direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e Partiële herziening Landelijk Gebied 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.PH00103-0305

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 1e Partiële herziening Landelijk Gebied 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0361.PH00103-0305 van de gemeente Alkmaar.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Artikel 2 Wijzigingen Regels

De regels van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied 2014” met identificatienummer NL.IMRO.0458.Landelijkgebied14-VS01 worden als volgt gewijzigd:

2.1 Artikel 1 - Begrippen

Aan de begrippen worden de volgende begrippen toegevoegd:

Mijnbouwwerk:
een werk dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie van werken:

  • 1. ten behoeve van het opsporen of het winnen van delfstoffen of aardwarmte;
  • 2. ten behoeve van het opslaan van stoffen;
  • 3. die samenhangen met de in de onderdelen 1° en 2° bedoelde werken

Agrarisch bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende gebouwen van een agrarisch bedrijf is toegestaan.

2.2 Artikel 3 - Agrarisch - Bollenteelt

De eerste volzin van artikel 3.2, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Op de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van een volwaardig agrarisch bedrijf met een agrarisch bouwperceel van maximaal 2 hectare, met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 3.3.3 komt geheel te vervallen.


Artikel 3.3.4 onder a komt als volgt te luiden:

binnen het ‘bouwvlak’ toegestaan, met dien verstande dat slechts één paardenbak en één paddock is toegestaan behorende bij de (bedrijfs-)woning waar de paardenbak of paddock voor wordt aangevraagd. Als het een grondgebonden paardenfokkerij betreft, is het aantal paardenbakken en paddocks binnen het bouwvlak niet begrensd;


Artikel 3.3.4 onder b komt geheel te vervallen.
Artikel 3.3.5 komt geheel te vervallen.
Artikel 3.4.2 onder c komt geheel te vervallen.
Artikel 3.4.3 onder 2 komt geheel te vervallen.
Artikel 3.5.1 onder c en d komen geheel te vervallen.
Artikel 3.5.2 onder 5 komt geheel te vervallen.

Artikel 3.7.1 komt als volgt te luiden:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in de bestemming Wonen, Tuin, Bedrijf, Recreatie, Maatschappelijk en Agrarisch - Bollenteelt zonder bouwvlak waarbij in ieder geval de volgende voorwaarden gelden:

  • a. aangetoond moet worden dat de agrarische bedrijfsvoering op de locatie niet meer levensvatbaar is;
  • b. het gehele agrarisch bedrijf ter plaatse moet definitief zijn beëindigd of worden beëindigd;
  • c. nieuwe niet-agrarische functies mogen geen afbreuk doen aan de bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorische of groenblauwe kwaliteiten of karakteristieken van het gebied;
  • d. nieuwe niet-agrarische functies alleen mogen worden gerealiseerd binnen het bouwvlak waarbij het bouwvlak dient te worden verkleind ten opzichte van het agrarische bouwvlak en nieuwe bebouwing niet is toegestaan;
  • e. nieuwe niet-agrarische functies mogen geen beperking betekenen van bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en woonfuncties;
  • f. nieuwe niet-agrarische functies moeten op voldoende afstand zijn gelegen van gevoelige functies zoals woningen, om hinder te voorkomen;
  • g. er mag geen onevenredig grote verkeersbelasting op de wegen ontstaan;
  • h. parkeren mag alleen op de bij de betreffende bebouwing behorende gronden plaatsvinden;
  • i. functiewijziging is niet toegestaan voor gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

Artikel 3.7.2 komt als volgt te luiden:

Voor de wijziging in de bestemming Wonen en Tuin gelden in aanvulling op lid 3.7.1 de volgende voorwaarden:

