direct naar inhoud van Regels

Bestemmingsplan Oostelijke Poeloever 2

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0362.07AC-VG01
Plantype: bestemmingsplan

TOELICHTING

 

Bestemmingsplan Oostelijke Poeloever 2

 
Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding en doelstelling

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

1.4 Leeswijzer

HOOFDSTUK 2 VISIE PLANGEBIED

2.1 Uitgangspunten

2.2 Functionele en ruimtelijke uitwerking

2.3 Motivatie gemaakte keuzes

HOOFDSTUK 3 PLANOPZET

3.1 Algemeen

3.2 De bestemmingen

HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID

4.1 Economische uitvoerbaarheid

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.3 Handhaving

HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

5.1 Ruimtelijke karakteristiek

5.2 Functioneel gebruik

HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER

6.1 Inleiding

6.2 Rijksbeleid

6.3 Provinciaal en regionaal beleid

6.4 Gemeentelijk beleid

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT

7.1 Bodem

7.2 Water

7.3 Archeologie

7.4 Geluid

7.5 Luchtkwaliteit

7.6 Externe veiligheid

7.7 Ecologie

7.8 Duurzaam bouwen en energie

7.9 Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

 

1.1 Aanleiding en doelstelling

 

Historie

Er is al lange tijd sprake om het gebied waar nu nog tuincentrum Life & Garden zit en Van Diemen Funsports te herontwikkelen naar woningbouw.

 

In eerste instantie was het de bedoeling dat dit gelijktijdig met de herontwikkeling van voormalig tuincentrum Konijnenburg, een onbebouwd perceel gelegen aan de Handweg tussen de Handweg 69 en 73 en het perceel van de Handwegkerk en de naastgelegen pastorie (nu genoemd Oostelijke Poeloever 1) zou gebeuren. Er was al een Nota van Uitgangspunten (NvU) vastgesteld door de gemeenteraad op 29 november 2006. In de NvU zijn de uitgangspunten geformuleerd voor de herontwikkeling van dit gebied. Deze ging uit van een ontwikkeling van 55 woningen.

 

Vervolgens is er een Programma van Eisen (PvE) vastgesteld op 31 augustus 2010 door B&W. Het PvE is een uitwerking van de NvU en beschrijft en geeft invulling aan de specifieke eisen en randvoorwaarden voor deze ontwikkeling.

Op basis van een flora- en faunaonderzoek is het woningbouwprogramma bijgesteld naar maximaal 22 nieuwe grondgebonden woningen.

 

De eigenaren van de percelen Handweg 129 (van Diemen) en Handweg 121(tuincentrum Life&Garden) hebben in 2011 per brief aangegeven dat het op dat moment niet rendabel was mee te doen met de herontwikkeling.

 

Voor het projectgebied Oostelijke Poeloever 1 is op 14 februari 2018 een bestemmingsplan vastgesteld, Herziening Amstelveen Midden-West - Oostelijke Poeloever. De bouwwerkzaamheden zitten nu in de afrondende fase.

 

Aanleiding

De eigenaren van de Handweg 121 en 129 hebben aangegeven het plangebied toch te willen ontwikkelen. Dit initiatief is door het college in behandeling genomen in de Quickscan ‘Handweg 121 en 129’ op 6 mei 2019.

 

Vervolgens is er een Startnotitie opgesteld en in procedure gebracht. Een Startnotitie loopt vooruit op de, in dit geval, procedure voor een bestemmingsplanwijziging.

 

Deze Startnotitie beschrijft een initiatief om de opstallen op de percelen Handweg 121 en 129 te slopen en te vervangen door 12 appartementen in het lint van de Handweg en maximaal 4 vrijstaande grondgebonden woningen met parkeren op eigen terrein grenzend aan de kleine Poel. Alle appartementen worden voor de middeldure segment gerealiseerd, dit is 75% van alle woningen. Dit segment richt zich op betaalbare koopwoningen voor de middeninkomens. Het plangebied sluit direct aan op het in het noorden in aanbouw zijnde project ‘Oostelijke Poeloever 1’

 

Doelstelling

Met de medewerking aan de realisatie van een drietal villa’s en een hoogwaardig

appartementengebouw, met daarin het middeldure segment, wil het college van Burgemeester en Wethouders invulling geven aan haar doelstellingen om meer middeldure koopwoningen in Amstelveen te realiseren. De transformatie van een verouderd tuincentrum, een buitensportwinkel en botenloods naar woningbouw met buitenruimte zal een verbetering van de leefomgeving met zich meebrengen.

 

De gemeente Amstelveen wil het project 'Oostelijke Poeloever 2', met onderhavig

bestemmingsplan, een juridisch-planologische status geven.

 

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het project 'Oostelijke Poeloever 2' bevindt zich aan de oostzijde van de Poel in

Amstelveen. Het plangebied wordt begrensd door de Handweg (oostzijde) en de Poel

(westzijde). Aan de westzijde ligt ook de museumspoorlijn.

 

Aan de noordzijde ligt het in aanbouw zijnde woningbouw Oostelijke Poeloever 1 en aan de zuidzijde een meubelwinkel met daarboven appartementen.

 

 [image]

Luchtfoto projectgebied

 

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan Amstelveen

Midden-West. Dit bestemmingsplan komt, met het in werking treden van dit

bestemmingsplan, gedeeltelijk te vervallen.

 

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk twee worden de uitgangspunten van het ruimtegebruik voor de komende tien jaar gegeven. Hoofdstuk drie bevat de juridische vertaling van de visie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk vier komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan bod. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deze hoofdstukken voldoende.

 

Hoofdstuk vijf tot en met zeven geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de planopzet. In hoofdstuk vijf wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk zes gaat verder in op de beleidskaders. In het laatste hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod.

 

 

HOOFDSTUK 2 VISIE PLANGEBIED

 

2.1 Uitgangspunten

Op 6 mei 2019 is een quick Scan vastgesteld door B&W met een verkavelingsplan.

Dit verkavelingsplan gaat uit van maximaal 4 kavels met maximaal 1 grondgebonden

woning per kavel gericht op de poel en een appartementencomplex met maximaal 12 appartementen in twee bouwlagen met kap in het lint aan de Handweg.

 

Op 23 september 2020 is de Startnotitie Oostelijke Poeloever 2 vastgesteld in de raadsvergadering. Deze startnotitie is een voorloper van deze bestemmingsplanprocedure.

De Startnotitie beschrijft een initiatief om de opstallen op de percelen Handweg

121 en 129 te slopen en te vervangen door 12 appartementen, 4 grote woningen met

parkeren op eigen terrein. In de plannen komen 75% van de woningen in het middeldure segment. Dit segment richt zich op betaalbare koopwoningen voor de middeninkomens.

 

2.2 Functionele en ruimtelijke uitwerking

 

Huidige bestemmingsplan Amstelveen Midden-West

 

 [image]

Uitsnede bestemmingsplankaart Amstelveen Midden-West

 

Het projectgebied is gelegen binnen het bestemmingsplan Amstelveen Midden-West.

Binnen dit gebied, zoals hierboven is weergegeven, zijn diverse bestemmingen aanwezig.

 

Het tuincentrum heeft de bestemming 'Detailhandel-Tuincentrum' (DH-TC).

Binnen het bouwvlak zijn gebouwen en kassen toegestaan ten behoeve van een tuincentrum tot een bouwhoogte van 6 meter. Momenteel worden de gronden gelegen buiten het bouwvlak voornamelijk gebruikt voor parkeren en opslag conform de planregels.

 

Achter het tuincentrum hebben de gronden een 'Natuur' (N) bestemming. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

 

Ten zuiden van het tuincentrum hebben de gronden de bestemming 'Sport - Watersport' (S-W). Deze gronden zijn bestemd voor de beoefening van de watersport.

Binnen het bouwvlak mogen bouwwerken worden gerealiseerd ten behoeve van de watersport. Ter plaatse van de aanduiding 'dd1' is detailhandel en dienstverlening toegestaan.

 

Achter het project zijn de gronden bestemd voor water.

 

Tijdens het tot stand komen van dit bestemmingsplan is dit project, Oostelijke Poeloever, benoemd als toekomstige ontwikkeling in de toelichting van het bestemmingsplan. Er is toen gekozen om een aparte bestemmingsplanprocedure te voeren zodra de plannen definitief zijn.

 

2.3 Motivatie gemaakte keuzes

Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden waar elk een ander soort bebouwingstypologie gewenst is vanwege de ligging van dit deelgebied binnen het gehele plan en zijn omgeving.

 

Aan de Handweg is een appartementengebouw toegestaan in twee bouwlagen met kap, qua hoogte gelijk aan de eengezinswoningen aan de Handweg.

 

Het tweede gebied betreft het zogenoemde “achtergebied”. Dit is het

gebied achter de lintbebouwing aan de Handweg grenzend aan de Poel. Hier worden 3 bouwkavels gerealiseerd met 3 grondgebonden vrijstaande woningen.

 

De vrijstaande woningen gelegen aan de poel worden gebouwd in maximaal 2 bouwlagen met platte afdekking. De woningen komen dwars op de poel te staan zodat er optimale doorkijk is richting de Poel. De woningen mogen een maximale “footprint” hebben van 200m2.

 

Bezonning

Er zijn door de ontwikkelaar van het project zonnediagrammen opgesteld voor vier ijkpunten in het jaar, namelijk voor maart, juni, september en december op verschillende tijdstippen (zie bijlage 1). Daaruit blijkt dat er een geringe toename is van het schaduweffect op naastgelegen woningen.

 

 

HOOFDSTUK 3 PLANOPZET

 

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.

