1.1 Plan:
Het bestemmingsplan Kerkstraat 14 De Rijp van de gemeente Alkmaar;
1.2 Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0361.BP00163-0305 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Verbeelding:
De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 Aanbouw:
Een gebouw dat zich als afzonderlijk bouwvolume vertoont aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dat onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 Aan-huis-verbonden beroep/bedrijf:
- een praktijkruimte, kantoor, atelier, kapsalon, de uitoefening van een postorderbedrijf/ webwinkel zonder opslag van goederen, schoonheidssalon, hondentrimsalon en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies welke in een woning worden uitgeoefend;
- een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/ of het leveren van diensten door de gebruiker van de woning en dat niet onder de Wet milieubeheer valt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking/ uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
- bij de onder 'a' en 'b' genoemde functies behorende detailhandel, mits deze naar aard en uitstraling ondergeschikt is aan het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf en dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering.
1.8 Achtererf:
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;
1.9 Achtergevel:
Een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een hoeksituatie, voor zover gelegen in het achtererfgebied;
1.10 Afhankelijke woonruimte:
Een woonruimte die niet beschikt over een:
- eigen (afsluitbare) toegangsdeur;
- eigen badkamer (minimaal voorzien van een toilet en douche); en/of
- eigen kookgelegenheid (aanrecht, aan- en afvoer van water en ten minste één aansluitpunt voor koken op (openbaar) gas of elektriciteit);
1.11 Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 Bebouwingspercentage:
Een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouw- dan wel bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.13 Bed & breakfast:
Een onderkomen dat is gevestigd in bestaande en/ of nieuw op te richten bebouwing, ingericht voor recreatief verblijf met een kortstondig karakter en ondergeschikt aan de woonfunctie;
1.14 Beperkt kwetsbaar object:
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.15 Beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.16 Beschermd dorpsgezicht:
Het gebied dat door de (voormalige) ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening bij besluit van 17 november 1969 is aangewezen tot beschermd dorpsgezicht in de zin van artikel 20 van de Monumentenwet. Zie ook bijlage 2;
1.17 Bestaand:
De vergunde situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
1.18 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak;
1.19 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 Bijgebouw:
Een vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.21 Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak;
1.23 Bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, vliering en zolder;
1.24 Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 Bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel;
1.26 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;
1.27 Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 Dienstverlening:
Het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen;
1.30 Druiplijn:
Onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft;
1.31 Dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.32 Erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.33 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.34 Geluidsgevoelig object:
Gebouw dat dient ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
1.35 Hoofdgebouw:
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.36 Kap:
Een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven welke uit ten minste twee hellende vlakken bestaat, die elkaar al dan niet snijden;
1.37 Kwetsbaar object:
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.38 Mantelzorg:
Langdurige zorg die op vrijwillige basis buiten organisatorisch verband wordt aangeboden aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.39 Mobiel en/of demontabel kampeermiddel:
Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een (kleinschalig) kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
1.40 Monumentencommissie:
Een commissie van advies en bijstand voor burgemeester en wethouders die bestaat uit onafhankelijke externe (erfgoed) deskundigen op het gebied van het beschermd dorpsgezicht De Rijp;
1.41 Onderkomens:
Voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken – voertuigen, vaartuigen, arken, toercaravans, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;
1.42 Ondergronds bouwen:
Al het constructiewerk dat in de ondergrond plaatsvindt, waaronder ook ondergronds wonen wordt verstaan;
1.43 Openbaar toegankelijk gebied:
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.44 Peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het waterniveau ter plaatse van het geldende peilgebied dat door middel van een Peilbesluit voor het betreffende peilgebied is vastgesteld;
- in alle andere gevallen en voor andere bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.45 Permanente bewoning:
Bewoning die plaatsvindt in het kader van het houden van hoofdverblijf, dat inhoud dat ter plaatse van het hoofdverblijf gedurende het jaar of het grootste gedeelte ervan feitelijk wordt gewoond;
1.46 Postorderbedrijf-webwinkel
De uitoefening van detailhandel, zonder de uitstalling ten verkoop, waarbij de goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die slechts bij uitzondering ter plaatse aan de koper ter hand wordt gesteld;
1.47 Recreatieve bewoning:
Bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie, waarbij het hoofdverblijf elders wordt gehouden en waarbij permanente bewoning niet is toegestaan;
1.48 Recreatievewoning:
Een (zelfstandig) gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
1.49 Risicovolle inrichting:
Een inrichting, waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.50 Seizoenshuisvesting:
De tijdelijke woonbehoefte die plaatsvindt in het kader van seizoengebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, waarbij het hoofdverblijf elders wordt gehouden;
1.51 Seksinrichting:
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.52 Uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.53 Vliering:
Bergruimte in de nok van een kap (boven de zolder) en niet voor bewoning geschikt;
1.54 Voorerf:
Erf dat geen onderdeel is van het achtererf;
1.55 Voorgevel:
(het verlengde van) de naar een weg gekeerde gevel van een gebouw. Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan weg, gezien worden als voorgevel);
1.56 Voorgevelrooilijn:
De lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.
(Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels
van het hoofdgebouw, gelegen aan de weg, gezien worden als voorgevel);
1.57 Voorkeursgrenswaarde:
De maximale waarde voor de geluidsbelasting zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidshinder;
1.58 Weg:
Weg als bedoeld in artikel 1 , k eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
1.59 Woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.60 Zelfstandige woonruimte:
een woonruimte die beschikt over een:
- eigen (afsluitbare) toegangsdeur;
- eigen badkamer (minimaal voorzien van een toilet en douche); en/of
- eigen kookgelegenheid (aanrecht, aan- en afvoer van water en ten minste één aansluitpunt voor koken op (openbaar) gas of elektriciteit);
1.61 Zolder:
De bovenste begaanbare ruimte onder de kap in een gebouw;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 Uitzondering
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, overkragende gevelschotten, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 2 m wordt overschreden. Binnen het beschermd dorpsgezicht (dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie) is een overschrijding van ten hoogste 1 m toelaatbaar.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen/bedrijven;
met de daarbij behorende:
- groenvoorzieningen;
- openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- waterlopen en -partijen;
- tuinen.
3.2.1 Hoofdgebouwen:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
- het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 150 m² bedragen dan wel de bestaande opervlakte indien deze meer is;
- de goothoogte en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum goothoogte', 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
- de afstand tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen, anders dan bij woonschepen en/of woonarken gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50% van het deel van het bouwperceel dat buiten een bouwvlak is gelegen, met dien verstande dat:
- bij bouwpercelen waarvan de oppervlakte minder dan 500 m² bedraagt ten hoogste 75 m² per bouwperceel dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer is, mag worden bebouwd;
- bij bouwpercelen waarvan de oppervlakte meer dan 500 m² bedraagt ten hoogste 100 m² per bouwperceel, dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer is, mag worden bebouwd;
- de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van hoofdgebouwen mag niet meer dan 1 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht;
nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in artikel 3 lid 2.1, onder 'd' voor het bouwen van woningen tot op de zijdelingse perceelgrens;
- het bepaalde in artikel 3 lid 2.2, onder 'c' voor een grotere gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw tot een maximale oppervlakte van 150 m², met dien verstande dat indien het hoofdgebouw bestaat uit een stolpboerderij er sprake is van ten hoogste 1 bijgebouw ongeacht het aantal woningen in de stolpboerderij;
- het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 onder 'c' voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik:
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande of aangebouwde bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte anders dan voor mantelzorg;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gebouwen ten behoeve van recreatieve bewoning;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van de opslag van goederen en materialen;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken ten behoeve van huisvesting van seizoenarbeiders.
3.5.2 Niet strijdig gebruik:
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval niet wordt begrepen het hebben van een postorderbedrijf c.q. webwinkel als aan-huis-verbonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat:
- deze functie een ondergeschikt deel van de woning betreft en niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 45 m²;
- de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
- de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming blijft met de woonfunctie.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Recreatiewoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 1 voor de bouw van een recreatiewoning, met dien verstande dat:
- de recreatiewoning in het achtererf moet worden gebouwd;
- de oppervlakte van een recreatiewoning niet meer dan 75 m² mag bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als bedoeld in artikel 3 lid 2.2 , sub a niet wordt overschreden;
- de inhoud van een recreatiewoning niet meer dan 200 m³ mag bedragen;
- de goothoogte van een recreatiewoning niet meer dan 3 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van een recreatiewoning niet meer dan 5 m mag bedragen;
- er niet ondergronds mag worden gebouwd.
Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 1 voor het toestaan van recreatief medegebruik in de vorm van bed & breakfast, met dien verstande dat:
- bed & breakfast mag plaatsvinden in bestaande woningen of in een daarbij behorend bestaand of nieuw op te richten bebouwing, mits dit past binnen de regeling voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- er per bouwperceel in de woning en/of een bijgebouw gezamenlijk aan maximaal vier personen een bed & breakfast voorziening mag worden aangeboden;
- de bed & breakfast voorziening dient te voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit en de Bouwverordening voor verblijf van personen;
- het parkeren ten behoeve van bed & breakfast dient plaats te vinden op eigen erf, dan wel er dient geen onevenredige toename van de verkeers- en parkeerdruk op de omgeving plaats te vinden.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3:
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met niet meer dan 50 m² wordt uitgebreid;
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van de bouwwerken met meer dan 50 m² wordt uitgebreid, maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld;
- bouwwerken met een oppervlakte van 50 m² of minder;
- bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 50 m² maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2 mits:
- is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld in lid 4.3 verleend, wordt om deskundig archeologisch advies gevraagd, dat bij de afweging wordt betrokken.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook worden gerekend ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen;
- het aanbrengen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, (tele)communicatie, en/of andere leidingen en drainage en de daarmee verband houdende constructies;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en overige waterpartijen;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen
- het indrijven van voorwerpen in de bodem.
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
- die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
- die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- waarbij geen grondroerende werkzaamheden groter dan 50 m² plaatsvinden;
- grondroerende werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 50 m² maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend, indien:
- is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden onevenredig kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van opgravingen;
- een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Alvorens het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld in
artikel 4 lid 4 wordt verleend, wordt om deskundig archeologisch advies gevraagd, dat bij de afweging wordt betrokken.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie:
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het dorpsgezicht De Rijp zoals weergegeven in de toelichting bij het besluit tot aanwijzing van De Rijp als beschermd dorpsgezicht, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
5.2.1 Gebouwen:
Voor de hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldondersteunend' geldt dat de bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en dakvorm) gehandhaafd dient te blijven, zoals deze is aangegeven in
Bijlage 2bij deze regels 'gevelwandtekeningen';
5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen:
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen de volgende regels:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling:
- niet minder dan 15° mag bedragen ingeval van aankapping aan een hoofdgebouw;
- niet minder dan 45° en niet meer dan 60° mag bedragen in overige gevallen;
- de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste:
- 50 m² bij bouwpercelen waarvan de oppervlakte minder dan 500 m² bedraagt;
- 80 m² bij bouwpercelen waarvan de oppervlakte meer dan 500 m² bedraagt;
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) te worden gebouwd;
- het realiseren van een dakterras is niet toegestaan;
- ten aanzien van het oprichten van nieuwe bijgebouwen zal de monumentencommissie om advies gevraagd worden.
5.2.3 Omgevingsvergunning voor het bouwen:
Alvorens het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in
artikel 5 lid 2 verleent, wordt de monumentencommissie om advies gevraagd, dat bij de afweging wordt betrokken.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- artikel 5 lid 2.1 onder 'a' in die zin dat andere kapvormen en hellingshoeken worden toegestaan, mits deze passen in de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht;
- artikel 5 lid 2.1 onder 'e' in die zin dat een dakterras mag worden gerealiseerd, mits het dakterras uitsluitend aan het hoofdgebouw wordt gerealiseerd;
- artikel 5 lid 2.1 onder 'b' en 'c', voor het bouwen van een afwijkende hoofdvorm indien het pand redelijkerwijs niet handhaafbaar is, met dien verstande dat sprake dient te zijn van een binnen het beschermd dorpsgezicht passende bouwvorm, waarbij uitgegaan dient te worden van de bestaande hoofdvorm waarbij tevens is voldaan aan het gestelde in het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
- het bepaalde in artikel 5 lid 2.1, onder 'd' voor het bouwen van een afwijkende hoofdvorm, met dien verstande dat sprake dient te zijn van een binnen het beschermd dorpsgezicht passende bouwvorm, waarbij tevens is voldaan aan het gestelde in het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
5.3.2 Afwijken van de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, van onderliggende bestemmingen:
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van de onderliggende (enkel) bestemmingen met betrekking tot de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen, met dien verstande dat:
- er tot een maximale hoogte van 2,5 m afgeweken mag worden van de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor naar de weg gekeerde gevels van hoofdgebouwen;
- er tot een maximale hoogte van 2,5 m afgeweken mag worden van de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen van overige erfafscheidingen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid in openbaar gebied;
- het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen in openbaar gebied;
- het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen in openbaar gebied.
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- reeds op basis van de Monumentenwet 1988 zijn beschermd.
- Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend, indien het karakteristieke bestratingsbeeld niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, van het bevoegd gezag, een bouwwerk in zijn geheel of gedeeltelijk te slopen;
Een omgevingsvergunning als bedoeld in onder a wordt slechts verleend indien:
geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
- de situering van de bebouwing;
- de schaal van de bebouwing;
- de vorm en richting van de kap(pen);
- de geleding van de bebouwing; of
- sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
- op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing;
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
7.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbondersteunend' wordt het behoud van beeldbepalende bouwwerken nagestreefd.
7.2 Bouwregel
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - beeldbondersteunend’ dient de bestaande verschijningsvorm in de zin van bouw-/goothoogte, dakhelling, dakvorm en situering van bouwwerken te worden gehandhaafd.
7.3 Afwijken van de bouwregel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van een andere verschijningsvorm ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – beeldondersteunend’ in de zin van bouw-/goothoogte, dakhelling, dakvorm en situering van bouwwerken, mits de karakteristieke waarden van het bouwwerk niet onevenredig worden aangetast.
7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldondersteunend' te slopen.
- De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien:
- de bouwkundige staat van het gebouw zodanig is dat de sloop vanuit het oogpunt van goede volkshuisvesting noodzakelijk is, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is en/of renovatie redelijkerwijs niet mogelijk is;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
- het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijdering daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
- Het onder sub a bedoelde verbod is niet van topassing op werken of werkzaamheden die:
- het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Algemeen:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast waaronder de aanleg van rotondes en kruisingen en dergelijke is inbegrepen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt verhoogd, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van topgevels en siergevels, die niet als ondergeschikte bouwdelen worden gezien, wordt verhoogd.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke wordt geactualiseerd. De wijziging wordt uitsluitend toegepast, indien het handhaven van de in de regels opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden leidt. Een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen, indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijziging betreffen.
Artikel 10 Overige regels
10.1 Voldoende parkeergelegenheid
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van de functie dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Dit dient plaats te vinden op eigen terrein dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort. Daarbij moet worden voldaan aan het geldende parkeernormen beleid. Indien het beleid wijzigt dient rekening te worden gehouden met de wijzigingen. Bij de afmetingen van de parkeervoorzieningen dient te worden uitgegaan van de geldende CROW normen.
10.1.1 Specifieke gebruiksregels
Ruimte(n) voor het parkeren en stallen van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
10.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij wordt uitgegaan van de ASVV 2012 van het CROW.
10.3 Afwijken van de bevoegdheid
10.3.1 Bevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van de functie kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 10 lid 1 en
artikel 10 lid 2:
- voor zover op andere geschikte wijze in de benodigde parkeergelegenheid en/of laad- en losruimte wordt voorzien;
- het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
10.3.2 Parkeerfonds
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 10 lid 2 kan als voorwaarde worden verbonden dat de vergunninghouder verplicht is een door het bevoegd gezag vastgesteld bedrag in een parkeerfonds te storten, tenzij het bevoegd gezag van mening is dat op grond van gewichtige omstandigheden deze verplichting achterwege dient te blijven.
Artikel 11 Algemene procedureregels
11.1 Afwijken of wijzigen:
Een besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of een besluit tot wijziging kan uitsluitend worden verleend of toegepast, indien:
er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschaps- en bebouwingsbeeld;
- het uitzicht van woningen;
- de verkeersveiligheid;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht;
- voor zover van toepassing/noodzakelijk een beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de advisering en/of toetsing door de monumentencommissie;
- voor zover van toepassing/noodzakelijk een beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van een Natuurtoets en deze beoordeling is betrokken bij het besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbesluit;
- voor zover de betreffende gronden tevens zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie I', 'Waarde - Archeologie III (moet zijn 3)' of 'Waarde - Archeologie IV' een archeologisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd, waarbij de resultaten van de beoordeling zijn betrokken bij het besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbesluit;
- voor zover van toepassing/noodzakelijk vóór toepassing van de besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbevoegdheid overleg met de oppervlaktewaterbeherende instantie is gepleegd en de resultaten van dat overleg worden betrokken bij het besluit tot afwijken bij een omgevingsvergunning of wijzigingsbesluit;
- voor zover van toepassing/noodzakelijk uit akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op de gevel(s) minder dan de voorkeursgrenswaarde bedraagt dan wel in overeenstemming is met een vastgestelde hogere grenswaarde.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken:
12.1.1 Algemeen:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
12.1.2 Afwijking:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in
artikel 12 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 12 lid 1 met maximaal 10%;
12.1.3 Uitzondering:
artikel 12 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
12.2 Overgangsrecht gebruik:
12.2.1 Algemeen:
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
12.2.2 Strijdig gebruik:
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 12 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
12.2.3 Onderbroken gebruik:
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 12 lid 2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
12.2.4 Uitzondering:
artikel 12 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kerkstraat 14 De Rijp