Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Rhijnvis Feithlaan 150, Alkmaar
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0361.BP00204-0201

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Ter plaatse van het voormalige VTC kantoor en bijbehorende parkeerplaats(en), aan de Rhijnvis Feithlaan 150, bestaat het initiatief om het plangebied te transformeren van een locatie voor kantoren naar een woonlocatie. Initiatiefnemer, Driessen Vastgoed B.V., wil het bestaande kantorengebouw slopen en twee nieuwe appartementengebouwen realiseren, met ruimte voor maximaal 79 woningen. Daarnaast wordt het bestaande parkeerterrein opnieuw ingericht.
 
Het initiatief past echter niet binnen de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan 'Overdie, Omval en  bedrijventerrein Oudorp'. Op dit moment is het plangebied voorzien van de bestemming 'Kantoor'. Het bouwen van woningen is niet mogelijk binnen deze bestemming. Een herziening van het bestemmingsplan is nodig om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
 
Door middel van een principeverzoek is de beoogde ontwikkeling reeds ambtelijk besproken, waarbij in hoofdlijnen positief is gereageerd op de voorgenomen ontwikkeling door het college van burgemeester en wethouders. Daarbij is ingestemd met de ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten voor de ontwikkeling. Deze uitgangspunten zijn leidend geweest voor dit bestemmingsplan. Met het onderhavige bestemmingsplan wordt de beoogde ontwikkeling mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan volgt op het stedenbouwkundig plan en laat nog enige ruimte voor een nadere architectonische invulling.
1.2 Ligging plangebied en plangrens
Het plangebied is gesitueerd aan de Rhijnvis Feithlaan 150 en de Arcadialaan. Het plangebied is onderdeel van de wijk Overdie in Alkmaar. Het plangebied is kadastraal bekend onder gemeente Alkmaar, sectie F, perceelnummers  6629, 7281, 8880, 8882, 8883, 8884, 9089, 9090, en een gedeelte van 9632. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ca. 7.835 m². De navolgende afbeeldingen tonen de ligging en begrenzing van het plangebied.
 
Ten zuiden van het plangebied is het stadion van voetbalclub AZ gelegen, ten westen bevinden zich kantoren en ten noorden en oosten woningen.
 
Globale ligging plangebied (rood omcirkeld, bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Globale begrenzing plangebied (rood omkaderd, bron: ruimtelijkeplannen.nl)
 
1.3 Geldende bestemmingplannen
Het plangebied ligt binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan 'Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp', vastgesteld op 16 mei 2013 door de gemeente Alkmaar. Ook geldt het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren 2018', vastgesteld op 13 april 2018 door de gemeente Alkmaar. Tevens ligt op het zuidelijk deel van het plangebied het nog niet vastgestelde bestemmingsplan 'Geluidzonering Boekelermeer'.
 
De navolgende afbeelding toont een uitsnede van de geldende bestemmingsplannen.
 
Uitsnede bestemmingsplan 'Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp' (plangebied is rood omkaderd)
 
In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied meerdere bestemmingen in de vorm van de bestemming 'Kantoor', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Groen' en 'Water'. 
 
De ontwikkeling vindt hoofdzakelijk plaats op de gronden met de bestemming 'Kantoor'. De met de bestemming 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren en de daarbij behorende voorzieningen. Ter plaatse van het kantoor is een bouwvlak opgenomen waar een maximum bouwhoogte van 24 m is toegestaan en een maximum bebouwingspercentage van 100 % geldt. Daarnaast is op het achterste gedeelte van het kantoor en het achterliggende parkeerterrein een tweede bouwvlak opgenomen waar een maximum bouwhoogte van 4 m en ene maximum bebouwingspercentage van 50 % geldt.
 
Ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn o.a. bestemd voor het verkeersareaal zoals wegen en straten, voet- en rijwielpaden en pleinen alsmede o.a. speelvoorzieningen en markten. Gebouwen zijn hier niet toegestaan. Ter plaatse van de bestemming 'Groen' zijn hoofdzakelijk groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, beeldende kunst, geluidwerende voorzieningen, kunstwerken toegestaan.  Ter plaatse van de bestemming 'Water' zijn hoofdzakelijk aan water gerelateerde functies toegestaan.
 
Daarnaast geldt voor het zuidelijk deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Leiding - Water' welke de gronden mede bestemt voor een ondergrondse waterleiding.
Tot slot is voor het zuidelijk deel van het plangebied de gebiedsaanduiding 'geluidzone- industrie' opgenomen. Dit zijn de geluidszones vanwege de bedrijventerreinen Oudorp, Overdie en Boekelermeer waar de geluidbelasting ten hoogste 50 dB (A) of de hogere vastgestelde geluidwaarde mag bedragen.
          
Het initiatief past niet binnen de mogelijkheden van het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor wat betreft de functie en bebouwing. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken zullen de geldende bestemmingsplan(nen) voor de gronden in het plangebied herzien moeten worden. Dit bestemmingsplan voorziet hierin. Met de dit bestemmingsplan wordt, in lijn met de overeengekomen ruimtelijke randvoorwaarden, een nieuwe functie (wonen) en nieuwe bebouwingsmogelijkheden toegekend aan het plangebied.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande en toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader (rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid). In hoofdstuk 4 wordt het voornemen getoetst aan de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Tot slot komen in hoofdstuk 5 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande situatie
Binnen het plangebied bevindt zich een leegstaand kantoorpand, met de voorzijde gericht op de Smaragdweg. Het huidige kantoorgebouw bestaat uit twee delen van zeven bouwlagen en drie bouwlagen.  Het gebouw ligt op een locatie nabij het verkeersplein Kooimeer en heeft een maximum bouwhoogte van 24 m. Het noordelijk deel van het plangebied is geheel in gebruik als parkeerterrein. Tussen de parkeerplaatsen en aan de zuidoostzijde van het plangebied is ruimte voor groen. De inrit  voor het perceel bevindt zich aan de Arcadialaan en de Rhijnvis Feithlaan. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan een watergang.
   
Rondom het plangebied bevinden zich aan de noord- en oostzijde voornamelijk woningen en enkele kleine bedrijven. De bebouwing is hier hoofdzakelijk twee tot drie bouwlagen. Ten westen van het plangebied liggen enkele kantoren met een bouwhoogte van ongeveer elf bouwlagen. Ten zuiden bevinden zich het stadion van de voetbalclub AZ en een tankstation.
 
Op navolgende afbeeldingen is een impressie van de locatie weergegeven.
 
Impressie plangebied, gezien vanaf het zuidoosten (bron: Google Earth)
Bestaande situatie gezien vanaf de Arcadialaan (bron: Google Streetview)
 
2.2 Toekomstige situatie
Voorliggend plan maakt het mogelijk in het plangebied twee nieuwe appartementencomplexen met in totaal 79 appartementen te realiseren. Tevens wordt het tussenliggende parkeerterrein opnieuw ingericht.
 
Het meest zuidelijke appartementengebouw krijgt een hoogte van 12 bouwlagen en 37 m. Deze hoogte is passend bij de omgeving waar gebouwen van ca. 40 m hoog staan. Bij dit gebouw wordt de verbinding met het water gezocht, het gebouw komt direct aan het water te staan. Het gebouw direct aan de rotonde zorgt voor reductie van de geluidhinder op het achtergelegen gebouw. De rooilijn van het gebouw is gelijk aan de naastgelegen grondgebonden woningen waardoor een nieuwe zichtlijn ontstaat vanaf de Bilderdijkstraat.
 
Het noordelijke gebouw langs de Arcadialaan krijgt een hoogte van 10 en 13 m. Dit gebouw wordt eveneens in de rooilijn van de naastgelegen gebouwen geplaatst en de hoogte past bij de naastgelegen gebouwen. Door op deze plaats een gebouw te realiseren worden de parkeerplaatsen achter het gebouw minder zichtbaar vanaf de Arcadialaan.
 
De ingang van het parkeerterrein wordt door de ontwikkeling verplaatst naar het westen aan de Rhijnvis Feithlaan. Het huidige parkeerterrein wordt opgedeeld in een drietal zones waartussen een langzaam verkeersroute wordt aangelegd. Hiermee wordt een aangenaam verblijfsgebied gerealiseerd.
 
Op de navolgende afbeeldingen worden een impressie van de beoogde nieuwbouw gegeven.
 
Toekomstige situatie schets (bron: GeO architecten)
 
Toekomstige situatie verbeelding gezien vanaf de noordkant van het plangebied (bron: GeO architecten)
 
Woningbouwprogramma
In totaal zullen er 79 appartementen gerealiseerd worden, verdeeld over twee appartementencomplexen. Het meest zuidelijke appartementengebouw zal beschikken over 53 (middeldure) appartementen. Het noordelijke gebouw langs de Arcadialaan zal beschikken over (sociale) 26 appartementen.   
 
Duurzaamheid
Het plan voorziet in waterinfiltratie van gebiedseigen water (hemelwater). Waar er overtollig hemelwater is stroomt dit af op het aanwezige oppervlakte water. Het water wordt vooraf gefilterd door een heliofyten-filter. Het plan voorziet in een optimalisatie van het waterbergend vermogen. Het inrichtingsplan voor het parkeerterrein voorziet in een optimalisatie van de vegetatie. Door zoveel als mogelijk groen te realiseren wordt hittestress tegengegaan en de biodiversiteit verstrekt. Het gebouw ontwerp is voorzien van een passieve zonwering ten gunste van een optimalisatie van het inpandig klimaat in het kader van BENG.
 
Parkeren
Het parkeren is integraal en voor alle functies binnen het gebied opgelost. Het parkeren is geconcentreerd op het maaiveld tussen de twee appartementengebouwen. In totaal bedraagt het parkeeraanbod in het gebied 344 parkeerplaatsen in de nieuwe situatie. Dit is conform de gemeentelijke parkeernormen, zie voor een verdere toelichting paragraaf 4.12.2.
 
