Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Picassolaan 201 in Alkmaar
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0361.BP00178-0305

Toelichting

 
hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Ter plaatse van het voormalige Ahrend-kantoor, aan de Picassolaan 201, bestaat het initiatief om het plangebied te transformeren van een locatie voor kantoren naar een woonlocatie. Initiatiefnemer, Van Wijnen Projectontwikkeling Noord B.V., wil het bestaande kantorengebouw slopen en hiervoor in de plaats een drietal appartementengebouwen realiseren, met ruimte voor maximaal 146 woningen.
 
Het initiatief past echter niet binnen de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan 'Alkmaar Zuid-West'.  Op dit moment is het plangebied voorzien van de bestemming 'Kantoor'. Om de hierboven geschetste ontwikkeling mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld, waarbinnen de bestaande bestemming 'Kantoor' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'.  Dit bestemmingsplan heeft als doel een nieuw en actueel planologisch-juridisch kader te bieden dat sturing biedt bij de toekomstige ontwikkeling van het gebied.
 
Door middel van een principeverzoek is de beoogde ontwikkeling reeds ambtelijk besproken, waarbij in hoofdlijnen positief is gereageerd op de voorgenomen ontwikkeling door het college van burgemeester en wethouders. Er wordt rekening gehouden met de aandachtspunten zoals die voortkomen uit het bestuurlijke overleg. Dat betreft met name het aandeel sociale woningen van 1/3, het parkeren en de communicatie met de buurt.
    
1.2 Ligging
Het plangebied is gelegen aan de Picassolaan in de gemeente Alkmaar. Het plangebied is kadastraal bekend onder sectie E, perceel 6498 en 6499. Het gebied beslaat een oppervlakte van 8.705 m², waarop zich thans een L-vormig kantoorpand bevindt. Dit voormalige Ahrend-pand staat reeds geruime tijd leeg.
 
Het plangebied ligt in het westelijk deel van de stad en wordt begrensd door de Picassolaan, de Aert de Gelderlaan en de Martin Luther Kingweg (N9). 
 
Navolgende afbeeldingen tonen de globale ligging en de globale begrenzing van het plangebied.
  
Globale ligging plangebied - rood omcirkeld (bron: Google Maps)  
 Globale begrenzing plangebied - rood omkaderd (bron: Google Maps)  
1.3 Geldend bestemmingsplan
Voor de planlocatie aan de Picassolaan geldt het bestemmingsplan 'Alkmaar Zuid-West' vastgesteld op 16 mei 2013 door de gemeente Alkmaar en het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren 2018, vastgesteld op 13 april 2018 door de gemeente Alkmaar.
 
De gronden binnen het plangebied hebben grotendeels de bestemming ‘Kantoor'. Het puntje van het zuidwestelijke deel van het plangebied heeft de bestemming 'Water'. Naast de enkelbestemmingen zijn deze gronden voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Binnen de bestemming 'Kantoor' is een bouwvlak opgenomen met een maximum bebouwingspercentage van 60% en een maximum bouwhoogte van 25 meter.
     
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen. Op grond van de Keur van de waterbeheerder dient, alvorens kan worden gestart met de bouwwerkzaamheden, contact te worden opgenomen met de waterbeheerder, zodat kan worden beoordeeld of voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden een ontheffing benodigd is of niet;.
 
Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van het geldende bestemmingsplan.
  
Uitsnede geldend bestemmingsplan - plangebied rood omkaderd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)  
Om de beoogde ontwikkeling te realiseren dient de bestemming 'Kantoor' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' in samenhang met een aanpassing van het bouwvlak in een drietal bouwvlakken, welk de contouren van de beoogde gebouwen volgt. Het voorliggende bestemmingsplan dient het juridisch kader te vormen voor de herontwikkeling van het plangebied, waarin de realisering van appartementengebouwen mogelijk wordt gemaakt.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de bestaande en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en de (milieu)wetgeving. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot komt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.
hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande situatie
Binnen het plangebied bevindt zich een leegstaand L-vormig kantoorpand, evenwijdig aan de Aert de Gelderlaan en de N9. Het huidige kantoorgebouw bestaat uit geclusterde eenheden van drie bouwlagen. Het gebouw ligt excentrisch op de locatie tegen het kruispunt met de N9, waardoor het gebouw op ruime afstand ligt ten opzichte van de bestaande woonomgeving. Een hoekpunt vormt een hoogte-accent, het gebouw heeft hier een bouwhoogte van 25 meter.  De rest van het perceel is grotendeels verhard ten behoeve van de ontsluiting en het parkeren en er is enige ruimte voor een groene aankleding. De toerit tot het perceel bevindt zich aan de Picassolaan. Aan de kant van de Aert de Gelderlaan en aan de N9 grenst het plangebied aan een watergang, met een bijbehorende nutsvoorziening.
 
De verkeersontsluiting is via de Picassolaan, vanaf de Picassolaan is de N9 bereikbaar.   
 
Aanzicht plangebied links vanaf de Picassolaan en rechts vanaf de N9 (bron: Google Streetview)
Het plangebied kent een groen karakter, deze ontstaat door het omliggende groen; brede groenstroken langs de N9, groen profiel van de Aert de Gelderlaan en het groene karakter van het aanliggende COA-terrein. Aan de Picassolaan ontbreekt een groene afscheiding met de locatie. De locatie wordt aan twee zijden begrensd door watergangen op twee niveaus. De Hoevervaart is door zijn maat, uitstraling, historie en ecologie de belangrijkste watergang. Het talud naast de Hoevervaart is aangemerkt als waterkering.
 
Het plangebied wordt in hoofdzaak omgeven door woonbebouwing. Het gaat hierbij om rijenwoningen met twee lagen en een kap en om gestapelde bebouwing met 3 tot 5 bouwlagen. Verder zijn in de aangrenzende zone tussen de Aert de Gelderlaan en de Mesdaglaan een tweetal gebouwen aanwezig waarvan één met religieuze functie en één woongebouw voor begeleid wonen. Grenzend aan de zuidoostzijde van het plangebied, aan de Picassolaan 9, ligt het voormalig COA-terrein.
2.2 Beoogde ontwikkeling
Het plan bestaat uit een groene scheg langs de Picassolaan, met tussen deze groene scheg en de N9 drie woongebouwen. Deze woongebouwen zijn op een meer informele setting ten opzichte van elkaar en de omgeving gepositioneerd.
 
Aan de N9 bevinden zich twee woongebouwen. Achter deze twee blokken komt het derde blok. Dit derde blok is gesitueerd aan de groene scheg, welke is gesitueerd aan de Picassolaan. De twee blokken aan de N9 zorgen voor reductie van de geluidhinder op het derde blok en op de bestaande bebouwing langs de Picassolaan.
 
De groene scheg aan de Picassolaan is een grote, groene ruimte vanaf de Hoevervaart naar de achterliggende wijk en zorgt voor een groene buffer tussen de bestaande bebouwing en de nieuwbouw.
 
Het totale bebouwingsensemble heeft twee hoogte-accenten. Het eerste hoogte-accent ligt aan de groene zijde van het COA-terrein aan de N9 (zuidwestzijde). Het tweede hoogte-accent bevindt zich aan de nieuwe groene scheg aan de Hoevervaart, nabij de nieuwe waterpartij. Het accent zorgt hier voor een duidelijke beëindiging van de groene scheg aan het water. Daarnaast zorgt dit hoogte-accent voor zichtbaarheid van het plan vanaf de Aert de Gelderlaan. Tussen deze twee hoogte-accenten ligt het lagere derde blokje aan de groene scheg.
In het stedenbouwkundig plan staat de bebouwing op ruime afstand van de huidige bebouwing van de Picassolaan (van ca. 45m tot ca. 72m). De bouwhoogte loopt op van 6 bouwlagen (ca. 18,5m) aan de groene scheg tot 6-8 bouwlagen (tot 24,5m) aan de N9.  
  
Onderstaande afbeelding tonen impressies van de beoogde ontwikkeling. 
 
 
 
Impressie van de beoogde situatie aan de Picassolaan (bron: BBHD architecten) 
Sturen op kwalitatieve verbetering van bestaande structuren en verbinding met de omgeving
Het stedenbouwkundig plan is een doorzetting in structuur van de aanwezige meer losse bebouwing aan de oostzijde van de Aert de Gelderlaan. Ook is aansluiting gezocht met de ruimtelijke structuur van het COA-terrein. De groene scheg zorgt in een bajonetvorm voor een ruimtelijk verbinding met de groene zone van het COA-terrein. De configuratie van de nieuwe bebouwing met het nieuwe groen heeft daarmee goede uitgangspunten voor een mogelijk verbinding met het COA-terrein in de toekomst. Hierdoor kan er ruimtelijk gezien één plangebied aan deze zijde van de Picassolaan ontstaan. Het stedenbouwkundig plan voegt kwaliteit toe aan de bestaande omgeving. Hierdoor is het plan een kwalitatieve verbetering en een kwalitatieve toevoeging in de bestaande structuren.
 