 

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 in werking is getreden verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan.

 

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend. De regels bevatten samen met de verbeelding het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan gebruikt.

 

De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Amstelveen. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

 

3.2 De bestemmingen

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Begrippen (artikel 1)

hierin worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt.

 

Wijze van meten (artikel 2)

hierin wordt aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen.

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Natuur (artikel 3)

Deze bestemming is ter bescherming van de aanwezige natuurwaarde. Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan.

 

Tuin (artikel 4)

In de tuinbestemming zijn naast 'bouwwerken geen gebouw zijnde' erkers of entreeportalen, fietsen- en containerbergingen toegestaan. Ook is het mogelijk een auto te parkeren indien een inrit aanwezig is.

 

Verkeer-Verblijfsgebied (artikel 5)

De bestemming Verkeer-Verblijfsgebied is bedoeld voor de ontsluiting voor de grondgebonden woningen Ook is het mogelijk om binnen verkeersbestemmingen ondergrondse containers, straatmeubilair e.d. te realiseren.

 

Water (artikel 6)

De bestemming water is bedoeld voor waterberging, waterhuishouding en waterlopen. In de specifieke gebruiksregels is onder meer bepaald dat het aanleggen van woon- en bedrijfsschepen in strijd is met de bestemming.

 

Wonen (artikel 7)

Binnen de bestemming wonen zijn grondgebonden vrijstaande woningen en appartementen toegestaan. Het appartementencomplex krijgt een dove gevel in verband met de geluidsbelasting op deze gevel afkomstig van de Handweg. Naast het bouw en van een hoofdgebouw zijn er regels opgenomen voor bijbehorende bouwwerken, het bouwen onder de grond en bouwwerken geen gebouw zijnde. In de specifieke gebruiksregels is onder meer opgenomen dat het bewonen van bijgebouwen strijdig is met de bestemming.

 

Aan huis verbonden activiteiten. Hierbij wordt gedacht aan een praktijk voor een (huis)arts of fysiotherapie, dan wel voor een advocaat of een juridisch/financieel adviseur. Het woonkarakter dient het uitgangspunt te blijven. Daarom behoren deze beroepsactiviteiten ondergeschikt te blijven aan het wonen. Dit is geregeld door op te leggen dat maximaal 30 procent van de woonoppervlakte gebruikt mag worden voor aan huis verbonden activiteiten. Het kenbaar maken van de beroepsactiviteiten door middel van een aanduiding op de gevel is in beginsel toegestaan.

 

Waarde archeologie en Waarde-Waterkering (artikel 8 en 9)

De primaire bestemming mag de belangen welke worden behartigd binnen de

dubbelbestemming niet onevenredig schaden. Hiervoor is in de planregels een regeling

opgenomen.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Anti-dubbeltelregel (artikel 10)

Deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan.

 

Algemene bouwregels (artikel 11)

In dit artikel (toegelaten overschrijdingen) wordt aangegeven in welke gevallen de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen overschreden mogen worden. Dit betreffen bijvoorbeeld liftkokers, schoorstenen en balkons.

 

Algemene afwijkingsregels (artikel 12)

In dit artikel wordt bepaald in het kader van welke algemene afwijkingen in het plangebied gebruik gemaakt kan worden.

 

Luchtvaartverkeerszone-LIB (artikel 13 t/m 15)

Hier wordt aangegeven waar de gronden binnen de gebiedsaanduidingen en vrijwaringszones (Luchtvaartverkeerzones LIB) voor bedoeld zijn.

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Overgangsrecht (artikel 16)

Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.

 

Slotregel (artikel 17)

Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.

 

 

HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID

 

4.1 Economische uitvoerbaarheid

 

4.1.1 Financieel-economische haalbaarheid

Ten aanzien van de nieuwe ontwikkelingen die op basis van het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt is inzicht verkregen in de opbrengsten die gegenereerd worden en de kosten die gemaakt worden. Wanneer deze kosten en opbrengsten naast elkaar worden gelegd, is er sprake van een positief planresultaat/dekkende exploitatie.

Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar binnen de planperiode van tien jaar.

De realisatie van de in dit bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk gemaakte ontwikkelingen is in handen van één ontwikkelende partij. Met deze partij heeft de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten als beschreven in paragraaf 4.2.2. Niet is gebleken dat de ontwikkelende partij(en) over onvoldoende middelen beschikt om de bedoelde ontwikkelingen te kunnen realiseren en de exploitatiebijdrage aan de gemeente te voldoen.

 

4.1.2 Verhaal van kosten

Artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), biedt de grondslag voor publiekrechtelijk kostenverhaal. De gemeenteraad is verplicht om een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit is op grond van artikel 6.2.1 sub a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) het geval bij de bouw van één of meer woningen en op grond van artikel 6.2.1 sub d bij een verbouwing van een of meer aaneengesloten

gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd.

 

In dit geval betreft het het bouwen van 15 woningen. Dit is een bouwplan op grond van de wet. Er is dus sprake van kostenverhaal.

 

Sinds 1 juli 2008 is de gemeente op grond van artikel 6.12 van de Wro verplicht om bij het mogelijk maken van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro, een exploitatieplan vast te stellen ten behoeve van het verhalen van de door de gemeente te maken kosten, tenzij voorafgaand aan de vaststelling van de bestemmingswijziging een overeenkomst tot stand is gekomen waarin dit kostenverhaal is verzekerd.

De kosten bestaan uit plankosten en uit civieltechnische kosten. De civieltechnische kosten hebben betrekking op de kosten van de aanschaf en aanleg van de ondergrondse afvalcontainers, de aansluiting op en eventuele aanpassingen van het riool en het verleggen van kabels en leidingen, aanpassingen aan de openbare ruimte ten gevolge van het plan en herstelwerkzaamheden aan de directe omgeving ten gevolge van bouwwerkzaamheden. Het kostenverhaal is opgenomen in een overeenkomst. In deze overeenkomst zijn bepalingen opgenomen over het kostenverhaal van eventuele uitkeringen die de gemeente zal moeten verrichten in het kader van planschade.

 

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

4.2.1 Zienswijze

Het ontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd van 11 mei 2021 tot en met 21 juni 2021.

Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft eenieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken. Er zijn 4 zienswijzen ingediend. In bijlage 12 zijn de zienswijzen zakelijk weergegeven in een Nota van Beantwoording en heeft het college van burgemeester en wethouders hierop een reactie gegeven.

 

4.2.2 Bro-partners

In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties op 13 januari 2021.

De toezending is gedaan met het verzoek om binnen zes weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

 

  1. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

  2. Waternet

  3. Hoogheemraadschap Rijnland

  4. Brandweer Amstelland

  5. Wijkplatform Keizer Karelpark

  6. Groenraad Amstelveen

 

De instanties welke staan vermeld onder de nummers 1, 4 en 5 hebben niet gereageerd, zodat mag worden aangenomen, dat het voorontwerp geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

 

De instanties welke staan vermeld onder de nummers 2, 3 en 6 hebben inhoudelijk schriftelijk gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan.

 

In bijlage 11 volgt een samenvatting van de reacties en het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders.

 

4.3 Handhaving

 

4.3.1 Uitvoerings- en handhavingsbeleid

Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen, de maatvoering van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Handhaving is geen doel op zich maar draagt bij aan de realisatie van de ruimtelijke doelstellingen die met het bestemmingsplan worden beoogd en de bescherming van de verschillende belangen die worden gewaarborgd.

  

Een bestemmingsplan bevat daarom een handhavingsparagraaf. Hierin wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop de gemeente het juridische normenkader van het bestemmingsplan handhaaft, dat door middel van de planregels in samenhang met de planverbeelding in het leven is geroepen.

 

Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is het een inbreuk op en aantasting van de belangrijkste waarborgen die de burger en bedrijven op gemeentelijk niveau hebben. De maatschappij mag immers verwachten en eisen van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan tast de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk het bestemmingsplannen te handhaven en te blijven handhaven.

 

De gemeente is verplicht om uitvoerings- (vergunningverlening) en handhavingsbeleid vast te stellen in een of meer documenten, waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen wij onszelf stellen bij de uitvoering en handhaving en welke activiteiten we daarvoor zullen uitvoeren. Deze verplichting is nu al opgenomen in het Besluit omgevingsrecht en komt ook in de Omgevingswet terug.

 

De gemeente heeft aan deze verplichting invulling gegeven in het actuele VTH beleidsplan, waarin zowel het uitvoerings- als het handhavingsbeleid is opgenomen. Deze nota beschrijft de visie, doelstellingen, prioriteiten, uitgangspunten en strategieën op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van de geldende wetgeving, waaronder dit bestemmingsplan. Een andere belangrijk uitgangspunt zijn de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften, de beleidskaders en een analyse van inzichten, technieken en werkwijzen die gebruikt kunnen worden voor de uitvoering.

 

Het gehele uitvoerings- en handhavingsbeleid geeft ten minste inzicht in:

 

In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s worden deze prioriteiten vertaald in daadwerkelijke activiteiten. Jaarlijks evalueren we de uitgevoerde inspanningen en toetsen we de bijdrage aan de beleidsdoelstellingen. Doen we nog de juiste dingen op de juiste wijze of signaleren we ontwikkelingen die een aanpassing van het (ruimtelijke) beleid vragen? Het uitvoeringsprogramma, jaarverslag en de evaluatie worden toegestuurd aan de gemeenteraad.