3 Ruimtelijk beleidskader
3.1 Rijksbeleid
 
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
  1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. sterke en gezonde steden en regio's;
  4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. 
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
    
Planspecifiek
Het initiatief draagt bij aan een sterke en gezonde stad. Verder is de NOVI niet specifiek van toepassing op het onderhavige initiatief.
 
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012, 1 juli 2014, 1 juli 2016, 1 januari 2017 en 1 december 2020 op onderdelen aangevuld.  
 
Planspecifiek
Onderhavig plan raakt niet aan één van de veertien nationale belangen; het Barro is verder niet specifiek van toepassing op het plangebied.
 
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.  
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro als volgt omschreven:
  1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
  2. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
  3. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Planspecifiek
Stedelijke ontwikkeling
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt op 12 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. In het voorliggende geval is sprake van een 'stedelijke ontwikkeling'; dit dient getoetst te worden aan de ladder. Het gaat hier om een herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied, waarbij een leegstaande kantorenlocatie plaats maakt voor woningen.
 
Behoefte
Bij een stedelijke ontwikkeling dient aangetoond te worden dat er behoefte is aan de ontwikkeling binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied. De aard en de omvang van de stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt. De omvang van de stedelijke ontwikkeling betreft maximaal 79 appartementen verdeeld over een tweetal appartementengebouwen met een bouwhoogte van maximaal 12 bouwlagen. Een bestaand kantoorpand wordt gesloopt ten behoeve van de ontwikkeling.
 
In 2023 is de  nieuwe Woondeal noord-Holland Noord gesloten met verschillende regios binnen Noord-Holland. Deze nieuwe Woondeal, Woondeal 2.0, gaat voor Alkmaar uit van de bouw van 7.950 woningen. Hierbij wordt een groot deel van het programma aan de kanaaloevers  gerealiseerd en binnen overige binnenstedelijke locaties. De VTC locatie is één van die locaties. De Woondeal gaat uit van 30% sociale huur en 36,67% middensegment (huur of koop) ofwel 2/3 betaalbare woningen. Het beoogde plan voegt maximaal 79 appartementen toe in verschillende prijsklasses waardoor er zowel kwantitatief en kwalitatief aangesloten wordt op de woningbehoefte.
 
Bestaand stedelijk gebied
De definitie van het bestaand stedelijk gebied is het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Onderhavige ontwikkeling vindt volledig plaats binnen het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1 ,eerste lid onder h, van het Besluit ruimtelijke ordening. Naast de woningen zijn er in de buurt eveneens een veelheid aan voorzieningen, winkels, kleine bedrijfjes en een voetbalstadion aanwezig. De wijk is goed bereikbaar via de Rijksweg N9 en de Vondelstraat, evenals met het openbaar vervoer.
 
Conclusie  
Er kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050
De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. Bij voorgenoemde doelen zijn de volgende ambities opgesteld:
 
Gebruik van de leefomgeving
  1. Economische transitie: een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor. De provincie biedt ruimte aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
  2. Wonen en werken: woon- en werklocaties dienen beter met elkaar in overeenstemming te zijn. Woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends.
  3. Mobiliteit: inwoners en bedrijven van Noord-Holland kunnen zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt verplaatsen.
  4. Landschap: het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Energietransitie
  1. De ambitie van de Provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op hernieuwbare energie.
Daarnaast wordt er met de Omgevingsvisie NH2050 geprobeerd om een richting uit te zetten om houvast te bieden naar de onzekere toekomst. Daarvoor wordt een aantal bewegingen naar de toekomst toe benoemd:
  1. Noord-Holland in beweging: Op weg naar een economisch duurzame toekomst
  2. Dynamisch schiereiland: Benutten van een unieke ligging
  3. Metropool in ontwikkeling: Vergroten agglomeratiekracht door het ontwikkelen van een samenhangend internationaal concurrerend metropolitaan systeem
  4. Sterke kernen, sterke regio's: Sterke kernen houden regio's vitaal
  5. Nieuwe energie: Economische kansen benutten van energietransitie
  6. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: vergroten van biodiversiteit en ontwikkelen van een economisch duurzame agrifoodsector
Er wordt in de Omgevingsvisie NH2050 uitgegaan van het principe ‘lokaal wat kan, regionaal wat moet’. Hierbij wordt gelet op de diversiteit aan regio's en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.
 
Planspecifiek 
De ambitie van de provincie is onder andere het streven naar een goede balans tussen leefbaarheid en economische ontwikkeling. Om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te behouden en te versterken is een goed beheer van de bestaande kwaliteiten en het toevoegen van nieuwe kwaliteiten van belang. Er dient voldaan te worden aan de wettelijke basiskwaliteit voor een gezonde en veilige leefomgeving. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de leefomgevingskwaliteit  verbeterd en wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van de kern van Alkmaar. Hierbij wordt het gebruik van bestaand stedelijk gebied geoptimaliseerd.
    
Er zijn verder geen bijzondere bepalingen van toepassing vanuit de Omgevingsvisie NH 2050. Er kan geconcludeerd worden dat het plan in lijn is met het beleid van de Omgevingsvisie.
 
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 22 oktober 2020 de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn de eerste stappen gezet om de ambities, ontwikkelprincipes en sturingsfilosofie uit de Omgevingsvisie, vastgesteld op 19 november 2018, vorm te geven en wordt er een start gemaakt met werken in de geest van de Omgevingswet. Echter valt de Omgevingsverordening NH2020 nog onder de huidige wet- en regelgeving.
 
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn alle regels van de provincie die gaan over de fysieke leefomgeving samengevoegd. Merendeel van de regels in deze verordening zijn vrijwel ongewijzigd gebleven ten opzichte van de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2010. Echter zijn een aantal onderdelen wel gewijzigd of nieuw. Belangrijke gewijzigde en nieuwe onderdelen zijn het Landelijk gebied, Bijzonder provinciaal landschap, de mogelijkheden voor kleinschalige woningbouw in landelijk gebied en de ruimte voor windenergie in de MRA regio. De omgevingsverordening heeft de volgende doelstellingen:
  • het bereiken van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit te bereiken;
  • het behoud en herstel van de biologische diversiteit;
  • het in standhouden en doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.
Daarnaast is het doel om de provinciale regels in meer samenhang en op een meer overzichtelijke manier kenbaar te maken.
 
Planspecifiek
In artikel 6.3 van de Omgevingsverordening NH2020 wordt gesteld dat een ruimtelijk plan uitsluiten kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakt schriftelijke afspraken. In toelichting paragraaf 3.1.3 is ingegaan op de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Hieruit blijkt dat het plangebied zich binnen het stedelijk gebied bevindt en wordt de behoefte aan nieuwe woningen aangetoond. Hiermee kan geconcludeerd worden dat het plan past binnen de behoefte van de regio.
 
Verder zijn er geen relevante aanvullende eisen ten aanzien van het voorgenomen plan vanuit de Omgevingsverordening NH2020 waarmee gesteld kan worden dat het plan in overeenstemming is met het provinciale ruimtelijke beleid.
3.2.3 Woonagenda 2020-2025
De Woonagenda 2020-2025 vormt de uitvoeringsagenda van de provincie Noord-Holland voor de periode tot 2025. De provincie heeft als doelstelling dat zij wil zorgen voor voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen. Eén van de belangrijkste speerpunten uit de Woonagenda is het aanjagen van de woningbouwproductie. Hierbij zet de provincie vooral in op woningbouw op plekken waar het ruimtelijk goed past en waar de voorzieningen goed geregeld zijn. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de vraag van de verschillende doelgroepen en er wordt ook gekeken naar de bestaande woningvoorraad. De provincie Noord-Holland vraagt in haar Woonagenda 2020-2025 aan regio’s om, samen met de provincie, Woonakkoorden op te stellen, met daarin afspraken over woningbouw, nieuwbouw en een overzicht van woningbouwplannen in het landelijk gebied.
 
Planspecifiek
Het plangebied valt binnen het Woonakkoord Regio Alkmaar. In toelichting paragraaf 3.3.1 wordt op dit woonakkoord verder ingegaan.
3.2.4 Monitor woningbouw 2022
Eind 2022 is de Monitor Woningbouw 2022 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. De Monitor Woningbouw wordt jaarlijks ter informatie naar Provinciale Staten gestuurd. De monitor is de basis voor het bestuurlijk voortgangsoverleg tussen de provincie en de regio's over hun regionale woonafspraken. Het belangrijkste doel van de monitor is het inzichtelijk maken van de voortgang bij het bereiken van woningbouwdoelstellingen, nu en in de toekomst. De basis van de monitor wordt gevormd door de doelstellingen, uitkomsten en afspraken in de regionale actieprogramma's.
  
Alle Noord-Hollandse gemeenten samen hebben tot 2050 plannen voor de bouw van in totaal 431.000 woningen (bruto plancapaciteit). Dit betreft de capaciteit in alle soorten plannen variërend van plannen die al worden gebouwd tot potentiële plannen waarvoor alleen nog ideeën bestaan. Noord-Holland heeft op 6 oktober jl. een randvoorwaardelijk bod gedaan aan het Rijk om tot en met 2030 184.000 woningen te realiseren. Dit is ruim 20% van de nationale woningbouwopgave van 900.000 woningen.
 