Gebruik maken van landschappelijke kwaliteiten en groene uitstraling
Het bestaande groene karakter van de N9 wordt in het stedenbouwkundig model behouden.  De nieuwe groene scheg wordt ingezet als uitloopgebied voor de wijk en heeft door ligging aan de Picassolaan een open karakter en een goede bereikbaarheid vanuit de buurt. Daarnaast is deze groene scheg door ligging en grootte in structuur te koppelen met aangrenzende groengebieden van het COA-terrein en het groene profiel van de Aert de Gelderlaan. Door deze koppeling worden ecologische verbindingen versterkt. Door de groene scheg te positioneren aan de Picassolaan ontstaat er ook distantie tussen de bestaande en de nieuwe bebouwing. Het groene karakter van de Picassolaan wordt daardoor versterkt.
 
Bebouwing in plan oriënteert zich op de kwaliteiten van de plek
De bebouwing van het stedenbouwkundig plan oriënteert zich op de kwaliteiten van de plek; de groenzone van het COA-terrein, het landschap van het buitengebied, de nieuwe waterpartij aan Hoevervaart én de nieuwe groene scheg aan Picassolaan.
 
Opdeling van bouwvolumes en geen gesloten bebouwingswand langs Ring
De drie gebouwen staan op ruime afstand van de bestaande woonomgeving, waardoor het bestaande open groene karakter van de Picassolaan gehandhaafd blijft en wordt versterkt.  De drie gebouwen staan op afstand van elkaar, zodat er doorzichten mogelijk zijn. Door de configuratie van de gebouwen aan de N9 ontstaat er geen bebouwingswand langs de N9. De twee blokken aan de N9 zijn zo gesitueerd dat de geluidhinder op blok 3, de goene scheg en de omliggende woonomgeving wordt verminderd.  De bouwblokken worden horizontaal en verticaal opgedeeld (hoogteverschillen en parcellering), waardoor de bouwmassa wordt verzacht.
 
Parkeren is ondergeschikt, groenbeeld en verblijfskwaliteit zijn leidend
In het stedenbouwkundig plan is het groene karakter van de scheg geoptimaliseerd. Er is zo min mogelijk verharding en geen parkeren aanwezig. Langs de Picassolaan komen wel parkeerplaatsen, die horen dan ook meer bij de Picassolaan dan bij de groene scheg.
Het parkeren tussen gebouwen wordt bereik door één informele doorsteek. Parkeren op maaiveld in deze ruimte is uit het zicht van de omgeving door de omliggende bebouwing. Parkeren onder gebouwen zal door een groen talud zoveel mogelijk uit het zicht worden genomen.
 
Plan speelt in op klimaatadaptatie
Klimaatadaptatie is het proces waarbij de samenleving zich aanpast aan het actuele of verwachte klimaat en de effecten daarvan, om de schade die gepaard kan gaan met klimaatverandering te beperken en de kansen
die de klimaatverandering biedt te benutten. De groene scheg met een nieuwe waterpartij biedt mogelijkheid voor klimaatadaptatie. Aan de Hoevervaart is de groene scheg breed en kan samen met de Hoevervaart een interessant groen watergebied komen. Ook zijn ecologische verbindingen met bestaande groengebieden mogelijk.
 
Waterafvoer
Het duurzaam afvoeren van regenwater en voorkomen van wateroverlast is actueler dan ooit. Ontwikkelingen zoals de klimaatverandering, toenemende verstedelijking en veranderende wetgeving zetten het belang van effectief regenwaterbeheer steeds hoger op de agenda. Van het gehele dakoppervlak van de te realiseren woongebouwen, wordt het hemelwater afgevoerd naar zogenoemde infiltratiekratten, welke onder het parkeerterrein worden aangelegd. De infiltratiekratten zorgen voor buffering van hemelwater en vertraagde afvoer naar het omliggende gebied. Bij hevige regenval heeft het een systeem een noodoverstort naar het bestaande riool van de gemeente Alkmaar. De kerngedachte van het infiltratiesysteem is om gereinigd regenwater weer terug te brengen in de natuurlijke waterkringloop. Dit voorkomt overbelasting van riolen en waterzuiveringsinstallaties. Bovendien heeft het een positieve invloed op de grondwaterhuishouding (bufferingdroogtestress). Het gebied aan de Picassolaan is goed geschikt voor de toepassing van het systeem gezien de grondslag bestaande uit zand. Zand zorgt voor
een goede opname en heeft ook een infiltrerende werking.
 
Hittestress-verkoeling
Er zijn tal van verkoelende maatregelen te nemen. Zo zorgt bewegend water voor verkoeling, maar ook de wind kan worden ingezet. De drie woongebouwen staan op voldoende afstand van elkaar, waardoor warmte tussen de blokken door de wind kan worden meegevoerd. Daarnaast ligt het meer besloten binnengebied grotendeels in de schaduw van de gebouwen. De appartementen worden goed geïsoleerd. Grote glasvlakken op zuidgerichte gevels zullen worden voorkomen. Omdat er ook dove gevels zijn, wordt in uitwerking goed aandacht besteed aan natuurlijke ventilatie en doorspuibaarheid van de appartementen.
 
Een andere belangrijke maatregel tegen hitte is meer groen. Meer groen verlaagt de omgevingstemparatuur. De groene scheg, de groene taluds en de half-verharding voor parkeren in het stedenbouwkundig ontwerp zorgen voor een substantiële bijdrage aan het terugdringen van het hitteeffect. Het groen is daarnaast goed voor waterafvoer bij extreme buien, zorgt voor een rijke biodiversiteit, vermindert luchtvervuiling en dempt geluidshinder.
 
Relatie tot de omgeving
In de toekomstige situatie staat de bebouwing op een afstand van ca. 45 m en 73 m van de Picassolaan. Het eerste hoogte-accent ligt aan de groene zijde van het voormalig COA-terrein aan de N9 (zuidwestzijde). Het tweede hoogte-accent bevindt zich aan de nieuwe groene scheg aan de Hoevervaart, daarnaast zorgt dit hoogte-accent voor zichtbaarheid van het plan vanaf de Aert de Gelderlaan. De twee blokken aan de N9 zorgen voor reductie van de geluidhinder op het derde blok en op de bestaande bebouwing langs de Picassolaan.  
 
Woningbouwprogramma
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 146 appartementen. De appartementen zijn opgedeeld in 33 2-kamerappartementen van 45 tot 55 m² gebruiksoppervlak (verder: GBO), 85 2-kamerappartementen van 60 tot 70 m² GBO en tot slot 28 grotere 2- of 3-kamerappartementen van 75 tot 80 m² GBO. De appartementen zullen bestaan uit huurappartementen en koopappartementen, waarvan in totaal 1/3 bestaat uit sociale koop. De appartementen krijgen een eigen buitenruimte in vorm van balkon of loggia. 
 
Onderstaande tabel toont een overzicht van het woningbouwprogramma per gebouw.
 
Type woningenBlok 1Blok 2
Blok 3
45 - 55 m² GBO3300
60 - 70 m² GBO235210
75 - 80 m² GBO01315
Totaal566525
     
Parkeren
Het parkeren is geconcentreerd op maaiveld tussen de nieuwe gebouwen en onder de gebouwen op maaiveld. Deze overdekte parkeerlaag wordt zoveel mogelijk uit het zicht genomen. In totaal worden er 162 parkeerplaatsen gerealiseerd. Dit is conform de gemeentelijke parkeernormen. Gezien de doelgroep kan er ook ruimte worden gereserveerd voor deelauto’s.
hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd.
 
Planspecifiek
De herontwikkeling van de planlocatie Picasssolaan heeft voornamelijk raakvlak met de nationale belangen omtrent de leefomgeving. Deze opgaven betreffen het realiseren van een goede, gezonde en veilige leefomgeving en zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften. De herontwikkeling heeft een positieve invloed op de gezonde leefomgeving omdat plaats komt voor bereikbare woningen. Deze woningen sluiten aan op de regionale en gemeentelijke woonbehoeften. Daarnaast wordt een goede en veilige leefomgeving  geborgd in het projectgebied.
    
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:
  1. Rijksvaarwegen
  2. Mainportontwikkeling Rotterdam
  3. Kustfundament
  4. Grote rivieren
  5. Waddenzee en waddengebied
  6. Defensie
  7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  8. Elektriciteitsvoorziening
  9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  10. Ecologische hoofdstructuur
  11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
Het Barro geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming.
  
Planspecifiek
De in het Barro juridisch verankerde nationale belangen hebben geen van allen betrekking op het plangebied of de ontwikkelingen die daar zijn gepland. Het Barro vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.  
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' die op 1 juli 2017 in werking is getreden.
 
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro als volgt omschreven:
  1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
  2. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
  3. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Planspecifiek  
Stedelijke ontwikkeling
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. In het voorliggende geval is sprake van een 'stedelijke ontwikkeling'; dit dient getoetst te worden aan de ladder. Het gaat hier om een herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied, waarbij een leegstaande kantorenlocatie plaats maakt voor woningen.
 
Behoefte
Bij een stedelijke ontwikkeling dient aangetoond te worden dat er behoefte is aan de ontwikkeling binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied. De aard en de omvang van de stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt. De omvang van de stedelijke ontwikkeling betreft maximaal 146 appartementen verdeeld over een drietal appartementengebouwen met een bouwhoogte van maximaal 8 bouwlagen. Een bestaand kantoorpand wordt gesloopt ten behoeve van de ontwikkeling.
 
