direct naar inhoud van Regels
Plan: De Staalmeester Schermerweg 33
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00197-0305

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan De Staalmeester Schermerweg 33 met identificatienummer NL.IMRO.0361.BP00197-0305 van de gemeente Alkmaar.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Verbeelding

De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan-huis-verbonden beroep/bedrijf

Een praktijkruimte, kantoor, webwinkel, atelier, kapsalon, schoonheidssalon of hondentrimsalon, logies met ontbijt en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies welke in een woning worden uitgeoefend, alsmede een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten door de gebruiker van de woning en dat niet onder de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepaling omgevingsrecht valt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde prostitutie en seksinrichtingen.

1.7 Atelier

Werkplaats in het bijzonder voor creatieve activiteiten/werkzaamheden op het gebied van:

  • creatieve zakelijke dienstverlening: reclame en grafische bedrijven, architecten, industriële ontwerpers;
  • multimedia: bedrijven die in hoofdzaak producten maken of diensten verlenen op het gebied van beeld, geluid, gaming en tekst met gebruikmaking van radio, televisie, computer, internet, mobiele telefonie, print en evenementen;
  • toegepaste kunsten: audiovisuele en fotografiebedrijven, dienstverlenende bedrijven tbv de kunsten, mode en interieurbedrijven;
  • autonome kunsten: zoals beeldend kunstenaar, muzikanten, theatermakers;

waarbij tevens kunstwerken, producten en/of creatieve activiteiten/werkzaamheden tentoongesteld en verkocht kunnen worden al dan niet in samenhang met het geven en organiseren van cursussen, workshops en exposities etc.

1.8 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 Bedrijf

Een onderneming in hoofdzaak gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel (maximaal 20% van het totale bruto vloeroppervlak) van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.10 Begane grond

De begane grond is de onderste (eerste) bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een (parkeer)kelder.

1.11 Bestaand
  • a. bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan legaal aanwezig is, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een melding of vergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;

  • b. bestaand gebruik:

het gebruik dat legaal bestaat ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.12 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.16 Bouwlaag

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en (parkeer)kelder.

1.17 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.19 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 Bruto vloeroppervlak (bvo)

De som van het product van de afstand tussen de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren per bouwlaag, niet inbegrepen balkons, loggia's en galerijen.

1.22 Consumentenvuurwerk

Vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3 en dat krachtens het Vuurwerkbesluit (AMvB d.d. 22 januari 2002) is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.23 Dakterras

Een buitenruimte op een (plat) dak met bijbehorende afrastering en vloerconstructie ten dienste van de bewoners van de erop aansluitende woning(en) en/of functies.

1.24 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 Dienstverlening

Commerciële activiteiten met een baliefunctie voor de verrichting van diensten aan of ten gerieve van het publiek, niet zijnde detailhandel. Dienstverlening omvat zowel persoonlijke als zakelijke dienstverlening.

1.26 Entree

Een bouwwerk ten behoeve van de toegang tot een gebouw.

1.27 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.29 Horeca

Een bedrijf of instelling, uitgezonderd een seksinrichting, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.

1.30 Horeca categorie 1 (discotheek, nachtclub, bar-dancing)

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.31 Horeca categorie 2 (café, grand-café, café-restaurant)

Een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.32 Horeca categorie 3 (restaurant, lunchroom)

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.33 Horeca categorie 4 (snackbar, cafetaria, ijssalon, shoarmazaak)

Een horecabedrijf gelijk te stellen horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van kleine etenswaren voor consumptie ter plaatse en buiten, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken.

1.34 Huishouden

De zelfstandige bewoning van een woning door één of meer personen, die op een duurzame, gemeenschappelijke wijze samenwonen en er hun hoofdverblijf hebben, en die gezamenlijk gebruik maken van voorzieningen zoals woonkamer, keuken, toilet en badkamer.

1.35 Insteek van de watergang

Het knikpunt tussen maaiveld en talud

1.36 Kamerverhuur

Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.37 Kantoor

Ruimte die, of complex van ruimten dat, door indeling en inrichting is gebouwd en/of geschikt is voor administratieve, zakelijke of maatschappelijke dienstverlening zonder een publieksaantrekkende functie.

1.38 Kunstwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civiel-technische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.39 Loopbrug

Een al dan niet overdekte verbinding tussen twee gebouwen, gebouwd vanaf ten minste de tweede bouwlaag.