Planspecifiek
De Regio Alkmaar moet nog zachte plannen hard maken om de streefwaarde harde capaciteit voor de bouwopgave tot 2030 te behalen. Uit het bovenstaande kan afgeleid worden dat er een grote woningbehoefte is. De ontwikkeling is in lijn met de Monitor woningbouw 2022.
3.3 Regionaal beleid
3.3.1 Woonakkoord Regio Alkmaar 2021 - 2025
Regio Alkmaar heeft samen met de provincie Noord-Holland dit Woonakkoord 2021- 2025 opgesteld. Hierin is aangegeven welke woonopgaven er liggen, wat de gewenste richting is en welke afspraken daarbij passen. Regio Alkmaar bestaat uit zeven gemeenten: Alkmaar, Bergen, Castricum, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk en Uitgeest. Het Woonakkoord is een nieuw beleidsinstrument van de provincie Noord-Holland met als hoofddoel om voldoende woningen te realiseren. Het Woonakkoord is de opvolger van het instrument Regionale Actie Programma’s (RAP) en is tegelijkertijd in veel opzichten een voortzetting van bestaand beleid of eerdere regionale samenwerkingsafspraken.
In het woonakkoord wordt de urgentie van een woning tekort in de Regio Alkmaar onderkent en worden meerdere knelpunten die momenteel in de regio spelen benoemd. Er komt een steeds grotere, meer diverse groep in de knel op de woningmarkt in Regio Alkmaar:
  • Jonge mensen hebben het als starter meer dan gemiddeld moeilijk op de woningmarkt. Ze moeten hierdoor langer thuis blijven wonen;
  • Mensen kunnen na een scheiding geen passende woning vinden;
  • Mensen met middeninkomens die in de regio werken, kunnen geen betaalbare woning vinden. Denk hierbij aan leraren, zorgpersoneel, brandweerlieden en politieagenten;
  • Oudere mensen willen vaak wel doorstromen naar een meer geschikte woning, maar lang niet altijd is er passend aanbod te vinden.
In het woonakkoord zijn diverse afspraken gemaakt om de woningmarkt weer gezond te krijgen. Zo is in het woonakkoord afgesproken dat er tot 2030 minstens 2.000 woningen per jaar bijgebouwd moeten worden voor een totaal van 31.500 woningen voor 2040. Daarbij wil de Regio Alkmaar dat de verstedelijkingsopgave voor wonen en werken zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied en nabij OV-knooppunten wordt gerealiseerd. Ook wordt in het woonakkoord ingespeeld op diverse woonmilieus en de voldoening van de lange termijnbehoefte met onder meer tussenvormen voor de stap tussen thuis wonen en wonen in een verpleeghuis. Dit is een belangrijk aspect aangezien de inwoners van Regio Alkmaar steeds ouder worden en het aandeel een- en twee persoonshuishoudens groeit.
 
Planspecifiek  
Het beoogde plan voorziet de aanleg van maximaal 79 appartementen in verschillende prijsklassen waardoor er woningen vrijkomen voor verschillende doelgroepen. Als gevolg hiervan is de verwachting dat de doorstroming in de lokale woningmarkt zal verbeteren.
 
Geacht wordt dat het beoogde plan overeenkomt met het regionale woonakkoord.
3.4 Gemeentelijk beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Alkmaar 2040
Op 5 oktober 2017 heeft de gemeente Alkmaar haar omgevingsvisie Alkmaar 2040 vastgesteld. Daarin worden de kaders geschetst waarbinnen de gemeente om wil gaan met ontwikkelingen die zich voordoen. De omgevingsvisie is een integraal strategisch document dat zich richt op het versterken van de omgevingskwaliteit van de stad en omliggende dorpen.
 
De gemeente heeft in de omgevingsvisie haar ambities voor de stad en het buitengebied geformuleerd voor bewoners en bezoekers. Naast de ambities voor de ontwikkeling van de stad Alkmaar wordt in de omgevingsvisie ingezet op een toekomstbestendig en innovatief landelijk gebied. 
 
De omgevingsvisie zet in op een compacte stad.  Alkmaar maakt optimaal gebruik van de schaalgrootte van de stad en beschouwt de relatief kleine schaal van de stad als duidelijk pluspunt. De keuze om niet verder uit te breiden, houdt het omringende landelijk gebied vrij van stedelijke bebouwing.  De keuze voor een compacte stad houdt in dat alle stedelijke ontwikkelingen worden opgevangen in de bestaande stad. Op termijn leidt dit tot verdere verdichting van de stad. Uitgangspunt is daarom dat verdichting geen doel op zich is, maar alleen acceptabel is wanneer deze bijdraagt aan de structurele kwaliteit van de stad en daarmee de omgevingskwaliteit positief beïnvloedt. Het plan voorziet in verdichting die bijdraagt aan de structurele kwaliteit en de omgevingskwaliteit positief beïnvloedt.
 
In de omgevingsvisie is voor de korte termijn opgenomen dat de gemeente kiest voor een vermindering met 20% van CO2 emissie in 2020 en dat de nieuwbouw in de nabije toekomst energieneutraal is. Voor de langere termijn geldt een energie neutrale regio Noord-Holland Noord in 2040 welke in 2050 geheel aardgasvrij moet zijn.
 
Planspecifiek
Het voorliggende plan betreft een binnenstedelijke ontwikkeling waarbij een kantoorgebouw wordt vervangen door een nieuw appartementencomplex. Deze verdichting heeft mede door de herinrichting van het parkeerterrein een positieve invloed op de omgevingskwaliteit. Daarnaast voldoen de appartementen aan de geldende duurzaamheidsnormen. Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met de Omgevingsvisie Alkmaar 2040.
3.4.2 Beleidsnota Erfgoed 2016 - 2026
Bij het behoud van het cultureel erfgoed gaat het om het geheel van boven- en ondergrondse monumenten, straatbeelden, samenhangende bebouwing, stratenpatronen, pleinen, waterwegen, historische groenpartijen etc. Alkmaar is per slot van rekening een monumentale gemeente. Dat wil niet zeggen dat de ontwikkeling van die gemeente stilstaat. Dat is ook in het verleden nooit zo geweest. Het beleid heeft daarom, naast behoud, vooral ook tot doel om de cultuurhistorie als kwaliteitskenmerk in te brengen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Waar wordt voortgeborduurd op de historische ontwikkeling van de stad en haar ommeland behoudt zij haar kwaliteit, terwijl ook aan de eisen van een moderne centrumgemeente kan worden voldaan.
 
Om dit beleid gestalte te kunnen geven is een gedegen kennis van de cultuurhistorische waarden van essentieel belang. De afgelopen jaren is deze kennis flink toegenomen. Monumenten en beeldbepalende panden zijn geïnventariseerd en aangewezen, onderzoek op het gebied van archeologie, architectuurhistorie en bouwhistorie hebben belangrijke gegevens opgeleverd over de geschiedenis van de stad en haar bewoners. Door onderzoek blijft de kennis groeien en leidt dit steeds tot nieuwe inzichten.
 
Het beleid richt zich op een integrale benadering van te onderzoeken of te ontwikkelen objecten en gebieden. De initiatiefnemer krijgt hierdoor snel een heldere eenduidige visie.
 
Binnen de planlocatie zijn geen bebouwde elementen aanwezig die cultuurhistorisch van belang zijn. Nader onderzoek naar cultuurhistorie is niet uitgevoerd.
 
Archeologie
Per 1 juli 2016 vervangt de Erfgoedwet een deel van de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die de fysieke leefomgeving betreffen, gaan naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2023 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2018. Voor archeologie betreft dit met name verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. De uitgangspunten van het verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met de archeologie.
 
In toelichting paragraaf 4.9 worden de consequenties voor het plan op het gebied van archeologie beschreven.
3.4.3 Notitie Mogelijkheden transformatie leegstaande kantoor- en bedrijfspanden in Alkmaar
Op 29 september 2015 is een notitie naar mogelijkheden van transformatie van leegstaande kantoor- en bedrijfspanden in Alkmaar opgesteld. Dit naar aanleiding van het coalitieakkoord 2015 - 2018. In deze notitie is de situatie met betrekking tot transformatie van leegstaande kantoor- en bedrijfsgebouwen geschetst. Het laat zien dat er al diverse succesvolle transformaties zijn uitgevoerd, maar ook dat flexibel bestemmen voordelen biedt voor het nog verder stimuleren van transformatie van leegstaande panden. Het geeft initiatiefnemers meer mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. De gemeente heeft daarbij een faciliterende rol, maar kan zich ook actief inzetten om met partijen in gesprek te gaan en om eigen beleidsdoelen te realiseren. Transformatie hangt echter niet alleen af van de inzet van de gemeente. Ook andere betrokken partijen spelen een belangrijke rol bij het succesvol transformeren van gebouwen.
 
Inventarisatie
De leegstaande kantoor- en bedrijfspanden in Alkmaar zijn in beeld gebracht. Diverse panden zijn al succesvol getransformeerd naar een nieuwe functie. Voor een aantal panden vindt momenteel overleg plaats over mogelijkheden voor transformatie. Om het transformeren van leegstaande panden nog verder te stimuleren is per locatie aangegeven aan welke nieuwe functies gedacht kan worden. Om het zicht op de leegstand te houden en daarop proactief te kunnen reageren is jaarlijkse monitoring van belang.
 
Betrokken partijen
Naast het planologisch kader is ook de positie van de eigenaar van belang. Kan en wil de eigenaar zijn pand transformeren. De gemeente heeft hierop weinig invloed. Met stimuleringsmaatregelen kan de gemeente eigenaren hooguit proberen te motiveren in beweging te komen. Voor eigenaren die bereid zijn tot transformatie is het van belang dat de gemeente een toegankelijk loket heeft zoals het Ondernemersloket. Het faciliteren van initiatiefnemers via het Ondernemersloket wordt gewaardeerd. Het is van belang dit op peil te houden en eventueel uit te breiden.
 
Planologie
Nieuwe ontwikkelingen moeten worden voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Voor een transformatie naar de bestemming Wonen is onderzoek nodig op het gebied van o.a. kwalitatieve en kwantitatieve vraag en aanbod, geluidbelasting, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Aan de hand daarvan wordt beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Voor het planologische kader kan gekozen worden voor een bestemmingsplan dat flexibiliteit biedt voor in de toekomst of voor een afwijkingsprocedure wanneer sprake is van een concreet plan.
 