 

4.3.2 Handhavingsopgave

Uit de planregeling volgt een directe opgave voor handhaving. Er zijn immers strijdige en illegale functies geconstateerd die ingevolge het bestemmingsplan dienen te worden beëindigd. Een aantal van deze gevallen zijn al bekend. Deze zijn naar voren gekomen tijdens het toezicht op verleende omgevingsvergunningen of wij zijn door burgers en bedrijven met klachten en meldingen of verzoeken om handhaving gewezen op overtredingen. Ook vanuit lopende projecten, opgenomen in de jaarlijks opgestelde uitvoeringsprogramma’s, volgt een opgave voor handhaving.

 

Van de bekende strijdige functies is beoordeeld of deze in het bestemmingsplan een positieve bestemming moeten krijgen. Indien dat het geval is dan is daarvoor een passende bestemming opgenomen. Indien dat noodzakelijk is dan krijgt de overtreder de mogelijkheid om alsnog een omgevingsvergunning aan te vragen om de overtreding te legaliseren. Indien een strijdige functie geen positieve bestemming heeft gehad dan volgt uit de vaststelling van dit bestemmingsplan direct een handhavingsopgave.

 

 

HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

 

Dit is een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Alle ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan zijn al behandeld in hoofdstuk 2

 

5.1 Ruimtelijke karakteristiek

 

5.1.1 Het plangebied in groter verband

Het plangebied ligt ten zuiden van de Rijksweg A9 centraal gelegen in de bebouwde kom van Amstelveen. De Handweg ligt in het noord-oosten van het plangebied Amstelveen Midden-West.

 

5.1.2 Beschrijving deelgebied

De Handweg is een historisch lint, de verbinding tussen Amsterdam en Leiden. De Handweg is een dijk met aan de westzijde bovenland en aan de oostzijde de wijk Keizer Karelpark, die in de Bovenkerkerpolder ligt. De bebouwing aan de oostzijde van de Handweg is geen historische bebouwing en wordt beschreven in de Gebiedsbeschrijving Keizer Karelpark. De bebouwing aan de westzijde van de Handweg is traditionele lintbebouwing, zij het dat de huidige panden van na 1900 stammen. Een deel van de woningen is gebouwd in de jaren '30, een deel rond de jaren '60, een beperkt aantal in de jaren '70 en '80 en een deel is van na 1990. Eerdere bebouwing was veelal van hout en is in de loop van de jaren vervangen door bakstenen nieuwbouw.

 

Landschap

De Handweg is gebouwd op het bovenland, met dus een bodem van veen en een nadrukkelijke koppeling met de oorspronkelijke verkaveling. Er zijn nog duidelijke restanten van het oude slotenpatroon te herkennen. De Handweg is al te zien op middeleeuwse kaarten. Het waren oorspronkelijk smalle veenkades met aan weerszijden sloten en bomenrijen.

 

Bebouwingstypen

Langs de Handweg komt overwegend woon- en bedrijfsbebouwing voor in een of twee lagen met kap. Traditioneel waren de panden individueel vormgegeven, al dan niet tegen elkaar aangebouwd. Vanaf de jaren '20 werden woningen in rijtjes ontwikkeld.

De Handweg kent een grote variatie aan gevelbeelden, bouwhoogtes en kapvormen.

 

Ruimtelijk beeld

De Handweg heeft een ruim profiel en heeft een overwegende groene uitstraling. Dit komt door de laanbeplanting van essen, maar ook door het groene dijktalud aan de oostzijde. De westzijde van de Handweg is een lint van losse en geschakelde bebouwing dat contrasteert met de oostzijde. Halverwege is het lint onderbroken en op een drietal plekken zijn de achterliggende terreinen zichtbaar grootschalig bebouwd. Het gaat hierbij om twee tuincentra en een buitensportwinkel. De achterzijde van deze bebouwing wordt begrenst door de spoorlijn. Deze spoorlijn is door het water van de Poel aangelegd, waardoor een klein deel van de oorspronkelijke Poel nu een waterrijk tussengebied vormt tussen een deel van de achtererven en de spoorlijn. Dit is van grote waarde voor de betreffende woningen aan de Handweg. Ook zijn de natuurwaarden van dit gebied hoog.

 

5.1.3 Cultuurhistorie/archeologie

Dijklichaam

De veendijk waarover de Handweg/Bovenkerkerweg loopt, heeft een hoge archeologische waarde. Bij bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 100 vierkante meter, en dieper dan 30 cm, dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden. Het betreft onverveend bovenland en vormde eeuwenlang de doorgaande route voor reizigers tussen Amsterdam en Leiden.

 

Archeologie

Het plangebied bevindt zich ten zuiden van de historische kern van Amstelveen, langs een oude ontginningsas: de huidige Handweg. Het veen binnen het oostelijke deel van het plangebied is in de Middeleeuwen en Nieuwe tijd niet ontgraven. Het westelijke deel van het plangebied is een veenwinningsput (De Poel). Binnen het plangebied zijn geen eerdere archeologische vindplaatsen bekend. Wel heeft in het plangebied in de Nieuwe tijd bebouwing gestaan. Deze gebouwen zullen in het kader van de recente inrichting van het plangebied reeds zijn verdwenen.

Binnen het plangebied kan een opeenvolging van Hollandveen op het Laagpakket van Wormer worden aangetroffen. Op het veen bevindt zich waarschijnlijk een (sub)recente ophogingspakket.

 

Op de archeologische waardenkaart is de Oostelijke Poeloever aangeduid als een gebied waar zowel sprake is van een hoge archeologische verwachting als van een middelhoge archeologische verwachting. Het gebied bestaat onder meer uit een dijklichaam en onverveend bovenland. Bij bodemingrepen dieper dan 30 centimeter in een gebied groter dan 100 m2 dan wel 1.000 m2 is archeologisch inventariserend onderzoek nodig.

 

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

 

5.2 Functioneel gebruik

 

5.2.1 Wonen

Aan de Handweg staan vrijstaande woonhuizen, twee-onder-een-kap-woningen en

enkele meerkappers, voornamelijk koopwoningen. Deze woningen bepalen het beeld van het bebouwde lint langs de Handweg. Naast de overwegend dorpse woonbebouwing wordt het lint verrijkt door monumentale gevels zoals de Handwegkerk en de naastgelegen pastorie.

 

5.2.2 Detailhandel

Achter de Handweg 121 tot 127, binnen het plangebied, zit tuincentrum Life & Garden met bedrijfsbebouwing (kas) en een groot parkeerterrein.

Op de locatie 129, binnen het plangebied, zit een sportwinkel met op het voorterrein een parkeerterrein. Achter de winkel is een loods aanwezig waar kleine boten staan gestald. Ook is er een kleine werkplaats aanwezig voor onderhoudswerkzaamheden,

Achter de watersportwinkel ligt een jachthaven.

 

5.2.3 Verkeer en vervoer

Ontsluiting

Tuincentrum Life en Garden wordt ontsloten via een inrit vanaf de Handweg tussen de woningen Handweg 119 en Handweg 121.

  

Parkeren

De meeste woningen aan de Handweg parkeren op eigen terrein in de bijbehorende garage of ervoor. Life en Garden heeft een eigen parkeerterrein achter de woningen aan de Handweg 121 en 127.

Van Diemen Funsports heeft voor de winkel een ruim parkeerterrein.

 

5.2.4 Natuur

Achter het tuincentrum ligt een natuurbestemming in het huidige bestemmingsplan.

 

5.2.5 Veiligheid

Bereikbaarheid hulpdiensten

Het is van belang dat een verblijfsgebied goed bereikbaar is voor nood- en hulpdiensten. Toegangen tot gebouwen tot een afstand van 10 meter moeten bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. Paden dienen minimaal 3.5 meter breed te zijn en moeten voldoen aan verkeersklasse 30 (geschikt voor een asbelasting van 10 ton en een totaalgewicht van 15 ton).

 

 

HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER

 

6.1 Inleiding

 

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 7.

 

6.2 Rijksbeleid

 

6.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, de NOVI, komt voort uit de Omgevingswet en is een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.

Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.

 

De NOVI richt zich op vier prioriteiten.

  1. Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie

  2. De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden

  3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken

  4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen

  

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;

  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

  3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

 

Voor het plangebied geldt de prioriteit "Sterke en gezonde steden en regio's". Binnen deze prioriteit zijn een aantal beleidskeuzes gesteld waaronder de beleidskeuze "het hanteren van een integrale verstedelijkingsstrategie". Verstedelijking vraagt zorgvuldig en gebiedsgericht maatwerk vanuit een brede benadering. In lijn met de drie afwegingsprincipes moet integrale leefomgevingskwaliteit voorop staan als basis voor de te maken keuzes. Op basis daarvan kan een afweging plaatsvinden waarbij aan alle relevante ruimtelijk-fysieke opgaven zoveel mogelijk recht wordt gedaan. Er moet daarbij voor worden gezorgd dat er flexibel en snel kan worden ingespeeld op nieuwe wensen en ontwikkelingen in de samenleving.

  

Vanwege de relatie met verschillende nationale belangen (waaronder die op het gebied van klimaat, milieu, duurzaamheid, leefomgevingskwaliteit, bereikbaarheid) doet het Rijk ook actief mee bij de integrale uitwerking van deze verstedelijkingsstrategie. In samenwerking met gemeenten, provincies, metropoolregio’s en andere relevante stakeholders worden, bijvoorbeeld via de gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma’s van de metropoolregio’s Amsterdam (MRA), Rotterdam Den Haag (MRDH) en Utrecht (MRU), nadere keuzes over de mogelijke gebiedsontwikkelingen gemaakt.