  • a. er dient een stedenbouwkundig verantwoorde verdeling tussen de gronden met de bestemming Wonen, Tuin en Agrarisch - Bollenteelt zonder bouwvlak te ontstaan;
  • b. de woonfunctie is uitsluitend gesitueerd in de voormalige bedrijfswoning;
  • c. de woonfunctie mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet beperken;
  • d. de eventuele extra parkeerplaatsen worden op het eigen bouwperceel gerealiseerd;
  • e. stolpen mogen gesplitst worden in meerdere woningen indien geen afbreuk wordt gedaan aan het oorspronkelijke karakter van de stolp en per gesplitste woning is een grondoppervlak van minimaal 100 m2 vereist;
  • f. indien alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en dit minimaal 1000 m2 bedraagt, is één extra woning toegestaan;
  • g. het gebruik van op het tijdstip van wijziging aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van hobbymatig gebruik en/of opslag is toegestaan;
  • h. Artikel 18 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.7.6 komt als volgt te luiden:

  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zodanig te wijzigen dat de vorm van een bouwvlak kan worden veranderd, mits:
    • 1. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 2. de verplaatsing van enige zijde van het bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;
    • 3. de breedte van het bouwvlak langs de weg niet wordt vergroot;
    • 4. bij de wijziging bij voorkeur de historische verkavelingvorm wordt aangehouden;
    • 5. de oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft;
    • 6. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten niet onevenredig worden aangetast;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zodanig te wijzigen dat het bouwvlak wordt vergroot en mogen daarbij een grotere maximale oppervlakte van het agrarisch bouwperceel opnemen, mits:
    • 1. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 2. de wijziging noodzakelijk is voor het primaire productieproces, hetgeen wordt aangetoond met een bedrijfsplan en de aanvraag hieraan getoetst is door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
    • 3. de breedte van het bouwvlak langs de weg niet wordt vergroot;
    • 4. bij de wijziging bij voorkeur de historische verkavelingvorm wordt aangehouden;
    • 5. de oppervlakte van het bouwvlak dat ontstaat niet groter wordt dan 2 ha met dien verstande dat de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' niet worden vergroot;
    • 6. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten niet onevenredig worden aangetast;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
    • 8. indien de vergroting van het bouwvlak plaatsvindt in verband met het opheffen van een ander agrarisch bouwvlak, dient de bebouwing in het op te heffen bouwvlak te zijn gesloopt of dient de sloop anderszins te zijn gewaarborgd;
    • 9. er geen sprake is van een intensieve veehouderij;
    • 10. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-plattelandswoning' het bouwvlak niet mag worden vergroot;
    • 11. de bouwvlakvergroting vergezeld gaat van een goede landschappelijke inpassing.
2.3 Artikel 4 – Agrarisch met waarden – Cultuurhistorie

De eerste volzin van artikel 4.2, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Op de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van een volwaardig agrarisch bedrijf met een agrarisch bouwperceel van maximaal 2 hectare, met in achtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 4.3.3 komt geheel te vervallen.

Artikel 4.3.4 onder a komt als volgt te luiden:

binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat slechts één paardenbak en één paddock is toegestaan behorende bij de (bedrijfs-)woning waar de paardenbak of paddock voor wordt aangevraagd. Als het een grondgebonden paardenfokkerij betreft, is het aantal paardenbakken en paddocks binnen het bouwvlak niet begrensd;

Artikel 4.3.4 onder b komt geheel te vervallen.
Artikel 4.3.5 komt geheel te vervallen.
Artikel 4.4.2 onder c komt geheel te vervallen.
Artikel 4.4.3 onder 2 komt geheel te vervallen.
Artikel 4.5.1 onder c en d komen geheel te vervallen.
Artikel 4.5.2 onder 5 komt geheel te vervallen.


Aan lid 4.6.2 wordt sub d toegevoegd:

d. ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’ als bestaand moeten worden aangemerkt en ten dienste staan van de woonbestemming op het aangrenzende woonperceel, met dien verstande dat na beëindiging van het gebruik, dit gebruik niet langer is toegestaan.