Planspecifiek
Het kantorengebouw aan de Arcadialaan (victory building) staat genoemd in deze notitie als leegstaand kantoor dat geschikt is voor transformatie. De mogelijke functiewijziging die genoemd wordt, is die van kantoor naar wonen en gemengde functies. In voorliggend geval wordt het bestaande kantoor gesloopt en worden twee appartementengebouwen gerealiseerd. Met de sloop van het bestaande kantoorgebouw wordt het eenvoudiger woningen te realiseren die voldoen aan de hedendaagse woonwensen en de gestelde eisen vanuit het Bouwbesluit. Met voorliggend plan wordt deze sloop nieuwbouw mogelijk gemaakt.
3.4.4 Programma Duurzaam Alkmaar 2020-2024
De gemeenteraad van de gemeente Alkmaar heeft ingestemd met het nieuwe Programma Duurzaam Alkmaar 2020-2024. De belangrijkste doelen daarin zijn:
  • In 2024: 25% minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1990. Deze doelstelling is in lijn met de nationale doelstelling van het Klimaatakkoord, namelijk een 49% CO2-reductie t.o.v. 1990 in 2030 en klimaatneutraal in 2050. Het gaat hierbij om de CO2-uitstoot in het gebied binnen de gemeentegrenzen.
  • In 2024: wekken we 16% van het totale energieverbruik op met duurzame energie. Dat is in lijn met het nationale Energieakkoord waarin is afgesproken dat het aandeel hernieuwbare energieopwekking stijgt van 14% in 2020 naar 16% in 2023. 
  • In 2024 realiseren we een besparing van het energieverbruik met 1.5% per jaar. Ook dit komt overeen met het nationale Energieakkoord
  • Bijdragen aan innovatieve manieren van energieopwekking
 
Planspecifiek
Het voorgenomen plan, de realisatie van 79 appartementen, die voldoen aan de BENG norm. Dit is mogelijk middels het treffen van maatregelen, zoals het goed isoleren van de gebouwen. Bovendien zullen de woningen gasloos worden uitgevoerd. Hiermee wordt aangesloten op de landelijke ambitie om nieuwbouwwoningen op een andere manier te laten verwarmen dan met aardgas.
 
De appartementen worden aangesloten op de stadsverwarming van de HVC. Op basis van vigerend beleid zullen de woongebouwen worden uitgerust met PV-panelen en voorzieningen voor beperking van energieverlies en opwekking van duurzame energie.
3.4.5 Groenbeleidsplan Alkmaar 2017-2027
Het Groenbeleidsplan beschrijft de visie en ambitie van de gemeente op het (openbare) groen in de gemeente Alkmaar, voor de periode 2016-2026.  Groen is essentieel voor een duurzame, gezonde en prettige omgeving. De diversiteit aan groen in het stedelijk gebied, de dorpen en het omliggende landschap vormt een waardevol geheel. Het groen in Alkmaar draagt positief bij aan een goede leefkwaliteit. Groen draagt bij aan:
  1. De identiteit van de leefomgeving.
  2. Bevorderen van de gezondheid van mens en milieu.
  3. Behoud en versterken van biodiversiteit.
  4. Realiseren van een klimaatbestendige gemeente. 
Vanuit de bovenstaande gedachte wordt ingezet op het behoud en versterken van de groene identiteit van de stad.
 
Planspecifiek
Met de ontwikkeling van het gebied wordt rekening gehouden met de geformuleerde ambities door de gemeente. Dit komt tot uiting in het toevoegen van groen binnen het gebied en de verbinding met het water. Daarnaast wordt ook met de verdere inrichting van de buitenruimte beoogd groen toe te voegen.  
Op basis van de reeds uitgevoerde Boom Effect Rapportage zijn de bestaande bomen verder geïnventariseerd en gewaardeerd. Op basis daarvan is het inrichtingsplan voor de buitenruimte verder vervolmaakt. In totaal worden 12 bestaande bomen gekapt en voorziet het plan in de aanplant van ruim 40 nieuwe bomen.
3.4.6 Coalitieakkoord 2023 - 2026
De gemeente Alkmaar heeft het nieuwe coalitieakkoord 'Vertrouwen in Alkmaar, Verschil mag er zijn' opgesteld voor de periode van 2023 - 2026. Hierin worden vier hoofdthema's voor de gemeente gehanteerd waarop gefocust wordt in de komende jaren.
  • Inwoner en bestuur
  • Leefbaarheid in Alkmaar
  • Wonen en werken in Alkmaar
  • Alkmaar in beweging 
Planspecifiek
Het beoogde plan sluit aan op de themas 'Leefbaarheid in Alkmaar' en 'Wonen en werken in Alkmaar'. Het beoogde plan voorziet in de herstructurering en verbetering van de openbare ruimte binnen stedelijk gebied, het realiseren van twee nieuwe appartementengebouwen. Het plan speelt in op de woningbehoefte en voorziet in een aanzienlijke kwalitatieve verbetering van het gebied. Daarnaast wordt de buitenruimte flink vergroent en worden de woongebouwen duurzamer dan de huidige kantoorbebouwing. 
 
Het beoogde plan is in lijn met het coalitieakkoord van de gemeente Alkmaar.
3.4.7 Welstandsnota - Hogere Waarden
Ten behoeve van het behoud van de beeldkwaliteit (het uiterlijk van de bebouwde omgeving), voert de gemeente een welstandsbeleid (Welstandsnota Alkmaar 2016). Voor veranderingen aan het uiterlijk van de bestaande bebouwing gelden welstandscriteria. Nieuwe bouwwerken en ingrepen moeten passen bij de beeldbepalende kenmerken van de bebouwing in de buurt. Ook wordt gelet op de “passendheid” in de omgeving. Er zijn ook gebieden waar bijzonder op de omgeving wordt gelet en waar de gemeente zorgvuldig omgaat met beeldkwaliteit.
 
Planspecifiek
Ten tijde van het opstellen van het voorliggende plan heeft er nog geen definitieve toetsing plaatsgevonden aan de gemeentelijke welstandsnota. Geacht wordt dat het beoogde plan getoetst wordt aan de gemeentelijke welstandsnota en minstens adequaat bevond wordt voordat de omgevingsvergunning verleend wordt.
3.4.8 Parkeernormennota Alkmaar 2020 - 2027
Op 14 augustus 2020 is de Parkeernormennota Alkmaar 2020 - 2027 in werking getreden. Deze nota vormt het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies en plannen voor (her)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip 'voldoende parkeer- of stallingsruimte' in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De nota is het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of wijzigen van de functie. De parkeeropgave wordt in al deze gevallen op basis van deze nota bepaald. De hoofdregel voor het bepalen van de parkeernorm is dat nieuwe ontwikkelingen voorzien in hun eigen parkeerbehoefte.
 
Planspecifiek
Toetsing aan de parkeernormennota wordt uitgevoerd in toelichting paragraaf 4.12.2. Hieruit blijkt dat het beoogde plan voorziet van genoeg parkeerplekken om in de verwachte parkeerbehoefte te kunnen voorzien. In het kader van de nog aan te vragen en af te geven omgevingsvergunning wordt het bouwplan nogmaals getoetst aan de geldende parkeernorm. Indien het plan hieraan voldoet kan de gevraagde omgevingsvergunning worden afgegeven.
3.4.9 Circulair bouwen
De gemeente Alkmaar heeft de ambitie Alkmaar te transformeren tot een circulaire stad. Hiervoor legt de gemeente de nadruk op verschillende aspecten van circulair bouwen. Hiervoor zijn verschillende thema's benoemd die hieronder verder worden toegelicht:
 
Thema 1: Milieu-impact en Materiaalgebruik
De MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) meet de impact van de gebruikte materialen in een gebouw op het milieu. De gemeente streeft voor nieuwbouw naar een MPG-score van minimaal 0,75, zoals overeengekomen in het bronzen ambitieniveau van het Convenant Toekomstbestendige Woningbouw. De ambitie is echter een MPG van 0,50, wat in lijn is met het zilveren ambitieniveau van hetzelfde convenant.
 
Om het gebruik van non-virgin (herbruikbare) en biobased (natuurlijke) materialen te bevorderen, dient minstens 30% van de materialen in nieuwbouw te voldoen aan het bronzen ambitieniveau.De gemeente streeft echter naar minimaal 45% non-virgin en/of biobased materialen, zoals vastgesteld in het zilveren ambitieniveau. Het gebruik van non-virgin materialen minimaliseert de milieu-impact van de winning en productie van nieuwe materialen, terwijl biobased materialen CO₂ uit de lucht halen en voor lange tijd vastleggen in de gebouwde omgeving.
 
Bovendien wordt het gebruik van materialen met potentieel voor hergebruik gestimuleerd via een materialenpaspoort, wat tevens het hergebruik van bestaande bebouwing stimuleert.
 
Thema 2: Gebouwflexibiliteit
De gemeente creërt de juiste voorwaarden om ervoor te zorgen dat materialen, gebouwonderdelen en gebouwen zo lang mogelijk in gebruik blijven. Dit wordt bereikt door adaptief ontwerpen, waardoor gebouwen en gebieden aanpasbaar zijn aan toekomstige veranderingen in functie en ruimtebehoefte. Bovendien zetten we in op losmaakbaar bouwen, waardoor hergebruik aan het einde van de levensduur mogelijk is.
 
Thema 3: Omgang met Restmateriaal (Sloop en Bouw)
De bestaande gebouwde omgeving is een waardevolle grondstoffenbank waarin huidige materialen in de toekomst kunnen worden hergebruikt. De gemeente streeft naar een hoogwaardige herbestemming van materialen uit sloopobjecten en restmaterialen op bouwplaatsen om zo de kringloop van grondstoffen te sluiten. Tijdens nieuwbouw wordt tevens een materialenpaspoort opgesteld, waardoor toekomstig hergebruik van restmateriaal vereenvoudigd wordt.
 
Thema 4: Gezonde Materialen
Alkmaar wil de kringloop sluiten en toekomstig hergebruik faciliteren. Dit betekent dat het gebruik van giftige stoffen in materialen zoveel mogelijk vermeden moet worden. Het doel is dat 90% van de toegepaste materialen in de gebouwde omgeving vrij is van toxische stoffen, in lijn met het bronzen ambitieniveau van het Convenant Toekomstbestendige Woningbouw. Het streven is echter naar 95% vrij van giftige stoffen, zoals vastgesteld in het zilveren ambitieniveau van hetzelfde convenant.
 