 

Woondeal MRA

De regio Amsterdam moet de komende zes jaar 100.000 woningen bouwen. Tot 2040 betreffen dit 230.000 woningen (huidige prognose). Deze woningen moeten structureel voldoende betaalbaar blijven. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft deze afspraken met de MRA op 5 juli 2019 ondertekend in een woondeal. De Minister en Regio spannen zich in om voldoende woningproductie te realiseren om te voldoen aan de groeiende woningbehoefte en de tekorten in alle segmenten terug te dringen.

 

6.2.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol

Op 1 januari 2018 is een nieuwe versie van het LIB van kracht is geworden. Gemeenten hebben daarin meer ruimte gekregen voor een afweging tussen enerzijds het beperkt houden van de hinder door luchtvaartgeluid en anderzijds woningbouw. De 20Ke-contour is nu ook in het LIB opgenomen als LIB 5-gebied.

De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 blijft wel de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd. In het bestaand stedelijk gebied binnen de 20 Ke-contour gelden geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw.

 

Conclusie

De geplande woningen zitten buiten de belemmerde zone waardoor hier nieuwe woningen zijn toegestaan. Ook wordt er met dit bestemmingsplan geen functies mogelijk gemaakt met een vogelaantrekkende werking en blijft de woningbouw ver onder de maximale bouwhoogte van 41 meter t.o.v. NAP. Naast deze hoogtebeperkingen gelden er op grond van artikel 2.2.2a LIB ook toetshoogtes om een goed functioneren van de radarapparatuur te waarborgen. Op deze locatie is dit 34 meter t.o.v. NAP. Het Luchthavenindelingbesluit heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.

 

 

6.3 Provinciaal en regionaal beleid

 

6.3.1 Omgevingsvisie NH 2050

De "Omgevingsvisie NH2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid" is op 19 november 2018 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld.

De Omgevingsvisie NH2050 betreft een structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening. In de omgevingsvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren.

 

Het uitgangspunt van de omgevingsvisie is dat Noord-Holland een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau heeft. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richten de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.

 

In de omgevingsvisie worden ambities genoemd op het gebied van de leefomgeving, het gebruik van de leefomgeving en de energietransitie.

 

De ambities ten aanzien van de leefomgeving luiden als volgt:

 

Voor het gebruik van de leefomgeving gelden de volgende ambities:

 

Voor energietransitie is de overkoepelende ambitie dat Noord-Holland in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd op hernieuwbare energie. Daarom is er ruimte voor de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Dit alles rekening houdende met de ambities voor verstedelijking en landschap.

 

Per project wordt door de gemeente Amstelveen bekeken hoe bij de ambities van de provincie kan worden aangesloten.

 

De woningen kennen energiegebruiksprofielen. Dit kan op gebiedsniveau bij slimme afstemming leiden tot lagere piekbelasting zowel in warmte- en koude- als in elektriciteitsvraag. Binnen het plan wordt geanticipeerd op toename van elektrisch aangedreven voertuigen door voldoende laadmogelijkheden te realiseren. Op termijn kunnen deze voertuigen ook een rol hebben in het zoveel mogelijk binnen het gebied gebruiken van lokaal opgewekte energie.

 

In paragraaf 7.8 (Duurzaam bouwen en energie) wordt uiteengezet op welke wijze het project aan deze ambities een bijdrage levert.

 

6.3.2 Omgevingsverordening NH2020

In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. Hierdoor is het makkelijker geworden om te zien welke regels waar gelden.

 

De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Ze zoeken naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid.

 

De Omgevingsverordening NH2020 is gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving. Met deze omgevingsverordening loopt de provincie vooruit op de Omgevingswet, omdat ze door 21 verordeningen samen te voegen alvast werken in de geest van de Omgevingswet.

 

Klimaatadaptatie

In paragraaf 7.2 (Water) wordt uiteengezet of er risico's zijn op het gebied van klimaatverandering (in ieder geval wateroverlast, overstroming, hitte, en droogte) door deze ontwikkeling.

De gemeente Amstelveen hanteert sinds de vaststelling van de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR) de klimaatadaptieve norm dat in nieuwbouwprojecten het integrale gebied (alle ruimte) een regenbui van 90 mm in één uur moet kunnen verwerken zonder wateroverlast of schade te veroorzaken.

Ontgrondingen

Het doel is om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te behouden en waar mogelijk te verbeteren. Dat betreft onder meer ontwikkelingen in de ondergrond. Zie paragraaf 7.1 (Bodem). Voor het onderhavige project is een bodemonderzoek uitgevoerd. Uitkomst is dat er op diverse locaties vervuilde grond aanwezig is. Voordat de bouwwerkzaamheden gaan starten zullen alle benodigde saneringswerkzaamheden worden uitgevoerd om de locatie geschikt voor de bestemming wonen te maken.

 

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

 

Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf 12 woningen, met een onderlinge ruimtelijke en functionele samenhang, sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. In dit geval worden 12 appartementen en 3 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt binnen bestaand stedelijk gebied waardoor sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

 

In dit geval moet worden aangetoond dat er behoefte is aan de woningen die binnen het voorliggende plan worden gerealiseerd. In het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) 2016 -2020 is geconstateerd dat de gemeente Amstelveen onderdeel uitmaakt van het marktgebied Stadsregio Amsterdam-Zuid. Het RAP toont vervolgens aan dat er binnen dit marktgebied een kwantitatieve én kwalitatieve behoefte is aan woningen in alle segmenten. Dit op basis van de provinciale prognose, het onderzoek Wonen in de Regio Amsterdam (WIRA) en de regionale monitor plancapaciteit. Oostelijke Poeloever is opgenomen in de monitor plancapaciteit.

 

6.4 Gemeentelijk beleid

 

6.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+

De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en exploitatieplannen.

 

Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio.

 

Wonen

Het uitgangspunt is dat de woningmarkt in Amstelveen in beweging gebracht moet worden. Dit wordt bereikt door de doorstroming te bevorderen door nieuwe kwalitatief hoogwaardige woningen toe te voegen, zowel in centrumstedelijk, landelijk als suburbane woonmilieus. Voor verschillende doelgroepen kan deze ontwikkelingslocatie een aantrekkelijk woonmilieu vormen. Hierdoor komt de doorstroming weer op gang. Daarnaast wordt ingezet op de verduurzaming van de woningvoorraad.

 

Energie

De gemeente Amstelveen heeft de ambitie met regiogemeenten een energieneutrale regio in 2040 gerealiseerd te hebben. Om te beginnen worden met wooncorporaties afspraken gemaakt het energieverbruik van bestaande woningen te laten afnemen. Daarna wordt bij nieuwbouw de graad van energiebesparing stapsgewijs opgevoerd.

 

 

6.4.2 Nota Parkeernormen Amstelveen 2021

Op 16 december 2020 heeft de gemeenteraad de 'Nota Parkeernormen Amstelveen 2020' vastgesteld. Deze nota vervangt de parkeernormen uit de Parkeernota 2016.

 

Door diverse ontwikkelingen komen de normen uit de Nota Parkeernormen 2016 steeds meer onder druk te staan en is er in praktijk steeds meer sprake van maatwerk wat zorgt voor onwenselijke situaties. Door zoveel mogelijk normen en toepassingsregels beleidsmatig vast te stellen wordt maatwerk zoveel mogelijk voorkomen Het werken met de huidige (oude) normen leidt vaak tot discussie. Dit wordt mede veroorzaakt door het ontbreken van een gebiedsindeling in de huidige norm, maar ook de gewijzigde stedelijkheidsgraad die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aan Amstelveen heeft toegekend. Daarnaast beschikt de nieuw nota over duidelijke afwijkingsmogelijkheden waardoor op een transparante manier gemotiveerd afgeweken kan worden van de vastgesteld norm. Daarnaast zijn in de huidige (oude) nota maar een beperkt aantal categorieën opgenomen die eveneens kunnen leiden tot discussies.

 

Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd voor nieuwe ontwikkelingen wordt in de regels verwezen naar de geldende 'Nota Parkeernorm Amstelveen'. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel (Nota Parkeren). In een planregel dient dan tot uitdrukking worden gebracht dat bij de toets op het onderdeel parkeren, de beleidsregel betrokken moet worden. Dit mag een dynamische verwijzing zijn. Dat betekent dat in de planregel tot uitdrukking kan worden gebracht dat te allen tijde wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus hangende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk. Hierdoor kan elke initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt ingediend getoetst worden aan de meest actuele parkeernormen.

 

Bij het toepassen van de parkeernorm worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

 

Ieder initiatief wordt afzonderlijk beoordeeld waarbij:

 

In het bestemmingsplan worden de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen van toepassing verklaard. Hierbij is het uitgangspunt dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost.

 

In de startnotitie is opgenomen dat de 4 openbare parkeerplekken aan de Handweg worden toegerekend aan de appartementen in dit project. Per villa worden 2 parkeerplekken op eigen terrein gerealiseerd.

 

6.4.3 Woonagenda 2020-2023

Op 12 februari 2020 heeft de raad de Amstelveense woonagenda vastgesteld. In de Metropoolregio Amsterdam wordt ingezet op een bouwproductie van 230.000 woningen tot 2040 (huidige prognoses) en ruim 100.000 woningen in de periode 2018 tot 2025. Een bouwproductie met voldoende woningen in alle segmenten, met in het bijzonder voldoende betaalbare woningen voor lagere en middeninkomens, verspreid over de regio. Amstelveen kent een grote woningbouwopgave. Om aan de vraag te voldoen verwachten wij de aankomende jaren ongeveer 10.000 woningen toe te voegen. De druk binnen alle segmenten is hoog. De Woonagenda 2020­2023 beschrijft de visie en beleidsmaatregelen die worden ingezet de druk op de Amstelveense woningmarkt te verlichten, zodat Amstelveen een stad voor jong tot oud blijft, van goede kwaliteit, met volop voorzieningen, ruimte, groen en veiligheid.

