direct naar inhoud van 5.1 Bodem
Plan: 1e Herziening Amsterdamse Bos A9 - Fokkerweg
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.04A-VO01

5.1 Bodem

In 2008/2009 is door Terrascan BV een milieuhygiënisch bodemonderzoek uitgevoerd. Voor de uitvoering van dit onderzoek is aangesloten bij de resultaten van het in 2006/2007 uitgevoerde historisch bodemonderzoek.

De resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn opgenomen in bijlage 2 (kenmerk T.09.5676 d.d. 23 september 2009) In deze rapportage is tevens een samenvatting opgenomen van het uitgevoerde historisch onderzoek.

Het tracé valt binnen de regionale bodemkwaliteitskaart van de gemeenten Ouder-Amstel, Uithoorn, Aalsmeer en Amstelveen (zone Amstelveen B6) waaruit blijkt dat de bovengrond gemiddeld licht verontreinigd en de ondergrond schoon is.

Het historisch onderzoek heeft zich gericht op de kadastrale percelen waarop het toekomstige wegtraject zich bevindt en op de direct aangrenzende percelen die mogelijk invloed kunnen hebben op de bodemkwaliteit ter plaatse van het wegtracé.

Uit het historisch onderzoek kwam een aantal verdachte locaties naar voren. Deze verdachte locaties (waaronder gedempte sloten, oude wegen en bermen en de Fokkerweg) zijn nader onderzocht.

Bodemsamenstelling (regionaal)

De bodem bestaat vanaf maaiveld uit de deklaag met daaronder het eerste, tweede en derde watervoerende pakket.

De slecht doorlatende deklaag bestaat uit lemige klei, veen en slibhoudend zand. In hydrologische zin is de deklaag een slecht doorlatend pakket, waarin zich de freatische waterspiegel bevindt. De deklaag heeft op de locatie een dikte van ca. 15 m tot een diepte van ca. NAP - 18 m.

De bodem op de locatie onderscheidt zich in hydrologische zin vanwege het ontbreken van een eerste en tweede scheidende laag.

Onder de deklaag liggen het eerste, tweede en derde watervoerende pakket, kortweg het watervoerende pakket. Dit totaal watervoerend pakket dat zich tot een diepte van meer dan NAP - 200 m uitstrekt bestaat uit matig grof tot uiterst grof zand.

Op het uiterst oostelijke gedeelte van de locatie is een tweede scheidende laag aanwezig bestaande uit fijne zanden met kleilagen. De dikte van de tweede scheidende laag op de locatie bedraagt ca. 10 m tot een diepte van ca. NAP - 75 m.

De maaiveldhoogte ter plaatse van de locatie varieert tussen ca. NAP - 4,5 m (Amsterdamse Bos) en NAP - 0,2 m (dijklichaam Ringvaart). De gemiddelde stijghoogte van het grondwater in het eerste watervoerende pakket op de locatie bedraagt ca. NAP - 4,3 m. Door voeding van neerslag kan de grondwaterstand fluctueren. Het grondwater heeft in het najaar en in de winter een zuidwestelijke stromingsrichting.

De locatie is niet gelegen in een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

Beoordeling bodemkwaliteit plangebied

Uit het bodemonderzoek (2008) en een aanvullend bodemonderzoek (2009) blijkt dat er matige en/of sterke verontreinigingen (> T en/of > I) door zware metalen en/of PAK zijn aangetoond in met name de bovengrond ter plaatse van de kadastrale percelen V634, V652, V668, V670 en V739. Voor de percelen V634, V668 en V670 wordt uitgaan van heterogene verontreinigingen binnen een groter geval van bodemverontreiniging (wegbermen tussen Burgemeester Colijnweg en A9). Voor het perceel V652 wordt eveneens uitgegaan van een heterogene verontreiniging binnen een groter geval van bodemverontreiniging (dijklichaam langs de Ringvaart). De bodemverontreiniging ter plaatse van perceel V739 (PAK-verontreiniging aan de zuidzijde van de rotonde in de Burgemeester Colijnweg) betreft een incident als gevolg van puinbijmengingen). De verontreinigingen binnen de heterogene gevallen van bodemverontreinigingen worden niet nader onderzocht. Hiervoor is een raamsaneringsplan opgesteld en ter beoordeling ingediend bij de Provincie Noord-Holland.

Ter plaatse van het geval van bodemverontreiniging in de wegbermen tussen Burgemeester Colijnweg en A9 is een verkennend onderzoek naar asbest in bodem uitgevoerd (percelen V633, V634, V635, V668 en V670). Visueel is geen asbestverdacht materiaal in of op de bodem aangetroffen. In een grondmonster afkomstig van perceel V633 is asbesthoudend pakkings-materiaal aangetoond in een concentratie van 8,5 mg/kgds. In de bodem ter plaatse van de overige onderzochte percelen is visueel en analytisch geen asbest aangetoond. Op basis van de bevindingen van veld- en laboratoriumonderzoek en de historische informatie wordt het niet aannemelijk geacht dat in de onderzochte (puinhoudende) grond de concentratie asbest het gewogen gemiddelde van 100 mg/kgds overschrijdt. De incidenteel aangetroffen (relatief lage) asbestconcentatie in de grond geeft geen aanleiding om nader onderzoek naar asbest conform NEN 5707 uit te voeren. Het onderzoek zal ter beoordeling worden voorgelegd aan het bevoegd gezag in het kader van de Wbb (provincie Noord-Holland).