Planspecifiek
Bij de verdere planuitwerking dient zoveel als mogelijk rekening gehouden te worden met de ambities van de gemeente Alkmaar. Deze uitwerking zal met name in het kader van de verdere bouwaanvraag zijn beslag krijgen.
3.4.10 Beleidsplan Klimaatadaptatie Alkmaar 2023-2028
Hierin staat onder meer vermeld dat, zowel op particulier als op gemeentelijk terrein, 70 mm neerslag moet worden geborgen. Ook voor de thema’s ‘hitte’ en ‘droogte’ zijn concrete normen in het beleidsplan opgenomen. Zo moet voor het tegengaan van hittestress worden voldaan aan de volgende eisen:
  • Er is ten minste 40% schaduw op fiets- en wandelpaden en verblijfsplekken in het plangebied en ten minste 30% schaduw op buurtniveau tijdens de hoogste zonnestand in de zomer.
  • Koele plekken met minimaal 200 m2 schaduw zijn op een loopafstand van maximaal 300 m aanwezig.
4 Milieu- en omgevingsaspecten
In het kader van een 'goede' ruimtelijke ordening moet aantoonbaar zijn dat de voorgestelde ontwikkeling inpasbaar en uitvoerbaar is. Hiervoor moeten ruimtelijke en milieutechnische gevolgen in beeld worden gebracht. In dit hoofdstuk worden per aspect de gevolgen beschreven en de eventueel noodzakelijke haalbaarheidsonderzoeken, die zo nodig zijn uitgevoerd, toegelicht.
4.1 Milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
  1. het plan of besluit is direct m.e.r.- plichtig;
  2. het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 ‘plannen’ geldt geen m.e.r.-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
  3. het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
  4. de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.(-beoordelings)plicht.
Sinds 16 mei 2017 geldt er een directe werking van het Europees recht. Daarom is per 7 juli 2017 het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, moet:
  • door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld;
  • het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden;
  • de initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen (artikel 7.28 Wet milieubeheer).
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a Wm zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing.
 
Planspecifiek
Uit toetsing aan het Besluit m.e.r. volgt dat het besluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan valt onder mogelijkheid c. Het besluit bevat namelijk wel een activiteit uit kolom 1 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen), maar er wordt niet voldaan aan de gegeven drempelwaarde van 2000 of meer woningen. De voorgenomen ontwikkeling omvat 79 appartementen en blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde van 2.000. Er kan daarmee worden afgezien van een m.e.r.-beoordeling en volstaan kan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
  1. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  2. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet toch een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r. 
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht in hoofdstuk 4. Tezamen met de overige hoofdstukken vormen deze paragrafen de zogenaamde aanmeldingsnotitie in het kader van het Besluit m.e.r.. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van een ontwikkeling die geen belangrijke negatieve gevolgen heeft op het milieu. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De huidige onderzoeken geven voldoende inzicht in de milieugevolgen om een gewogen besluit omtrent dit bestemmingsplanen een eventueel op te stellen m.e.r. Het opstellen van een milieueffectrapportage zal geen verder inzicht verschaffen op de relevante milieuaspecten.
 
Gelijktijdig met dit bestemmingsplan wordt een aanmeldnotitie m.e.r. aan het bevoegd gezag aangeboden op basis waarvan besloten kan worden of voor deze planontwikkeling aanvullend nog een m.e.r. opgesteld dient te worden, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 7. Op basis van de nu voorhande informatie kan aangegeven worden dat een afzonderelijke m.e.r.-rapportage geen extra inzicht zal geven op de milieuaspecten van onderhavig plan.
   
4.2 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen, ligplaatsen voor woonschepen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen (onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven).
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
 
Planspecifiek
Woningen zijn geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh). De ontwikkeling ligt binnen de bebouwde kom van Alkmaar binnen de geluidzone van de Smaragdweg en de Vondelstraat. Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dienen de geluidsbelastingen op de gevels van de appartementen te worden onderzocht en getoetst.
 
Het plangebied is gelegen tussen twee onderzoeksplichtige wegen. Om aan te tonen of bij de woningen van het huidige planvoornemen sprake is van goed woon- en leefklimaat, is een onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd (Adviesburo VanderBoom, 22-207, d.d. 28 februari 2023, zie bijlagen bij toelichting bijlage 1).
De conclusies van dit onderzoek worden hieronder weergegeven. 
 
Toetsing railverkeer
Nabij het plangebied zijn geen spoorwegen gelegen. Er is dus geen onderzoek nodig.
 
Toetsing wegverkeer rijkswegen
De geluidbelasting door wegverkeer op de A9/N9 (inclusief Verkeersplein) bedraagt op een deel van de woningbouwlocatie meer dan 48 dB na aftrek ex art 110-g Wgh. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 60 dB na aftrek. De ten hoogste toelaatbare grenswaarde van 63 dB wordt op een deel van de locatie eveneens overschreden.
 
Toetsing wegverkeer provinciale weg
De geluidbelasting door wegverkeer op de Ommering (N242) ligt in alle rekenpunt lager dan 48 dB na aftrek van 2 dB ex art 110-g Wgh. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 44 dB na aftrek.
 
Toetsing wegverkeer gemeentelijke wegen
De geluidbelasting door wegverkeer op de Smaragdweg bedraagt op een deel van de woningbouwlocatie meer dan 48 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 56 dB na aftrek. De ten hoogste toelaatbare grenswaarde van 63 dB wordt op de locatie niet overschreden.
 
De geluidbelasting door wegverkeer op de Vondelstraat bedraagt op een deel van de woningbouwlocatie meer dan 48 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 51 dB na aftrek. De ten  hoogste toelaatbare grenswaarde van 63 dB wordt op de locatie niet overschreden.
 
Toetsing wegverkeer 30 km wegen
De geluidbelasting door wegverkeer op de Arcadialaan bedraagt op een deel van de woningbouwlocatie meer dan 48 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 57 dB na aftrek.
 
De geluidbelasting door wegverkeer op de Rhijnvis Feithlaan bedraagt op een deel van de woningbouwlocatie meer dan 48 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 54 dB na aftrek.
 
De geluidbelasting door wegverkeer op de Bilderdijkstraat bedraagt op een deel van de woningbouwlocatie meer dan 48 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 51 dB na aftrek.
 
Hieronder zijn maatregelen beschreven om zo mogelijk de geluidbelasting ten gevolge van de A9/N9 tot de voorkeursgrenswaarde te doen afnemen.
 
- Maatregelen aan de bron: stil asfalt
De A9 is reeds voorzien van een stil wegdek ui 1-laags ZOAB, de N9 is voorzien van een stil wegdek bestaande uit een dunne deklagen A. Daarmee is deze maatregel voor de A9 en de N9 reeds getroffen.
 
De Smaragdweg, Vondelstraat, Arcadialaan en de Rhijnvis Feithlaan zijn voorzien van het referentiewegdek (DAB). Bij het toepassen van een stil wegdek (dunne deklaag B) zal de geluidbelasting met ca. 4 dB afnemen. Dit is financieel en/of stedenbouwkundig niet haalbaar.
 
- Vergroten van de afstand tot de bron
Het vergroten van de afstand tussen het nieuwegebouw en de A9/N9 is mogelijk, maar niet wenselijk wegens de afbraak van de parkeergelegenheid en de openbare ruimte.
 
- Afschermen van de bron: geluidscherm
Het afschermen van de woningen met geluidschermen is stedenbouwkundig niet mogelijk gezien de grote hoogte van de woongebouwen.
 
- Maatregelen aan de bron: verlagen van de maxmimumsnelheid
De maximumsnelheid op de Smaragdweg en de Vondelstraat bedraagt 50 km/uur. Het verder terugbrengen van de verkeerssnelheid ligt niet voor de hand gezien het karakter van de wegen. De maximumsnelheid op de niet gezoneerde wegen bedraagt 30 km/uur. Verder verlagen van de verkeerssnelheid is niet mogelijk.
 
- Dove gevels
De geluidbelasting ligt voor de rijkswegen op een deel van het VTC gebouw boven de maximaal te verlenen hogere waarde van 53 dB. Bij het zuidelijke VTC gebouw dienen de zuidgevels en de westgevels daarom te worden uitgevoerd als dove gevel. Voor dove gevels hoeft geen hogere waarde te worden aangevraagd voor de Smaragdweg en de Vondelstraat. De benodigde dove gevels zijn juridisch geborgd middels een voorwaardelijke verplichting.
 
In het project zou de zuid- en westgevels van het VTC gebouw uitgevoerd moeten worden zonder te openen delen. Dat betekend dat in de dove gevels de kozijnen met beglazing allemaal moeten worden uitgevoerd als vaste beglazing en dat de ventilatie moet plaatsvinden middels gebalanceerde ventilatie.
 
Conclusie
De zuid- en westgevels van het zuidelijke VTC gebouw dienen te worden uitgevoerd als dove gevel. Voor deze gevels hoeven geen hogere waarden te worden aangevraagd. Voor de noordgevel en de oostgevel dient een hogere waarde te worden verleend conform tabel III.4 voor de A9/N9, III.5 voor de Smaragdweg, III.6 voor de Vondelstraat. Hiernaast zal voor het zuidelijke woongebouw geluidswerendevoorzieningen worden aangebracht en gebruik worden gemaakt van gesloten loggia's en balkons waardoor het voldoet aan het geluidsbeleid van de gemeente Alkmaar. Voor het noordelijke gebouw aan de Arcardialaan kan volstaan worden met hogere waarden.
 
Bij de verdere uitwerking van het bouwplan zal invulling worden gegeven aan een verdere invulling van maatregelen en voorzieningen waarmee het woon- en leefklimaat verder verbeterd wordt in lijn met de ambities uit het hogere waarden beleid van de gemeente Alkmaar. In dit stadium van het planproces zijn nog geen concrete maatregelen geformuleerd.     
4.3 Bodem
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient normaliter aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
 
Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder streng bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.
 