 

De volgende speerpunten staan centraal in de Woonagenda 2020-2023:

  1. Amstelveense jongeren en starters meer kansen bieden op de woningmarkt

Het gaat hierbij om kleinere betaalbare woningen bouwen voor jongeren en starters, tijdelijke woningen bouwen voor spoedzoekers en jongeren, de financiële drempel verlagen om een woning te kopen en daarnaast binnen de sociale huur de lokale ruimte optimaal benutten.

 

  1. Meer woningen voor Amstelveense ouderen en specifieke doelgroepen

Ouderen wonen langer zelfstandig. Sommige ouderen redden zich met hulp van familie en vrienden prima, maar er is ook een groep voor wie dit niet geldt. Daarnaast maakt de ambulantisering van de zorg en de invoering van de Wet verplichte ggz (Wvggz) dat steeds meer bewoners, die nu nog bij een instelling wonen, in aanmerking komen voor zelfstandige woonruimte dan wel begeleid wonen. Het woningaanbod moet zich aan deze groepen aanpassen.

 

  1. Een goede dienstverlening en communicatie tussen corporaties en huurders

Afspraken met corporaties en bewonersraad worden gemonitord.

 

  1. Meer (betaalbare) koop en huur woningen voor Amstelveners met behoud van groene leefbare wijken

Wijken moeten bestaan uit een goede mix van appartementen en grondgebonden woningen. In verschillende prijsklassen, zowel huur als koop en voor verschillende doelgroepen. Zo behouden wij goed gemengde en krachtige wijken. Bij de geplande nieuwbouw van woningen is een belangrijke voorwaarde dat Amstelveen het ruimtelijke en groene karakter behoudt. Dit geldt ook bij stadsvernieuwing.

 

  1. Meer sociale huurwoningen beschikbaar voor Amstelveners

Er zijn voldoende sociale huurwoningen in Amstelveen. Een deel van de woningen is echter niet beschikbaar voor de doelgroep. Er wordt daarom ingezet op doorstroming. Verder wordt bij nieuwbouwprojecten bepaald of voor specifieke doelgroepen sociale huurwoningen moeten worden toegevoegd.

 

  1. Stadsvernieuwing en verduurzaming bevorderen

Meerdere akkoorden, zoals het Klimaatakkoord, de landelijke Energieagenda, het regeerakkoord Rutte III en Greendeal aardgasvrije wijken (met Amstelveen als partner), het Rijksbrede programma Nederland circulair 2050 en het collegeprogramma Amstelveen vragen om een aanpak die de woningvoorraad toekomstbestendig maakt voor de korte en lange termijn.

 

Ten aanzien van de programmering van nieuwbouw is opgenomen in de woonagenda dat minimaal 50% van de woningen in het middensegment gebouwd moet worden, waarbij gestreefd wordt dat het hoge en lage segment daarbinnen ongeveer 50/50 wordt verdeeld.

 

Ongeveer 25% van het woonprogramma wordt in de vrije sector gerealiseerd. De overblijvende 25% kan flexibel worden ingezet voor alle segmenten. Het streven is om de verhouding koop-huur binnen alle voorgaande categorieën op 55%-45% uit te laten komen. Dit geldt met name voor de grotere nieuwbouwprojecten. Voor de kleinere projecten geldt dat er tenminste een goede afstemming dient plaats te vinden met de verdeling koop-huur in de bestaande omgeving.

 

Vanwege de beperkte omvang van het project en de grootte van de appartementen wordt 25% laag middelduur en 50% hoog middelduur (en 25 % vrije sector).

Keizer Karelpark kent veel huurwoningen en dit plan met 75% middeldure koopwoningen sluit aan op de gebiedsgerichte doelstelling van de Woonagenda om te komen tot een evenwichtige verdeling tussen koop en huur in de wijk. Aan de koopappartementen wordt een zelfbewoningsplicht van 3 jaar gekoppeld.

 

6.4.4 Erfgoednota Amstelveen

Op 28 september 2016 is de Erfgoednota vastgesteld door de gemeenteraad. Met de vaststelling van de Erfgoedwet per 1 juli 2016 en het vervallen van de Monumentenwet moest de gemeentelijke Erfgoedverordening geactualiseerd worden. Beleidsstukken van het Amstelveens erfgoed waren versnipperd en moeilijk vindbaar. Met de Erfgoednota is het gehele erfgoedbeleid weer actueel en overzichtelijk gebundeld.

 

In deze Erfgoednota beschrijft de gemeente de ambitie en de visie van de gemeente op de omgang met haar culturele erfgoed, vervolgens de historische groei en de wijkopbouw tot het aanwezige waardevolle culturele erfgoed en als laatste de middelen die we ter beschikking hebben om onze visie en ambitie waar te maken. Met cultureel erfgoed bedoelen we in deze nota het fysieke, veelal gebouwde en/of ontworpen erfgoed binnen de ruimtelijke omgeving. Dat kunnen zowel aangewezen monumenten zijn, als wel objecten, landschappen of structuren met cultuurhistorische waarde.

 

Dijklichaam

De Handweg is een oorspronkelijke veendijk en een noord-zuid georiënteerde doorgaande route tussen Amsterdam en Leiden.

Nadat vanaf de 15e eeuw op grote schaal ontvening plaatsvond, werd op ongeveer drie kilometer westelijk van de Amstel een achterkade opgeworpen om het ontgonnen gebied te beschermen tegen wateroverlast vanuit het nog niet ontgonnen veen. Deze achterkade, ook wel de veendijk genoemd, is nog steeds herkenbaar in het hoger gelegen tracé van de huidige Handweg. Zowel het verhoogde dijklichaam als de daarop aanwezige karakteristieke bebouwing heeft cultuurhistorische en landschappelijke waarde.

 

Spoordijk

Deze grenst tegen het plangebied aan en is een uit 1915 stammende spoorlijn. Deze splitste ter hoogte van de kruising Noorddammerlaan-Handweg, en liep vanaf daar in westelijke richting naar Aalsmeer, en in zuidelijke richting naar Uithoorn. Het nog bestaande tracé Amsterdam–Amstelveen–Bovenkerk loopt vanaf het Haarlemmermeerstation, langs het Zwarte Pad richting de kruising Handweg-Noorddammerlaan.

Het tracé is tussen 1975 en 1997 geëlektrificeerd en wordt gebruikt door de Electrische Museumtramlijn Amsterdam. Het tracé van de spoorlijn vertegenwoordigt cultuurhistorische waarde.

 

Archeologie

De Handweg is op de Archeologische beleidsadvieskaart aangeduid als ‘Dijklichaam’: een zone waarbinnen historische bebouwing heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat bij bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 100 vierkante meter, en dieper dan 30 cm, vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.

Het gebied rond de Poel en de Poeloevers bestaat uit onverveend bovenland. Het is daarom op de archeologische beleidsadvieskaart aangeduid als van middelhoge archeologische waarde. Dat betekent dat bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 1.000 vierkante meter, dieper dan 30 cm, vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.

 

6.4.5 Verordening doelgroepen woningbouw Amstelveen 2018

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om per deelgebied in bestemmingsplannen te eisen dat een bepaald percentage van categorieën woningen wordt gerealiseerd in nieuwbouwplannen. Dit kan voor de categorieën sociale huur, middeldure huur, sociale koop en particulier opdrachtgeverschap. De doelgroepenverordening vormt daarmee de wettelijke basis voor het doorvoeren van gemeentelijk woonbeleid in bestemmingsplannen. Sinds 1 juli 2017 kan de gemeente sturen op toevoeging van de categorie middeldure huurwoningen. Om de doelgroepenverordening toe te passen moet dit in het betreffende bestemmingsplan worden vastgelegd.

 

In de verordening is de maximale aanvangshuurprijs voor middeldure huurwoningen vastgelegd. De doelgroepenverordening regelt tevens voor welke doelgroepen de te bouwen huurwoningen zijn bedoeld. De doelgroepen worden bepaald aan de hand van inkomensgrenzen. Ook regelt de verordening dat de huurwoningen gedurende een bepaalde periode beschikbaar moeten blijven voor de daarvoor aangewezen doelgroepen. Dit zijn de instandhoudingstermijnen.

 

In dit bestemmingsplan worden alleen koopwoningen gerealiseerd. Omdat het woningbouwprogramma alleen uit koopwoningen bestaat is de “Verordening Doelgroepen Woningbouw 2018” niet van toepassing.

 

 

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT

 

7.1 Bodem

 

Wettelijk- en Beleidskader

Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.

 

Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico optreden, is in Aalsmeer/Amstelveen bereikt. Het 2e spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het 3e en laatste spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfunctie (bv. wonen) alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijk momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.

 

In gebieden met intensief bodemgebruik is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits op gebiedsniveau de kwaliteit niet verminderd en dit beleid door lokaal bestuur wordt vastgesteld. In Amstelveen is wel gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer(2013), maar er zijn geen regels opgenomen die het bestemmen van gebruiksfuncties beperken. Daar is ook weinig aanleiding voor, omdat de chemische bodemkwaliteit over het algemeen geen knelpunt vormt voor bestaand en toekomstig bodemgebruik.

 

De 3 sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en resp. omgevingsplannen.

 

Relevantie plangebied

 

Bodemopbouw

De oorsprong van het plangebied is beschreven in paragraaf 5.1.3 over cultuurhistorie.