De behoefte aan de woningen komt nader aan bod in toelichting paragraaf 3.3.2. Op basis daarvan is de conclusie gerechtvaardigd dat voldaan wordt aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
 
Stedelijk gebied
De definitie van het bestaand stedelijk gebied is het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. Onderhavige ontwikkeling vindt volledig plaats binnen het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1 ,eerste lid onder h, van het Besluit ruimtelijke ordening. Naast de woningen zijn er in de buurt eveneens een veelheid aan voorzieningen, winkels, kleine bedrijfjes en een voormalig asielzoekerscentrum aanwezig. De wijk is goed bereikbaar via de rondweg N9 en regionale uitvalswegen, evenals met het openbaar vervoer.
   
3.2 Provinciaal beleid
 
3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050
De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. Bij voorgenoemde doelen zijn de volgende ambities opgesteld:
 
Gebruik van de leefomgeving
  1. Economische transitie: een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor. De provincie biedt ruimte aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
  2. Wonen en werken: woon- en werklocaties dienen beter met elkaar in overeenstemming te zijn. Woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends.
  3. Mobiliteit: inwoners en bedrijven van Noord-Holland kunnen zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt verplaatsen.
  4. Landschap: het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Energietransitie
De ambitie van de Provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op hernieuwbare energie.
 
Daarnaast wordt er met de Omgevingsvisie NH2050 geprobeerd om een richting uit te zetten om houvast te bieden naar de onzekere toekomst. Daarvoor wordt een aantal bewegingen naar de toekomst toe benoemd:
  1. Noord-Holland in beweging: Op weg naar een economisch duurzame toekomst
  2. Dynamisch schiereiland: Benutten van een unieke ligging
  3. Metropool in ontwikkeling: Vergroten agglomeratiekracht door het ontwikkelen van een samenhangend internationaal concurrerend metropolitaan systeem
  4. Sterke kernen, sterke regio's: Sterke kernen houden regio's vitaal
  5. Nieuwe energie: Economische kansen benutten van energietransitie
  6. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: vergroten van biodiversiteit en ontwikkelen van een economisch duurzame agrifoodsector
Er wordt in de Omgevingsvisie NH2050 uitgegaan van het principe ‘lokaal wat kan, regionaal wat moet’. Hierbij wordt gelet op de diversiteit aan regio's en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.
 
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling, de sloop van het bestaande kantoorgebouw en de realisatie van 146 appartementen, wordt aansluitend op het stedelijk gebied mogelijk gemaakt. Met de bouw van drie appartementengebouwen en de sloop van het voormalige Ahrend-kantoorgebouw wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van de kern van Alkmaar. Hierbij wordt het gebruik van bestaand stedelijk gebied geoptimaliseerd.
 
Er zijn verder geen bijzondere bepalingen van toepassing vanuit de Omgevingsvisie NH 2050.
  
3.2.2 Omgevingsverordening NH2020
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 22 oktober 2020 de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn de eerste stappen gezet om de ambities, ontwikkelprincipes en sturingsfilosofie uit de Omgevingsvisie, vastgesteld op 19 november 2018, vorm te geven en wordt er een start gemaakt met werken in de geest van de Omgevingswet. Echter valt de Omgevingsverordening NH2020 nog onder de huidige wet- en regelgeving.
 
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn alle regels van de provincie die gaan over de fysieke leefomgeving samengevoegd. Merendeel van de regels in deze verordening zijn vrijwel ongewijzigd gebleven ten opzichte van de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2010. Echter zijn een aantal onderdelen wel gewijzigd of nieuw. Belangrijke gewijzigde en nieuwe onderdelen zijn het Landelijk gebied, Bijzonder provinciaal landschap, de mogelijkheden voor kleinschalige woningbouw in landelijk gebied en de ruimte voor windenergie in de MRA regio. De omgevingsverordening heeft de volgende doelstellingen:
  • het bereiken van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit te bereiken;
  • het behoud en herstel van de biologische diversiteit;
  • het in standhouden en doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.  
Daarnaast is het doel om de provinciale regels in meer samenhang en op een meer overzichtelijke manier kenbaar te maken.
 
Planspecifiek
In artikel 6.3 van de Omgevingsverordening NH2020 wordt gesteld dat een ruimtelijk plan uitsluiten kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakt schriftelijke afspraken. In toelichting paragraaf 3.3.1 is ingegaan op de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Hieruit blijkt dat het plangebied zich binnen het stedelijk gebied bevindt en wordt de behoefte aan nieuwe woningen aangetoond. Hiermee kan geconcludeerd worden dat het plan past binnen de behoefte van de regio. 
 
In artikel 6.77 van de Omgevingsverordening is bepaald dat  ter plaatse van regionale waterkeringen het plan voorziet in een regel waarmee waterkerende functie wordt beschermd. Het plangebied ligt in zijn geheel binnen een gebied die is aangewezen als regionale waterkering. Ter bescherming is voor het volledige plan een dubbelbestemming opgenomen. In het kader van de aanvraag Omgevingsvergunning voor het bouwen zal de waterbeheerder betrokken worden bij de aanvraag. Nieuwe ontwikkelingen binnen deze zone kunnen indien de waterbeheerder en de provincie hier mee kan instemmen. De planontwikkeling ziet op sloop van kantoorbebouwing en nieuwbouw van 3 woongebouwen.
 
Verder zijn er geen relevante aanvullende eisen ten aanzien van het voorgenomen plan vanuit de Omgvingsverordening NH2020 waarmee gesteld kan worden dat het plan in overeenstemming is met het provinciale ruimtelijke beleid.
 
3.2.3 Provinciale Woonvisie 2010 - 2020
Op 25 mei 2010 is de Provinciale Woonvisie 2010-2020 'Goed Wonen in Noord-Holland' vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Holland. De woonvisie is een verdere uitwerking van de (inmiddels vervallen) structuurvisie, waarin de kwaliteit van wonen centraal staat.
 
De doelstelling voor 2020 is dat de inwoners van Noord-Holland beschikken over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu. Om hiertoe te komen zijn de volgende drie speerpunten benoemd:  
  1. betere afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten en vooral voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning;
  2. betere afstemming van voorzieningen in de woonomgeving op de vraag van bewoners;
  3. verbetering van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.
De provincie zet zich hierbij vooral in op de rol van procesleider, aanjager en expert. Vanuit deze rol stuurt de provincie aan op het maken van bestuurlijke afspraken in de Regionale Actie Programma's. In deze actieprogramma's worden de speerpunten en opgaven uit de woonvisie nader uitgewerkt.    
Het plangebied valt binnen het Regionaal Actie Programma voor de Regio Alkmaar. In toelichting paragraaf 3.3.2 wordt op dit actieprogramma verder ingegaan.
 
3.2.4 Monitor woningbouw 2019
Op 1 november 2019 is de Monitor Woningbouw 2019 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord- Holland.
De Monitor Woningbouw wordt jaarlijks ter informatie naar Provinciale Staten gestuurd. De monitor is de basis voor het bestuurlijk voortgangsoverleg tussen de provincie en de regio’s over hun regionale woonafspraken. Het belangrijkste doel van de monitor is het inzichtelijk maken van de voortgang bij het bereiken van woningbouwdoelstellingen, nu en in de toekomst. De basis van de monitor wordt gevormd door de doelstellingen, uitkomsten en afspraken in de regionale actieprogramma's.
 
De totale netto plancapaciteit is in 2019 voor Noord-Holland 395.800 woningen. Dit is 15.900 woningen lager dan in 2018. Deze afname zit voornamelijk in de zachte plannen in Noord-Holland Zuid. In Noord-Holland Noord is de plancapaciteit gestegen ten opzichte van vorig jaar met 10.700 woningen.
 
In het Regionaal Actie Programma Regio Alkmaar, toelichting paragraaf 3.3.2, heeft de regio Alkmaar als doelstelling 14.260 woningen tot 2020 opgenomen. De jaarlijkse productie ligt tot op heden lager dan de in de RAP opgenomen doelstelling. De netto groei en het aantal afgegeven omgevingsvergunningen is de laatste jaren stabiel. Een sterke daling van de productie zoals in veel andere regio's is hierdoor niet te verwachten. De actuele verwachting is dat in 2016 de achterstand op de opgave ongeveer 800 woningen bedraagt. De doelstelling in het RAP is beduidend hoger dan de recente provinciale bevolkingsprognose (woningbehoefte van circa 3.500 woningen in de periode 2016-2020). De achterstand is daarmee niet problematisch omdat de daadwerkelijke behoefte lager ligt dan waar, bij het opstellen van het RAP is uitgegaan. Wat betreft de planvoorraad en de betaalbaarheid komt de verhouding in de plannen overeen met de doelstellingen.
  
3.3 Regionaal beleid
3.3.1 Regionale Woonvisie Regio Alkmaar 2013 - 2020
De Regionale woonvisie Regio Alkmaar, vastgesteld op 3 juli 2013, legt kaders vast voor de lokale woonvisies van de gemeenten en geeft richting voor afspraken met marktpartijen. Daarbij wordt voldoende ruimte overgelaten om op de lokale behoefte in te spelen. De woonvisie geeft richting en zorgt ervoor dat gemeenten van elkaar weten wat ze doen en waar ze elkaar kunnen aanvullen en versterken. Hiermee wordt voorkomen dat onderlinge concurrentie ontstaat en kansen in de regio onbenut blijven.
 
