direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Overstad-Woongebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00146-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het gebied Overstad in Alkmaar wordt gefaseerd getransformeerd naar een gebied met gemengde functies. Op basis van de vastgestelde Ontwikkelingsvisie Overstad wordt daarbij gedacht aan functies als wonen, detailhandel en recreatie. Het is de bedoeling om het gebied meer bij de binnenstad te betrekken. In de afgelopen jaren zijn al verschillende ontwikkelingen tot stand gekomen zoals een bioscoop, casino en een poppodium.

Voor een deel van dit transformatiegebied is een woningbouwplan gemaakt. Een ontwikkelaar wil hier 64 woningen realiseren. Dit past niet binnen het huidige bestemmingsplan Overstad (2013), waardoor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk is. Dit bestemmingsplan voorziet in een nieuw juridisch-planologisch kader, dat de gewenste situatie mogelijk maakt.

1.2 Het plangebied

Het plangebied 'Overstad-Woongebied' is onderdeel van het bedrijventerrein Overstad dat ten noorden van de binnenstad is gelegen. Het plangebied wordt begrensd door verschillende woonwijken, Alkmaar Noord, Alkmaar Zuid-West en Oudorp. Ten noorden ligt een spoorweg. Het gebied bestaat uit bebouwing ten behoeve van diverse bedrijvigheid uit diverse jaren. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00146-0301_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied

1.3 Doel bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Overstad-Woongebied' vormt het juridisch kader voor de herontwikkeling van het plangebied. In plaats van de (voormalige) bedrijfsfunctie, wordt de realisatie van 64 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00146-0301_0002.jpg"

Figuur 2 Overzicht van de geldende bestemmingsplannen

Het doel van onderhavig bestemmingsplan is het bieden van een actueel planologisch juridisch kader om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Daarnaast heeft het bestemmingsplan voor de toekomst een beheersfunctie. Voorzien wordt in eenduidige bouw- en gebruiksregels voor de woningen, de aanwezige infrastructuur van wegen en paden, openbaar groen en water.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 volgt na een kort historisch overzicht van de bestaande situatie en de gewenste ontwikkeling van het plangebied. In hoofdstuk 3 van deze toelichting worden de relevante Rijks, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders beschreven. Hoofdstuk 4 bevat de uitkomsten van de in het kader van dit bestemmingsplan uitgevoerde onderzoeken in relatie tot de mogelijkheden die het plan biedt. In hoofdstuk 5 is een toelichting gegeven op de opzet van de planregels, welke in samenhang met de verbeelding het juridische deel van het bestemmingsplan vormen. Tot slot is in hoofdstuk 6 uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan opgenomen, verdeeld in de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Historie

Het gebied Overstad ligt ten noorden van de historische binnenstad van Alkmaar. Het plangebied vormde vroeger een polder met weilanden, doorsneden door rechte sloten. Vlak langs het gebied loopt de Westfriese Omringdijk. Deze waterkering kwam in de late middeleeuwen tot stand als een aaneenschakeling van kleinere keringen. Nabij deze belangrijke route en structuurdrager ontstonden verschillende industrieën en activititeiten.

Langs de oost- en zuidrand was al enkele eeuwen sprake van (pre)industriële bedrijvigheid. Met de aanleg van het Noordhollands Kanaal in 1825 en de toenemende scheepvaart werd Overstad aantrekkelijk voor bedrijven. De Alkmaarsche Stoommeelfabriek (1888) en de Ringersfabriek (1920) zijn twee internationale historische iconen van deze industriële fase. Het logement de Hollandse Tuin werd verbouwd tot kantoor van de stoommeelfabriek in 1878 en afgebroken in 1885.

Rond 1950 werd het gehele gebied bestemd tot bedrijventerrein. Daartoe werd er voor het gebied een nieuw, rechtlijnig stratenplan ontworpen dat slechts deels opging in de oude verkaveling Jarenlang kwam de bebouwing niet verder dan de strook tussen Kwakelkade en Koedijkerstraat/Noorderstraat. Vanaf circa 1970 werd de rest van Overstad bebouwd. Tegelijkertijd vestigde zich Klercq Woonwereld in de voormalige chocoladefabriek Ringers en volgden andere grote detailhandelszaken, verspreid over Overstad. In het plangebied zelf was tuin-, hout- en steenhandel Schoehuijs gevestigd. Ook was er een autobedrijf gevestigd.

