direct naar inhoud van Artikel 6 Tuin-1
Plan: Uitwerkingsplan Amstelveen Midden-West Fokkerlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.07D-VG01

Artikel 6 Tuin-1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. geluidsschermen;
  • c. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Geluidsscherm

Voor het bouwen van geluidsschermen, geldt dat de hoogte van de geluidsscherm niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondbouwlaag van de aangrenzende woningen.

6.2.3 Sloopvergunning
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders de geluidsschermen te slopen;
  • b. de onder sub a bedoelde vergunning mag slechts worden verleend indien uit een akoestisch onderzoek blijkt dat een ontheffing in het kader van de Wet geluidhinder niet noodzakelijk is, dan wel een dergelijke ontheffing kan worden verleend.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van de voor de naar de weg gekeerde erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 6 meter voor palen en masten;
    • 2. 3 meter voor lichtmasten en voor het overige.

6.3 Specifieke gebruikregels
6.3.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

6.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van deze gronden voor opslag voor goederen;
  • b. het gebruik van deze gronden ten behoeve van het parkeren.

6.3.3 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 6.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.