Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Noordervaart 166a Stompetoren
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0361.WP00109-0305

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het wijzigingsplan Noordervaart 166a Stompetoren met identificatienummer NL.IMRO.0361.WP00109-0305 van de Gemeente Alkmaar.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan huis verbonden beroep

Het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten (met uitzondering van houtteelt en fruitbomen) door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, mits de exploitatie grotendeels gebonden is aan de ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden als productiemiddel.

1.8 Agrarisch hulp- en nevenbedrijf

Een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan, vervoeren en/of verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, dan wel een aan het agrarisch bedrijf verwant bedrijf, gericht op de handel en de bewaring van agrarische producten.

1.9 Archeologische waarde

Een aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 Bebouwingspercentage

Het percentage dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.

1.12 Bed and breakfast

Een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie zonder eigen kookvoorziening die zich met name richt op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten een onderkomen zoeken. Onder een bed and breakfastvoorziening wordt niet verstaan: overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.13 Bedrijf

Onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.14 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat naar aard en inrichting dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.15 Bedrijfswoning of dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, die werkzaam is bij het bijbehorende bedrijf.

1.16 Bestaand

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.

1.17 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bijgebouw

Een niet voor zelfstandige bewoning bestemd, op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 Boerderijwinkel

Detailhandel in goederen afkomstig van een agrarisch productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.21 Bollenteelt

De teelt van de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen, de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten.

1.22 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.24 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.26 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.29 Dagrecreatie

Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.30 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31 Dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijde(n) van de constructie in één of meer dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.

1.32 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.33 Erf

Al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.34 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 Kampeermiddelen

  1. een tent, tentwagen, kampeerauto of toercaravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.37 Landelijk Gebied 2014

Het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2014" met identificatienummer NL.IMRO.0458.Landelijkgebied14-VS01.

1.38 Longeercirkel

Ruimte in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training gegeven kan worden.

1.39 Maaiveld

De bovenkant van het terrein dat een gebouw en/ of een bouwwerk omgeeft.

1.40 Manege

Een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en het op recreatieve of sportieve vlak laten beoefenen van de paardensport, en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende bijbehorende activiteiten of voorzieningen, of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.41 Normaal onderhoud, gebruik en beheer

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt. In geval van agrarische grondbewerkingen wordt onder normaal onderhoud, gebruik en beheer verstaan het ploegen van land tot een diepte van maximaal 40 cm, voor zover in overeenstemming met de primaire bestemming.

1.42 Onderkomens

Voor verblijf geschikte- al dan niet aan hunoorspronkelijke bestemming onttrokken voertuigen, vaartuigen, arken, toer- en stacaravans alsmede tenten.

1.43 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.44 Paardenfokkerij

Een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het fokken en/of het opfokken van paarden, de verkoop van ter plaatse (op- )gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij met het bijbehorende trainen en africhten van ter plaatse (op-)gefokte paarden.

1.45 Paardenbak

Een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond ingericht en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden, het uitoefenen van de paardensport.

1.46 Paardenhouderij

  1. productiegerichte paardenhouderij: een paardenhouderij waarbij uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;
  2. gebruiksgerichte paardenhouderij: een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone.

1.47 Paardenstalling

Een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden, waaronder tevens wordt begrepen de verhuur van stalling met accommodatie en-/of weiland en het verzorgen van paarden.

1.48 Paddock

Een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond ingericht en bedoeld voor het vrij laten loslopen van paarden meestal als uitloop van een stal.

1.49 Pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.50 Peil

Onder het peil wordt verstaan:
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.51 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.52 Seksinrichting

Een (gedeelte van een) gebouw waarin handelingen en/ of vertoningen plaatsvinden van erotische en/ of pornografische aard, waaronder mede worden begrepen:
  1. seksbioscoop, -theater of -automatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin al dan niet door middel van automaten filmvoorstellingen of vertoningen van erotische aard worden gegeven;
  2. sekswinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/ of leveren van seksartikelen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  3. seksclub: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin de mogelijkheid wordt geboden tot seksueel vertier.

1.53 Staat van bedrijfsactiviteiten

De Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.54 Stapmolen

Ruimte in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen door middel van aansturing via een computergestuurde bedieningskast.

1.55 Teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen (o.a. boog-of gaaskassen niet zijnde teeltondersteunende kassen) in, op of boven de
grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt, om minimaal een van
de volgende doelen na te streven:
  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water) of
  • het voorkomen van schade door vorst.

1.56 Uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in functioneel opzicht verbonden is, en dat door de vorm als een afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte aanvulling op dat hoofdgebouw onderscheiden kan worden en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.57 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.58 Voorgevelrooilijn

Een lijn die evenwijdig aan de as van de weg, langs een wegzijde met een regelmatig ligging van de voorgevel van de bestaande bebouwing is gelegen, die zoveel mogelijk aansluit aan de voorgevels van de bestaande bebouwing en zoveel mogelijk overeenkomstig de richting van de weg loopt.

1.59 Watergang

Een werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede begrepen.

1.60 Weg

Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.61 Wisselteelt

Een gebruik van agrarische gronden ten behoeve van bollenteelt, akkerbouw of tuinbouw gedurende maximaal één jaar en met tussenpozen van minimaal 4 jaar.

1.62 Woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.63 Zakelijke dienstverlening

Het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, verzekeringswezen, reisbureaus, adviesbureaus.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 verticale bouwdiepte ondergrondse bouwwerken

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een agrarisch grondgebonden bedrijf, niet zijnde bollenteelt of glastuinbouw;
  2. agrarische bedrijfswoningen;
  3. grasland of weiland al dan niet in gebruik voor hobbymatige beweiding door dieren;                           
  4. bestaande paardenbakken en paddocks;
  5. bestaande intensieve veehouderij;
met daaraan ondergeschikt:
  1. het behoud en/ of herstel dan wel ontwikkeling van de in het bestemmingsgebied voorkomende dan weI eigen cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  2. het behoud van de cultuurhistorische verkaveling voor zover het de hoofdstructuur van de waterlopen betreft;
  3. het behoud van de openheid van het landschap;
  4. extensief dagrecreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
  1. voorzieningen  zoals  (ontsluitings-) wegen, agrarische kavelpaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 genoemde gronden mag niet worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Wisselteelt
Het is toegestaan om de gronden te gebruiken voor wisselteelt.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders buiten het bouwvlak de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met uitzondering van kavelpaden tot een breedte van 4 m;
  2. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  3. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het veroorzaken van ontploffingen in de grond alsmede het verrichten van proefboringen en andere boringen ten behoeve van het winnen van water, delfstoffen en andere bodemschatten;
  5. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  6. het graven, vergraven of dichten van waterlopen en/of waterpartijen en het maken van dammen;
  7. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  8. verbreden, verdiepen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, van plassen, sloten, greppels of andere watergangen.
3.4.2 Uitzondering
Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van bestaande drainage, voor zover aangelegd binnen hetzelfde tracé;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. zullen worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument als bedoeld in artikel 7 van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren, waarvoor ingevolge artikel 12 van die wet een vergunning van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is vereist, dan weI handelingen, welke zijn voorzien in een beheersplan, als bedoeld in artikel 14 van die wet.
3.4.3 Afwegingskader
  1. Een in lid 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen, de landschappelijke, aardkundige en de cultuurhistorische waarden van deze gronden, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  2. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen voor werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 plegen burgemeester en wethouders overleg met de betrokken beheerders van water, dijk en kade voor zover van toepassing.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. erven;
  3. aan huis verbonden beroepen;
  4. hobbymatige agrarische activiteiten;
  5. bestaande paardenbakken en paddocks.
met bijbehorende groen- en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. per bestemmingsvlak is het bestaande aantal woningen toegestaan;
  2. de inhoud een woning, geen stolp zijnde, bedraagt maximaal 750 m³;
  3. het hoofdgebouw, geen stolp zijnde, dient van een kap te worden voorzien,waarvan de dakhelling niet minder dan 30°en niet meer dan 60° mag bedragen;
  4. de goothoogte van het hoofdgebouw, geen stolp zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen en de nokhoogte niet meer dan 10 m;
  5. indien het hoofdgebouw een stolp betreft, mag de oppervlakte niet minder dan 200 m² bedragen;
  6. indien het hoofdgebouw een stolp betreft, mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen of 3,5 m uitsluitend voor de voorgevel;
  7. indien het hoofdgebouw een stolp betreft, dient deze van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 45° en niet meer dan 50° mag bedragen;
  8. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  9. voor de nieuwbouw van een stolp geldt als extra voorwaarde dat het moet gaan om een solitair gelegen perceel waarvan de oppervlakte van het bestemmingsvlak minimaal 1000 m² is, het bestemmingsvlak minimaal 25 meter breed moet zijn en minimaal 40 meter diep.
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de totale oppervlakte van erfbebouwing bedraagt ten hoogste 54 m²;
  2. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 sub a: indien het bestemmingsvlak groter is dan 1.000 m² maar kleiner dan 3.000 m², mag de totale oppervlakte van erfbebouwing niet meer dan 72 m² mag bedragen;
  3. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 sub a: indien het bestemmingsvlak groter is dan 3.000 m² maar kleiner dan 4.000 m², mag de totale oppervlakte van erfbebouwing niet meer dan 90 m² mag bedragen;
  4. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 sub a: indien het bestemmingsvlak groter is dan 4.000 m², de totale oppervlakte van erfbebouwing niet meer dan 100 m² mag bedragen;
  5. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 sub a: indien de bestaande totale oppervlakte aan erfbebouwing groter is dan 100 m², dient bij de vervanging van een aan- of uitbouw of bijgebouw de totale oppervlakte te worden teruggebracht tot 100 m²;
  6. de goothoogte van erfbebouwing bedraagt maximaal 3 m;
  7. de bouwhoogte van erfbebouwing bedraagt maximaal 7 meter;
  8. de afstand van erfbebouwing tot het hoofdgebouw, voor zover niet aangebouwd, mag niet meer dan 15 m bedragen;
  9. de afstand van erfbebouwing tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel: 1 meter met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die voor de voorgevel evenwijdig aan de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
  2. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
  3. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Stolpen splitsen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1 ten behoeve van het splitsen van een stolp in meerdere woningen onder de volgende voorwaarden:
  1. de inhoud per woning bedraagt niet minder dan 225 m³;
  2. de oppervlakte per woning bedraagt niet minder dan 100 m²;
  3. per woning is maximaal 30 m² aan erfbebouwing toegestaan;
  4. aan het bestaande stedenbouwkundige beeld, het oorspronkelijke karakter van de bebouwing en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan.
4.3.2 Bebouwing ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.2 ten behoeve van het toestaan van meer erfbebouwing in geval van hobbymatige agrarische activiteiten, met dien verstande dat:
  1. indien de oppervlakte van de bij de woning behorende grond (met al dan niet agrarische bestemming) ten minste 0,5 ha bedraagt;
  2. de oppervlakte van bijgebouwen mag met maximaal 20 m² worden uitgebreid in aanvulling op het bepaalde in lid 4.2.2;
  3. voor de stalling van dieren ten behoeve van het hobbymatig agrarisch gebruik geldt dat de stalling op een afstand minimaal 25 meter tot de bestemming Wonen in de nabije omgeving van het bestemmingsvlak moet worden gebouwd;
  4. de oppervlakte van een hobbykas mag maximaal 12 m² bedragen;
  5. de goothoogte van een hobbykas mag maximaal 2 m bedragen;
  6. afwijking niet nodig is ten behoeve van bestaande bouwwerken ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik.
4.3.3 Paardenbak-paddock
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.3 ten behoeve van het realiseren van één paardenbak en één paddock onder de volgende voorwaarden:
  1. gezamenlijk oppervlak paardenbak en paddock maximaal 1200 m², waarbij de paardenbak een maximale afmeting heeft van maximaal 20 x 40 m;
  2. de paardenbak en de paddock moeten achter het hoofdgebouw of de woning worden geplaatst;
  3. de paardenbak dient in de lengte in het verlengde van de bestaande bebouwing aangelegd te worden;
  4. hekwerken om de paardenbak en de paddock zijn toegestaan tot maximaal 1,50 m hoog;
  5. de paardenbak en de paddock worden slechts toegestaan indien niet binnen de bestemming Agrarisch een paardenbak is aangelegd ten behoeve van de woning waar de paardenbak of paddock voor wordt aangevraagd;
  6. de paardenbak dient te worden aangelegd op een minimale afstand van 25 meter van de (bedrijfs-) woning van derden;
  7. een inrichtingsplan met beschrijving aanleg paardenbak en behoud en versterking kernwaarden van het erf, inclusief erfbeplantingsplan en uitvoering conform dit plan is verplicht;
  8. stapmolens, longeercirkels en lichtmasten zijn niet toegestaan.
4.3.4 Afwijking dakhelling
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 ten behoeve van het aanpassen van de dakhelling om een mansardekap te realiseren, mits:
  1. de hellingshoek van het onderdakvlak 70 tot 80 graden bedraagt en de hellingshoek van het bovendakvlak 25 tot 35 graden bedraagt;
  2. de verhouding van de bouwhoogte van de gevel en de hoogte van de kap ligt tussen 1:1,3 en 1:2;3;
  3. de breedte van het hoofdgebouw maximaal 8 meter bedraagt.
4.3.5 Afwijking kapberg
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande woning, niet zijnde een stolp, met de bouw van een kapberg, mits:
  1. deze wordt aangebouwd aan de achterzijde van het bestaande hoofdgebouw, in ieder geval op tenminste 5 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
  2. de oppervlakte van het vierkante grondvlak van de kapberg niet minder dan 36 m² en niet meer dan 64 m² bedraagt;
  3. de goot- en bouwhoogte van de kapberg niet meer dan respectievelijk 9 m en 12 m mag bedragen;
  4. de dakhelling minimaal 45 graden en maximaal 60 graden is.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Beroep aan huis
In aanvulling op het bepaalde in lid 4.1 zijn in een woning aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. de aan huis verbonden beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen aan de woonfunctie  geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven;
  2. niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen mag ten behoeve  van het aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  3. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
  4. in geval van bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend  bedrijfsactiviteiten toegestaan in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  6. de  activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
4.4.2 Gebruik voormalige agrarische bedrijfsgebouwen
In aanvulling op het bepaalde in lid 4.1 is het gebruik van aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van hobbymatig gebruik en/of opslag toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1 om een bed and breakfast toe te staan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. er worden ten hoogste 4 slaapplaatsen voor de bed and breakfast gerealiseerd;
  2. de functie van bed and breakfast is ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  3. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  4. er mag geen onevenredige overlast ontstaan voor omwonenden.
4.5.2 Beroep aan huis
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.4.1 sub d teneinde tevens een bedrijf in categorie 2 toe te staan, indien dit niet voor overlast zorgt voor omwonenden.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