De Regio Alkmaar wil een aantrekkelijke regio zijn waar de huidige en toekomstige inwoners graag willen blijven wonen en een gewenste wooncarrière kunnen maken. In de regio is geen sprake van krimp. Tot 2040 groeit de bevolking nog (tot ca. 290.000, tegen 272.000 nu). Daarnaast zal het aantal huishoudens met name door gezinsverdunning nog flink groeien (136.000 huishoudens in 2040, tegen 119.000 nu). Dit betekent dat mensen steeds meer alleen gaan wonen en steeds minder in gezinsverband. Het aandeel 75+ zal verdubbelen. Deze demografische ontwikkeling (groei aandeel 75+) leidt tot een toename naar de vraag van wonen met zorg tot 2040 aangezien de 75- plussers relatief veel zorg behoeven. totaal bedraagt de opgave voor de regio Alkmaar 10.000 woningen tot 2020. Kwantitatief zijn er verstedelijkingsafspraken gemaakt die prestatieafspraken bevatten tussen Rijk en regio’s voor de periode 2010-2020. Voor Noord-Holland zijn deze afspraken vastgelegd in twee gebiedsdocumenten, i.c. het regionaal actieprogramma Wonen (RAP) zoals beschreven in toelichting paragraaf 3.3.2.
 
Op basis van de woonvisie geldt bij nieuwbouw regionaal een percentage van minimaal 30% sociale woningbouw. Dit betreffen huurwoningen met een huurtoeslaggrens van maximaal € 681,02 (later gewijzigd naar 710,68) of koopwoningen bereikbaar voor inkomens tot € 48.000,- (prijspeil 2013). Dit mag/kan per gemeente dus hoger of lager uitvallen en kan variëren tussen huur dan wel koop, mits regionaal afgestemd. Regionaal is dus afgesproken de huidige balans te handhaven en de bereikbaarheid binnen de totale voorraad te beschermen voor de doelgroep door het percentage van 30% na te streven. De genoemde 30% is in het coalitie akkoord vertaald naar 1/3 van een bepaald programma.
 
Planspecifiek  
De locatie aan de Picassolaan is opgenomen op de website www.plancapaciteit.nl onder nummer 126 met een programma van 145 woningen. Het project is ook opgenomen in de regionale woningbouwprogrammering die de gemeenten in Regio Alkmaar in februari 2020 hebben vastgesteld ten behoeve van de regionale afstemming bedoeld in de PRV en de bijbehorende Uitvoeringsregeling. Deze programmering is per brief van 12-2-2020 aangeboden aan de provincie Noord-Holland. De provincie heeft per brief van 31 maart 2020 de ontvangst bevestigd en aangegeven dat de woningbouwafspraken in Regio Alkmaar voldoen aan de PRV en de Uitvoeringsregeling. Het plan voorziet in 1/3 sociale woningbouw. Daarmee past het programma binnen de gemaakte regionale afspraken.
3.3.2 Regionaal Actie Programma Regio Alkmaar
De provincie Noord-Holland en alle gemeenten in Noord-Holland hebben met elkaar regionale actieprogramma's wonen opgesteld. Hiermee geven zij uitvoering aan de Provinciale Woonvisie 2016 - 2020. In de regionale actieprogramma's wonen staan per regio afspraken over het aantal te bouwen woningen en de kwaliteit ervan. Deze afspraken zijn nader kwalitatief uitgewerkt in de Regionale Woonvisie, zie toelichting paragraaf 3.3.1. Op het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is het Regionale Actie Programma (RAP) Regio Alkmaar van toepassing 2016-2020. Het RAP is verder uitgewerkt in het daarop volgende rapport Woningbouwafspraken en Programmering.
 
Kwantiteit
De regio Alkmaar heeft in zijn totaliteit tot 2020 ongeveer 13.000-14.000 woningen in de planning zitten. Om de, door de provincie geprognosticeerde, regionale huishoudensontwikkeling te faciliteren moeten er tot 2020 echter 14.260 woningen in de planning worden opgenomen. In de regio Alkmaar is dus geen sprake van een overplanning, maar zelfs van een klein tekort. Dit vult de regio vooralsnog niet in, omdat het aantal geprognosticeerde onttrekkingen niet op voorhand overal haalbaar wordt geacht.
 
Kwaliteit
Wat betreft de kwaliteit van de woningen wordt het volgende gesteld:
  • de behoefte aan levensloopbestendige woningen (of nultredenwoningen) bedraagt tot 2000 circa 6.600 woningen, zowel in nieuwbouw als in de bestaande voorraad;
  • binnen de regio worden afspraken gemaakt met woningcorporaties om te voorzien in de behoefte aan sociale huurwoningen;
  • de behoefte aan middeldure huur is en wordt groter dan voorheen. Het aanbod in de middeldure huur wil de regio vergroten.
Volgens het RAP is voor de stad Alkmaar een uitbreidingsbehoefte van 3.159 woningen tot 2026. Daarnaast is de indicatieve ladderruimte voor plannen die binnen 10 jaar worden gerealiseerd 582. De ontwikkeling van de 146 appartementen kan voor een deel in deze behoefte voldoen. De kwalitatieve behoefte aan nultredenwoningen zorgt ervoor dat er wordt tegemoet gekomen aan de toenemende vergrijzing in de regio.
 
Daarnaast bestaat de ontwikkeling uit 1/3 sociale koopwoningen waarmee wordt voldaan aan deze voorwaarde uit de RAP. Deze woningen hebben een oppervlak van tussen de 50 en 65 m². Tenslotte voldoet de ontwikkeling eveneens aan een verbetering van aanbod aan middeldure huur, gezien er tevens appartementen zijn voorzien van tussen de 70 en 80 m².
 
De locatie aan de Picassolaan is opgenomen in het overzichtsmodel voor de plancapaciteit onder nummer 126. Een programmareservering van 146 woningen is gedaan. Het voorgenomen plan is derhalve in lijn met de regionale woonvisie. 
 
In de rapportage 'Bevolkingsprognose Noord-Holland 2019 - 2040' voorziet de provincie Noord-Holland een woningbehoefte voor de periode 2019-2030 een woningbehoefte van 2.550 woningen. Het beoogde plan voorziet in een deel van deze opgave.
3.4 Gemeentelijk beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Alkmaar 2040
Op 5 oktober 2017 heeft de gemeente Alkmaar haar omgevingsvisie Alkmaar 2040 vastgesteld. Daarin worden de kaders geschetst waarbinnen de gemeente om wil gaan met ontwikkelingen die zich voordoen. De omgevingsvisie is een integraal strategisch document dat zich richt op het versterken van de omgevingskwaliteit van de stad en omliggende dorpen.
 
De gemeente heeft in de omgevingsvisie haar ambities voor de stad en het buitengebied geformuleerd voor bewoners en bezoekers. Naast de ambities voor de ontwikkeling van de stad Alkmaar wordt in de omgevingsvisie ingezet op een toekomstbestendig en innovatief landelijk gebied. 
 
De omgevingsvisie zet in op een compacte stad.  Alkmaar maakt optimaal gebruik van de schaalgrootte van de stad en beschouwt de relatief kleine schaal van de stad als duidelijk pluspunt. De keuze om niet verder uit te breiden, houdt het omringende landelijk gebied vrij van stedelijke bebouwing.  De keuze voor een compacte stad houdt in dat alle stedelijke ontwikkelingen worden opgevangen in de bestaande stad. Op termijn leidt dit tot verdere verdichting van de stad. Uitgangspunt is daarom dat verdichting geen doel op zich is, maar alleen acceptabel is wanneer deze bijdraagt aan de structurele kwaliteit van de stad en daarmee de omgevingskwaliteit positief beïnvloedt. Het plan voorziet in verdichting die bijdraagt aan de structurele kwaliteit en de omgevingskwaliteit positief beïnvloedt.
 
In de omgevingsvisie is voor de korte termijn opgenomen dat de gemeente kiest voor een vermindering met 20% van CO2 emissie in 2020 en dat de nieuwbouw in de nabije toekomst energieneutraal is. Voor de langere termijn geldt een energie neutrale regio Noord-Holland Noord in 2040 welke in 2050 geheel aardgasvrij moet zijn.
 
Het voorliggende plan gaat mee in deze ambities.
   
3.4.2 Welstandsnota Alkmaar
In de 'Welstandsnota Alkmaar' staat het beleid en de toepassing van dat beleid beschreven op het onderdeel welstand. Bouwplannen worden getoetst aan welstand. In de nota zijn de criteria opgenomen waaraan getoetst wordt. De criteria hangen af van het soort bouwwerk en het gebied waar dit bouwwerk in gerealiseerd wordt. 
 