Planspecifiek
In de huidige situatie heeft het plangebied een kantoorbestemming. De voorgenomen ontwikkeling betreft een wijziging naar een strenger bodemgebruik. In het kader van een omgevingsvergunning is het evenwel nodig om een bodemonderzoek uit te voeren. Dat houdt verband met het feit dat de gezondheid en veiligheid gegarandeerd moet worden van personen die wonen, werken of verblijven in het gebouw waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Uit raadpleging van het bodemloket blijkt dat de locatie niet verdacht is voor wat betreft bodemvervuiling. De gronden zijn nog in eigendom van de gemeente Alkmaar. In het kader van de grondoverdracht naar initiatiefnemer zal nader bodemonderzoek plaatsvinden.
      
4.4 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Deze wet maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
 
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) (1,2 µg/m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 woningen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen'.
 
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
 
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5. De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 µg/m³. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn. Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog verder afneemt.
 
Planspecifiek
Met de voorgenomen herontwikkeling worden 79 appartementen gerealiseerd. De ontwikkeling kan derhalve, gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als NIBM-project. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Het project heeft 'niet in betekenende mate' invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse.
 
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is, met behulp van de Atlas Leefomgeving (van het RIVM), wel gekeken naar de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied. Uit de Atlas blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse voldoet aan de gestelde grenswaarden van 25 µg/m³ voor PM2,5 en 40 µg/m³ voor zowel fijnstof PM10 als stikstofdioxide NO2. De specifieke waarden zijn 8 µg/m³ PM2,5, 16 µg/m³ PM10 en 16 µg/m³ NO2. Er wordt niet voldaan aan de aangescherpte WHO-advieswaarden. Hierbij dient vermeld te worden dat deze waarden dermate streng zijn dat ze momenteel nergens in Nederland worden gehaald. Op basis van het Schone Lucht Akkoord wordt gestreefd naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, waarbij wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof in 2030.
 
De luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor het voorgenomen plan.
4.5 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is per 1 januari 2017 de Flora- en faunawet samen met de Boswet en Natuurbeschermingswet vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Onder de Wet natuurbescherming zijn de tabellen 1, 2 en 3 vervallen waarin de beschermde soorten zijn opgenomen. Tevens zijn er circa 200 soorten niet langer beschermd en zijn enkele bedreigde soorten toegevoegd. De soortenbescherming binnen de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kan voor de soorten die zijn opgenomen in het ‘beschermingsregime andere soorten’ vrijstellingbesluit nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten.
 
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
 
Planspecifiek
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een ecologische quickscan uitgevoerd (Blom Ecologie, d.d. 1 augustus 2022, 2022-0787) zie bijlagen bij toelichting, bijlage 2. Navolgend zijn de conclusies hiervan weergegeven.
 
Soortenbescherming
De planlocatie heeft geen essentiele betekenis voor beschermde soorten. De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor soorten welke niet beschermd zijn (behoudens de algemene zorgplicht) en/of waarvoor een vrijstelling geldt. Voor broedvogels geldt dat de nesten van alle soorten beschermd zijn tijdens het broedseizoen (inclusief 15 maart - 15 juli). Er dient derhalve geen aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden.
 
Gebiedsbescherming
De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of provinciaal aangewezen beschermde gebieden. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de gebieden en de beoogde situatie is van externe werking op omliggende Natura 2000-gebieden geen sprake. Een Voortoets en/of 'nee, tenzij'-toets is niet noodzakelijk. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de gebieden en de beoogde situatie dienen de effecten van stikstofemissi inzichtelijk gemaakt te worden.
 
Stikstofdepositie
De afstand tot het meest dichtbijgelegen Natura 2000-gebied 'Noordhollands Duinreservaat' bedraagt circa 6 km, terwijl de Natura 2000-gebieden 'Eilandspolder' en 'Schoorlse Duinen' op circa 7 km ligt. Daarom is er een AERIUS-berekening uitgevoerd (Else & Linde, d.d. 26-02-2023), zie bijlagen bij toelichting, bijlage 6. Uit het uitgevoerde onderzoek stikstofdepositie blijkt dat zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase de stikstofdepostitietoename niet groter is dan 0,00 mol/ha/jr op de Natura 2000-gebieden.
 
Conclusie
De aspecten gebiedsbescherming, soortenbescherming en stikstofdepositie leveren geen planologische belemmeringen op.
4.6 Waterhuishouding
  
4.6.1 Generiek beleid
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
 
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is echter onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning.
 
Nationaal Water Programma
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Water Programma vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Water Programma geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2022-2027 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Water Programma richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2022-2027 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
4.6.2 Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Waterprogramma 2022-2027
In het waterprogramma 2022-2027 presenteert het hoogheemraadschap het beleid, de maatregelen, de programma's en de projecten die in deze periode worden uitgevoerd. Met dit waterprogramma geeft het hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer tussen 2022 en 2027. Hierin wordt antwoord gegeven op de vragen: hoe zorgt het hoogheemraadschap in de toekomst voor veilige dijken, droge voeten en voldoende schoon en gezond water in Hollands Noorderkwartier? Welke benadering worden daarvoor gekozen? En welke kosten en inzet gaan daarmee gepaard?
 
De klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van keuzes in het waterbeleid. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen van het hoogheemraadschap grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.
 
Keur en uitvoeringsregels
Per 1 oktober 2016 is de nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe beleidsregels. In de Keur staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en grondwater.
 
Op grond van artikel 3.3 van de Keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is het verboden om zonder vergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer op een oppervlaktelichaam te laten komen. Onder versnelde afvoer wordt verstaan: het lozen van neerslag van nieuwe verharde of bebouwde oppervlakken, direct of indirect al dan niet via een rioolstelsel naar het oppervlaktelichaam waardoor daarin ongewenste peilstijgingen kunnen optreden. De voorwaarden om te werken zonder melding binnen de Algemene Regels zijn als volgt:
 
  • de bebouwing of verharding van de onverharde grond door een of meer aaneengesloten bouwplannen met een gezamenlijke oppervlakte minder dan 800 m² bedraagt en;
  • de aanleg van nieuw verhard oppervlak minder dan 10% van het oppervlak van het desbetreffende peilvlak beslaat en;
  • het desbetreffende watersysteem de toename van de piekafvoer kan verwerken.
 
4.6.3 Watertoets
De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In dit kader is op 2 mei 2017 de digitale watertoets ingevuld. Hieruit is gebleken dat de normale procedure gevolgd kan worden. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap in overleg met de gemeente zal bekijken hoe in het plan rekening kan worden gehouden de waterhuishoudkundige belangen.
 
De maatregelen die mogelijk genomen moeten worden zijn verwerkt in voorliggende waterparagraaf. Deze waterparagraaf zal ten tijde van de ter inzage legging van voorliggend bestemmingsplan aan het hoogheemraadschap voorgelegd worden.
 
Planspecifiek
Watercompensatie
Het voorgenomen plan betreft de sloop van een bestaand kantoorgebouw, hiervoor in de plaats wordt één nieuw appartementengebouw gerealiseerd en elders op het terrein wordt een tweede appartementengebouw gerealiseerd. Hierbij blijft het verhard oppervlak nagenoeg gelijk. Met het voorgenomen plan neemt de verharding niet of nauwelijks toe ten opzichte van de huidige situatie. Het is niet nodig om watercompenserende maatregelen te treffen.
  
Waterafvoer
De ambitie van het hoogheemraadschap is om het hemelwater zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage. Van het gehele dakoppervlak van de te realiseren woongebouwen, wordt het hemelwater afgevoerd naar zogenoemde infiltratiekratten. De infiltratiekratten zorgen voor een buffering van het hemelwater en een vertraagde afvoer naar het omliggende gebied. Bij hevige regenval heeft het systeem een noodoverstort naar het bestaande riool van gemeente Alkmaar.
Het waterschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. 
 
Het plan voorziet in een infiltratie mogelijkheid van hemelwater. Hiervoor wordt het tussenliggende parkeerterrein ingezet. Indien er een overschot is aan hemelwater wordt dit geloosd op het naastgelegen oppervlakte water. Bij lozing wordt het water via een helofieten filter geleid.
 
Waterlopen
Direct grenzend aan het plangebied is een primaire waterloop gelegen. Deze waterloop is niet voorzien van een waterkering. 
 
Voor wat betreft het aspect water is het bestemmingsplan uitvoerbaar.
4.7 Externe veiligheid
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
 
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling voorziet in het realiseren van appartementen en betreft daarmee het toevoegen van een kwetsbaar object. Aan de hand van de risicokaart (Atlas leefomgeving) kan voor het plangebied worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, transportroutes en/of belangrijke buisleidingen aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn.
 
Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de risicokaart:
 
Uitsnede risicokaart - plangebied zwart omcirkeld (bron: Atlas Leefomgeving)
  
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van de N9. Aangezien het plangebied zicht op korte afstand tot de N9 bevindt, zijn de risico's als gevolg van het transport over deze weg kwantitatief inzichtelijk gemaakt. Over de N9 worden GF3-stoffengentransporteerd waardoor een risicoberekening noodzakelijk is (Besluit externe veiligheid transportroutes, art 8). Uit de resultaten van het onderzoek (Kragten, d.d. 30 november 2022, SRO050), zie bijlagen bij toelichting, bijlage 3, blijkt dat zowel voor als na de planrealisatie sprake is van een groepsrisico dat lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Onderstaande tabel geeft de samenvatting van de resultaten weer.   
 
Samenvatting kenmerken fN-curves (bron: Kragten)
*Normwaarde: de maximale waarde van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde. De maximale waarde wordt berekend als het product van de frequentie met het kwadraat van het aantal slachtoffers. Een normwaarde > 0.01 betekent een overschrijding van de oriëntatiewaarde.  
 