4.6.1 Bouw extra woning
Het bevoegd gezag kan de bestemming wijzigen ten behoeve van het toestaan van één extra woning indien al het teveel aan erfbebouwing -zijnde voormalige agrarische bedrijfsgebouwen- wordt gesloopt, en dit minimaal 1000 m² bedraagt, onder de voorwaarden dat:
  1. de inhoud van de nieuw te bouwen woning maximaal 750 m³ bedraagt;
  2. de woonfunctie de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven niet beperkt;
  3. de eventuele extra parkeerplaatsen op het eigen erf worden gerealiseerd;
  4. de nieuwe woning mag geen afbreuk doen aan de bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorische of groenblauwe kwaliteiten of karakteristieken van het gebied.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. er mag slechts worden gebouwd, indien vooraf door de aanvrager een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag wordt verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
    • het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag vastgesteld programma van eisen; of
    • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden met een maximale diepte van 0,40 meter en een maximum oppervlak van 10000 m².

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijking verlenen van het bepaalde onder lid 5.2 sub a voor de bouw van bouwwerken onder de voorwaarden, dat:
  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • het bevoegd gezag bij de afweging omtrent de afwijking toepassing geven aan de criteria als genoemd onder lid 5.2 sub a, dan wel dat voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 5.4 is verleend;
  • alvorens de afwijking wordt verleend door het bevoegd gezag advies is ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  • het bepaalde in de onderliggende bestemming onverminderd van toepassing blijft.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de onder lid 5.1 bedoelde bestemmingen de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
  • het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen, en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, tenzij deze worden uitgevoerd in het kader van archeologische opgravingen volgens een door het bevoegd gezag vastgesteld archeologisch Programma van Eisen;
  • het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen en houtgewas;
  • het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk;
  • de aanleg van een drainage ongeacht de diepte.
5.4.2 Toegestane werken
  Het onder lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  • het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • zich in een reeds opgegraven gebied bevinden, zulks uitsluitend ter beoordeling door de gemeentelijk archeoloog;
  • werkzaamheden waarbij de grondverstoring plaatsvindt in een gebied kleiner dan 10000 m² en op minder dan 0,40 meter diepte.
5.4.3 Voorwaarden
Een vergunning als bedoeld onder lid 5.4.1 wordt slechts verleend indien:
  • door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de onder lid 5.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd, dat voldoet aan de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • voldaan is aan de volgende verplichtingen die aan de vergunning kunnen worden verbonden:
    • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag vastgesteld programma van eisen; of
    • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Het is toegestaan om ondergrondse gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te realiseren, onder de volgende voorwaarden:
  1. de bouwwerken zijn gebouwd binnen de grenzen van het bouwvlak;
  2. de maximale verticale bouwdiepte van het bouwwerken is 3 m;
  3. de maximale oppervlakte is 50% van het bouwvlak.

7.2 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt;
  2. ventilatiekanalen, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;
  3. luifels, erkers, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.

7.3 Bestaande maten

Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van  inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en  oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
  1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Verboden gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
  1. het opslaan, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en watergangen;
  2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, stoffen, producten en voeropslag, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een erf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
  3. het (laten) gebruiken van gronden voor opslag van bagger en grondspecie;
  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  5. het gebruik als parkeerterrein voor motorvoertuigen die niet direct samenhangen met de bestemming;
  6. het gebruik van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
  7. het (laten) gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning;
  8. het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van reclame-uitingen;
  9. het gebruik als sport-, wedstrijd- of speelterrein, vliegveld en landingsplaats, kampeer- of caravanterrein, dagcamping, lig- of speelweide, zwemgelegenheid;
  10. het beproeven van voertuigen, het beoefenen van de motor- en (model)vliegtuigsport of het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
  11. het hebben van houtgewas buiten de agrarische bouwvlakken;
  12. het veroorzaken van ontploffingen in of op de grond, alsmede het verrichten van proefboringen en andere boringen ten behoeve van het winnen van water, delfstoffen en andere bodemschatten.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van:
  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten,percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde  wordt vergroot tot maximaal 10 m.

9.2 Voorwaarden

Afwijking als bedoeld in lid 9.1 kan slechts worden verleend, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

9.3 Tweede toegangsdam

Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van het plan ten behoeve van het realiseren van een tweede toegangsdam bij agrarische percelen onder de voorwaarde dat:
  1. de toegangdam wordt aangelegd om het agrarisch bouwvlak te bereiken;
  2. de cultuurhistorische waarden van het perceel niet onaanvaardbaar worden aangetast;
  3. in de gevallen dat de provincie de wegbeheerder is van de weg waar het agrarische bedrijf zich aan bevindt en de aangevraagde toegangsdam op deze weg aansluiting vindt, is een tweede toegangsdam niet toegestaan.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming Waarde – Archeologie, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 11.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 sub a met maximaal 10%;
  3. dit lid 11.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid 11.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het wijzigingsplan Noordervaart 166a Stompetoren'