De bodem ter plaatse van het projectgebied bestaat oorspronkelijk uit veen (Bovenland). Omdat veen bestaat uit organisch materiaal vindt oxidatie plaats aan de lucht. Hierdoor daalt het maaiveld, uiteindelijk tot aan de grondwaterstand. Om de maaivelddaling te compenseren is de bodem in grote delen van Bovenland opgehoogd.

 

Bodemkwaliteit

Er is een verkennend bodemonderzoek, verkennend asbestonderzoek en waterbodemonderzoek gedaan op de locaties Handweg 121 en 129 (zie bijlage 2, rapport datum 16 mei 2018).

 

Handweg 121

In de bodem zijn verontreinigingen aangetroffen. Er dient te worden gesaneerd om de grond geschikt te maken voor de functie wonen. Ook is er asbest in de grond aangetroffen.

 

Handweg 129

In de bodem zijn verontreinigingen aangetroffen. Er dient te worden gesaneerd om de grond geschikt te maken voor de functie wonen.

 

Water

Uit het waterbodemonderzoek is gebleken dat het slib sterk verontreinigd is.

Baggerwerkzaamheden zal in overleg met Rijnland plaatsvinden.

 

Asbestinventarisatie

Er is een asbestinventarisatie gedaan op het terrein, winkel, kas en loods op de locaties Handweg 121 en 129 (zie bijlage 3 rapport datum 27 maart 2018, door RPS).

Daaruit blijkt dat er op diverse plekken plaatmaterialen zijn aangetroffen die asbest bevatten.

 

7.2 Water

 

Beleidsdoelen water

Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.

 

Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.

 

Wettelijk kader

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's. Voorts bevat het besluit bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan, waaronder de gevallen waarin een elektronische aanvraag wordt ingediend.

De Waterregeling bevat regels over de organisatie van het waterbeheer, een aantal kaarten over de toedeling van beheer, de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzing van de drogere oevergebieden, alsmede regels voor gegevensverstrekking aan het Rijk op grond van Europese verplichtingen. Verder regelt de Waterregeling een enkel inhoudelijk aspect van het regionaal waterplan en de beheerplannen.

 

In de Waterwet is gekozen voor een systeem waarin iedere bestuurslaag haar beleid formuleert en dit vastlegt in plannen. De plannen geven aan wat iedere bestuurslaag wil doen in een bepaalde planperiode om de doelstellingen van het waterbeheer te halen. Deze plannen zijn bindend voor de eigen bestuurslaag. De Waterwet sluit op dit punt zoveel mogelijk aan bij de sturingsvisie van de Wet ruimtelijke ordening.

 

Om water integraal onderdeel te laten uitmaken van de ruimtelijke planning, is het nodig dat de ruimtelijke gevolgen van de wateropgaven in ruimtelijke plannen worden uitgewerkt. Om dit effectief te kunnen doen, wordt in het planstelsel van de Waterwet een koppeling gelegd met het planstelsel van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Dit wil zeggen dat de waterplannen op Rijksniveau en op provinciaal niveau ook ruimtelijke plannen (structuurvisies) zijn op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

 

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De Kaderrichtlijn moet in landelijke wet- en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.

 

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) is opgesteld op basis van de Waterwet en is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009 – 2015. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.

 

Met dit NWP2 zet het Rijk een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft het Rijk naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

 

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het Nationaal Waterplan is zelfbindend voor het Rijk. Het Rijk is in Ne-42 bestemmingsplan Herziening Landgoederen en Groene Gebieden verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

 

Bestuursakkoord Water

Het bestuursakkoord Water volgt op het Nationaal Bestuursakkoord Water en bevat hernieuwde afspraken over bestuur, financiën en richtinggevende kaders voor onder andere water. De maatregelen uit het Bestuursakkoord Water zijn gericht op:

De doelstellingen van het ‘oude’ Nationaal Bestuursakkoord blijven van kracht.

 

Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie

Het Deltaprogramma voor 2018 bevat voor het eerst een Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie: een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgen van overstromingen versnelt en intensiveert.

 

Het doel van dit deltaplan is adaptatie te versnellen en te intensiveren, zodat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht

 

In het plan zijn 7 ambities opgenomen:

  1. kwetsbaarheid in steden in beeld brengen middels een stresstest;

  2. risicodialoog voeren op verschillende niveaus met gebiedspartners en een strategie opstellen;

  3. uitvoerings- en investeringsagenda opstellen per regio;

  4. het koppelen van uitvoeringsagenda met andere ruimtelijke opgaven (bijv. nieuwbouw en (groot)onderhoud);

  5. stimuleren met financiële middelen en faciliteren middels het delen van kennis, instrumenten en ervaringen;

  6. reguleren en borgen in beleid en regelgeving;

  7. handelen bij calamiteiten indien er toch overlast en schade is bij extreme weersituaties.

 

De ambities, afspraken en acties kunnen alleen gerealiseerd worden door intensief met elkaar samen te werken.

 

Provinciale Watervisie 2016-2021

De Provinciale Watervisie is van kracht sinds 23 december 2015 en geldt tot 2021. Het plan geeft duidelijkheid over de strategische waterdoelen tot 2040 en de acties tot 2021. De volgende doelen worden nagestreefd:

 

Een belangrijk middel voor het realiseren van deze waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling proactief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wro.

 

Stedelijk Waterplan

Het stedelijk waterplan (2008-2015) bevat maatregelen om het stedelijk water minimaal te laten voldoen aan de wettelijke eisen. In het kader van een inventarisatie is gebleken dat er geen tekort aan waterberging is in de huidige situatie. Het is echter wel wenselijk om meer waterberging te realiseren om toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen te faciliteren. Hierop vooruitlopend is binnen de bestemming 'Groen' ook water mogelijk.

 

De ecologische waterkwaliteit voldoet niet aan de eisen. Het is wenselijk meer oevers te voorzien van een milieuvriendelijke oever en nieuwe oevers ecologisch in te richten. De ecologische kwaliteit wordt met name veroorzaakt door de inlaat van gebiedsvreemd water.

 

Keur 2019 – Waterschap Amstel, Gooi en Vecht

Het projectgebied valt binnen het hoogheemraadschap Amstel, Gooi, Vecht. Binnen dit hoogheemraadschap is de Keur 2019 van kracht, dit is de opvolger van de Keur 2017. De Keur is één van de instrumenten van beheer die de waterbeheerder ter beschikking staat om de doelstellingen van waterbeheer te behalen. De drie hoofddoelstellingen die vanuit de Waterwet zijn aangegeven zijn:

 

Waterbeheerplan AGV 2016-2021

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht is de beheerder van de regionale wateren in een gebied van 700 km2, grofweg tussen Amsterdam en Utrecht. Het waterschap is een overheidsorganisatie, die zorgt voor veiligheid achter de dijken en voor voldoende en schoon oppervlaktewater. Elke zes jaar maakt het waterschap een waterbeheerplan, tegelijkertijd met (en afgestemd op) het Nationale Waterplan van het Rijk en de provinciale waterplannen. In dit Waterbeheerplan beschrijft het waterschap wensbeelden per thema voor 2030, en daaruit afgeleid doelen voor de planperiode 2016-2021 en een aanpak op hoofdlijnen.

 

Uitgangspunten:

 

 

Watergebiedsplan WesterAmstel

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft naast haar Waterbeheerplan voor verschillende gebieden aparte Watergebiedsplannen opgesteld met als doel gebiedsgerichte maatregelen te formuleren om het watersysteem te verbeteren. Daarvoor is zowel het grond- als oppervlaktewater kwalitatief en kwantitatief in beeld gebracht. Tevens is de ecologische toestand onderzocht met het oog op het behalen van de Kaderrichtlijn Water doelen. Het hoofddoel van het watergebiedsplan is het nemen van een peilbesluit voor de Middenpolder.

 

Het watergebiedsplan focust op de volgende aandachtsgebieden;

 

 

Keur Rijnland 2020 en Uitvoeringsregels

De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatwerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen) en voor kwelgevoelige gebieden. Maar ook voor het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.

 

Het uitgangspunt van deze Keur is ‘ja, tenzij’: in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald.

Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kunnen een Zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.

 

Waterbeheerplan 5 2016-2021

Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het Waterbeheerplan (WBP5) “Waardevol Water” vastgesteld. In het ‘Waterbeheerplan 5 2016–2021’ staat samen werken aan water staat centraal, zodat nu en in de toekomst in dit unieke deel van Nederland onder zeeniveau gewoond, gewerkt en gerecreëerd kan worden. Water is een maatschappelijke opgave en Rijnland wil, samen met zijn omgeving, werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Die toekomst wordt mede bepaald door trends in klimaat en maatschappij en de noodzaak om op duurzame wijze met onze omgeving om te gaan. De verwachte toename van neerslag en droogte, bodemdaling, verzilting zeespiegelrijzing en de verdergaande verstedelijking, leggen een steeds grotere druk op het watersysteem.

 

De hoofdambitie is schoon en voldoende water en droge voeten. Dit wordt bereikt door:

 

Momenteel wordt gewerkt aan WBP6 voor de periode 2022-2027.

 

 

Riolering en afkoppelen Rijnland

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming heeft plaatsgevonden over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het Rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto’s wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.

 

Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) 2015-2020

Vanuit de Wet milieubeheer en de Waterwet heeft de gemeente een verbrede zorgplicht voor afvalwater, voor hemelwater en grondwater. De functie van riolering is het beschermen van de volksgezondheid door het inzamelen en afvoeren van afvalwater, het tegengaan van wateroverlast en het beschermen van het milieu. In het gemeentelijk rioleringsplan wordt uiteengezet hoe deze zorg wordt ingevuld.