1.40 Maatschappelijke voorzieningen

Jeugd/kinderopvang, zorgwoningen en eerstelijnszorgvoorzieningen, zoals huisarts, fysiotherapie, tandarts, ergotherapie, apotheek, wijkverpleging/thuiszorg.

1.41 Maatvoeringsvlak

Een op de verbeelding aangegeven vlak die binnen een bestemmingsvlak de grens aangeeft tussen verschillende bouwhoogtes.

1.42 Mobiliteitshub

Een gebouw waarin diverse vormen van vervoersvormen samenkomen, al dan niet gecombineerd met voorzieningen.

1.43 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van op het openbare net aangesloten voorzieningen, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.44 Peil

De gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

1.45 Plint

Een ruimte gelegen achter de gevel aan de straatzijde op de begane grond, welke qua invulling en architectuur overwegend onderscheidend is ten opzichte van de boven gelegen bouwlagen.

1.46 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.47 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.48 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.49 Voorgevelrooilijn

Een denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens ligt.

1.50 Webwinkel

Detailhandel via internet, waarbij sprake is van opslag van goederen die hoofdzakelijk elders worden bezorgd en waar een afhaalpunt voor publiek aanwezig kan zijn, waarbij er geen sprake is van een showroom.

1.51 Woning

Een zelfstandige woonruimte, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.52 Zorgwoning

Een woning voor de huisvesting van personen voor wie in het kader van de algemene dagelijkse levensverrichtingen hulp of begeleiding nodig is van huishoudelijke, sociale, sociaal-medische of medische aard.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Insteek van de watergang

De insteek van de watergang dient te worden gemeten vanaf het knikpunt tussen het maaiveld en talud van de watergang.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt, met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding van overkragende balkons niet meer mag bedragen dan 2,5 meter met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder n.
  • b. de overschrijding van luifels ter voorkoming van windhinder niet meer dan 5 meter mag bedragen.
  • c. de overschrijding van voorzieningen tegen geluid en hittestress (bijvoorbeeld groene gevel) niet meer dan 5 meter mag bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal 300 woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep / bedrijf;
  • b. dienstverlening en kantoren tot een maximum van 3.000 m2 bvo, met dien verstande dat voor kantoren geldt dat zelfstandige kantoren tot maximaal 750 m² bvo per kantoor is toegestaan, met een maximum van 3.000 m² bvo per gebouw;
  • c. maatschappelijke voorzieningen tot een maximum van 3.000 m2 bvo;
  • d. horeca in de categorieen 3 en 4 tot een maximum van 150 m2 bvo;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - mobiliteitshub' uitsluitend een mobiliteitshub;

met dien verstande dat:

  • f. de maximale oppervlakte van alle onder sub b t/m d bedoelde functies niet meer dan 5.000 m2 bvo mag bedragen;
  • g. woningen in de plint niet zijn toegestaan met uitzondering van entrees voor woningen op bovenliggende bouwlagen;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - niet wonen begane grond', met dien verstande dat de diepte van de plint minimaal 4 m bedraagt gemeten vanaf de binnen deze aanduiding gelegen voorgevel;
    • 2. de voorgevel van de plint mag ook achter de aanduiding ''specifieke vorm van gemengd - niet wonen begane grond' worden gerealiseerd; ook dan bedraagt de diepte van de plint vanaf de voorgevel minimaal 4 meter;
  • h. er voldoende parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd conform het bepaalde in lid 12.1;

met de daarbijbehorende:

  • i. erven;
  • j. parkeervoorzieningen buiten de mobiliteitshub, als bedoeld onder e;
  • k. loopbruggen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. ontsluitingswegen; waarbij de hoofdontsluiting van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' plaats mag vinden;
  • n. voet- en rijwielpaden;
  • o. waterlopen en waterpartijen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. ondergrondse afvalcontainers;
  • r. bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'sba-1' bedraagt het maximale m2 bvo van gebouwen per bouwlaag:
    • 1. 850 m2 op de eerste 5 bouwlagen;
    • 2. 550 m2 op de 6e en hogere bouwlagen;
  • d. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'sba-2' bedraagt het maximale m2 bvo van gebouwen per bouwlaag:
    • 1. 1.000 m2 op de eerste 5 bouwlagen;
    • 2. 700 m2 op de 6e en hogere bouwlagen;
  • e. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'sba-3' bedraagt het maximale m2 bvo van gebouwen per bouwlaag 1.000 m2 en voor de begane grondlaag 1.100 m2;
  • f. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'sba-4' bedraagt het maximale m2 bvo van gebouwen per bouwlaag
    • 1. 900 m2 op de eerste 4 bouwlagen;
    • 2. 650 m2 op de 5e en hogere bouwlagen;
  • g. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'sba-5' bedraagt het maximale m2 bvo van gebouwen per bouwlaag 250 m2;
  • h. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'sba-6' bedraagt het maximale m2 bvo van het gebouwen per bouwlaag:
    • 1. 1.000 m2 op de eerste 5 bouwlagen;
    • 2. 900 m2 op de 6e t/m 10e bouwlaag;
    • 3. 800 m2 op de 11e en hogere bouwlagen. Hier dient de gevellijn evenwijdig aan de Schermerweg terug te liggen;
  • i. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'sba-6' dient het gebouw aan minimaal twee zijden minimaal 2 meter terugliggend te zijn ten opzichte van de onderliggende bouwlagen, met dien verstande dat aan minimaal één zijde van het gebouw de terugliggende bouwlaag vanaf de 6e bouwlaag moet liggen ten opzichte van de onderliggende bouwlagen;
  • j. loopbruggen als directe verbinding met de mobilityhub (al dan niet overdekt) naar een naastgelegen woonblok, mits gesitueerd vanaf de 4e bouwlaag. Hierbij geldt dat er maximaal 1 verbinding per woonblok naar de mobilityhub mag worden gerealiseerd;
  • k. de afstand tussen hoofdgebouwen onderling dient minimaal 10 meter te bedragen;
  • l. het dak van de gebouwen mag worden ingericht en gebruikt als dakterras, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:
    • 1. dakterrassen alleen zijn toegestaan op daken die plat zijn afgedekt;
    • 2. hekwerken zijn toegestaan:
      • van maximaal 1,50 meter, gemeten vanaf de te realiseren terrasvloer;
      • op minimaal 1,50 meter afstand van de dakrand, een kleinere afstand is toegestaan mits het hekwerk als onderdeel van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd;
  • m. van uitkragende balkons aan het hoofdgebouw mag:
    • 1. de diepte uit de betreffende gevel van het hoofdgebouw niet meer dan 2,5 m bedragen, met dien verstande dat de diepte van de balkon gelegen op de 1e bouwlaag (niet zijnde begane grond) niet dieper dan 1,8 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van balkonafscheidingen tussen de balkons onderling niet meer dan 2 m bedragen en de overige balkonafscheidingen niet meer dan 1,2 m bedragen;
    • 3. de minimale onderdoorgang op maaiveld ter plaatse van de openbare weg en openbaar terrein mag niet minder bedragen dan 3,5m;
    • 4. de afstand tussen tegenover elkaar liggende balkons mag niet minder dan 6 m bedragen;
  • n. de minimale afstand tussen gebouwen bedraagt 10 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande erfafscheidingen om de privacy tussen bewoners waarborgen een hogere bouwhoogte mag bedragen, mits voldaan wordt onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale hoogte van deze afscheiding bedraagt 2 m;
    • 2. de maximale afstand van deze afscheiding vanaf de gevel van het woongebouw bedraagt 2 m;
    • 3. gelegen tussen erven van woningen.
  • b. de bouwhoogte van installaties ten behoeve van duurzame energieopwekking mag ten hoogste 5,00 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan anders dan erf- en terreinafscheidingen als bedoeld in sub a.

3.2.3 Voorwaardelijke verplichting windklimaat

Het oprichten van een gebouw met een bouwhoogte van meer dan 30 meter conform de bestemming is uitsluitend toegestaan indien:

  • a. bij de aanvraag omgevingsvergunning middels een windonderzoek dat voldoet aan de NEN 8100 ‘Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving’ wordt aangetoond dat sprake is van een aanvaardbaar windklimaat;
  • b. de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen, zoals die uit het onderzoek als bedoeld onder a naar voren zijn gekomen worden gerealiseerd, en deze in stand worden gehouden.

