt voor het gehele gebied zoals aangewezen op kaart 5b, behorend bij artikel 24 van de PRV. Met het bufferzoneregime wordt beoogd in bepaalde gebieden de openheid van het landschap te beschermen.

De doelstelling om meer ruimte te behouden om het buitengebied te beschermen wordt door deze ontwikkeling/dit bestemmingsplan niet in gevaar gebracht, aangezien door deze functie wijziging geen woningen of bebouwing wordt toegevoegd.

 

6.3.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

Noord-Holland heeft een grote variëteit aan landschappen en een rijke cultuurhistorie. de lange ontwikkelingsgeschiedenis van de provincie is goed terug te zien in de verschillende landschappen met hun kenmerkende elementen, patronen en structuren. de historische objecten en structuren zijn uniek en geven identiteit aan het gebied: molens, stolpen, droogmakerijen, de Westfriese Omringdijk en de Stelling van Amsterdam, maar ook vele honderden archeologische vindplaatsen uit allerhande perioden. Het Noord-Hollandse landschap leeft en blijft zich voortdurend ontwikkelen. De provincie wil de kwaliteit en diversiteit van het Noord-Hollands landschap en de dorpen behouden en ontwikkelen. Het begrip 'ruimtelijke kwaliteit' heeft een belangrijke plek gekregen in de nieuwe Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Nieuwe functies en eisen brengen met zich mee dat de inrichting en het gebruik van het stedelijke en landelijke gebied voortdurend moet worden aangepast.

Nieuwe elementen en structuren worden aan het landschap toegevoegd terwijl oude verdwijnen. Soms gaan deze ontwikkelingen ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, het 'gebiedseigene'. De provincie Noord-Holland wil verantwoord met het verleden omgaan en tegelijkertijd ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het basisuitgangspunt van het beleid is dan ook 'behoud door ontwikkeling'. Nieuwe ruimtelijke planen moeten de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt hanteren. Meetpunt hiervoor is deze beleidsnota, waarin de eisen voor de gewenste ruimtelijke kwaliteit zijn vastgelegd. Via artikel 15 van de PRV is de ruimtelijke kwaliteitseis geborgd inde provinciale regelgeving. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen te voldoen aan de uitgangspunten zoals vermeld in deze Leidraad.

 

Aansluitend op de uitgangspunten van de Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, bestaat ook in Amstelveen de wens de kenmerkende kwaliteiten, de diversiteit en identiteit van de gemeente te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het Ruimtelijk Kwaliteitskader van de gemeente Amstelveen biedt hier een goed startpunt toe. De meest karakteristieke objecten, die ons doen herinneren aan vroeger tijden, zijn aangewezen als monument of beschermd gezicht. Specifiek voor het buitengebied tussen de Amstel en de oostelijke stadsrand/Zijdelweg beschrijft het Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteitsplan Amstelscheg de uitgangspunten voor nieuwe ontwikkelingen. Voor grotere landschappelijke structuren die karakteristiek zijn voor de gemeente kunnen ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen en structuurplannen als beoordelingskader gebruikt worden.

 

6.3.4 Gebiedsperspectief Amstelscheg

Er spelen grotere of kleinere ontwikkelingen en transformaties die het ruimtelijke beeld en gebruik van de Amstelscheg veranderen. Het Gebiedsperspectief Amstelscheg, vastgesteld door provincie, waterschap en betrokken gemeenten/ stadsdelen, geeft richting aan deze ontwikkelingen, zodat de samenhang van de Amstelscheg als geheel bewaard blijft en de ruimtelijke kwaliteit waar mogelijk wordt versterkt. Hiermee kunnen betrokken overheden gezamenlijk beoordelen of bepaalde ontwikkelingen gewenst zijn.

 

In het Gebiedsperspectief wordt aan de hand van vier ruimtelijke hoofdopgaven een stip aan de horizon geschetst. De positie van de Amstelscheg ten opzichte van de stad en de landschappelijke karakteristieken zullen worden versterkt, de toegankelijkheid voor recreanten wordt vergroot en het voorzieningenprogramma zal zich verder ontwikkelen. Deze vier ruimtelijke hoofdopgaven zijn per gebied uitgewerkt. Voor Amstelveen zijn drie deelgebieden relevant: Amstel en Bovenlanden, de Bovenkerkerpolder en de Middelpolder. In Beeldkwaliteitplannen worden de projecten en ontwikkelingen per deelgebied nader benoemd en doorvertaald naar ontwerpprincipes.