Planspecifiek  
Het voorliggende plangebied maakt in de welstandsnota deel uit van het gebied De Hoef, een regulier welstandsgebied. De Hoef is een planmatige uitbreidingswijk uit de jaren zestig met clusters laagbouw, middelhoogbouw en hoogbouw aan overwegend groene straten. Verspreid over de wijk komen verschillende voorzieningen voor, zoals scholen, zorgfuncties en een winkelcomplex.  
  • gebouwen maken deel uit van een stedenbouwkundig patroon;
  • bouwmassa’s zijn afgestemd op de samenhang in het cluster;
  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn eenvoudig maar degelijk;
  • materialen en kleuren zijn degelijk;
  • nieuwe gebouwen en gebouwen met bijzondere functies wijken afhankelijk van hun ligging af van de gebruikelijke massa, opbouw en vorm zonder de samenhang in de oorspronkelijke structuur te verstoren. 
Bij de verdere (architectonische) uitwerkingen zal rekening worden gehouden met de welstandscriteria. Al vroeg in het plan proces is het overleg gestart met de welstandscommissie. In samenspraak met alle betrokken partijen is afgesproken dat voor deze specifieke ontwikkeling aanvullend een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan wordt verankert aan dit bestemmingsplan. Op deze wijze wordt de beoogde ruimtelijke kwaliteit ook juridisch geborgd.
3.4.3 Beleidsnota Erfgoed 2016 - 2026
Bij het behoud van het cultureel erfgoed gaat het om het geheel van boven- en ondergrondse monumenten, straatbeelden, samenhangende bebouwing, stratenpatronen, pleinen, waterwegen, historische groenpartijen etc. Alkmaar is per slot van rekening een monumentale gemeente. Dat wil niet zeggen dat de ontwikkeling van die gemeente stilstaat. Dat is ook in het verleden nooit zo geweest. Het beleid heeft daarom, naast behoud, vooral ook tot doel om de cultuurhistorie als kwaliteitskenmerk in te brengen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Waar wordt voortgeborduurd op de historische ontwikkeling van de stad en haar ommeland behoudt zij haar kwaliteit, terwijl ook aan de eisen van een moderne centrumgemeente kan worden voldaan.
 
Om dit beleid gestalte te kunnen geven is een gedegen kennis van de cultuurhistorische waarden van essentieel belang. De afgelopen jaren is deze kennis flink toegenomen. Monumenten en beeldbepalende panden zijn geïnventariseerd en aangewezen, onderzoek op het gebied van archeologie, architectuurhistorie en bouwhistorie hebben belangrijke gegevens opgeleverd over de geschiedenis van de stad en haar bewoners. Door onderzoek blijft de kennis groeien en leidt dit steeds tot nieuwe inzichten.
 
Het beleid richt zich op een integrale benadering van te onderzoeken of te ontwikkelen objecten en gebieden. De initiatiefnemer krijgt hierdoor snel een heldere eenduidige visie.
 
Archeologie
Per 1 juli 2016 vervangt de Erfgoedwet een deel van de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die de fysieke leefomgeving betreffen, gaan naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2021 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2018. Voor archeologie betreft dit met name verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. De uitgangspunten van het verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met de archeologie.
 
In toelichting paragraaf 4.9 worden de consequenties voor het plan op het gebied van archeologie beschreven.
3.4.4 Notitie Mogelijkheden transformatie leegstaande kantoor- en bedrijfspanden in Alkmaar
Op 29 september 2015 is een notitie naar mogelijkheden van transformatie van leegstaande kantoor- en bedrijfspanden in Alkmaar opgesteld. Dit naar aanleiding van het coalitieakkoord 2015 - 2018. In deze notitie is de situatie met betrekking tot transformatie van leegstaande kantoor- en bedrijfsgebouwen geschetst. Het laat zien dat er al diverse succesvolle transformaties zijn uitgevoerd, maar ook dat flexibel bestemmen voordelen biedt voor het nog verder stimuleren van transformatie van leegstaande panden. Het geeft initiatiefnemers meer mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. De gemeente heeft daarbij een faciliterende rol, maar kan zich ook actief inzetten om met partijen in gesprek te gaan en om eigen beleidsdoelen te realiseren. Transformatie hangt echter niet alleen af van de inzet van de gemeente. Ook andere betrokken partijen spelen een belangrijke rol bij het succesvol transformeren van gebouwen.
 
Inventarisatie
De leegstaande kantoor- en bedrijfspanden in Alkmaar zijn in beeld gebracht. Diverse panden zijn al succesvol getransformeerd naar een nieuwe functie. Voor een aantal panden vindt momenteel overleg plaats over mogelijkheden voor transformatie. Om het transformeren van leegstaande panden nog verder te stimuleren is per locatie aangegeven aan welke nieuwe functies gedacht kan worden. Om het zicht op de leegstand te houden en daarop proactief te kunnen reageren is jaarlijkse monitoring van belang.
 
Betrokken partijen
Naast het planologisch kader is ook de positie van de eigenaar van belang. Kan en wil de eigenaar zijn pand transformeren. De gemeente heeft hierop weinig invloed. Met stimuleringsmaatregelen kan de gemeente eigenaren hooguit proberen te motiveren in beweging te komen. Voor eigenaren die bereid zijn tot transformatie is het van belang dat de gemeente een toegankelijk loket heeft zoals het Ondernemersloket. Het faciliteren van initiatiefnemers via het Ondernemersloket wordt gewaardeerd. Het is van belang dit op peil te houden en eventueel uit te breiden.
 
Planologie
Nieuwe ontwikkelingen moeten worden voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Voor een transformatie naar de bestemming Wonen is onderzoek nodig op het gebied van o.a. kwalitatieve en kwantitatieve vraag en aanbod, geluidbelasting, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Aan de hand daarvan wordt beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Voor het planologische kader kan gekozen worden voor een bestemmingsplan dat flexibiliteit biedt voor in de toekomst of voor een afwijkingsprocedure wanneer sprake is van een concreet plan.
 
Planspecifiek
Het kantorengebouw aan de Picassolaan 201 staat genoemd in deze notitie als leegstaand kantoor dat geschikt is voor transformatie. De mogelijke functiewijziging die genoemd wordt, is die van kantoor naar wonen en gemengde functies. In voorliggend geval wordt het bestaande kantoor gesloopt en wordt het gehele plangebied getransformeerd naar woningbouw. Met de sloop van het bestaande kantoorgebouw wordt het eenvoudiger woningen te realiseren die voldoen aan de hedendaagse woonwensen en de gestelde eisen vanuit het Bouwbesluit. Met dit bestemmingsplan wordt deze sloop nieuwbouw mogelijk gemaakt.
3.4.5 Programma Duurzaam Alkmaar 2016-2020
Op 24 maart 2016 heeft de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar ingestemd met het nieuwe Programma Duurzaam Alkmaar 2016 - 2020. Belangrijke uitgangspunten daarin zijn de regionaal vastgestelde duurzaamheidsdoelstellingen: 
  • 20% CO2 reductie in 2020 (tov 2008). 
  • 20% energiebesparing in 2020. 
  • 20% duurzame energieopwekking in 2020 
Planspecifiek
Het voorgenomen plan, de realisatie van 146 appartementen, voldoet aan het Bouwbesluit (EPC van 0,4). Dit is mogelijk middels het treffen van maatregelen, zoals het goed isoleren van de gebouwen. Bovendien zullen de woningen gasloos worden uitgevoerd. Hiermee wordt aangesloten op de landelijke ambitie om nieuwbouwwoningen op een andere manier te laten verwarmen dan met aardgas.
3.4.6 Groenbeleidsplan Alkmaar 2017-2027
Het Groenbeleidsplan beschrijft de visie en ambitie van de gemeente op het (openbare) groen in de gemeente Alkmaar, voor de periode 2016-2026.  Groen is essentieel voor een duurzame, gezonde en prettige omgeving. De
diversiteit aan groen in het stedelijk gebied, de dorpen en het omliggende landschap vormt een waardevol geheel. Het groen in Alkmaar draagt positief bij aan een goede leefkwaliteit. Groen draagt bij aan:
 
  1. De identiteit van de leefomgeving.
  2. Bevorderen van de gezondheid van mens en milieu.
  3. Behoud en versterken van biodiversiteit.
  4. Realiseren van een klimaatbestendige gemeente. 
Vanuit de bovenstaande gedachte wordt ingezet op het behoud en versterken van de groene indentiteit van de stad.
 
Planspecifiek
Met de ontwikkeling van het gebied wordt rekening gehouden met de geformuleerde ambities door de gemeente. Dit komt tot uiting in de groene scheg binnen het gebied en de toevoeging van water. Daarnaast wordt ook met de verdere inrichting van de buitenruimte beoogd groen toe te voegen. Daarmee is het initiatief passend binnen het Groenbeleidsplan.
hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten
4.1 Milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
  1. het plan of besluit is direct m.e.r.- plichtig;
  2. het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.- beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 ‘plannen’ geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
  3. het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
  4. de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.- (beoordelings)plicht.
Sinds 16 mei 2017 geldt er een directe werking van het Europees recht. Daarom is per 7 juli 2017 het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, moet:
  • door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld;
  • het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden;
  • de initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen (Artikel 7.28 Wet milieubeheer).
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a Wm zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing.
 
Planspecifiek
Uit toetsing aan het Besluit m.e.r. volgt dat het besluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan valt onder mogelijkheid c. Het besluit bevat namelijk wel een activiteit uit kolom 1 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen), maar er wordt niet voldaan aan de gegeven drempelwaarde van 2000 of meer woningen. De voorgenomen ontwikkeling omvat 145 appartementen en blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde van 2.000. Er kan daarmee worden afgezien van een m.e.r.-beoordeling en volstaan kan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
  1. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  2. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet toch een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht in hoofdstuk 4. Tezamen met de overige hoofdstukken vormen deze paragrafen de zogenaamde aanmeldingsnotitie in het kader van het Besluit m.e.r.. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van een ontwikkeling die geen belangrijke negatieve gevolgen heeft op het milieu. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De huidige onderzoeken geven voldoende inzicht in de milieugevolgen om een gewogen besluit omtrent dit bestemmingsplanen een eventueel op te stellen m.e.r. Het opstellen van een milieueffectrapportage zal geen verder inzicht verschaffen op de relevante milieuaspecten.
 