 

Relevantie plangebied

De waterbeheerder van De Poel is Rijnland. De gemeente Amsterdam is eigenaar van de 'grote' Poel (gelegen buiten het plangebied), en de gemeente wordt eigenaar van de 'kleine Poel'. De nog te graven watergangen worden eigendom van de

aangrenzende grondeigenaren.

 

Watercompensatie

 

 [image][image]

 

Bestaande oppervlaktewater (bron: Rijnland)

 

In de bestaande situatie is binnen het plangebied 6.917 m2 aan verharding aanwezig en dat wordt in de nieuwe situatie 4.134 m2. Dit betekent een afname van 2.784 m2.

Er hoeft volgens de Keur geen water te worden gecompenseerd. In bestaande situatie is er binnen het plangebied 5.147 m2 water aanwezig en in de nieuwe situatie wordt dat 6.382 m2. Dit betekent een toename van 1235 m2. Er wordt meer water gegraven voor dit project dan noodzakelijk is. Zie bijlage 4 voor de kaart en berekening. Voor de veranderingen aan verhardingen en het graven van water dient een watervergunning te worden aangevraagd.

 

Waterkering

Tegen de oostkant van het plangebied bevindt zich een secundaire kering. Activiteiten in de beschermingszone of waterkering zelf zijn vergunningsplichtig en is afstemming met het waterschap noodzakelijk. Activiteiten tegen de beschermingszone van de waterkering die de stabiliteit van de waterkering mogelijk kunnen beïnvloeden, is ook afstemming met AGV nodig, zoals de aanleg van de nieuwe watergangen richting de kering.

 

Steigers/terrassen

Rijnland maakt geen verschil tussen steigers of terrassen/vlonders. Aangezien Rijnland de waterbeheerder is gelden ook de regels van het Hoogheemraadschap van Rijnland voor wat betreft het aanleggen van steigers en/of terrassen in het water. Alle informatie over steigers zijn te vinden op de website van Rijnland. Je hebt te allen tijde een zorgplicht. Zorgplicht betekent dat er zorgvuldig wordt gewerkt en schade aan het watersysteem voorkomt. Dit betekent:

 

Riolering en HWA

Gezien de geïsoleerde ligging dient de hemelwaterafvoer afgekoppeld te worden van de riolering. Dit betekent dat het gebruik van lood, zink en koper dat in contact kan komen met hemelwater niet is toegestaan.

Ook wordt teerhoudende dakbedekking (PAK's) vermeden en mag er niet met verontreinigende stoffen verduurzaamd hout in de bouw en bij de inrichting van de openbare ruimte worden gewerkt.

De woningen zullen aangesloten worden op een gescheiden stelsel. Het regenwater zal middels drainage onder vrijverval worden afgevoerd naar de Poel en het “vuile” water zal, indien de aanleghoogte het toelaat, worden afgevoerd naar de hoofdriolering in de Handweg. Het heeft echter wel de voorkeur om hemelwater eerst vast te houden op het perceel zelf, vervolgens kijken of het hemelwater geborgen kan worden en als laatste optie pas afvoeren naar het oppervlaktewater.

 

7.3 Archeologie

 

Wet op de archeologische monumentenzorg

De Erfgoedwet vormt samen met de Omgevingswet het wettelijke fundament voor de archeologie in Nederland. Onderdelen van de voormalige Monumentenwet over archeologie worden overgeheveld naar de Omgevingswet. Voorbeelden daarvan zijn de verplichting om rekening te houden met archeologie bij het opstellen van bestemmingsplannen (straks omgevingsplannen) en de vergunningverlening voor het verstoren van archeologische rijksmonumenten. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied

 

De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta) uit 1992. Dit gaat uit van de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt”, dat ervan uitgaat dat de aanvrager van een omgevingsvergunning en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten zelf de kosten moet dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, worden meer archeologische resten in situ behouden.

 

Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden.

 

De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:

 

Het rijk is het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen (paragraaf 5.4 Erfgoedwet). Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.

 

Archeologiebeleid gemeente Amstelveen

De gemeente Amstelveen heeft in 2008 archeologisch beleid vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op deze kaart zijn in verschillende gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria met betrekking tot oppervlakte en diepte van bodemverstoring zijn verbonden. In 2016 is het archeologisch beleid, en de daarbij behorende archeologische verwachtingskaart geactualiseerd. Dit geactualiseerde beleid zal door een paraplubestemmingsplan gemeentebreed worden verankerd.

 

De gebieden met de hoogste verwachting zijn vermeld als ‘AMK-terrein’ (Archeologische Monumentenkaart) of als ‘historische kern’. Dit zijn de op kaart paars gekleurde gebieden (Amsterdamseweg, oude dorp, bestaande en voormalige buitenplaatsen langs de Amstel en locaties van voormalige molens en posten Linie van Krayenhoff). Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 50 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. In de zones waar ‘historische bebouwing’ heeft plaatsgevonden (Amsterdamseweg, Handweg, Legmeerdijk, Bovenkerkerweg en de Amsteldijk) geldt verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoringen groter dan 100 m2. De zone van het onverveend bovenland (gebied ten westen van de Amsteldijk, groot loopveld (tracé ten zuiden van de A9) en het onverveende gebied in het noord-westen van Amstelveen) heeft een middelhoge verwachtingswaarde. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 1.000 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. Tot deze categorie van middelhoge archeologische verwachtingswaarde behoren ook de getij-inversie-ruggen, die liggen in de Bovenkerkerpolder en de Noorderlegmeerpolder. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 5.000 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. Het overgrote deel van Amstelveen bestaat uit verveend, drooggemaakt of met zand opgespoten gebied. Binnen dit gebied geldt een lage archeologische verwachtingswaarde. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 10.000 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart.

 

Relevantie plangebied

Paragraaf 5.1.3. geeft inzicht in de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied. Er dient een archeologisch onderzoek te worden gedaan voordat er begonnen wordt met graafwerkzaamheden.

 

7.4 Geluid

 

Beleidskader

In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluidproducerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen en ziekenhuizen.

 

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. De gemeenteraad van Amstelveen heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:

  1. het heersende geluidsniveau;

  2. het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;

  3. cumulatie en compensatie.

 

Industrie algemeen

Voor de kleinere bedrijfsterreinen waarvoor zonering niet verplicht is geven de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM 1998) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', richtlijnen over de wijze waarop met het aspect geluid in bestemmingsplannen moet worden omgegaan. De Handreiking geeft onder meer, ter voorkoming van geluidshinder bij geluidsgevoelige bestemmingen, streefwaarden.

Voor de grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden.

Wegverkeer

Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.

 

Luchtverkeer

Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied zijn een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om o.a. een geluidssloopzone en een beperkingen geluidszone. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt.

 

Relevantie plangebied

In het kader van de ruimtelijke procedure is een geluidsonderzoek benodigd naar alle

relevante geluidsbronnen in de directe omgeving. Op 22 januari 2021 heeft M+P raadgevende ingenieurs BV een akoestisch rapport aangeleverd "Nieuwbouwplan Oostelijke Poeloever aan de Handweg te Amstelveen, onderzoek geluidsbelasting wegverkeer" (zie bijlage 5).

 

De nieuw te bouwen woningen en appartementen zijn gelegen binnen de geluidszone

van de Handweg, Noorddammerweg en de Sportlaan (allen 50 km/h).

Het bouwplan ligt buiten de geluid en externe veiligheid contour van Schiphol. De nieuwe woningbouw is tevens gelegen buiten de 50 dB(A) zone van het industrieterrein Schiphol-Oost.

 

De geluidsbelastingen zijn berekend met het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. De grenswaarde voor het wegverkeerslawaai bij nieuw te bouwen woningen bedraagt Lden 48 dB. De maximale grenswaarde die kan worden verleend is afhankelijk van de situatie en is in beginsel voor stedelijke situaties maximaal 63 dB.

 

Onderzoek naar de geluidwering is nodig bij die delen van de uitwendige scheidingsconstructie, waar de grenswaarde wordt overschreden, en waarachter een geluidsgevoelige verblijfsruimte is gepland. De eisen met betrekking tot de minimale geluidwering van de gevel zijn opgenomen in het Bouwbesluit. De woningen die gerealiseerd worden moeten altijd voldoen aan het bouwbesluit.

 

Uitkomst onderzoek

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat door de geluidsbelasting van de Handweg ter plaatse van de oostgevel van het appartementengebouw een dove gevel gerealiseerd moet worden aangezien de geluidsbelasting hoger is dan de te ontheffen waarde van 63dB. Indien een gevel als een zogenaamde “dove gevel” wordt aangeduid (conform artikel 1b van de Wgh) kan toetsing aan bovengenoemde grenswaarden achterwege blijven. De gevel bevat dan geen te openen delen en heeft een karakteristieke geluidwering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting (Lden) van die constructie en 33 dB (Wgh artikel 1b).

 

Voor het appartementencomplex geldt voor de zijgevels een overschrijding van de grenswaarde tot maximaal 6 dB en bij de vrijstaande villa’s tot maximaal 55 dB. Hiervoor is ontheffing mogelijk. Er zal een procedure ontheffing hogere grenswaarde moeten worden doorlopen. De ontheffing hogere grenswaarde is op 9 november 2021 vastgesteld door het college van B&W (zie bijlage 6).

 

 

7.5 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:

 

Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.

 

Grenswaarden

Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:

 

Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit bestemmingsplan bevinden zich geen gevoelige bestemmingen.

 

Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.

In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.

 

Relevantie plangebied

De toevoeging van 15 nieuwe woningen, draagt volgens het Besluit niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse van de Handweg. De grens voor een 'niet in betekenende mate' toets bij nieuwbouw ligt bij 500 woningen, ruim boven het aantal te bouwen woningen volgens het plan. Het plan draagt dus 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit.