Aangezien de hoogte van het groepsrisico niet toeneemt en de hoogte van het groepsrisico lager is dan de oriëntatiewaarde, kan overeenkomstig artikel 8 van het Bevt volstaan worden met een beperkte verantwoording van de hoogte van het groepsrisico. De risico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg (BLEVE scenario) worden meegenomen in de verantwoordingsrapportage van de hoogte van het groepsrisico. 
 
Bovendien moet er aandacht besteed worden aan de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen moet wel aandacht worden besteed (Bevt art 7). Bij incident met toxische stoffen op de A9 kan een giftige gaswolk ontstaan die de locatie kan bereiken. In dit kader is een verantwoording groepsrisico opgesteld (Kragten, d.d. 1 december 2022, SRO050), zie bijlagen bij toelichting , bijlage 4.  
 
Bevt- Water-, weg- en spoorwegtransport
In een beperkte verantwoording worden de volgende aspecten beschouwd:
  • mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • zelfredzaamheid ten aanzien van nog niet gerealiseerde (beperkt) kwetsbare objecten.
Als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over N9 dient binnen de planlocatie rekening gehouden te worden met een BLEVE scenario.
   
BLEVE scenario
BLEVE is een afkorting voor "Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion" (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie). Er bestaat een koude en een warme BLEVE. Bij een koude BLEVE explodeert de tank meteen. Bij een warme BLEVE explodeert de tank als gevolg van een brandhaard.
 
Bestrijdbaarhed/beheersbaarheid
De beheersbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om haar taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan geacht worden aan het voldoende/edquaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Hierbij hanteert de regionale brandweer richtlijnen zoals beschreven in de publicatie "Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid" van brandweer Nederland.
 
Bereikbaarheid en bluswatervoorziening
Uit bovengevende handreiking volgt advies dat het plangebied en de risicobronnen goed bereikbaar moeten zijn voor hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van de calamiteiten het plangebied en de risicobron goed bereikbaar is. 
 
Zorgnorm
De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk van het soort project en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat met gereed is om te vertrekken naar het plaats van het incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een  vrijwillig korps, omdat de beroepsmederwerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden.
 
Bestrijdbaarheid BLEVE scenario
Een koude BLEVE is niet te bestrijden omdat de tankwagen of -container meteen explodeert. Gezien de snelle ontwikkeltijd zijn er geen mogelijkheden voor bronbestrijding en primaire effectbestrijding zal daarom gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Voor het voorkomen van een warme BLEVE dient een aangestraalde tankwagen tijdig te worden gekoeld en de brandhaard te worden geblust. Hiervoor dient voldoende bluswater nabij de risicobron aanwezig te zijn.
 
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden van zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten.
 
Mobiliteit van de aanwezigen
Binnen het plangebied worden geen functies voorzien die specifiek bedoeld zijn voor minder zelfredzame personen. Het plan betreft de nieuwbouw van appartementen. Indien minder zelfredzame personen aanwezig zijn, is het uitgangspunt dat zij door zelfredzame personen in veiligheid gebracht worden.
 
Mogelijkheden voor ontvluchting/schuilen
Bij incidenten zal een afweging gemaakt moeten worden tussen schuilen of vluchten.
 
Binnen het invloedsgebied van een BLEVE-scenario is vluchten het uitgangspunt waarbij gerealiseerd dient te worden dat indien daadwerkelijk een BLEVE dreigt, de vluchttijd bijzonder kort is. In geval van een calamiteit is een vroegtijdige alarmering van levensbelang om ervoor te zorgen dat de aanwezigen veilig kunnen vluchten. De mogelijkheden om op eigen kracht te kunnen vluchten nemen toe door (nood)uitgangen en vluchtroutes zoveel mogelijk loodrecht van de weg af te richten. Op die manier worden vluchtende personen afgeschermd door de bebouwing zelf.
 
Risicocommunicatie
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid kan worden verbeterd door maatregelen zoals waarschuwings- en alarmeringssysteen en risicocommunicatie (hoe te handelen bij een incident, gebaseerd op de eerder genoemde scenario's). In geval van een calamiteit is het van levensbelang dat de aanwezigen tijdig gewaarschuwd worden.
 
Bovengenoemde punten ten aanzien van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid dienen voor advies te worden voorgelegd aan de regionale Brandweer dan wel de Veiligheidsregio. De aanvullende adviezen van de brandweer of veiligheidsregio dient de gemeente Alkmaar mee te wegen in haar besluitvorming. 
     
Buisleidingen
Het plangebied bevindt zich niet in de buurt van buisleidingen. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op ruim 1 km afstand. De risico’s als gevolg van transporten met gevaarlijke stoffen door buisleidingen vormen geen aandachtspunt voor de planlocatie.
 
Inrichtingen
Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich een risicovolle inrichting in de vorm van een LPG-tankstation.  Het LPG-tankstation valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Op grond van het Bevi en het Revi bedraagt het invloedsgebied 150 meter rondom het LPG-vulpunt en het LPG-reservoir. Verder geldt op grond van de circulaire effectafstanden LPG-tankstations een effectafstand van 160 meter rondom het LPG-vulpunt. Het plangebied is gelegen op 200 meter van het LPG-vulpunt en is gelegen buiten de invloedsgebied van het LPG-tankstation en buiten de effectafstanden. Het plangebied is gelegen buiten het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen. De aanwezigheid van risicovolle inrichtingen vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
 
Conclusie
Gelet op bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen veroorzaakt voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
 
4.8 Bedrijven en milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
 
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komt te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
 
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
 
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek
De appartementen worden gezien als een gevoelige bestemming. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aangetoond te worden dat ter plaatse van gevoelige bestemmingen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De planlocatie bevindt zich in een gebied waar zich zowel woningen, horeca als bedrijven bevinden. Daarnaast ligt het plangebied aan de N9 en het verkeersplein Kooimeer. Daarmee kan gesteld worden dat het plangebied in een gebied ligt met het omgevingstype 'gemengd gebied'. De richtafstanden worden hierdoor verlaagd met één afstandstap, behalve voor het aspect gevaar. De werkelijke afstand is gemeten tot aan de gevel van de beoogde woningen.
 
In de navolgende tabel is staan de milieubelastende activiteiten in de omgeving weergegeven.
   
Activiteit
SBI-2008
Adres
Milieucategorie
Richtafstand
Kortste afstand tot de woningen (m)
Horeca5510, 561, 563Arcadialaan 4 t/m 1010 m30 m
Kantoren63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82Arcadialaan 16  t/m 32 10 m20 m
Kerk9491Rhijnvis Feithlaan 51210 m20 m
Benzineservice-station met LPG < 1000 m3/jr473Rijksweg A9 93.130 m165 m
Stadion931Stadionweg 14.2200 m100 m
 
Zoals in de bovenstaande tabel is af te lezen wordt er voor het grootste deel van de bedrijven rondom het plangebied voldaan aan de gestelde richtafstanden uit de VNG-publicatie. Voor het voetbalstadion van AZ wordt niet voldaan aan de gestelde richtafstand. Door Adviesburo Van der Boom (projectnummer 22-207, d.d. 8 november 2023) is onderzocht welke geluidbelasting ontstaat op het VTC-gebouw t.g.v. de activiteiten bij het AFAS-stadion, zie bijlagen bij toelichting, zie bijlage 5. Op basis van dit onderzoek is door buro SRO aan akoestische beschouwing opgesteld. In deze beschouwing wordt, middels het stappenplan van de VNG, gemotiveerd waarom woningbouw binnen de richtafstanden en in afwijking van de gangbare geluidsniveaus acceptabel worden geacht en daarmee dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. In lijn met de onderbouwing wordt voor de westgevel geborgd dat de gevelwering minimaal 32 dB(A) moet bedragen.
 
In aanvulling op deze beschouwing zal door de gemeente Alkmaar, in het kader van de nog af te geven milieuverguning voor AZ, de noodzakelijke akoestische ruimte voor AZ in de vergunning worden geborgd. Daarmee wordt AZ niet in haar gebruiksmogelijkheden beperkt. 
4.9 Archeologie
Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.
 
Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.
 
Planspecifiek
Het plangebied beschikt in het geldende bestemmingsplan niet over een archeologische dubbelbestemming. De gemeentelijke archeologische verwachtingskaart is op 26 september 2016 samen met de beleidsnota Erfgoed Alkmaar 2016 - 2026 en de Erfgoedverordening Alkmaar vastgesteld door de gemeenteraad. De raad heeft middels deze vaststelling gebieden aangewezen waar archeologische waarden worden verwacht.
 
Op de archeologische verwachtingskaart is voor het plangebied de verwachtingslaag Waarde E opgenomen. Dit betekent dat archeologische maatregelen nodig zijn bij verstoring van meer dan  10.000 m² en meer dan 40 cm diepte. Met de beoogde ontwikkeling worden deze vrijstellingswaarden niet overschreden. Een archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
 
Geconcludeerd kan worden dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
4.10 Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in de diverse ruimtelijke plannen. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
 
De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.
 
Planspecifiek
De (te verwijderen) bebouwing in het plangebied heeft geen monumentale status en is geen beeldbepalend pand. Bij de herontwikkeling zijn geen andere (mogelijk) cultuurhistorisch waardevolle structuren in het geding.
 
Vanuit cultuurhistorie zijn er dan ook geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.11 Boomeffectrapportage
Het beoogde plan voorziet in een volledige herinrichting van het bestaande parkeerterrein. Op het huidige parkeerterrein zijn tien bomen aanwezig. In het kader van de beoogde herinrichting is door Koet Tuin- en Boomzorg onderzocht of één of meerdere bomen behouden kunnen worden, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 9. De onderstaande afbeelding geeft een overzicht weer van de bestaande bomen.
 