In het bestuursakkoord Amstelscheg (21 dec. 2011) is het voornemen vastgelegd om de inspirerende nieuwe spelregels een plek te geven in de lokale ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen, welstandsbeleid). Het gebiedsperspectief Amstelscheg is voor de Amsteldijk verder uitgewerkt in een beeldkwaliteitplan. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.3

 

 

6.4 Gemeentelijk beleid

 

Het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk is behandeld in paragraaf 2.3.

 

6.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+

De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en exploitatieplannen.

 

Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio.

 

In de structuurvisie zijn de veranderingen opgenomen die Amstelveen wil doorvoeren om een aantrekkelijke stad te blijven. Amstelveen wil de dingen die zij goed doet, goed blijven doen en waar nodig versterken. In de structuurvisie staan de volgende onderwerpen: woonklimaat, werkklimaat, bereikbaarheid, landschap, water, verkeer, voorzieningen en energie.

 

Landschap/water

Het groen in en om Amstelveen is een belangrijke vestigingsfactor voor bewoners. In de metropoolregio Amsterdam is er steeds meer stedelijke druk op het buitengebied onder andere ten zuiden van de stad: de overgang en het contrast tussen stad en landschap is een unieke kwaliteit. Grootschalige woningbouw in de polders is niet aan orde. Wel biedt het bovenlokale beleid ontwikkelruimte voor kleinschalige initiatieven in o.a. de Bovenkerkerpolder in het kader van bijvoorbeeld landschapswonen waarbij het landschap en de polderslotenstructuur opleveren. De gemeente Amstelveen deelt deze ambitie door in te zetten op 'behoud door ontwikkeling'. Transformatie van verrommelde agrarische complexen wordt gefaciliteerd waarbij het vooral belangrijk is om zichtlijnen op open polder te behouden en verbindingen in het watersysteem mogelijk te maken.

 

Wonen

Het uitgangspunt is dat de woningmarkt in Amstelveen in beweging gebracht moet worden. Dit wordt bereikt door de doorstroming te bevorderen door nieuwe kwalitatief hoogwaardige woningen toe te voegen, zowel in centrumstedelijke als landelijke woonmilieus. Dan gaat het bijvoorbeeld om particulier opdrachtgeverschap. Deze markt kan een flinke impuls gebruiken. Van particulier opdrachtgeverschap is sprake als burgers de volledige juridische zeggenschap hebben over en verantwoordelijk zijn voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de woning. Dat kan op individuele basis, uiteraard voor zover de grond een woonbestemming heeft. Het landelijke woonmilieu moet zorgvuldig orden ingepast in de vorm van kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied.

 

Relevantie plan

In het onderhavige geval is sprake van een bestemmingswijziging ten behoeve van het gebruik van een woning voor een bijzondere vorm van wonen, namelijk als dagbesteding voor Stichting Ons Tweede Thuis. Het onderhavige plan sluit aan op de uitgangspunten van de structuurvisie.

 

6.4.2 Nota Parkeernormen 2016

Op 16 december 2015 heeft de gemeenteraad de 'Nota Parkeernormen 2016' vastgesteld. Op basis van de parkeernormen in deze nota worden projecten en bouwplannen getoetst ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen.

 

Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd voor nieuwe ontwikkelingen wordt in de regels verwezen naar de geldende 'Nota Parkeernorm Amstelveen'. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel (Nota Parkeren). In een planregel dient dan tot uitdrukking worden gebracht dat bij de toets op het onderdeel parkeren, de beleidsregel betrokken moet worden. Dit mag een dynamische verwijzing zijn. Dat betekent dat in de planregel tot uitdrukking kan worden gebracht dat te allen tijde wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus hangende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk. Hierdoor kan elke initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt ingediend getoetst worden aan de meest actuele parkeernormen.

 

Bij het toepassen van de parkeernorm worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  1. Elke initiatiefnemer van (bouw)plannen dient zorg te dragen voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

  2. Een bouwinitiatief of wijziging van functie van een locatie mag geen parkeerproblemen en verkeersveiligheidsproblemen in de openbare ruimte veroorzaken of vergroten.

  3. De Nota parkeernormen is van toepassing op ruimtelijke plannen voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie(s) voor zover zij van invloed zijn op het parkeren.

  4. Een initiatiefnemer kan een gemotiveerd voorstel indienen om af te wijken van de vastgestelde parkeernorm, onderbouwd door een goed mobiliteits- en bereikbaarheidsplan en een goed verhaal waarom met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan en hoe overlast voorkomen wordt. Burgemeester en wethouders kunnen op basis hiervan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm.

Indien voor projecten in het voortraject normen zijn vastgesteld in het programma van eisen van deze projecten wordt aan deze normen vastgehouden.

 

Conclusie

In het bestemmingsplan worden de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen van toepassing verklaard. Hierbij is het uitgangspunt dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost. Het parkeren geschiedt geheel op eigen terrein van de Stichting.

 

6.4.3 Erfgoednota Amstelveen

Op 28 september 2016 heeft de gemeenteraad van Amstelveen de Erfgoednota Amstelveen vastgesteld. De Erfgoednota beschrijft het erfgoed van Amstelveen en de beoogde omgang ermee in drie delen. Het eerste deel beschrijft de ambitie en de visie van de gemeente op de omgang met haar culturele erfgoed. Het tweede deel beschrijft Amstelveen in al haar (ruimtelijke) facetten; van de historische groei en de wijkopbouw tot het aanwezige waardevolle culturele erfgoed. In het derde deel wordt het instrumentarium beschreven: welke middelen zijn er om de visie en ambitie waar te maken.

 

Met de Erfgoednota wordt ingegaan op: het opnemen van cultuurhistorie in bestemmingsplannen, het actualiseren van het archeologiebeleid, de omschakeling van objectgericht- naar gebiedsgericht denken en het credo 'behoud door ontwikkeling'.

 

De monumentenlijst van de gemeente bestaat momenteel uit:

37 Rijksmonumenten.

1 Provinciaal monument.

128 Gemeentelijke monumenten.

1 Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht.

11 Gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten.

 

Hiermee zijn de meest waardevolle gebouwen, objecten en parken afdoende beschermd. Monumenten zijn bij wet beschermd: zonder omgevingsvergunning mag er niets wijzigen aan het uiterlijk aanzien. Andere zaken met cultuurhistorische waarden, mar zonder monumentale bescherming hebben beleidsmatig een stuk minder bescherming. Sloop van bijvoorbeeld karakteristieke panden is niet tegen te gaan, en vergunningsvrij kan er op van alles worden op-, aan- en bijgebouwd. Een monumentale bescherming mag enerzijds geen keurslijf zijn waarbinnen de tijd stil staat, en een karakteristiek pand of cultuurhistorisch waardevol gebied moet anderzijds beeldbepalend zijn en blijven en inspiratie bieden bij nieuwe ontwikkelingen.

 

De prioriteit in de Erfgoednota ligt niet meer in het inventariseren en aanwijzen van monumenten. De Erfgoedverordening maakt dat altijd nog mogelijk, maar veel meer zal er ingestoken moeten worden op het behoud van structuren en ensembles. De omgang met het lokale cultureel erfgoed in meer algemene zin, zal in deze nota onder de loep worden gelegd. Er wordt niet langer gefocust op een strikt en statisch behoud van objecten, maar vooral op de ontwikkeling van gebieden, structuren, ensembles en gebouwen, waarbij cultuurhistorie en erfgoed wordt ingezet als inspiratiebron en verrijking.

 

6.4.4 Archeologiebeleid gemeente Amstelveen

In opdracht van de gemeente heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2015 een actualisatie van de bestaande gemeentelijk archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Er was met name behoefte aan een kritische evaluatie van de archeologische verwachtingswaarde met betrekking tot de kreeksystemen i de droogmakerij en de hieraan gekoppelde vrijstellingsgrenzen. Voor de historische buitenplaatsen geldt dat deze niet zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen. Vanuit de gemeente bestond behoefte aan borging van deze waarden in het proces van ruimtelijke ordening middels een aanpassing van het archeologiebeleid. Tevens zijn in de tussentijd archeologische onderzoeken uitgevoerd, die wellicht tot nieuwe inzichten hebben geleid.

 

De verwachtingskaart bevatte hoofdzakelijk archeologische-inhoudelijke informatie en was daardoor minder geschikt als een instrument voor het bepalen van de noodzaak tot het laten uitvoeren van archeologisch onderzoek. Om tot een dergelijk bruikbaar instrument te komen is een vertaalslag gemaakt naar een beleidsadvieskaart. De bekende vindplaatsen en de verschillende verwachtingsgebieden zijn op deze kaart voorzien van voorschriften. Ook de gebieden waar reeds enige vorm van archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden zijn hierop ter informatie weergegeven.

Bij het opstellen van het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen zones met vastgestelde en met te verwachten archeologische waarden. Onder de eerste categorie wordt verstaan terreinen van archeologische waarde (AML-terreinen), historische kernen en vindplaatsen zonder status. Gebieden waarvoor op basis van bekende archeologische vindplaatsen, geomorfologie en landschap een archeologische verwachting is geformuleerd worden gekenmerkt als archeologische verwachtingsgebieden. Op de archeologische verwachtings(waarden)kaart wordt de archeologische verwachting met de termen hoog, middelhoog, laag en geen/onbekend weergegeven. De verschillende vindplaatsen worden indien mogelijk naar categorie onderscheiden en ook staan de historische kernen en AML-terreinen met de daarvoor geldende status vermeld. In de voorschriften wordt aangegeven welke randvoorwaarden er gelden vanuit de bekende archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Hier wordt dus aangegeven welke ondergrens voor onderzoek geldt.

 

In het plangebied is sprake van één archeologische verwachtingswaarde: Waarde-Archeologie 2. In paragraaf 5.1.3 is nader ingegaan op de archeologische waarde.

 

 

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT

 

7.1 Bodem

 

Wettelijk- en Beleidskader

Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.

 

Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico optreden, is in Amstelveen bereikt. Het tweede spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het derde is het ruimtelijke spoor (Wro en Bro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening. Dit gebeurt door een nieuwe gebruiksfunctie alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit toegepast. Bij bestaand bodemgebruik worden momenten van grondverzet aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren.

 

In gebieden met intensief bodemgebruik is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits op gebiedsniveau de kwaliteit niet verminderd en dit beleid door lokaal bestuur wordt vastgesteld. In Amstelveen is wel gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer(2013), maar er zijn geen regels opgenomen die het bestemmen van gebruiksfuncties beperken. Daar is ook weinig aanleiding voor, omdat de chemische bodemkwaliteit over het algemeen geen knelpunt vormt voor bestaand en toekomstig bodemgebruik.

 

Provinciale milieuverordening

De provincie beschermt aardkundig interessante gebieden, 'aardkundige waarden', die iets vertellen over de manier waarop het landschap is ontstaan. Deze waarden vormen ons aardkundig erfgoed.

Er mag alleen grond worden toegepast die voldoet aan de bodemchemische normen en die bodemfysisch vergelijkbaar is met de in het toepassingsgebied voorkomende grondsoort. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening.

 

Bodemsituatie en -kwaliteit plangebied

 

Aardkundige waarden

In Amstelveen zijn geen aardkundige monumenten aanwezig. Er zijn wel gebieden met bijzondere aardkundige waarde aanwezig die bescherming verdienen maar niet door de provincie als monument zijn aangewezen. De bescherming heeft tot doel de aardkundige waarde, analoog aan ander erfgoed, te beschermen en zo veel mogelijk te behouden. De aardkundige waarden kunnen bestaan uit een kenmerkende bodemopbouw, een daarmee samenhangend specifiek bodemgebruik, een specifiek reliëf of een ander kenmerk dat in veel gevallen samenvalt met cultuurhistorische waarden. Paragraaf 6.3 geeft inzicht in het aanwezige aardkundige erfgoed in de omgeving van het onderhavige plangebied.

 

Bodemopbouw

De oorsprong van het plangebied is beschreven in paragraaf 5.1.3 (Cultuurhistorie). De bodem ter plaatse van de Bovenlanden bestaat oorspronkelijk uit veen. Omdat veen bestaat uit organisch materiaal vindt oxidatie plaats aan de lucht. Hierdoor daalt het maaiveld, uiteindelijk tot aan de grondwaterstand. Om de maaivelddaling te compenseren is de bodem in grote delen van het Bovenland opgehoogd. dit is vooral aan de orde op de woonpercelen langs de Amsteldijk.

De bodem buiten de Bovenlanden bestaat hoofdzakelijk uit zeeklei. Deze is niet in het gehele gebied uniform. De wegen en taluds rondom de polders zijn voormalige polderkades (= Bovenland) en bevatten een basis van veen. De wegen in het gebied zelf zijn voorzien van een zandbed.

 

Algemene bodemkwaliteit omgeving plangebied

Het gebied ligt in de niet ontveende Bovenlanden, die worden gekenmerkt door het gebruik van ophooglagen en erfverhardingen om maaivelddaling te beperken of ongedaan te maken. In veel gevallen zijn bijmengingen in de grond oorzaak van bodemverontreiniging.

 

Haalbaarheid algemeen

De haalbaarheid van een (bouw)plan kan onder druk komen te staan door de kosten van een noodzakelijke bodemsanering of noodzakelijk grondverzet ter bescherming van het toekomstige bodemgebruik. De kosten met betrekking tot de bodemkwaliteit kunnen leiden tot een negatief resultaat van de grondexploitatie.

 

Bodemkwaliteit op planniveau

Deze ontwikkeling is van dien aard, dat in het kader van de Wro geen aanvullende onderzoeken dan wel onderbouwingen noodzakelijk zijn. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Slechts wordt de bestemming van wonen gewijzigd in woonzorg.

 

 

7.2 Water

 

Beleidsdoelen water

Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.

 

Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.

 

Wettelijk kader

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's. Voorts bevat het besluit bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan.

 

 

Watertoets

Op de gronden binnen het plangebied is de Keur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) van toepassing. Bij de beoogde ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met het beleid van dit waterschap.

Aan de rand van het plangebied is een waterkering gelegen, namelijk de Amsteldijk. Deze waterkering ligt voor een deel in het plangebied.

 

Elke demping van water dient voor 100% te worden gecompenseerd binnen het peilgebied. Bij een toename van verharding met meer dan 1000 m2 dient binnen het betreffende peilgebied 10% van het extra verharde oppervlak als open water te worden gecompenseerd.

 

Ontwikkelingen die van negatieve invloed kunnen zijn op de waterhuishouding van het plangebied zijn niet aan de orde.

In het onderhavige geval is er geen sprake van bouwactiviteiten of het aanleggen van extra verharding.

 

Waterkering

Ter plaatse van de Amsteldijk ligt een secundaire waterkering. Aangezien er geen sprake is van bouwwerkzaamheden of grondwateronttrekkingen is het niet nodig een watervergunning bij het Waterschap aan te vragen.

 

 

7.3 Archeologie

 

Wet op de archeologische monumentenzorg.

 

De Erfgoedwet vormt samen met de Omgevingswet het wettelijke fundament voor de archeologie in Nederland. Onderdelen van de voormalige Monumentenwet over archeologie worden overgeheveld naar de Omgevingswet. Voorbeelden daarvan zijn de verplichting om rekening te houden met archeologie bij het opstellen van bestemmingsplannen (straks omgevingsplannen) en de vergunningverlening voor het verstoren van archeologische rijksmonumenten. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond heeft bestemd als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied.

 

De basis van de bescherming van archeologische erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valetta (ook wel het verdrag van Malta) uit 1992. Dit gaat uit van de bescherming van het archeologisch erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van "de verstoorder betaalt", dat ervan uitgaat dat de aanvrager van een omgevingsvergunning en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten zelf de kosten moet dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, worden meer archeologische resten in situ behouden.

 

Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden.

 

De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd.

 

Het Rijk is het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden overwacht archeologische resten worden aangetroffen (paragraaf 5.4 Erfgoedwet). Vondsten met archeologische waarden dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.

 

Actualisatie archeologiebeleid gemeente Amstelveen

In opdracht van de gemeente Amstelveen heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2015 een actualisatie van de bestaande gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Er was met name behoefte aan een kritische evaluatie voor de archeologische verwachtingswaarde met betrekking tot de kreeksystemen in de droogmakerij en de hieraan gekoppelde vrijstellingsgrenzen. voor de historische buitenplaatsen geldt dat deze niet zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen. Vanuit de gemeente bestond behoefte aan borging van deze waarden in het proces van ruimtelijke ordening middels een aanpassing van het archeologiebeleid. Tevens zijn in de tussentijd archeologische onderzoeken uitgevoerd, die wellicht tot nieuwe inzichten hebben geleid.

 

De verwachtingskaart bevatte hoofdzakelijk archeologische-inhoudelijke informatie en was daardoor minder geschikt als een instrument voor het bepalen van de noodzaak tot het laten uitvoeren van archeologisch onderzoek. Om tot een dergelijk bruikbaar instrument te komen is een vertaalslag gemaakt naar een beleidsadvieskaart. De bekende vindplaatsen en de verschillende verwachtingsgebieden zijn op deze kaart voorzien van voorschriften. Ook de gebieden waar reeds enige vorm van archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden zijn hierop ter informatie weergegeven.

Bij het opstellen van het beleid wordt onderscheid gemaakt tussenzones met vastgestelde en met te verwachten archeologische waarden. Onder de eerste categorie wordt verstaan terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen), historische kernen en vindplaatsen zonder status. Gebieden waarvoor op basis van bekende archeologische vindplaatsen, geomorfologie en landschap een archeologische verwachting is geformuleerd worden gekenmerkt als archeologische verwachtingsgebieden. Op de archeologische verwachtings(waarden)kaart wordt de archeologische verwachting met de termen hoog, middelhoog, laag en geen/onbekend weergegeven. De verschillende vindplaatsen worden indien mogelijk naar categorie onderscheiden en ook staan de historische kernen en AML-terreinen met de daarvoor geldende status vermeld.

 

De gebieden met de hoogste verwachting zijn vermeld als 'AMK-terrein'. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoring van meer dan 50 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. In de zones waar 'historische bebouwing' heeft plaatsgevonden geldt verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoringen groter dan 100 m2. De zones van het onverveend bovenland en het onverveende gebied in het noord-westen van Amstelveen heeft een middelhoge verwachtingswaarde. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 1.000 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. Tot deze categorie van middelhoge archeologische verwachtingswaarde behoren ook de getij-inversie-ruggen, die liggen in de Bovenkerkerpolder en de Noorderlegmeerpolder. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 5.000 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. Het overgrote deel van Amstelveen bestaat uit verveend, drooggemaakt of met zand opgespoten gebied. Binnen dit gebied geldt een lage archeologische verwachtingswaarde. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 10.000 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. Dit geactualiseerde beleid zal door een paraplubestemmingsplan gemeentebreed worden verankerd.

 

 

Relevantie plangebied

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het bestemmingsplan voorziet in een dubbelbestemming archeologie waarin voor de waarderegimes regels worden gesteld voor het doen van nader onderzoek bij bodemingrepen in geval van bouwen en uitvoeren van werken.

 

 

7.4 Geluid

 

Beleidskader

In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluidproducerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen en ziekenhuizen.

 

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. De gemeenteraad van Amstelveen heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:

  1. het heersende geluidsniveau;

  2. het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;

  3. cumulatie en compensatie.

 

Wegverkeer

Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.

 

Luchtverkeer

Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied zijn een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om o.a. een geluidssloopzone en een beperkingen geluidszone. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt.

 

Relevantie beschrijving plangebied

De ontwikkeling is het planologisch mogelijk maken om een bestaand gebouw als dagbestedingsruimte voor Stichting Ons Tweede Thuis. Er zijn voor deze ontwikkeling geen nadere onderzoeken benodigd.

 

 

7.5 Luchtkwaliteit

 

Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:

 

Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.

 

Grenswaarden

Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:

 

Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit bestemmingsplan bevinden zich geen gevoelige bestemmingen.

 

Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.

In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.

 

Relevantie plangebied

Dit (postzegel) bestemmingsplan houdt een ontwikkeling in die geheel niet of niet in betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een luchtkwaliteitsonderzoek is daarom niet noodzakelijk.

 

7.6 Externe veiligheid

 

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die derden lopen als gevolg van bepaalde activiteiten. In Amstelveen gaat het met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.

 

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in de omgeving van het bedrijf. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.

 

Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.

 

Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.

 

Besluit externe veiligheid transportroutes

Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen inwerking getreden. Deze wet vervangt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel van Basisnet is om gevaarlijke stoffen te kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en in het buitenland en de risico's voor omwonenden langs de routes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het systeem Basisnet heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen.

 

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.

 

Wat is relevant voor het plangebied?

Er is geen sprake van een toename van het plaatsgebonden risico en/of van het groepsrisico.

 

 

7.7 Flora en fauna

 

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een  implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

 

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen.

Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

 

De gemeente Amstelveen adviseert om de gedragscodes van Stadswerk te gebruiken. Er is een code voor bestendig beheer en onderhoud en een code voor ruimtelijke ingrepen.

 

Wat is relevant voor het plangebied?

Door de functiewijziging worden eventueel beschermde soorten niet verstoord. Gezien de ontwikkeling bestaat er geen plicht of aanleiding voor het uitvoeren van een ecologisch onderzoek.