De oorspronkelijke functie van bedrijventerrein raakte daardoor steeds meer verweven met grootschalige detailhandel. Daardoor ontstond langzamerhand een gemengd gebied. Met de realisatie van appartementen in de tweede helft van de 90-er jaren in de zone langs het Noordhollands Kanaal, is de mix van stedelijke functies in Overstad compleet geworden. Door ontwikkelingen in Overstad in relatie tot het centrum van Alkmaar, was een nieuwe visie op het gebied wenselijk (zie paragraaf 3.3.2).

2.2 Huidige feitelijke situatie

De locatie is al geruime tijd in eigendom van CAS BV. De bedrijfsbebouwing op het terrein is gesloopt. In de huidige situatie is ter plaatse van het plangebied sprake van een braakliggend terrein. Het plangebied is grotendeels verhard met asfalt en deels begroeid. Rondom het plangebied is sprake van bebouwing. Aan de zuid- en westzijde liggen verschillende bedrijven. Aan de overzijde van het water staan woningen. Een herontwikkeling met woningen wordt daarom in de Ontwikkelingsvisie Overstad gezien als een passende invulling voor deze locatie (zie 3.3.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00146-0301_0003.png"

Figuur 3 Overzicht huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00146-0301_0004.png"

Figuur 4 Huidige situatie plangebied

2.3 Toekomstige situatie

Bouwplan op hoofdlijnen

In de gewenste situatie worden 64 grondgebonden woningen gerealiseerd. Het stedenbouwkundig plan bestaat uit vier rijen bebouwing, met een bouwkundige markering aan de noordoostzijde. Ook aan de zuidwestzijde is een bouwkundige markering van het woningbouwgebied beoogd. In de onderstaande figuur is de opzet van het plangebied weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00146-0301_0005.png"

Figuur 5 Overzicht van het bouwplan

Woningtypes en architectuur

Er wordt voorzien in verschillende typen woningen met een verschillend kleur- en materiaalgebruik en verschillende bouw- en goothoogtes. In het plangebied zitten uitsluitend grondgebonden woningen. De woningen aan de oostzijde zijn grondgebonden woningen met een woning met een tuin aan het water. Op de hoeken van de bouwblokken worden woningen met een hoogte accent gesitueerd. Alle woningen zijn qua bouwhoogte en bouwmassa op elkaar afgestemd, waarbij op kavelniveau nog de nodige vrijheid bestaat voor een bepaalde architectuurstijl of het toepassen van een dakopbouw. Qua architectuur worden er verschillende stijlen toegepast. Dit geeft het plan een gevarieerd karakter.

Ontsluiting en parkeren

Voor de ontsluiting van het plangebied wordt gebruik gemaakt van de bestaande wegen (Koedijkerstraat en Kwakelkade). Door het plangebied komt een ontsluitingsstructuur te liggen waar alle woningen op aansluiten. Parkeren vindt deels plaats op eigen erf en deels in het openbare gebied. In paragraaf 4.2 wordt hier verder op ingegaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen (zie paragraaf 2.1.2). Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 3. Kustfundament
  • 4. Grote rivieren
  • 5. Waddenzee en waddengebied
  • 6. Defensie
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • 8. Elektriciteitsvoorziening
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • 10. Ecologische hoofdstructuur
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Conclusie: de realisatie van 64 woningen in het plangebied raakt geen van de bovenstaande rijksbelangen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de zogenaamde Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Deze ladder bestaat uit drie stappen:

  • 1. beoordelen of de beoogde ontwikkeling voorziet in een lokale of regionale behoefte;
  • 2. beoordelen of deze vraag ook binnen bestaand bebouwd gebied gerealiseerd kan worden;
  • 3. en een beoordeling of - indien het voorgaande niet het geval is - de locatie buiten bestaande bebouwd gebied wel multimodaal is of kan worden ontsloten.

In Bijlage 1 is een uitgebreide toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Conclusie van deze toetsing is dat de ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking, omdat het gaat om woningbouw in een binnenstedelijk transformatiegebied dat bovendien aansluit bij de regionale woonbehoefte. Met de ontwikkeling is zodoende sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Op 21 juni 2010 is de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Holland. Bij de vaststelling van de structuurvisie is tevens de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Beide kaders zijn na 2010 verschillende keren geactualiseerd en herzien. Onderstaand wordt uitgegaan van de geactualiseerde versies die op 28 september 2015 zijn vastgesteld door Provinciale Staten.

