6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behoudens het bepaalde in 'Artikel 14 other: Boothuis'.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de hoogte van palen, masten en andere kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter;
-
b. de hoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 7 meter;
-
c. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van gebouwde aanlegsteigers mag niet meer bedragen dan 3 meter;
-
d. behoudens het bepaalde in 6.1 onder d en f en het bepaalde in 'Artikel 14 other:
Boothuis' zijn gebouwde aanlegsteigers en of terrassteigers boven het water niet toegestaan.
6.2.3 Aanlegsteigers
Voor het bouwen van 'aanlegsteigers' gelden de volgende regels:
-
a. aanlegsteigers mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' worden gebouwd;
-
b. steigers mogen uitsluitend worden opgericht binnen het denkbeeldige verlengde van de gevel van het bij de steiger behorende woongebouw;
-
c. per woning mag maximaal één aanlegsteiger worden gerealiseerd;
-
d. de breedte van een aanlegsteiger mag maximaal 1,2 meter bedragen;
-
e. de lengte van een aanlegsteiger mag maximaal 6 meter bedragen;
-
f. een steiger mag op maximaal 2 palen rusten;
-
g. de maximale (bouw)hoogte van een aanlegsteiger mag niet meer bedragen dan het maaiveld ter plaatse;
-
h. de onderlinge afstand tussen aanlegsteigers dient ten minste 10 meter te bedragen;
-
i. de aanlegsteigers mogen niet bebouwd worden of worden voorzien van een afrastering;
-
j. het realiseren van steigers mag geen schade veroorzaken aan de water- en oeverkwaliteit en de ecologische toestand.
6.2.4 Terrassteigers
Voor het bouwen van terrassteigers gelden de volgende regels:
-
a. terrassteigers mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de functieaanduiding 'terrassteiger';
-
b. de oppervlakte van een terrassteiger mag niet meer bedragen dan 40m²;
-
c. de boven het water uitstekende delen mogen niet meer dan 2 meter uitsteken ten opzichte van de oever;
-
d. er dient een vrije hoogte te worden aangehouden tussen de waterlijn en de terrassteiger van tenminste 0,5m;
-
e. de onderlinge afstand tussen steigerpalen in het water dient ten minste 2m te bedragen;
-
f. de gezamenlijke oppervlakte van de steigerpalen mag niet meer dan 1 m2 bedragen;
-
g. horizontale steigerdelen mogen geen grotere hoogte krijgen dan het maaiveld ter plaatse;
-
h. de hoogte van terrasafrasteringen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
-
i. het realiseren van steigers mag geen schade veroorzaken aan de water- en oeverkwaliteit en de ecologische toestand.
6.2.5 Algemene bepalingen ten aanzien van het aanmeren
Voor het aanmeren van pleziervaartuigen gelden de volgende regels:
-
a. de lengte van een pleziervaartuig mag niet meer bedragen dan 9 meter;
-
b. de breedte van een pleziervaartuig mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
-
c. de hoogte van een pleziervaartuig mag niet meer dan 2 meter bedragen gemeten vanaf de waterspiegel;
-
d. het aantal pleziervaartuigen per woning mag niet meer bedragen dan 1.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Regels voor afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder d ten behoeve van het bouwen van een aanlegsteiger, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. per woning mag maximaal 1 aanlegsteiger worden gebouwd;
-
b. de lengte van een aanlegsteiger mag maximaal 6 meter bedragen;
-
c. de breedte van een aanlegsteiger mag maximaal 1,2 meter bedragen;
-
d. de maximale (bouw)hoogte van een aanlegsteiger mag niet meer bedragen dan het maaiveld ter plaatse;
-
e. ter plaatse van de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van water- ecologische waarde 2' mogen maximaal 2 natuurvriendelijke steigers worden gebouwd met dien verstande dat er wordt voldaan aan maximaal 1 aanlegsteiger per woning;
-
f. deze natuurvriendelijke steiger bestaat alleen uit een plankier met een maximale breedte van 1 meter met op de kopse kant voorplanken van maximaal 6 meter breed;
-
g. de lengte van het plankier van een natuurvriendelijke steiger moet zodanig zijn dat deze over de functieaanduiding 'ecologische waarde' uitstrekt;
-
h. de onderlinge afstand tussen aanlegsteigers dient ten minste 10 meter te bedragen;
-
i. de aanlegsteigers mogen niet bebouwd worden of worden voorzien van een afrastering of hekwerk.
6.3.2 Voorwaarden voor afwijken
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ecologische waarde 1 en 2' kan een vergunning als bedoeld in lid 6.3.1 niet worden verleend indien daardoor de natuurlijke functies, voor zover deze zijn toegekend vanwege het leefgebied van wettelijk beschermde dier- en plantsoorten, onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
6.3.3 Advies
-
a. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 6.3.1 vragen Burgemeester en wethouders de waterbeheerder om advies;
-
b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ecologische waarde 1 en 2' vragen burgemeester en wethouders, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 6.3.1 een ecoloog, of hiermee gelijk te stellen ecologisch deskundige om advies omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in 6.3.2;
-
c. Burgemeester en wethouders kunnen op basis van het hier onder b bedoelde advies voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder 6.3.1 ter bescherming van de in 6.1 onder g bedoelde waarden;
-
d. Indien een negatief advies wordt uitgebracht, kan de omgevingsvergunning als bedoeld in 6.3.1 niet worden verleend.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde of van werkzaamheden
6.5.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op of in de als 'Water' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het met de wortel verwijderen van bodem- en oevervegetaties (rietbeplantingen);
-
b. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden of waterbodems, waarbij de hoogte met meer dan 20 cm wordt gewijzigd;
-
c. het bodemverlagen of afgraven van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 20 cm wordt gewijzigd;
-
d. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 20cm, waartoe ook gerekend wordt, woelen en draineren;
-
e. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten over een oppervlakte van meer dan 1m²;
-
f. het uitvoeren van heiwerken en / of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem tot een grotere diepte dan 0,5 meter.
6.5.2 Toegestane werkzaamheden
Het onder 6.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
a. het normale onderhoud betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
6.5.3 Voorwaarden voor vergunningverlening
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ecologische waarde 1 en 2' zijn de werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.5.1 slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuurlijke functies voor zover deze zijn toegekend vanwege het leefgebied van wettelijk beschermde dier- en plantsoorten, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
6.5.4 Advies
-
a. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 6.5.1 vragen Burgemeester en wethouders de waterbeheerder om advies;
-
b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ecologische waarde 1 en 2' vragen burgemeester en wethouders, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 6.5.1 een ecoloog, of hiermee gelijk te stellen ecologisch deskundige om advies omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in 6.5.3.;
-
c. Burgemeester en wethouders kunnen op basis van het hier onder b bedoelde advies voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder 6.5.1 ter bescherming van de in 6.1 onder g bedoelde waarden;
-
d. Indien een negatief advies wordt uitgebracht, kan de omgevingsvergunning als bedoeld in 6.5.1 niet worden verleend.