Overzicht bestaande bomen
 
Op het midden van het terrein zijn 8 iepen (Ulmus) aanwezig waarvan er twee de iepziekte hebben. De levensverwachting van een boom met iepziekte kan sterk variëren. Iepziekte wordt veroorzaakt door een schimmel en kan leiden tot de verwelking en uiteindelijke dood van iepenbomen. In sommige gevallen kan een iepenboom met iepziekte binnen enkele jaren na de infectie sterven. In andere gevallen kan de boom gedurende meerdere jaren overleven. Over het algemeen kan gesteld worden dat iepenbomen met iepziekte uiteindelijk zullen sterven. De iepen (boom 1 t/m 8 in bovenstaande afbeelding) worden gekapt. Boom 9 en 10, een Abeel en een Veldesdoorn, blijven behouden.
 
Het inrichtingsplan voor het parkeerterrein voorziet in de aanplant van nieuwe bomen. Hiermee krijgt het plangebied een meer groen karakter dan in de huidige situatie. De onderstaande afbeelding laat de beoogde inrichting zien van het parkeerterrein met de daarbij voorziene bomen.
 
Inrichtingstekening parkeerterrein met te kappen en nieuw aan te planten bomen
4.12 Verkeer en parkeren
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeers- en parkeerstructuur in en rondom het plangebied.
 
4.12.1 Verkeer
Voor het maken van een inschatting van de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, zijn kencijfers verkeersgeneratie ontwikkeld. Onder verkeersgeneratie wordt hierbij verstaan de totale hoeveelheid gemotoriseerd verkeer (exclusief openbaar vervoer) die gedurende een gekozen tijdsperiode naar de beoogde ontwikkeling toe rijdt en hiervan wegrijdt.
 
Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen' kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen wat de totale verkeersaantrekkende werking bedraagt.
 
Planspecifiek    
Bestaande situatie
In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als kantorenterrein. Het plangebied is gelegen aan de Rhijnvis Feithlaan binnen de bebouwde kom van de gemeente Alkmaar. De ontsluiting vindt plaats direct op de Rhijnvis Feithlaan en de Arcadialaan. Voor een kantoor met een oppervlakte van ca. 7.000 m² geldt conform CROW-publicatie 381 'commerciële dienstverlening (kantoor zonder baliefunctie)' een verkeersgeneratie van 392 verkeersbewegingen per etmaal, uitgaande van de categorieën 'rest bebouwde kom' en 'sterk stedelijk'.
 
Ontwikkeling
Voor de beoogde situatie geldt dat het bestaande kantoor wordt gesaneerd en daarvoor in de plaats worden 79 appartementen verdeeld over een tweetal bouwblokken gerealiseerd. De ontsluiting wordt gewijzigd maar zal aan de Arcadialaan en Rhijnvis Feithlaan blijven. Echter treedt er door de functiewijziging van kantoor naar wonen een verandering op qua verkeersgeneratie. Uitgaande van de 'rest bebouwde kom' en 'sterk stedelijk'.
 
Soort woningAantal appartementenVerkeersgeneratieTotaal aantal
Huur,appartement,midden/goedkoop
(incl.sociale huur)
  79                             3,6                 284,4                           
  
Voor een berekening van de verkeersgeneratie als gevolg van het realiseren van 79 appartementen is tevens gebruikgemaakt CROW-publicatie 381. De beoogde ontwikkeling voorziet in een verkeersgeneratie van ca. 285 verkeersbewegingen per etmaal. Ten opzichte van de bestaande situatie treedt hierin een afname op. Er kan geconcludeerd worden dat de verkeersbewegingen voor geen belemmering zorgen. 
 
4.12.2 Parkeren
Het benodigde of gewenste aantal parkeerplaatsen bij ruimtelijke ontwikkelingen kan worden bepaald op basis van parkeerkencijfers of op basis van parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers van de verwachte parkeerbehoefte. Parkeernormen staan voor het aantal vereiste parkeerplaatsen per type bestemming. Op basis van deze parkeernormen wordt parkeerbeleid veelal vormgegeven.
 
Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen' richtlijnen voor parkeernormen. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen of voorzien wordt in voldoende (auto)parkeerplaatsen. Voorts voorziet de publicatie in minimale voorwaarden voor parkeervoorzieningen.
 
Gemeentelijk beleid
De gemeente van Alkmaar heeft voor de berekening en waarborging van voldoen parkeerplekken van motorvoertuigen binnen de Parkeernormennota Alkmaar 2020-2027 opgesteld. Op basis van deze nota zal de verwachte parkeerbehoefte worden berekend.
 
Planspecifiek   
Door de gemeente Alkmaar is de ‘Parkeernormennota 2020-2027’ opgesteld, er wordt gesteld dat een nieuwe ontwikkeling in beginsel moet voldoen aan de minimumnorm. Deze is gebruikt om de parkeerbehoefte te berekenen, uitgaande van de parkeernorm horende bij het gebiedstype 'overig'. Het parkeren moet integraal en voor alle functies binnen het gebied (kantoren, restaurant en hotel) worden opgelost. Het parkeren is geconcentreerd op maaiveld tussen de nieuwe bouwblokken. Daarnaast is er een ondergrondse parkeergarage aanwezig. Hiervan uitgaande zijn de volgende parkeerplaatsen benodigd:
 
  Parkeerplaatsen         
bestaand parkeeraanbod Victory Building locatie (inclusief kelder)
162
parkeeraanbod nieuwe VTC locatie 182
Totaal parkeeraanbod344
 
Zie bijlagen bij toelichting, bijlage 8  voor de parkeerberekening. In totaal zullen er 344 parkeerplekken voor het gebied beschikbaar zijn. Uit de parkeerberekening komt dat de parkeervraag op het maatgevend moment 344 parkeerplaatsen benodigd zijn. Dit kan opgevangen worden met de te realiseren parkeerplaatsen. De onderstaande afbeelding laat het parkeerterrein zien met het benodigd aantal parkeerplaatsen.
 
Inrichtingstekening met het aantal parkeerplaatsen
 
Geconcludeerd kan worden is dat parkeren geen belemmering zorgt voor het voorgenomen plan.
4.13 Winderhinder
Windhinder bij hoogbouw is een belangrijk en veelvoorkomend fenomeen in stedelijke omgevingen. Windhinder kan variëren van ongemak en geluidsoverlast tot ernstige veiligheidsproblemen. Het begrijpen van de oorzaken van windhinder bij hoogbouw en het ontwikkelen van effectieve maatregelen om het te minimaliseren is essentieel om het comfort en de veiligheid van stadsbewoners te waarborgen en de duurzaamheid van hoogbouwprojecten te bevorderen. Het beoogde bouwplan kent een bouwhoogte van meer dan 25 meter. Voor dergelijke bouwwerken is het van belang inzicht te krijgen of, als gevolg van het bouwplan, er windhinder kan ontstaan.
 
pm onderzoek
5 Juridische planbeschrijving
5.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
 
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
 
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
5.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
5.3 Planregels
Voor het opstellen van de planregels is uitgegaan van de gemeentelijke standaard. Op deze wijze beschikt de gemeente over zoveel als mogelijk uniforme plannen.
 
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.
 
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemming op alfabetische volgorde. Ook dit hoofdstuk kent een standaardopbouw:
  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
5.4 Wijze van bestemmen
Bij het opstellen van de regels is aangesloten op de methodiek zoals dat gangbaar is in Alkmaar. Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
 
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor zowel water als groen. 
 
Wonen
Aan de te realiseren appartementengebouwen is de bestemming 'Wonen' toegekend. Er zijn twee bouwvlakken aangeduid, waarbinnen de twee appartementengebouwen moeten worden opgericht. Voor de verschillende appartementengebouwen zijn verschillende bouwhoogten opgenomen. Het aantal appartementen wordt geregeld in de regels en een aanvullende aanduiding op de verbeelding. Verder is de aanduiding gestapeld opgenomen binnen de bouwvlakken.
 
Leiding - Water
Voor de gronden met de bestemming Leiding – Water geldt dat deze primair mede bestemd zijn voor een waterleiding. Bouwen op deze gronden is mogelijk, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden.
 
Waarde – Archeologie E
Om mogelijke archeologische erfgoed te behouden, is de bestemming 'Waarde – Archeologie E' opgenomen. Binnen het aangegeven gebied dient een onderzoek plaats te vinden om te bepalen of er archeologische overblijfselen aanwezig zijn en of deze in gevaar kunnen komen bij ingrepen die dieper gaan dan 0,40 meter over een oppervlakte groter dan 10.000 m². Het oppervlak en de diepte zijn cumulatieve voorwaarden, wat betekent dat als de ingreep kleiner is dan de vrijgestelde diepte of oppervlakte, archeologisch onderzoek niet vereist is.
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro of naar aanleiding van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, 3°van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.
 
In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is. 
Planspecifiek
Het uitvoeren van het project heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. De financiële verantwoordelijkheid voor het project en het daarbij horende risico wordt volledig gedragen door de initiatiefnemer. De gemeente zal ten behoeve van het project met de initiatiefnemer de afspraken vastleggen.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
  
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2.1 Participatie
Voor de beoogde ontwikkeling is een participatieplan opgesteld door de initiatiefnemer. Dit plan is met de gemeente Alkmaar besproken en door hen goedgekeurd
 
Het participatietraject is in november 2022 van start gegaan met een 1e informatie bijeenkomst voor omwonenden. Omwonenden en belanghebbenden zijn aangeschreven met een uitnodigingsbrief en nadien is een nieuwsbrief bij ieder adres gepost met een verslaglegging van de eerste bijeenkomst. De nieuwsbrief en contactgegevens van de initiatiefnemer zijn gepubliceerd op een website. De website is in de nieuwsbrief kenbaar gemaakt. De bevindingen van omwonenden en belanghebbenden zijn opgesomd in een participatierapport incl. een voorstel voor de te nemen maatregelen. Dit document is als bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan. 
6.2.2 Wettelijk vooroverleg
In het kader van het wettelijke vooroverleg is het concept plan toegezonden aan verschillende instanties. Van 10 instanties is een reactie ontvangen. De reacties en antwoorden hierop zijn opgenomen in de reactienota vooroverleg. Dit stuk is als bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan.