direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoogspanningsstations Amstelveen en Amstelveen-Zuid en 150kV-kabelverbinding
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09AC-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hoogspanningsstations Amstelveen en Amstelveen-Zuid en 150kV-kabelverbinding met identificatienummer NL.IMRO.0362.09AC-VG01 van de gemeente Amstelveen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0362.09AC-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een vlak begrensd door aanduidingsgrenzen.

1.6 ander bouwwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7 archeologisch onderzoek:

een rapport als bedoeld in de Erfgoedwet.

1.8 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit vroegere tijden.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 belemmeringenstrook

geprojecteerde zone ter weerszijde van de leiding ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker transport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding(en). Op deze gronden is het oprichten van bebouwing en het uitvoeren van een aantal werkzaamheden niet zondermeer toegestaan. De belemmerde strook dient in principe obstakelvrij te blijven;

1.11 bestaand bouwwerk

een bouwwerk, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan en gebouwd conform een vergunning, dan wel bebouwing zoals die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

1.12 bestaand gebruik

het gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan en in gebruik is genomen conform de geldende gebruiksregels of een omgevingsvergunning;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbondenbouwwerk met een dak.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

1.21 hoogspanningsverbinding

een ondergrondse of bovengrondse verbinding met een spanningsniveau van 50 kV of hoger.

1.22 hoogspanningsstation

een bouwwerk waar hoogspanningsverbindingen op elkaar worden aangesloten en elektrische energie wordt getransporteerd, verdeeld en getransformeerd;

1.23 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.24 nutsvoorziening

gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, waterzuiveringsinstallatie en warmte- en koudeopslag en daarmee gelijk te stellen gebouwen

1.25 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 peil
  • a. voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk, waarvan de gevel direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die gevel;
  • b. voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst en in alle andere gevallen: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel een ander plaatselijk aan te houden oppervlaktewaterpeil.
1.27 straatmeubilair

de bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen: abri´s, afvalbakken, (ondergrondse) afvalcontainers, alarmeringsinstallaties met bijbehorende antennes, bloemen- of plantenbakken, brandkranen, draagconstructies voor reclame, fietsenrekken, gedenktekens, lichtmasten, parkeermeters, schakelkasten, speeltoestellen, straatverlichting, telefooncellen met bijbehorende antennes, urinoirs, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeerslichten, vitrines, voorwerpen van beeldende kunst, bewegwijzering en zitbanken; onder straatmeubilair worden niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen;

1.28 verbeelding

de digitale verbeelding behorende bij het bestemmingsplan Hoogspanningsstations Amstelveen en Amstelveen-Zuid en 150kV-kabelverbinding, bestaande uit de kaart waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.29 volkstuinen

grond waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voornamelijk ten eigen behoefte;

1.30 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.31 Wet:

de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan;

1.32 zone:

een op de verbeelding aangegeven gebied, waarvoor aanvullende bepalingen gelden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een (overig) bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hoogspanningsstation al dan niet zijnde een geluidzoneringsplichtige inrichting (oftewel gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen in een niet gesloten gebouw van meer dan 200 MVA), een open (Air insulated switchgear) of een gesloten (Gas insulated switchgear) 150 kV schakelstation en voorzieningen ten behoeve van de aansluiting op het (hoog)spanningsnet;

met de daarbij behorende:

  • b. kabels en leidingen;
  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. wegen, paden en verhardingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder in 3.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage van het op het bouwperceel gelegen bouwvlak mag niet meer bedragen dan 70%;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken ten behoeve van bliksemafleiding mag niet meer dan 30 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Het gebruik van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - transformatoren' ten behoeve van transformatoren is niet toegestaan.