Op basis van deze plantoelichting, welke gezien kan worden als aanmeldingsnotitie, kan geconcludeerd worden dat een m.e.r.-beoordeling niet vereist is. Volstaan wordt met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.   
4.2 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • verzorgingstehuizen;
    • psychiatrische inrichtingen;
    • medisch centra;
    • poliklinieken;
    • medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
 
Planspecifiek  
De ontwikkeling ligt binnen de bebouwde kom van Alkmaar binnen de geluidzone van de Martin Luther Kingweg op ca. 45 m uit de as van de weg. Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dienen de geluidsbelastingen op de gevels van de appartementen te worden onderzocht en getoetst. Door Landstra bureau voor bouwfysica is op 28 maart 2019 een eerste verkennend onderzoek naar de geluidsbelasting uitgevoerd, zie bijlagen bij toelichting bijlage 1. Op basis van dit eerste onderzoek is verkennend of, met het nemen van extra maatregelen, voldaan kan worden aan het hogere waarden beleid van de gemeente Alkmaar. In reactie op deze 1e memo is door de gemeente aangegeven dat een woningbouwontwikkeling op deze locatie geluidstechnisch mogelijk is.
 
Vervolgens is door Noorman Bouw- en milieu-advies een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het wegverkeer, zie bijlagen bij toelichting bijlage 5.
 
De geluidbelasting vanwege de Martin Luther Kingweg N9 bedraagt ten hoogste Lden = 65 dB, inclusief
aftrek conform artikel 110g van de Wgh. De maximale ontheffingswaarde van Lden = 53 dB wordt op de gevels van een groot deel van de appartementen overschreden. De betreffende gevels moeten “doof” worden uitgevoerd en/of worden voorzien van anderszins geluidwerende voorzieningen. Dit laatste heeft, vanwege de eis uit het gemeentelijk geluidbeleid dat iedere woning de beschikking dient te hebben over een geluidluwe gevel, tot doel de geluidbelasting op de te openen delen terug te brengen naar maximaal 48 dB. Voor de appartementen waarop de geluidbelasting lager is dan de maximale ontheffingswaarde, maar hoger dan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB dient een hogere waarde procedure te worden doorlopen.
 
Vanwege het wegverkeer rijdend op de Aert de Gelderlaan bedraagt de geluidbelasting maximaal 52 dB. Aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB wordt niet voldaan. Wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB.
 
Ook voor het verkeer op de Picassolaan wordt, met een ten hoogst berekende geluidbelasting van 50 dB, niet aan de voorkeursgrenswaarde voldaan. Wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde.
 
De geluidbelasting vanwege de niet gezoneerde Mesdaglaan en Van de Veldelaan/Rubenslaan (30 km-wegen) bedraagt ten hoogste respectievelijk Lden = 36 en 31 dB, inclusief aftrek conform artikel 110g van de Wgh. Voor deze wegen hoeft geen hogere waarde te worden aangevraagd.
 
Voor het bepalen van de te realiseren gevelgeluidwering dient uitgegaan te worden van de cumulatieve geluidbelasting vanwege wegverkeer, zonder aftrek op basis van artikel 110 Wgh. Deze bedraagt Lden = 67 dB. De geluidwering (GA;k) dient ten minste 34 dB te bedragen.
 
Door de toepassing van dove gevels, afsluitbare loggia’s en schermen, kan aan het gestelde in de voorwaarden van het geluidbeleid van de gemeente Alkmaar worden voldaan.
 
Met inachtname van de uitkomsten van het akoestisch onderzoek en de nog af te geven hogere waarden is het plan uitvoerbaar. 
4.3 Bodem
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet bodembescherming. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
 
Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder streng bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.
 
Planspecifiek
Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Kantoor'. De beoogde ontwikkeling, het realiseren van 146 appartementen, betreft in het kader van de Wet bodembescherming een wijziging naar een strenger bodemgebruik. In dit kader heeft er een verkennend bodemonderzoek (Infrasoil, d.d. 23 oktober 2017, bijlagen bij toelichting bijlage 2) plaatsgevonden.
 
Bodemonderzoek
Door lnfrasoil is in het kader van dit bestemmingsplan een bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van Picassolaan 201. Het bodemonderzoek wordt uitgevoerd in het kader van mogelijke aankoop van de locatie en moet inzicht geven in de actuele bodemkwaliteit ter plaatse ten behoeve van een omgevingsvergunning (bouw).

Aanleiding voor het bodemonderzoek is de ontwikkeling van het terrein tot woongebied met appartementen. Het doel van het bodemonderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Indien sprake is van verontreiniging, wordt beoordeeld of deze een belemmering vormt voor de bestemming en herinrichting.

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
  • In de grond zijn zintuiglijk en analytisch geen verontreinigingen aangetroffen. In de geanalyseerd grondmengmonsters van de boven- en ondergrond zijn geen verhoogde gehaltes aangetoond. Alle gemeten waarden voldoen aan de achtergrondwaarde. De grond is vrij toepasbaar.
  • In het grondwater is een licht verhoogd gehalte voor naftaleen aangetroffen. Voor het licht verhoogde gehalte is geen aanwijsbare reden aan te geven.
  • Onder de klinkerverharding bevindt zich zand zonder puinbijmenging. Er is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetroffen.
Gezien het voorgaande vormt het aspect bodem geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. 
 
4.4 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
 
Plaatsgebonden risico 
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
 
Groepsrisico 
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
 
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met, advies vragen aan, de regionale brandweer.
 
(Beperkt) kwetsbare objecten  
Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.
 
Risicovolle activiteiten 
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.
 
Door de provincie Noord Holland wordt in het kader van externe veiligheid aangesloten op het landelijke beleid. De regelgeving omtrent Externe Veiligheid is geregeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Een ministeriële regeling is op 8 september 2004 in werking getreden waarin onder meer veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn aangegeven.
 
Planspecifiek
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is bepaald dat woningen kwetsbare objecten zijn. Voor de beoordeling of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen, buisleidingen en/of transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig zijn is de risicokaart geraadpleegd. De navolgende afbeelding toont een uitsnede van deze kaart:
           
Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de risciokaart.
 
Uitsnede risicokaart - plangebied zwart omkaderd (bron: risicokaart.nl)  
Transport gevaarlijke stoffen  
Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van de N9. Aangezien het  plangebied  zicht op  korte afstand  tot de  N9  bevindt, zijn de risico's als gevolg van  het  transport  over deze weg kwantitatief inzichtelijk gemaakt met behulp van een RBMll-berekening, zie bijlagen bij toelichting bijlage 6. Uit deze berekening  is gebleken dat de hoogte van het groepsrisico als gevolg  van de  planvorming  leidt tot een toename  van de  hoogte  van het groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico is in de toekomstige situatie hoger dan 0,1 
maal de oriëntatiewaarde en er is sprake van een toename van meer dan 10%. Op basis van artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes dient de hoogte van het groepsrisico uitgebreid verantwoord worden. Door Kragten is een notitie omtrent de verantwoording van het groepsrisico opgesteld, zie bijlagen bij toelichting bijlage 7. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan  bod kunnen of moeten komen.
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) geeft de regionale brandweer/Veiligheidsregio een wettelijke adviestaak bij het invullen van de verantwoordingsplicht. Het advies van de regionale brandweer/ Veiligheidsregio gaat vooral over het groepsrisico en mogelijkheden om een ramp of zwaar ongeval te voorkomen of de omvang ervan te beperken en de zelfredzaamheid van personen te vergroten. Met de veiligheidsregio is de verantwoording van het groepsrisico gedeeld. Hierbij heeft de veiligheidsregio geadviseerd te kijken of het bouwplan verder van de N9 af gerealiseerd kan worden en of de gevelopbouw verstevigd kan worden in relatie tot eventuele explosies. Een andere stedenbouwkundige opzet is onwenselijk gebleken. Daarnaast is geoordeeld dat een gevelopbouw conform het Bouwbesluit afdoende zal zijn.
  
Inrichtingen
Op basis van de risicokaart kan worden geconcludeerd dat er geen risicovolle bedrijven of activiteiten (stationaire inrichtingen) in of nabij het plangebied aanwezig zijn. Met andere woorden, het plangebied ligt niet in een invloedsgebied van een risicovolle inrichting. Ook worden door het plan geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt.
  
Buisleidingen
Uit de risicokaart komt naar voren dat in de nabijheid van het plangebied, op ca. 750 m van het plangebied,  buisleidingen zijn gelegen. Het betreft een aardgasleiding, waardoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied is gelegen op voldoende afstand van de aardgasleiding
      
Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.5 Bedrijven- en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten zoals geur en stof, wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden.
 
Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met één afstandstap worden verminderd. Tenslotte geeft de Staat van Bedrijfsinrichtingen voor een functiemenging een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Over het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
 
Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling op deze locatie voorziet in de realisatie van 146 appartementen. Een woning wordt in het kader van bedrijven en milieuzonering gezien als een gevoelige bestemming. Derhalve is aan de hand van het geldende bestemmingsplan 'Alkmaar Zuid-West' gekeken naar milieubelastende activiteiten in de omgeving van de locatie. In de navolgende tabel is hiervan een overzicht weergegeven.
 