 

7.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die derden lopen als gevolg van bepaalde activiteiten. In Amstelveen gaat het met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.

 

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in de omgeving van het bedrijf. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.

 

Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.

 

Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.

 

Besluit externe veiligheid transportroutes

Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen inwerking getreden. Deze wet vervangt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel van Basisnet is om gevaarlijke stoffen te kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en in het buitenland en de risico's voor omwonenden langs de routes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het systeem Basisnet heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen.

 

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied ligt niet in de invloedssfeer van een weg waarover gevaarlijk transport plaats vindt of in de invloedssfeer van een inrichting of leidingentracé dat een

gevarenzone rond zich heeft.

 

7.7 Ecologie

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een  implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

 

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen.

Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

 

De gemeente Amstelveen adviseert om de gedragscodes van Stadswerk te gebruiken. Er is een code voor bestendig beheer en onderhoud en een code voor ruimtelijke ingrepen.

 

Relevantie plangebied

Er is een quickscan Oostelijke Poeloever Amstelveen uitgevoerd, datum december 2019 (zie bijlage 7).

 

Tijdens het veldbezoek zijn beschermde diersoorten aangetroffen. Voor de meeste soorten geldt echter een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling mits er aan de algemene zorgplicht voor deze soorten wordt voldaan zoals:

 

In het gebied komt de dwergvleermuis en de ringslang voor. Voor gewone dwergvleermuis dient een ontheffing te worden aangevraagd voor verdwijnen

van een baltsterritorium/verblijfplaats en deze moet worden gemitigeerd door ophangen van minimaal 4 vleermuiskasten en worden gecompenseerd in de nieuwbouw met minimaal 4 ingebouwde permanente verblijfplaatsen. Voor ringslang dient een ontheffing te worden aangevraagd op grond van mogelijke verstoring. Gelijktijdig met de realisering van het project Oostelijke Poeloever 1 zijn reeds broeihopen aangelegd voor de ringslangen.

 

Sloop zal onder ecologische begeleiding moeten plaatsvinden aan de hand van het actieplan en op te stellen ecologisch werkprotocol.

Aanbevolen wordt om te bouwen inclusief natuur d.w.z. in het ontwerp van de nieuwbouw rekening te houden met huismussen en vleermuizen. Inbouwen van vleermuisverblijven in de spouwmuur of het maken van een “vogelvide” onder de pannen of geen gebruik maken van vogelschroot zijn goede mogelijkheden.

 

Stikstofberekening

De dichtstbijzijnde Natura 2000­gebieden zijn Botshol op 6 km. Er is een AERIUS calculatie uitgevoerd (zie bijlage 8) om de stikstofdepositie als gevolg van het project op Natura 2000­gebieden te berekenen. In de berekening voor de realisatiefase zijn mobiele werktuigen voor het bouwen en bouwverkeer meegenomen. Voor de gebruiksfase zijn de verkeersbewegingen volgens het CROW Publicatie 381 aangehouden. Als uitgangspunt wordt aangehouden: vier vrijstaande

koopwoningen (er worden er 3 gerealiseerd) en 12 appartementen in de schil van het centrum van Amstelveen. De gemeente Amstelveen kent een sterke stedelijkheidsgraad. De verkeersgeneratie betreft maximaal 119 voertuigbewegingen per etmaal.

De berekeningen zijn uitgevoerd met AERIUS Calculator versie 2019A (er zal een geactualiseerd rapport worden aangeleverd met versie 2020). Alle bronnen zijn gemodelleerd als een oppervlaktebron ter plaatse van de bouwlocatie.

Uit de berekeningen blijkt dat het project in de realisatie­ en gebruiksfase niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie.

 

7.8 Duurzaam bouwen en energie

De kaders betreffende duurzaamheid Amstelveen zijn vastgesteld door de gemeenteraad op 15 juni 2016. Hiermee heeft de gemeenteraad aangegeven dat Amstelveen streeft naar duurzaam beleid in alle keuzes die hij maakt. Hierbij zijn drie focusgebieden benoemd:

 

Belangrijk aandachtspunt is bij nieuwbouw en renovatie dat energiegebruik zoveel mogelijk gereduceerd wordt door o.a. isolatie en efficiënt inzetten van installaties.

Daarnaast is aandacht voor duurzame energie-opwek gewenst. Dit wordt binnen het Bouwbesluit getoetst. De gemeente hecht er aan dat voor bewoners de mogelijkheid wordt geboden zelf verdergaande maatregelen te treffen waarmee energieneutraliteit te bereiken is.

 

BENG (bijna energieneutraal gebouw)

Vanaf 1 januari 2021 geldt BENG (Bijna Energieneutraal Gebouw) als nieuwe wetgeving in Nederland die de huidige EPC-norm voor nieuwbouw vervangt. BENG is gebaseerd op de “Trias Energetica”, een driestappenstrategie om een energiezuinig ontwerp te maken. De huidige EPC-methode om de energieprestatie van woningen te berekenen voldoet niet meer. Bij de huidige EPC nieuwbouweis is het bijvoorbeeld mogelijk om het energieverlies van een woning door de gebouwvorm, bijvoorbeeld door een grote glaswand, te compenseren met zonnepanelen.

Er is daardoor bij de huidige eis geen relatie met het energieverbruik per m2. De BENG-eisen houden hier wel rekening mee. Er wordt een aparte eis gesteld aan de buitenkant van een gebouw, de zogenoemde schil, om de energiebehoefte te limiteren. Dit noemen we BENG 1. Daarnaast moet de energievraag van een gebouw zo veel mogelijk uit hernieuwbare energie bestaan: de BENG 3-eis. En tenslotte moet de resterende energiebehoefte zo efficiënt mogelijk worden opgewekt: BENG 2. Zowel de nieuwbouw van het schoolgebouw als de woningen moeten aan deze normen gaan voldoen.

  

GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn)

De gemeente Amstelveen stimuleert duurzaam en energiezuinig bouwen en hanteert momenteel daarbij de GPR als richtsnoer. GPR Gebouw is een digitaal instrument dat de duurzaamheid van gebouwen in cijfers uitdrukt, en dat voor vijf thema´s (modules). Amstelveen streeft naar nieuwbouw met een gemiddelde GPR score van 7,5. Het hanteert een ambitie voor een zo hoog mogelijke score op de module energie, met minimaal een GPR score 7,5.

  

De gemeente stelt haar licentie voor GPR Gebouw beschikbaar aan ontwikkelaars, die daarmee het voorlopig ontwerp kunnen toetsen en zo nodig verbeteringen kunnen aanbrengen. Het thema milieu van de GPR voldoet aan de eisen die een Omgevingsvergunning stelt aan een bouwaanvraag volgens artikel 5.9 het eerste en tweede lid van het Bouwbesluit 2012. Een aanvrager van een bouwvergunning moet met een wettelijke berekening aangeven wat het duurzaamheidgehalte van het te realiseren bouwwerk is.

 

Circulair bouwen

Een toekomstbestendige economie is een circulaire economie, waarbij wordt ingezet op hergebruik van grondstoffen. De bouw biedt concrete kansen voor de circulaire economie. Er worden veel materialen gebruikt en de resultaten zijn tastbaar. Het is goed om in te zetten op: hergebruik van minerale grondstoffen; levensduurverlenging en hoogwaardig hergebruik.

 

7.9 Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)

 

Wettelijk kader

Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is essentieel om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan een m.e.r.-(beoordelings)procedure moet worden doorlopen. Voor plannen en besluiten die nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben wordt vaak een m.e.r. doorlopen.

 

Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging houdt in dat B&W voortaan ook een besluit moeten nemen over de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling gelden twee voorwaarden:

 

Via een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld of een milieueffectrapportage of m.e.r.-beoordeling moet worden opgesteld.

 

Toetsing

Het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning heeft betrekking op activiteiten die voorkomen op de D-lijst uit het Besluit m.e.r. (D11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). Voor deze activiteit zijn drempelwaarden opgenomen voor de omvang van het stedelijke ontwikkelingsproject. Deze drempelwaarden

betreffen stedelijke ontwikkelingsprojecten met een omvang van:

  1. een oppervlakte van 100 hectare of meer;

  2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of;

  3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

 

Het voornemen om 15 woningen te realiseren ligt (ver) onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. Op basis hiervan moet gekeken worden of een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

 

Gevoelig gebied

Het gebied zelf kent geen bijzondere natuurwaarden of een bijzonder landschap. Archeologisch gezien heeft het wel waarde. Er worden geen milieunormen overschreden. De locatie ligt op ruim 7 km verwijderd van een Natura 2000­gebied, van externe werking kan geen sprake zijn.

 

Het plangebied grenst aan het Natuur Netwerk Nederland (NNN). De Amstelveense Poel is opgenomen in het NNN . Invloed op het NNN wordt niet verwacht omdat geen gebied verloren gaat in het netwerk of dat er sprake is van versnippering van het netwerk. De projectlocatie behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of

grondwaterbeschermingsgebied.

 

Milieugevolgen

De omvang van de voorgenomen ontwikkeling brengt geen zodanige productie van afvalstoffen, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen met zich mee op basis waarvan belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. In de vorige paragrafen zijn verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling geen sprake is van nadelige milieugevolgen.

 

Conclusie

Gelet op vorenstaande hoeft er voor de realisatie van de nieuwe woningen geen milieueffectrapport te worden opgesteld en geen m.e.r.­beoordeling te worden uitgevoerd (zie bijlage 9 en bijlage 10 voor de aanmeldnotitie en het besluit).