3.2.1 Provinciale Structuurvisie

In de Structuurvisie Noord-Holland 2040 heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en wordt aangegeven hoe deze visie moet worden gerealiseerd. Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de Provincie Noord-Holland een aantal provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen en twaalf subbelangen. Daarbij richt de Provincie zich uitdrukkelijk op ruimtelijke vraagstukken die op regionaal en bovenregionaal schaalniveau spelen of gevolgen hebben. De hoofdbelangen en de daarbij geformuleerde ondergeschikte belangen zijn de volgende.

Klimaatbestendigheid

  • Voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast
  • Voldoende en schoon drink-, grond- en oppervlaktewater
  • Voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie

Ruimtelijke kwaliteit

  • Behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen
  • Behoud en ontwikkeling van natuurgebieden
  • Behoud en ontwikkeling van groen om de stad.

Duurzaam ruimtegebruik

  • Milieu-kwaliteiten
  • Behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoernetwerken
  • Voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting
  • Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij
  • Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
  • Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatieve en toeristische voorzieningen.

De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. Aan de ruimtelijke beslissingen van de Provincie Noord-Holland zal daarom altijd een afweging van deze drie belangen voorafgaan.

Klimaatverandering heeft grote ruimtelijke consequenties. Om hier adequaat op te kunnen inspelen, is klimaatbestendigheid als hoofdbelang van de Provincie benoemd. Voor een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat is het belangrijk dat de grote variëteit aan cultuur- en natuurlandschappen behouden wordt. Daarom is ruimtelijke kwaliteit als tweede hoofdbelang benoemd. Duurzaam ruimtegebruik is het derde hoofdbelang. Het inpassen van nieuwe woningen, bedrijven, wegen en andere ruimtevragende functies is en blijft een hoofdtaak van de Provincie. De Provincie zorgt dat deze inpassing op een efficiënte en toekomstbestendige manier tot stand komt.

De hoofdbelangen worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit twaalf onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Naast een Totaalkaart bevat de Structuurvisie 12 themakaarten, waarin de ondergeschikte belangen zijn verbeeld, welke van belang zijn voor het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

Conclusie: Voor dit plan is in ieder geval van belang dat wordt voorzien in voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting. Op dit punt wordt uitgebreid ingegaan in Bijlage 1 .

Verder is op de themakaart Bescherming tegen overstroming en wateroverlast in het plangebied een strook langs het de Hoornsevaart aangegeven. Omgaan met de verandering van het klimaat houdt in dat rekening moet worden gehouden met een gemiddeld hogere temperatuur en meer neerslag. Dit heeft niet direct invloed op het plangebied. Voorheen was sprake van bedrijfsbebouwing en verharding in het plangebied, nu wordt ingezet op woningen. In paragraaf 4.8 wordt specifiek ingegaan op de effecten voor de waterhuishouding.

3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Uiteraard moet altijd het provinciale belang de inzet van de verordening rechtvaardigen. Het uitgangspunt van de wet is dat bevoegdheden ter doorwerking van het ruimtelijke beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet, maar complementair staan reactieve instrumenten zoals overleg, zienswijze en zo nodig een reactieve aanwijzing ook ter beschikking om doorkruising van provinciaal beleid te voorkomen.

Voor het plangebied is artikel 9 uit de Provinciale Verordening met betrekking tot Bestaand bebouwd gebied van belang. Hierin is de volgende formulering opgenomen: "Als bestaand bebouwd gebied wordt de bestaande of de bij een – op het moment van inwerkingtreding van de verordening – geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing, uitgezonderd bebouwing op agrarische bouwpercelen en kassen."

Conclusie: Omdat ten tijde van het in werking treden van de Verordening sprake was van een bedrijfsbestemming, valt het plangebied onder het bestaand bebouwd gebied. Dit betekent dat de artikelen uit hoofdstuk 4 (Landelijk Gebied) van de Verordening niet van toepassing zijn (artikel 12 - artikel 18). Ook de regels uit hoofdstuk 5 (Groene Ruimte) hebben geen consequenties voor het plangebied. Het plan past binnen de regels uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

3.2.3 Provinciale Woonvisie 'Goed Wonen in Noord-Holland 2010-2020'

In de Woonvisie 'Goed Wonen in Noord-Holland 2010-2020' wordt door de provincie Noord-Holland ingezet op de kwaliteit van de woningen in plaats van de kwantiteit. De doelstelling van deze visie is dat de inwoners van de provincie in 2020 over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu beschikken. Vanwege de bovenstaande trends is het belangrijk om het woningaanbod regionaal af te stemmen. Zo moet het aanbod aansluiten op de vraag. Naast de kwaliteit van de woningen moet ingezet worden op het verbeteren van de voorzieningen in de woonomgeving die aansluiten bij de vraag van de bewoners. Voor zowel de woningen als de woonomgeving geldt dat de duurzaamheid moet worden verbeterd. Dit alles betekent dat woningbouwprojecten in samenhang met de omgeving moeten worden gebouwd.