3.2.4 Voorwaardelijke verplichting onderhoudsstrook
  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk dient ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - obstakelvrije zone' voldaan te worden aan de eis dat gemeten vanaf de insteek van de watergang een obstakelvrije zone van 3 meter aanwezig is bedoeld voor het onderhoud van een naastgelegen watergang. Het niet voldoen aan en het niet in stand houden van deze obstakelvrije zone wordt gerekend tot strijdig gebruik.
  • b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gestelde onder a als door belanghebbenden wordt aangetoond dat een smallere obstakelvrije zone acceptabel is en het Waterschap hiermee akkoord is.

3.2.5 Voorwaardelijke verplichting aanvullend akoestisch onderzoek

De woningen zoals bedoeld in lid 3.1 sub a voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde, alsmede aan de voorwaarden in het besluit waarmee de hogere grenswaarde is vastgesteld, zoals opgenomen in bijlage 17 van de toelichting van het bestemmingsplan, en de geluidbelasting op de gevel van de woning mag niet meer bedragen dan maximaal is toegelaten op grond van de Wgh.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Aan huis verbonden beroep / bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep / bedrijf als ondergeschikte activiteit bij een woonfunctie gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel mag alleen plaatsvinden als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep / bedrijf;
  • d. de activiteit mag geen inrichting zijn die is vermeld in Bijlage 1 onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad.

3.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. kamerverhuur;
  • b. de bewoning van een woning door meer dan één huishouden;
  • c. detailhandel, met uitzondering van detailhandel als bedoeld in lid 3.3.1 onder c;
  • d. de opslag en verkoop van professioneel vuurwerk;
  • e. de opslag en verkoop van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • f. prostitutie;
  • g. seksinrichting;
  • h. inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken aan huis verbonden beroep-bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.1 sub a ten behoeve van een verruiming van het maximale oppervlak dat mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep-bedrijf tot een maximum van 100 m².

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigen van het maximum aantal woningen algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Gemengd' wijzigen en het maximum aantal woningen als bedoeld in artikel 3.1, sub a verhogen, mits:

  • a. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • b. er voldaan wordt aan de ladder voor duurzame verstedelijking;
  • c. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid conform artikel 12.1;
  • d. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • e. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.

3.5.2 Wijzigen maximum oppervlakte niet woonfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Gemengd' wijzigen en het maximum aantal bvo voor niet woonfuncties als bedoeld in artikel 3.1 sub b, c, d en f verhogen, mits:

  • a. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • b. er voldaan wordt aan de ladder voor duurzame verstedelijking;
  • c. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid conform artikel 12.1;
  • d. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • e. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.

3.5.3 Wijzigen mobiliteitshub

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Gemengd' wijzigen en ter plaatse van het vlak met de aanduiding 'mobilitietshub' als bedoeld in artikel 3.1 sub e meer woningen toestaan dan opgenomen in artikel 3.1 sub a, mits:

  • a. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • b. er voldaan wordt aan de ladder voor duurzame verstedelijking;
  • c. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid conform artikel 12.1, met dien verstande dat de parkeerplaatsen niet op het eigen terrein behoeven te worden gerealiseerd;
  • d. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • e. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.
3.6 Voorwaardelijke verplichting Kavelpaspoort

Het oprichten van bebouwing is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan het kavelpaspoort, zoals opgenomen in 'Bijlage 1 Kavelpaspoort De Staalmeester'.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. waterlopen en waterpartijen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. beeldende kunst;
  • e. kunstwerken;
  • f. (ondergrondse) afvalcontainers;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken;
  • h. voet- en fietspaden;
  • i. nutsvoorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden ten behoeve van speelvoorzieningen en onderhoud gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 30 m3 per gebouw;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • c. overhangende balkons, verbonden met hoofdgebouwen die direct grenzen aan gronden met de bestemming 'Groen', zijn toegestaan. Artikel 3.2.1 sub h is van overeenkomstige toepassing op de afstand tussen overhangende balkons.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 6 meter.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen onderhoud en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
  • b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, behorende bij deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. prostitutie.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. oeverstroken;
  • e. infiltratievoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. beeldende kunst;
  • h. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. paden;
  • k. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 6 meter.