3.3.2 Voorwaardelijke verplichting - watercompensatie

Het in gebruik nemen van de met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte gebouwen en verhardingen ten behoeve van de functies zoals bedoeld in artikel 3.1 is slechts toegestaan, indien waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van waterberging zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per m2 toename verharding moet 0,1 m2 oppervlaktewater toegevoegd worden;
  • b. watergangen en waterpartijen die worden gedempt dienen volledig gecompenseerd te worden.
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting - beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing
  • a. Het in gebruik nemen van de met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte gebouwen en verhardingen ten behoeve van de functies zoals bedoeld in artikel 3.1 is slechts toegestaan, indien wordt voldaan aan de uitgangspunten met betrekking tot beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, voor het anders uitvoeren van maatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, mits die andere uitvoering vanuit het oogpunt van landschappelijke inpassing en/of beeldkwaliteit minimaal gelijkwaardig is, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. paden;
  • d. straatmeubilair;
  • e. kunstwerken;
  • f. water;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • i. voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van naastgelegen functies;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van lichtmasten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. de hoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of produkten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • b. het gebruik van gronden als staan- of ligplaats, alsmede kampeerterrein;
  • c. het gebruik van gronden voor het beproeven van voer- of vaartuigen, voor het beoefenen van auto- of motorsport of de (model) vliegsport en voor het houden wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
  • d. het gebruik van gronden voor sport- of wedstrijdterrein, parkeerterrein, landingsplaats, dagcamping dan wel voor de ruitersport.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. bruggen;
  • e. viaducten;
  • f. groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. fietsenstallingen;
  • k. infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van palen en (licht)masten, mag niet meer bedragen dan 16 meter;
  • b. de hoogte van constructies voor zonnepanelen, reclame-uitingen en kunstobjecten en -werken mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 4 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen;
  • d. waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van naastgelegen functies;
  • g. voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van palen, (licht-)masten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. gebouwde (aanleg)steigers zijn niet toegestaan;
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik ten behoeve van drijvende steigers en ander daarmee vergelijkbaar drijftuig;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats of aanlegsteiger voor woonschepen en bedrijfsschepen.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Hoogspanning' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding.

met de daarbij behorende:

  • a. belemmeringenstrook;
  • b. voorzieningen.

Met dien verstande, dat indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming 'Leiding - Hoogspanning'.

7.2 Bouwregels

Binnen de voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding;
  • b. gebouwen en bouwwerken zijn niet toegestaan met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  • c. indien bestaande gebouwen en bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet wordt vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende ondergrondse hoogspanningsverbinding;
  • b. vooraf schriftelijk advies is verkregen van de betreffende leidingbeheerder.

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende hoogspanningsverbinding.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de hoogspanningsverbinding.
7.4.2 Voorwaardelijke verplichting - aanleg ondergrondse hoogspanningsverbinding

De ondergrondse hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 7.1 mag slechts aangelegd worden indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden ten aanzien van de wijze van aanleggen:

  • a. het is niet toegestaan om ter plaatse van de aanduiding 'Natuurnetwerk Nederland' middels een open ontgraving werkzaamheden uit te voeren;
  • b. het is niet toegestaan om ter plaatse van de aanduiding 'Bijzonder Provinciaal Landschap' middels een open ontgraving werkzaamheden uit te voeren behoudens de verbindingslocaties van opvolgende boringen;
  • c. bij het verrichten van graafwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de hoogspanningsverbinding binnen 50 meter afstand van de aanduiding 'Natuurnetwerk Nederland' dient toepassing te worden gegegeven aan de mitigerende maatregel in de vorm van het voorzichtig verwijderen van de toplaag voorafgaand aan de werkzaamheden en het weer terugplaatsen hiervan na afloop van de werkzaamheden, of een gelijkwaardige maatregel waarmee negatieve effecten op het functioneren van het Natuurnetwerk Nederland worden voorkomen.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of in de in lid 7.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting, niet zijnde vervanging van beplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk dieper dan 0,5 meter;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem dieper dan 0,5 meter;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het aanbrengen en/of slopen van ondergrondse constructies, straatmeubilair, installaties, opstallen of apparatuur anders dan ten dienste van deze in lid 7.1 omschreven bestemming, waarbij de werkzaamheden dieper dan 0,5 meter reiken;
  • i. het aanleggen van zonnepanelen.
7.5.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. het behoud van een veilige ligging van de hoogspanningsverbinding en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de netbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.
7.5.3 Toegestane werkzaamheden

Het in lid 7.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of daarbij horende voorziening of ten aanzien van de functies van de overige bestemmingen van deze gronden betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. worden uitgevoerd door of namens een overheidsorgaan voor de uitoefening van een publiekrechtelijke taak indien daarvoor van de leidingbeheerder een positief advies wordt verkregen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.1 nr. 4
9.1.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.1 nr. 4' gelden beperkingen voor bebouwing als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

9.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden ten aanzien van geluid de beperkingen met betrekking tot bebouwing zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

9.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

9.1.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden de beperkingen met betrekking tot gebruik zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol';
  • b. artikel 2.2.1e van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol' is overeenkomstig van toepassing.
9.1.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1.4 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

9.2 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.2
9.2.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2' gelden beperkingen van bouwhoogten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

9.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.2 gelden de volgende regels