De gemeenten in de regio Alkmaar hebben de provinciale woonvisie uitgewerkt naar een Regionaal Actie Programma (RAP) voor de regio Alkmaar. Het meest actuele RAP dateert van 2011. De betrokken gemeenten hebben hiermee onderling afspraken gemaakt over de inzet die nodig is om de kwantitatieve en kwalitatieve bouwopgave in de regio te behalen.

In het RAP zijn voor gemeente Almaar in de perpiode 2010-2020 in totaal 4000 nieuwe woningen voorzien, terwijl er 3200 benodigd zijn. Voor Alkmaar zijn voldoende woningbouwplannen in voorbereiding, maar in de omliggende gemeenten is dit niet het geval. Regionaal is zijn er te weinig woningebouwplannen in relatie tot de verwachte huishoudenstoename (-490 woningen). Zodoende is er sprake van voldoende regionale behoefte naar woningen. Op www.plancapaciteit.nl wordt een overzicht van alle actuele woningbouwplannen bijgehouden. Het plangebied Hollandse Tuin staat hier ook tussen. Voor Alkmaar is sprake 807 nieuwe woningen in de periode 2017-2019. In Bijlage 1 wordt verder ingegaan op de woningbehoefte en het bestaande aanbod.

Op dit moment wordt een nieuw RAP voorbereid. Wanneer deze beschikbaar komt voor de vaststelling van het bestemmingsplan, wordt dit verwerkt.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Alkmaar 2030

In de toekomstvisie Alkmaar 2030 heeft de gemeente zich laten leiden door het antwoord op de vraag “Wat voor stad wil Alkmaar zijn in 2030?”. De visie geeft een beeld van Alkmaar in het jaar 2030. Dit beeld is gebaseerd op de drie keuzes die de gemeente met deze visie heeft gemaakt.

  • 1. Alkmaar is een levendige stad voor jong en oud.
  • 2. Alkmaar is een duurzame stad in het groen.
  • 3. Alkmaar is hoofdstad van Noord-Holland Noord.

Onafhankelijk van de keuzes die in een toekomstvisie gemaakt worden, is er een aantal uitgangspunten dat centraal staat in Alkmaar. Deze uitgangspunten zijn de wortels van Alkmaar. Dat waren ze in de afgelopen jaren en dat zullen ze naar verwachting ook blijven in de komende decennia.

Ten eerste is Alkmaar een sociale stad met vrijheidslievende mensen. In Alkmaar is er ruimte voor ontwikkeling van de bewoners. Sport zit in de genen van Alkmaar en tradities worden hoog gehouden. De waardering voor monumenten, de Kaasmarkt, 8 oktober viering, 'bij Alkmaar begint de victorie' en de wens om mee te praten met het stadsbestuur, geven een indicatie van de binding van Alkmaarders met de stad. De beleefde kwaliteit van leven hangt nauw samen met de rust en ruimte die de omgeving van Alkmaar biedt.

Ten tweede is Alkmaar een economisch sterke stad. Bedrijvigheid en dienstverlening gaan hier hand in hand. Alkmaarders zijn ondernemers. Dat was vroeger al zo op de Waag en Alkmaar is nog steeds één van de aantrekkelijkste winkelsteden van Nederland en ontmoetingsplek bij uitstek. Er is een sterke stroom woon-werk verkeer van Alkmaar naar en de regio en vice versa. Dit legt een druk op de bereikbaarheid via de weg. Alkmaar is goed bereikbaar per trein.

Alkmaar is ook een duurzame stad. De stad is omringd door natuurgebieden en door vooraanstaande bedrijven op het gebied van duurzaamheid.

Het gebied Overstad wordt in deze toekomstvisie omschreven als een levendig gebied met cultuur- en uitgaansmogelijkheden. Specifieke uitgangspunten voor de beoogde ontwikkellocatie zijn in de visie echter niet opgenomen.