5.2.3 Specifeke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. prostitutie.

Artikel 6 Waarde - Archeologie E

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie E' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden
  • b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover de dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is artikel 12.2 Schema van volgorde dubbelbestemmingen van toepassing.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Er mag slechts worden gebouwd, indien vooraf door de aanvrager een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag wordt verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
    • 1. het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag vastgesteld programma van eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden met een maximale diepte van 0,40 meter en een maximum oppervlak van 10000 m².
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijking verlenen van het bepaalde onder 6.2 sub a voor de bouw van bouwwerken onder de voorwaarden, dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • b. het bevoegd gezag bij de afweging omtrent de afwijking toepassing geven aan de criteria als genoemd onder 6.2 sub a, dan wel dat voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld onder 6.4 is verleend;
  • c. alvorens de afwijking wordt verleend door het bevoegd gezag advies is ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  • d. het bepaalde in de onderliggende bestemming onverminderd van toepassing blijft.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de onder 6.1 bedoelde bestemmingen de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen, en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, tenzij deze worden uitgevoerd in het kader van archeologische opgravingen volgens een door het bevoegd gezag vastgesteld archeologisch Programma van Eisen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen en houtgewas;
  • d. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk;
  • e. de aanleg van een drainage ongeacht de diepte.

6.4.2 Toegestane werken

Het onder 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. zich in een reeds opgegraven gebied bevinden, zulks uitsluitend ter beoordeling door de gemeentelijk archeoloog;
  • d. werkzaamheden waarbij de grondverstoring plaatsvindt in een gebied kleiner dan 10.000 m² en op minder dan 0,40 meter diepte.

6.4.3 Voorwaarden

Een vergunning als bedoeld onder 6.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de onder 6.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd, dat voldoet aan de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. voldaan is aan de volgende verplichtingen die aan de vergunning kunnen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag vastgesteld programma van eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve de daarvoor aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover de dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is artikel 12.2 Schema van volgorde dubbelbestemmingen van toepassing.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de onder 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. op grond van de Keur van de waterbeheerder dient, alvorens kan worden gestart met de bouwwerkzaamheden, contact te worden opgenomen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, zodat kan worden beoordeeld of voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden een ontheffing van het Keur benodigd is.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2. De vergunning kan worden verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkering belang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Algemene bepaling over ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden,
behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

9.2 Toegestane bouwhoogte techniek

Technische voorzieningen op het dak of parkeerdek, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, warmte-installaties e.d., zijn toegestaan, mits:

  • a. het bepaalde in lid 2.7 in acht wordt genomen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld waarbij de afstand van de installaties op minimaal 1,5 meter afstand van de dakrand gesitueerd dient te worden dan wel vanaf maaiveld niet zichtbaar zijn.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld in a, met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van antennemasten voor telecommunicatie, mits het grondoppervlakte ten hoogste 5% van het dakvlak bedraagt;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • e. het bepaalde in het plan en toestaan dat nutsvoorzieningen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 35 m³ bedraagt.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Voldoende parkeergelegenheid

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd, dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij dient voldaan te worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de 'Parkeernormennota 2020-2027', dan wel het alsdan geldende parkeernormenbeleid.

12.2 Schema van volgorde dubbelbestemmingen

Indien en voor zover op gronden meerdere van de dubbelbestemmingen als geregeld in de artikelen 6 en 7 gelden, zijn voor zover de voor die dubbelbestemmingen geldende regels ten aanzien van bebouwing of gebruik niet met elkaar verenigbaar zijn, de regels van toepassing die gelden voor de dubbelbestemming met de hoogste prioriteit volgens de volgorde die is aangegeven in onderstaand schema:

Doeleinden   Artikelnummer   Volgorde van toepassing  
Waterstaat - Waterkering   7   1  
Waarde - Archeologie   6   2  
12.3 Klimaatadaptatieregels
  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk dient op eigen terrein ten minste voldaan te worden aan de klimaatadaptieve bepalingen uit het beleidsplan Klimaatadaptatie 2024-2028 (Bijlage 2). Het niet voldoen aan en het niet in stand houden van deze bepalingen wordt gerekend tot strijdig gebruik.
  • b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gestelde onder a als door belanghebbenden wordt aangetoond dat het vasthouden aan de bepalingen zal leiden tot onevenredige nadelige gevolgen en de te nemen maatregelen onevenredig zijn in verhouding tot de te dienen doelen.
  • c. In het geval de klimaatadaptieve bepalingen worden aangepast, houden Burgemeester en wethouders rekening met deze aanpassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'De Staalmeester Schermerweg 33'.