  • a. op de gronden die zijn aangeduid met de term 'luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.2' mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven met hoogtelijnen met de daarbij behorende hellende vlakken .Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.2 lid 1 van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol";
  • b. In afwijking van het eerste lid is een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat hoger is dan de desbetreffende maximale waarde toegestaan indien:
    • 1. het bouwwerk, geen gebouw zijnde opgericht of geplaatst is overeenkomstig een omgevingsvergunning of voor het bouwwerk een dergelijke vergunning is verleend en;
    • 2. de vergunning is verleend voor de datum van inwerkingtreding van het LIB (20 februari 2003);
  • c. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde wordt gemeten in relatie tot de referentiehoogte van de luchthaven Schiphol, zijnde -4.00 meter NAP.

9.3 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.2a
9.3.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2a', gelden beperkingen van hoogten ter bescherming van het functioneren van radarapparatuur als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

9.3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2a' gelden beperkingen met betrekking tot de hoogte van objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2a van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

9.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.3.2 indien uit een advies van de Inspectie Leefomgeving en Transport blijkt dat het object geen belemmering vormt voor het functioneren van radarapparatuur met het oog op veilig luchtverkeer.

9.4 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.3
9.4.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaarverkeerzone-LIB artikel 2.2.3', gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

9.4.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaarverkeerzone-LIB artikel 2.2.3' gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking zoals gesteld in artikel 2.2.3 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

9.4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

9.5 Geluidzone - Zonebesluit
9.5.1 Omschrijving

De voor Geluidzone - Zonebesluit aangeduide gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege de op het nutsdoeleindenterrein aanwezige 150 kV station, op geluidgevoelige gebouwen.

9.5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. een op grond van de basisbestemming toelaatbaar geluidgevoelig gebouw mag niet worden gebouwd.

9.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.2 en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het 150 kV station op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

9.5.4 Specifieke gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
  • b. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld onder sub a van dit lid wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidgevoelige gebouwen als geluidgevoelige gebouwen.
9.5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.4 sub a en toestaan dat niet-geluidgevoelige gebouwen worden gebruikt als geluidgevoelig gebouw, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

9.6 Overige zone - volkstuinen

De voor Overige zone - volkstuinen aangeduide gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), bestemd voor volkstuinen.

9.7 Overige zone - water

De voor Overige zone - water aangeduide gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Van toepassing verklaring
  • a. Het bestemmingsplan Hoogspanningsstations Amstelveen en Amstelveen-Zuid en 150kV-kabelverbinding geldt in aanvulling op de regels en verbeelding van onderstaande bestemmingsplannen:
    • 1. het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.09-OH01;
    • 2. het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Zuid', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.09C-VG01;
    • 3. het bestemmingsplan 'Golfbaan', met IMRO-code:NL.IMRO.0362.09E-VG01;
    • 4. het bestemmingsplan 'Legmeerpolder', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.11-VG02;
    • 5. het bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.13-VG01;
    • 6. het bestemmingsplan 'Herziening Amstelveen Zuid-Oost 2015 – Landtong', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.13F-VG01;
    • 7. het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Herziening Begripsbepaling Peil (Digitaal)', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.PP01-VG01;
    • 8. het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Herziening Begripsbepaling Peil (Analoog)', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.PP01ANA-VG01;
    • 9. het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Schipholparkeren en Parkeernormen', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.PP03-VG01;
    • 10. het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Archeologie en Cultuurhistorie Amstelveen 2024', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.PP12-VG01;
    • 11. het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan wonen', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.PP07-VG01;
    • 12. het bestemmingsplan 'Uithoornlijn', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.11U-VG01;
    • 13. het Chw bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Amstelveen Zuid (BTAZ), met IMRO-code: NL.IMRO.0362.21B-VG01;
    • 14. het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Datacenter Amstelveen', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.PP10-VG01;
    • 15. het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Flitsbezorgdiensten Amstelveen', met IMRO-code: NL.IMRO.0362.PP11-VG01.

Zoals deze plannen inmiddels onderdeel zijn geworden van het Omgevingsplan van de gemeente Amstelveen.

  • b. In afwijking van het bepaalde in artikel 10.1 sub a geldt voor de gronden waar dit plan de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Groen', 'Verkeer' en 'Water' aan toekent, dat de regels en verbeelding van voorliggend plan volledig in de plaats treden van de regels en verbeelding van het in artikel 10.1 sub a onder 1, 4 en 13 genoemde bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hoogspanningsstations Amstelveen en Amstelveen-Zuid en 150kV-kabelverbinding, gemeente Amstelveen.