3.3.2 Ontwikkelingsvisie Overstad 2014

Op 1 juli 2014 is door de gemeenteraad van Alkmaar de Ontwikkelingsvisie Overstad vastgesteld. De ontwikkelingsvisie toont de speelruimte en de ontwikkelingsmogelijkheden voor Overstad. De visie vormt een aanvulling op het bestemmingsplan Overstad en de nota Ruim baan voor de ontwikkeling van Overstad (inclusief welstandscriteria), die beide in 2013 door de gemeenteraad zijn vastgesteld. Initiatieven die passen binnen de koers die in de Ontwikkelingsvisie is uitgezet, kunnen rekenen op de medewerking van de gemeente. De visie vormt een belangrijk communicatiemiddelen en toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen.

Flexibiliteit en vrijheid zijn belangrijke kernwoorden voor de toekomstige ontwikkeling van Overstad. Om de ruimtelijke kwaliteit van heel Overstad te waarborgen richt de gemeente zich primair op de inrichting en het onderhoud van de openbare ruimte. De belevingswaarde van Overstad staat daarbij centraal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00146-0301_0006.png"

Figuur 6 Uitsnede Ontwikkelingsvisie Alkmaar (juli 2014)

In de meest noordelijke punt van de strook langs de Koedijkerstraat zijn mogelijkheden voor woningbouw voorzien. Deze woningbouw moet passen bij het ondernemende karakter van Overstad, de ligging aan het water en de toekomstige ontwikkeling van de Zes Wielen aan de noordzijde. De locatie is bij uitstek geschikt om bij herontwikkeling te worden voorzien van een bijzondere architectuur die de entree tot Overstad over de Koedijkerstraat markeert. Met dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan deze ambitie.

In de visie wordt ingezet op parkeren op eigen terrein. Indien mogelijk streeft de gemeente er naar een collectieve voorziening voor het parkeren te realiseren, waarin alle gebruikers participeren.

In deze visie is verder rekening gehouden met de bestaande milieucontouren van ondernemers in het gebied en nieuwe functies afgestemd op de ruimte die er ligt. Zoekruimte voor gemengd stedelijk gebied met wonen ligt daarom hoofdzakelijk buiten de bestaande contouren. Daar waar toch sprake is van overlap zal in de toekomst moeten worden onderzocht welke maatregelen er nodig zijn om gewenste functies mogelijk te maken (de kaart hiernaast laat de milieucontour van alle bedrijven op Overstad zien waarvan de milieucontour 50 meter of meer bedraagt). In dit geval is er sprake van een molenbiotoop. Hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 4.3.

3.3.3 Ruim baan voor de ontwikkeling van Overstad 2013

De ambitie voor Overstad is het geven van ruim baan aan ontwikkelingen die de historische binnenstad aanvullen, versterken en, samen met de ontwikkeling van het Stationsgebied, het centrum van Alkmaar vergroten. Hiermee wordt de positie van Alkmaar in de regio versterkt. Vanwege de gewenste dynamiek van de transformatie is het niet werkbaar om teveel en te strenge kaders te hebben, daarom zijn een aantal spelregels opgesteld:

  • 1. De ontwikkeling moet onderscheidend en aanvullend aan de voorzieningen van de binnenstad zijn en het stedelijk centrummilieu versterken;
  • 2. De ontwikkeling moet een bijdrage leveren aan (de transformatie van) stadsdeel Overstad;
  • 3. De ontwikkeling moet bijdragen aan het leggen van de verbinding van de historische binnenstad;
  • 4. De ontwikkeling moet bijdragen aan het leggen van een verbinding met het stationsgebied;
  • 5. De ontwikkeling moet een bijdrage leveren aan de openbare ruimte en leefomgeving en een impuls opleveren voor de verblijfskwaliteit.

De bestaande wegenstructuur vormt een helder raamwerk voor de ontwikkeling van Overstad. De wegenstructuur wordt daarom niet veranderd. De Koedijkerstraat heeft een belangrijke verkeersfunctie op stadsniveau en is daarmee een adres waar een mix aan stedelijke functies kan plaatsvinden. Tot slot moet het parkeren op eigen erf plaatsvinden. Parkeerplaatsen realiseren in de openbare ruimte ten behoeve van woningen, is onder voorwaarden bespreekbaar.

Het bouwplan vormt een aanvulling op het bestaande programma in het gebied en voldoet in beginsel aan deze aan de spelregels.


Welstandsregels
Welstandcriteria vormen spelregels voor de invulling en opmaak van het gebied. Ook hier wordt per plan maatwerk geleverd. In de nota zijn regels opgenomen ten aanzien van de volgende aspecten:

  • Plaatsing
  • Massa en vorm
  • Gevelkarakteristiek
  • Detaillering, kleur en materiaalgebruik
  • Hoogteaccenten
  • Specials
  • Reclame

Van deze regels kan afgeweken worden mits er een goede kwalitatieve motivatie is en voldaan wordt aan de achterliggende gedachte van een criterium.