Artikel 4.7.1 komt als volgt te luiden:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in de bestemming Wonen, Tuin, Bedrijf, Recreatie, Maatschappelijk en Agrarisch met waarden – Cultuurhistorie zonder bouwvlak waarbij in ieder geval de volgende voorwaarden gelden:

  • a. aangetoond moet worden dat de agrarische bedrijfsvoering op de locatie niet meer levensvatbaar is;
  • b. het gehele agrarisch bedrijf ter plaatse moet definitief zijn beëindigd of worden beëindigd;
  • c. nieuwe niet-agrarische functies mogen geen afbreuk doen aan de bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorische of groenblauwe kwaliteiten of karakteristieken van het gebied;
  • d. nieuwe niet-agrarische functies alleen mogen worden gerealiseerd binnen het bouwvlak waarbij het bouwvlak dient te worden verkleind ten opzichte van het agrarische bouwvlak en nieuwe bebouwing niet is toegestaan;
  • e. nieuwe niet-agrarische functies mogen geen beperking betekenen van bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en woonfuncties;
  • f. nieuwe niet-agrarische functies moeten op voldoende afstand zijn gelegen van gevoelige functies zoals woningen, om hinder te voorkomen;
  • g. er mag geen onevenredig grote verkeersbelasting op de wegen ontstaan;
  • h. parkeren mag alleen op de bij de betreffende bebouwing behorende gronden plaatsvinden;
  • i. functiewijziging is niet toegestaan voor gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

Artikel 4.7.2 komt als volgt te luiden:

Voor de wijziging in de bestemming Wonen en Tuin gelden in aanvulling op lid 4.7.1 de volgende voorwaarden:

  • a. er dient een stedenbouwkundig verantwoorde verdeling tussen de gronden met de bestemming Wonen, Tuin en Agrarisch met waarden – Cultuurhistorie zonder bouwvlak te ontstaan;
  • b. de woonfunctie is uitsluitend gesitueerd in de voormalige bedrijfswoning;
  • c. de woonfunctie mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet beperken;
  • d. de eventuele extra parkeerplaatsen worden op het eigen bouwperceel gerealiseerd;
  • e. stolpen mogen gesplitst worden in meerdere woningen indien geen afbreuk wordt gedaan aan het oorspronkelijke karakter van de stolp en per gesplitste woning is een grondoppervlak van minimaal 100 m2 vereist;
  • f. indien alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en dit minimaal 1000 m2 bedraagt, is één extra woning toegestaan;
  • g. het gebruik van op het tijdstip van wijziging aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van hobbymatig gebruik en/of opslag is toegestaan;
  • h. Artikel 18 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.7.6 komt als volgt te luiden:

  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zodanig te wijzigen dat de vorm van een bouwvlak kan worden veranderd, mits:
    • 1. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 2. de verplaatsing van enige zijde van het bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;
    • 3. de breedte van het bouwvlak langs de weg niet wordt vergroot;
    • 4. bij de wijziging bij voorkeur de historische verkavelingvorm wordt aangehouden;
    • 5. de oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft;
    • 6. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten niet onevenredig worden aangetast;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zodanig te wijzigen dat het bouwvlak wordt vergroot en mogen daarbij een grotere maximale oppervlakte van het agrarisch bouwperceel opnemen, mits:
    • 1. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 2. de wijziging noodzakelijk is voor het primaire productieproces, hetgeen wordt aangetoond met een bedrijfsplan en de aanvraag hieraan getoetst is door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
    • 3. de breedte van het bouwvlak langs de weg niet wordt vergroot;
    • 4. bij de wijziging bij voorkeur de historische verkavelingvorm wordt aangehouden;
    • 5. de oppervlakte van het bouwvlak dat ontstaat niet groter wordt dan 2 ha met dien verstande dat de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' niet worden vergroot;
    • 6. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten niet onevenredig worden aangetast;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
    • 8. indien de vergroting van het bouwvlak plaatsvindt in verband met het opheffen van een ander agrarisch bouwvlak, dient de bebouwing in het op te heffen bouwvlak te zijn gesloopt of dient de sloop anderszins te zijn gewaarborgd;
    • 9. er geen sprake is van een intensieve veehouderij;
    • 10. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-plattelandswoning' het bouwvlak niet mag worden vergroot;
    • 11. de bouwvlakvergroting vergezeld gaat van een goede landschappelijke inpassing.
2.4 Artikel 5 - Agrarisch met waarden - Natuur

De eerste volzin van artikel 5.2, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Op de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van een volwaardig agrarisch bedrijf met een agrarisch bouwperceel van maximaal 2 hectare, met in achtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 5.3.3 komt geheel te vervallen.