De VNG-publicatie stelt dat een gebied aangewezen kan worden als 'Gemengd gebied' indien er sprake is van een matige tot sterke functiemenging. Het plangebied is gelegen aan de Picassolaan. Vanwege de diversiteit aan bestemmingen rond het plangebied kan de omgeving worden aangemerkt als 'Gemengd gebied'. Om die reden kan de richtafstand, met uitzondering van het aspect gevaar, met één afstandsstap worden verminderd.
 
De navolgende tabel toont een overzicht van de bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied.
 
AdresInrichtingSBI-2008Milieu categorie Richtafstand gemengd gebiedAfstand tot plangebied
Picassolaan 20
Kerk (Apostolisch Genootschap)
9491210 m12 m
Mesdagstraat
198 
Buurthuis Alkmaar West
94991210 m70 m
Mesdagstraat 200Alkerhoef, Woonvoorziening voor gehandicapten871210 m 15 m
Meerweg 11Crematorium960323.250 m550 m
  
Voorgaande instellingen bevinden zich op voldoende afstand tot het plangebied. Hiermee vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
4.6 Waterhuishouding
Water en ruimtelijke ordening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Het wateraspect vraagt om die reden bijzondere aandacht.
 
Het plangebied maakt in waterstaatkundig opzicht deel uit van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat als waterkwantiteitsbeheerder voor de polderwateren optreedt. Het hoogheemraadschap beheert ook de waterkwaliteit van boezem- en polderwater. Bij veranderingen in de inrichting dan wel het beheer van het water binnen het plangebied dient in een vroegtijdig stadium het overleg gezocht te worden tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
 
4.6.1 Generiek beleid
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijksten hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
 
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.
 
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009 - 2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
4.6.2 Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Waterprogramma 2016-2021
In het waterprogramma 2016 - 2021 presenteert het hoogheemraadschap het beleid, de maatregelen, de programma's en de projecten die in deze periode worden uitgevoerd. Met dit waterprogramma geeft het hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021. Hierin wordt antwoord gegeven op de vragen: Hoe zorgt het hoogheemraadschap in de toekomst voor veilige dijken, droge voeten en voldoende schoon en gezond water in Hollands Noorderkwartier? Welke benadering worden daarvoor gekozen? En welke kosten en inzet gaan daarmee gepaard?
 
De klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van keuzes in het waterbeleid. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen van het hoogheemraadschap grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.
4.6.3 Watertoets
De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
 
Planspecifiek
Op 2 december 2019 is de watertoets uitgevoerd voor onderhavige ontwikkeling. Hieruit blijkt dat de normale procedure doorlopen moet worden. In overleg met het hoogheemraadschap wordt gekeken hoe rekening kan worden gehouden met de waterhuishoudkundige belangen van hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
  
Watercompensatie
Het voorgenomen plan betreft de sloop van een bestaand kantoorgebouw, hiervoor in de plaats worden drie appartementengebouwen gerealiseerd, waarbij het verhard oppervlak nagenoeg gelijk blijft. Verder zal een deel van de bestaande watergang, gelegen aan de noordwestzijde van het plangebied, gedempt worden, hiervoor in de plaats wordt de bestaande watergang vergroot met een inham van ca. 350 m² aan de noordzijde. Met het voorgenomen plan neemt de verharding niet of nauwelijks toe ten opzichte van de huidige situatie. Het is niet nodig om watercompenserende maatregelen te treffen. 
 
Waterafvoer 
De ambitie van het hoogheemraadschap is om het hemelwater zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage. Van het gehele dakoppervlak van de te realiseren woongebouwen, wordt het hemelwater afgevoerd naar zogenoemde infiltratiekratten, welke onder het parkeerterrein worden aangelegd. De infiltratiekratten zorgen voor een buffering van het hemelwater en een vertraagde afvoer naar het omliggende gebied. Bij hevige regenval heeft het systeem een noodoverstort naar het bestaande riool van gemeente Alkmaar.
   
Het waterschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.
  
Waterlopen
Direct grenzend aan het plangebied is een primaire waterloop en regionale waterkering gelegen. Om die reden is het plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Deze gronden zijn bestemd voor het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering. De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' wordt overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Voor wat betreft het aspect water is het bestemmingsplan uitvoerbaar. 
4.7 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Deze wet maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
 
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 % bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) (1,2 µg/m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 woningen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen'.
 
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
 
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5. De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 µg/m³. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn. Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog verder afneemt.
 
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit gevoelige bestemmingen is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Met het Besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening.
 
Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 300 m aan weerszijden van rijkswegen en 50 m langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt/plaatsvindt.
 
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
  • scholen;
  • kinderdagverblijven;
  • verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten.
 
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet bekeken worden of het plan de luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert. Indien het plan wel ‘in betekenende mate’ bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het van belang om te toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het plan alsnog gerealiseerd worden.
 
Planspecifiek
Met de voorgenomen herontwikkeling worden 146 appartementen gerealiseerd. De ontwikkeling kan derhalve, gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als een NIBM-project. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM, niet noodzakelijk. Het project heeft 'niet in betekenende mate' invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse. 
 
Wel is, met behulp van de Atlas Leefomgeving, gekeken naar de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied. Op de volgende afbeeldingen zijn de globale concentraties over 2017 van fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) weergegeven. Hieruit blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse ruim voldoet aan de gestelde grenswaarde van 40 µg/m3 voor zowel fijnstof als stikstofdioxide. De specifieke concentraties over 2017 van fijnstof
(PM10), fijnstof (PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) in het plangebied bedragen respectievelijk 17.54 μg/m³ PM10, 9.74 μg/m³ PM2,5 en 17.07 μg/m³ NO2. Daarmee worden de wettelijke grenswaarden niet overschreden. Daaruit volgt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. 
 
Op 22 september 2021 zijn door de WHO de richtlijnen voor luchtkwaliteit verder aangescherpt. Deze richtlijn wordt ook door de GGD gevolgd. Om de luchtkwaliteit te verbeteren, sloot het Rijk in 2020 het zogeheten Schone Lucht Akkoord met provincies en tientallen gemeenten. Daarin staat onder meer het doel om in 2030 te voldoen aan de oude WHO-normen voor fijnstof en stikstofdioxide. 
 
Onderstaande afbeeldingen geven de luchtkwaliteit binnen het plangebied weer.
 
   
Concentratie fijnstof (PM10) 2017
 
Concentratie stikstofdioxide (NO2) 2017
Hiermee vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
4.8 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ter bescherming van de natuurwaarden is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
  • bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • vereenvoudiging van regels.
Gebiedsbescherming
Wat betreft de gebiedsbescherming richt de Wet natuurbescherming zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden. Per Natura 2000-gebied zijn (instandhoudings)doelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. 
 
Naast de bescherming vanuit de Wet natuurbescherming is in hat kader van de gebiedsbescherming het Natuurnetwerk Nederland (NNN) van belang. Het NNN en vormen een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvatten bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Het NNN en dragen bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang: 
  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming is gericht op het bereiken of herstellen van een gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten. Op basis van de wet zijn activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten verboden. Waar de voormalige Flora- en faunawet echter uitging van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen:
  • strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.          
Ten opzichte van de oude Flora- en faunawet zijn circa 200 soorten (vooral vaatplanten en vissen) niet langer beschermd en zijn enkele bedreigde soorten (met name bepaalde vlinders en vaatplannen) toegevoegd.
 
Planspecifiek
Er is een oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna (Blom Ecologie, nr. BE/2017/421/r, d.d. 21 november 2017, zie bijlagen bij toelichting bijlage 3) uitgevoerd. Onderstaand de resultaten van het oriënterend onderzoek.
 
Soortenbescherming
In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen beschermde diersoorten van de Wet natuurbescherming voor. Het plangebied heeft, behoudens algemene broedvogels gedurende het broedseizoen, aannemelijk geen essentiële betekenis voor de overleving van soorten die behoren tot het beschermingsregime habitatrichtlijnsoorten, vogelrichtlijnsoorten of overige soorten.
 
Gebiedsbescherming
De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied, Wetland, Nationaal Park, Nationaal Landschap of het Natuurnetwerk Nederland. Gezien de kleinschaligheid van de ruimtelijke ontwikkeling zijn effecten zeer onwaarschijnlijk. Echter is in het kader van de Wet natuurbescherming een AERIUS-berekening uitgevoerd om te onderzoeken of het voorgenomen plan significante gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden.
 
Stikstofdepositie
In de Wet natuurbescherming is voorgeschreven dat voor alle activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op Natura 2000-gebieden een vergunning vereist is. Verzuring en vermesting is één van die mogelijk negatieve effecten. Voor ieder habitattype binnen een Natura 2000-gebied dat gevoelig is voor verzuring en/of vermesting is een kritische depositiewaarde (KDW) vastgesteld. De KDW geeft de grens aan waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitat significant wordt aangetast door de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstofdepositie. Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State uitspraak gedaan omtrent de PAS. Het PAS mag niet meer gebruikt worden als basis voor toestemming voor ‘activiteiten’. Hiermee is het PAS buiten werking gesteld. In de nieuwe AERIUS Calculator van september 2019 zijn de bezwaren van de Afdeling bestuursrechtspraak zoals verwoord in de uitspraak van 29 mei 2019 weggenomen.
 
Het initiatief gaat in de bouw- en de gebruiksfase gepaard met enige uitstoot van stikstof. Om die reden zijn AERIUS-berekeningen uitgevoerd, gebruik makend van de nieuwe Aerius Calculator: zie bijlagen bij toelichting, bijlage 4. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie vanwege de beoogde ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden. Daarmee is er geen vergunning nodig in het kader van de Wet natuurbescherming. Met het oog op de Wet natuurbescherming is het plan uitvoerbaar.
   
