direct naar inhoud van Artikel 4 Tuin
Plan: Amsteleiland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09B-VG03

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. terrassen en/of boothuizen aan het water, voor zover de gronden zijn gelegen aan het water en zijn voorzien van de aanduiding 'other: Boothuis' en/of 'aanlegsteiger';
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinmeubilair, waaronder begrepen een folly;
  • e. paden en terrassen;
  • f. steigers voor zover de gronden zijn gelegen aan het water met speciale bouwaanduiding 'aanlegsteiger';
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water;
  • i. het behoud, herstel en ontwikkeling van de aldaar voorkomende ecologische en/of natuurlijke waarden van de gronden, water en oevers in de vorm van een met riet begroeide plas/dras zone ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische waarde'.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en carports worden gebouwd behoudens het bepaalde in 'Artikel 14 other: Boothuis'.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar het water gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 6 meter voor lichtmasten en (vlaggen)masten;
    • 2. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

4.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid4.3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van deze gronden voor opslag voor goederen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het bedrijfsmatig (commercieel) houden van paarden, zoals het stallen en africhten van paarden van derden en de verhuur van paarden aan derden.

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning, ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische waarde', op of in de in 4.1. bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, binnen de belemmerde strook de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • b. het met de wortel verwijderen van bodem- en oevervegetaties (rietbeplantingen);
  • c. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden of waterbodems, waarbij de hoogte met meer dan 20 cm wordt gewijzigd;
  • d. het bodemverlagen of afgraven van gronden, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 20 cm wordt gewijzigd;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 20cm, waartoe ook gerekend wordt, woelen en draineren;
  • f. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten over een oppervlakte van meer dan 1m²;
  • g. het uitvoeren van heiwerken en / of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem tot een grotere diepte dan 0,5 meter.
  • h.
4.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het onder 4.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

4.4.3 Voorwaarde voor vergunningverlening

De omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 wordt niet verleend indien daardoor de natuurlijke waarden voor zover deze verband houden met de functie van dit gebied als leefgebied van wettelijk beschermde dier- en plantsoorten onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de functies onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

4.4.4 Advies
  • a. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, vragen burgemeester en wethouders de ecoloog of hiermee gelijk te stellen ecologisch deskundige en, indien van toepassing, een waterbeheerder om advies omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.3;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen op basis van het hier onder a bedoelde advies voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder 4.4.1 ter bescherming van de in 4.1 onder i bedoelde waarden.