Artikel 5.3.4 onder a komt als volgt te luiden:

binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat slechts één paardenbak en één paddock is toegestaan behorende bij de (bedrijfs-)woning waar de paardenbak of paddock voor wordt aangevraagd. Als het een grondgebonden paardenfokkerij betreft, is het aantal paardenbakken en paddocks binnen het bouwvlak niet begrensd en is buiten het bouwvlak één paardenbak en één paddock toegestaan op grond van dit artikel;”


Artikel 5.3.4 onder b komt geheel te vervallen.
Artikel 5.3.5 komt geheel te vervallen.
Artikel 5.4.4 onder c komt geheel te vervallen.
Artikel 5.4.5 onder 2 komt geheel te vervallen.
Artikel 5.5.1 onder c komt geheel te vervallen.
Artikel 5.5.2 onder 5 komt geheel te vervallen.

Artikel 5.7.1 komt als volgt te luiden:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in de bestemming Wonen, Tuin, Bedrijf, Recreatie, Maatschappelijk en Agrarisch met waarden - Natuur zonder bouwvlak waarbij in ieder geval de volgende voorwaarden gelden:

  • a. aangetoond moet worden dat de agrarische bedrijfsvoering op de locatie niet meer levensvatbaar is;
  • b. het gehele agrarisch bedrijf ter plaatse moet definitief zijn beëindigd of worden beëindigd;
  • c. nieuwe niet-agrarische functies mogen geen afbreuk doen aan de bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorische of groenblauwe kwaliteiten of karakteristieken van het gebied;
  • d. nieuwe niet-agrarische functies alleen mogen worden gerealiseerd binnen het bouwvlak waarbij het bouwvlak dient te worden verkleind ten opzichte van het agrarische bouwvlak en nieuwe bebouwing niet is toegestaan;
  • e. nieuwe niet-agrarische functies mogen geen beperking betekenen van bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en woonfuncties;
  • f. nieuwe niet-agrarische functies moeten op voldoende afstand zijn gelegen van gevoelige functies zoals woningen, om hinder te voorkomen;
  • g. er mag geen onevenredig grote verkeersbelasting op de wegen ontstaan;
  • h. parkeren mag alleen op de bij de betreffende bebouwing behorende gronden plaatsvinden;
  • i. functiewijziging is niet toegestaan voor gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

Artikel 5.7.2 komt als volgt te luiden:

Voor de wijziging in de bestemming Wonen en Tuin gelden in aanvulling op lid 5.7.1 de volgende voorwaarden:

  • a. er dient een stedenbouwkundig verantwoorde verdeling tussen de gronden met de bestemming Wonen, Tuin en Agrarisch met waarden - Natuur zonder bouwvlak te ontstaan;
  • b. de woonfunctie is uitsluitend gesitueerd in de voormalige bedrijfswoning;
  • c. de woonfunctie mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet beperken;
  • d. de eventuele extra parkeerplaatsen worden op het eigen bouwperceel gerealiseerd;
  • e. stolpen mogen gesplitst worden in meerdere woningen indien geen afbreuk wordt gedaan aan het oorspronkelijke karakter van de stolp en per gesplitste woning is een grondoppervlak van minimaal 100 m2 vereist;
  • f. indien alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en dit minimaal 1000 m2 bedraagt, is één extra woning toegestaan;
  • g. het gebruik van op het tijdstip van wijziging aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van hobbymatig gebruik en/of opslag is toegestaan;
  • h. Artikel 18 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.7.6 komt als volgt te luiden:

  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zodanig te wijzigen dat de vorm van een bouwvlak kan worden veranderd, mits:
    • 1. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 2. de verplaatsing van enige zijde van het bouwvlak niet meer dan 50 m bedraagt;
    • 3. de breedte van het bouwvlak langs de weg niet wordt vergroot;
    • 4. bij de wijziging bij voorkeur de historische verkavelingvorm wordt aangehouden;
    • 5. de oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft;
    • 6. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten niet onevenredig worden aangetast;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening zodanig te wijzigen dat het bouwvlak wordt vergroot en mogen daarbij een grotere maximale oppervlakte van het agrarisch bouwperceel opnemen, mits:
    • 1. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 2. de wijziging noodzakelijk is voor het primaire productieproces, hetgeen wordt aangetoond met een bedrijfsplan en de aanvraag hieraan getoetst is door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
    • 3. de breedte van het bouwvlak langs de weg niet wordt vergroot;
    • 4. bij de wijziging bij voorkeur de historische verkavelingvorm wordt aangehouden;
    • 5. de oppervlakte van het bouwvlak dat ontstaat niet groter wordt dan 2 ha met dien verstande dat de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' niet worden vergroot;
    • 6. de eventueel aanwezige cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en de bestaande doorzichten niet onevenredig worden aangetast;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
    • 8. indien de vergroting van het bouwvlak plaatsvindt in verband met het opheffen van een ander agrarisch bouwvlak, dient de bebouwing in het op te heffen bouwvlak te zijn gesloopt of dient de sloop anderszins te zijn gewaarborgd;
    • 9. er geen sprake is van een intensieve veehouderij;
    • 10. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-plattelandswoning' het bouwvlak niet mag worden vergroot;
    • 11. de bouwvlakvergroting vergezeld gaat van een goede landschappelijke inpassing.
2.5 Artikel 6 - Bedrijf

Aan lid 6.1 worden sub i, sub j en sub k toegevoegd en sub i en j worden omgezet naar respectievelijk sub l en sub m.

i. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – melktransportportbedrijf’ is in afwijking van sub a alleen een melktransportbedrijf toegestaan;

j. ter plaatse van de aanduiding ‘pension’ is tevens een pension toegestaan met een maximum capaciteit van zes kamers;

k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag' tevens buitenopslag van goederen die een relatie hebben met de bedrijfsvoering ter plaatse.


Lid 6.7 Wijzigingsbevoegdheid wordt toegevoegd:

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

‘Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter plaatsen van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – melktransportbedrijf’, bij beëindiging van de bedrijfsvoering melktransportbedrijf, de bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met aanduiding ‘Pension’, zoals staat beschreven in artikel 18.

2.6 Artikel 7 - Bedrijf - Nutsbedrijf

Aan lid 7.1 worden sub d en e toegevoegd:

d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-4’ een mijnbouwwerk uit maximaal categorie 5.1 zoals benoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten hoofdontwikkelingszone;
e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf-5’ een mijnbouwwerk uit maximaal categorie 5.2 zoals benoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen;

Sub d tot en met i wordt veranderd in j tot en met k.

2.7 Artikel 8 - Cultuur en ontspanning

Aan lid 8.1 wordt sub g toegevoegd:
g.molen ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – molen’.

2.8 Artikel 11 - Maatschappelijk

Aan lid 11.2.1 wordt sub d toegevoegd:

Ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – bestaand’ zijn in afwijking van sub b en c de bestaande goothoogte en bouwhoogte toegestaan.

2.9 Artikel 18 - Wonen

Lid 18.1 sub g wordt als volgt gewijzigd:

ter plaatse van de aanduiding ‘Pension’: tevens een pension waar overnachtingsmogelijkheid mag worden geboden met een maximum capaciteit van zes kamers. met bijbehorende groen- en parkeervoorzieningen.


Aan lid 18.4 wordt 18.4.1 Beroep aan huis toegevoegd:

18.4.1
Beroep aan huis

In aanvulling op het bepaalde in lid 18.1 zijn in een woning aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aan huis verbonden beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven;
  • b. niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen mag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt;
  • c. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
  • d. in geval van bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten toegestaan in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 3 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan '1e Partiële herziening Landelijk Gebied 2014'.