Conclusie
De ruimtelijke ontwikkeling van de planlocatie aan Picassolaan 201 te Alkmaar is uitvoerbaar conform het bepaalde in de Wro (artikel 3.1.6 Bro).
  
4.9 Archeologie
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin opgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
 
Planspecifiek
De gemeentelijke archeologische verwachtingskaart is op 26 september 2016 samen met de beleidsnota Erfgoed Alkmaar 2016 - 2026 en de Erfgoedverordening Alkmaar vastgesteld door de gemeenteraad. De raad heeft middels deze vaststelling gebieden aangewezen waar archeologische waarden worden verwacht.   
4.10 Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in de diverse ruimtelijke plannen. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
 
De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.
 
Planspecifiek
De (te verwijderen) bebouwing in het plangebied heeft geen monumentale status en is geen beeldbepalend pand. Bij de herontwikkeling zijn geen andere (mogelijk) cultuurhistorisch waardevolle structuren in het geding.
 
Vanuit cultuurhistorie zijn er dan ook geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.11 Verkeer en parkeren
 
4.11.1 Parkeren
Het benodigde of gewenste aantal parkeerplaatsen bij ruimtelijke ontwikkelingen kan worden bepaald op basis van parkeerkencijfers of op basis van parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers van de verwachte parkeerbehoefte. Parkeernormen staan voor het aantal vereiste parkeerplaatsen per type bestemming. Op basis van deze parkeernormen wordt parkeerbeleid veelal vormgegeven.
 
Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' richtlijnen voor parkeernormen. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen of voorzien wordt in voldoende (auto)parkeerplaatsen. Voorts voorziet de publicatie in minimale voorwaarden voor parkeervoorzieningen. 
 
De gemeente Alkmaar heeft haar beleid omtrent parkeren vastgelegd in de Parkeernormennota 2020 - 2027. In de parkeernormennota wordt aan aangesloten op parkeerkencijfers van het CROW uit 2012.
 
Planspecifiek
Het plan voorziet in de nieuwbouw van 146 appartementen. Het parkeren is geconcentreerd op maaiveld tussen nieuwe bouwblokken. Daarnaast is er een overdekte parkeerlaag onder de gebouwen op maaiveldniveau en worden er enkele parkeerplaatsen langs de Picassolaan gerealiseerd. In totaal voorziet het plan in 162 parkeerplaatsen.
Door de gemeente Alkmaar is de ‘Parkeernormennota 2017-2027’ opgesteld, er  wordt gesteld dat een nieuwe ontwikkeling in beginsel moet voldoen aan de minimumnorm. Deze is  gebruikt om de parkeerbehoefte te berekenen, uitgaande van de parkeernorm horende bij het gebiedstype 'overig' 
 
Hiervan uitgaande zijn de volgende parkeerplaatsen benodigd:
 
Functie
Aantal woningen
Minimale parkeernorm per woning
Aantal parkeerplaatsen
Woning 45m2–75m2 BVO
118
1,0
118
Woning 75m2– 100m2 BVO
281,336
Totaal
146
-
154
 
Uitgaande van de minimale parkeernorm zal de parkeerbehoefte afgerond 154 parkeerplaatsen zijn. Het plan voorziet in 162 parkeerplaatsen, van de 162 zijn 8 parkeerplaatsen bestemd voor de tegenover gelegen kerk. Het voorgenomen plan voldoet aan de parkeerbehoefte.
   
Het aspect 'parkeren' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Er worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. 
4.11.2 Verkeer
Voor het maken van een inschatting van de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, zijn kencijfers verkeersgeneratie ontwikkeld. Onder verkeersgeneratie wordt hierbij verstaan de totale hoeveelheid gemotoriseerd verkeer (exclusief openbaar vervoer) die gedurende een gekozen tijdsperiode naar de beoogde ontwikkeling toe rijdt en hiervan wegrijdt.
 
Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' deze kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen wat de totale verkeersaantrekkende werking bedraagt.
 
Planspecifiek
Bestaande situatie
In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als kantorenterrein. Het plangebied is gelegen aan de Picassolaan 201 binnen de bebouwde kom van de gemeente Alkmaar. De ontsluiting vindt plaats direct op de Picassolaan. Voor een kantorenterrein met een oppervlakte van ca. 2.545 m² geldt conform CROW-publicatie 381 'commerciële dienstverlening (kantoor met baliefunctie)' een verkeersgeneratie van 269,77 verkeersbewegingen per etmaal, uitgaande van de categorieën 'rest bebouwde kom' en 'sterk stedelijk'.
 
Ontwikkeling
Voor de beoogde situatie geldt dat de bestaande kantoren worden gesaneerd en daarvoor in de plaats worden 146 appartementen verdeeld over een drietal bouwblokken gerealiseerd. De ontsluiting op de Picassolaan zal behouden blijven. Echter treedt er door de functiewijziging van kantoor naar een wonen een verandering op qua verkeersgeneratie.
 
Voor een berekening van de verkeersgeneratie als gevolg van het realiseren van 146 appartemen is tevens gebruikgemaakt CROW-publicatie 381. De beoogde ontwikkeling voorziet in een verkeersgeneratie van ca. 770 verkeersbewegingen per etmaal. Ten opzichte van de bestaande situatie treedt hierin een verslechtering op. De Picassolaan beschikte over voldoende capaciteit om deze toename op te vangen zonder dat er een verkeersonveilige situatie ontstaat.
 
Het aspect 'verkeer' vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving
 
5.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
 
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
 
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
5.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
5.3 Planregels
Voor het opstellen van de planregels is uitgegaan van de gemeentelijke standaard. Op deze wijze beschikt de gemeente over zoveel als mogelijk uniforme plannen.
 
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.
 
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemming op alfabetische volgorde. Ook dit hoofdstuk kent een standaardopbouw:
  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
5.4 Wijze van bestemmen
Bij het opstellen van de regels is aangesloten op de methodiek van het vigerend bestemmingsplan 'Alkmaar Zuid-West'. Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
 
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor zowel water als groen. Omdat de exacte invulling van de 'groene scheg' in relatie tot het water nog niet volledig is uitgewerkt is er voor gekozen water en groen op te nemen in één bestemming. Hiermee is er flexibiliteit in het plan voor wat betreft deze inrichting. Om wel te borgen dat voldoende water wordt gerealiseerd, als gevolg van de verplichte wateropgave, is een regeling van nadere eisen opgenomen.
     
Wonen
Aan de te realiseren appartementengebouwen is de bestemming 'Wonen' toegekend. Er zijn drie bouwvlakken aangeduid, waarbinnen de drie appartementengebouwen moeten worden opgericht. Voor de verschillende appartementengebouwen zijn verschillende bouwhoogten opgenomen. Het aantal van 146 appartementen wordt geregeld in de regels. Verder is de aanduiding gestapeld opgenomen binnen de bouwvlakken.
 
Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is bedoeld is voor de bescherming van de waterkerende werken ter plaatse. De waterbouwkundige doeleinden beslaan het feitelijke tracé van de waterkering, en de bijbehorende waterlopen.
hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro of naar aanleiding van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, 3°van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.
 
In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Dit bestemmingsplan heeft gelet op artikel 6.2.1 Bro betrekking op een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan. Er worden immers 146 appartementen gebouwd. De gemeente heeft ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling een anterieure overeenkomst afgesloten met de initiatiefnemer. In deze overeenkomst wordt de betaling van de eventuele tegemoetkoming in de planschade, die het nieuwe planologisch kader kan veroorzaken, geregeld. De overige kosten worden door middel van leges op de initiatiefnemer verhaald. Het bestemmingsplan is hierdoor economisch uitvoerbaar.
hoofdstuk 7 Maatschappelijk uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
  
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
 
7.2 Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan “Picassolaan 201 in Alkmaar” heeft van donderdag 18 februari 2021 tot en met woensdag 31 maart 2021 voor inspraak ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon eenieder een inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan in te dienen. Er zijn twee inspraakreacties ingediend. De reacties zijn samengevat en voorzien van een inhoudelijke beantwoording in de 'Nota van beantwoording
voorontwerpreacties'. Deze nota is als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan.
 
Naast inspraak zijn ook de diverse vaste overleg partners in de gelegenheid gesteld te reageren op het plan. Inhoudelijk hebben alleen Rijkswaterstaat en de provincie Noord-Holland gereageerd. Rijkswaterstaat heeft gevraagd te verduidelijken met welke verkeersgegevens in het akoestisch onderzoek is gerekend. Hierover is aanvullend overleg geweest tussen Rijkswaterstaat en de opstellen van het akoestisch onderzoek. De provincie Noord-Holland heeft verzocht om de nieuwe Omgevingsverordening op te nemen in het plan en nader in de gaan op de ligging van het gebied binnen de beschermingszone van de regionale waterkering. Beide zaken zijn verwerkt in het ontwerp-bestemmingsplan.
 
7.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan “Picassolaan 201 in Alkmaar” heeft van donderdag 24 juni 2021 tot en met woensdag 4 augustus 2021 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon eenieder een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan indienen. Er is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is samengevat en voorzien van een inhoudelijke beantwoording in de Nota van beantwoording zienswijze. Dit stuk is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.