Conclusie: met de welstandscommissie heeft een voorbespreking plaatsgevonden over het voorgenomen bouwplan. Daarbij heeft de commissie zich positief getoond over de voorgenomen architectuur. Wel is verzocht om een plan uit te werken voor de opzet een aankleding van de openbare ruimte. Aan dit plan wordt op dit moment gewerkt.

3.3.4 Wonen

Nota wonen 2008-2013

Alkmaar wil een aantrekkelijke stad zijn, ook om in te wonen. In de regio neemt Alkmaar als stad een bijzondere positie in en dat komt mede tot uitdrukking in de keuze die gemaakt wordt voor het realiseren van stedelijke woonmilieus. Het geeft een beeld hoe de stad zich zou moeten ontwikkelen. Deze zijn in hoofdlijnen beschreven in een Meerjaren Ontwikkelingsprogramma dat is opgesteld in het kader van het Grote Steden Beleid. In de Nota Wonen zijn de beleidsuitgangspunten voor de periode 2008-2013 uitgewerkt en geactualiseerd. Voor de komende jaren gelden de volgende uitgangspunten:

De woningbouwproductie moet worden voortgezet en geïntensiveerd. Keuzes maken en blijven inzetten is vooral van belang doordat de nieuwbouw de komende jaren bijna uitsluitend gebeurt op inbreidingslocaties die elk hun eigen specifieke kenmerken en dynamiek hebben. De kwaliteit van al bestaande woningen en woonwijken moet op peil zijn voor huidige en toekomstige bewoners.

Conclusie: de 64 woningen in het plangebied worden gebouwd volgens de huidige kwaliteitseisen. Het gaat niet om een specifieke uitleglocatie, maar er wordt wel een op zichzelf staande wijk gerealiseerd.De nota vormt daarom geen belemmering voor de realisatie.

3.3.5 Bereikbaarheid / verkeer / parkeren

Kadernota Duurzame Bereikbaarheid

De kadernota geeft een visie op de toekomstige bereikbaarheid van de stad. De actieplannen geven binnen die visie de uitgewerkte maatregelen weer. Deze gestelde uitgangspunten zijn in het kader van het economische functioneren van de stad, de leefbaarheid verbeteren en de natuurwaarden in stand houden.

In de kadernota zijn twee verschillende plannen beschreven die een oplossing bieden voor de knelpunten in de stad. Deze twee plannen zijn Stadsconcept A (het ringenmodel) en Stadsconcept B (het sectorenmodel).

In beide concepten speelt de buitenring een belangrijke rol. De capaciteit van deze ring moet wel aanzienlijk worden verbeterd, bij voorkeur door de hele ring ongelijkvloers te maken (dit betekent dat kruisende wegen altijd onderdoor of bovenlangs gaan). Bij beide concepten is rekening gehouden met een eventuele onverwachte toename van verkeer. Het ringenmodel kan echter meer verkeer verwerken dan het sectorenmodel. Het sectorenmodel zorgt weer voor een aanzienlijke vermindering van de geluidsbelasting en de luchtverontreiniging in en rond het centrum. Zo hebben beide concepten voor- en nadelen.

Uiteindelijk is de keuze gemaakt voor concept A, het zogenaamde ringenmodel. Dit verkeersconcept moet verkeersdeelnemeners verleiden om gebruik te maken van de ring. Het concept gaat uit van twee ringen: de binnenring en de buitenring rond Alkmaar. Deze ringen zijn met elkaar verbonden via radialen (dwarsverbindingen).

Parkeernormen 2007 – 2015

De nota Parkeernormen 2007 – 2015 van de gemeente Alkmaar beschrijft de achtergronden en keuzes ten aanzien van het gemeentelijke parkeerbeleid. De centrale gedachte uit deze nota is dat bij de ontwikkeling van een locatie de parkeerdruk nu en in de toekomst niet mag worden afgewenteld op de directe omgeving. Alleen in de binnenstad mag een uitzondering worden gemaakt vanwege het historische karakter. Daar behoren collectieve oplossingen in parkeerbeleid en parkeergarages tot de mogelijkheden. In de nota wordt ingegaan op parkeren in relatie tot een bepaald type voorziening.

Vanuit de gemeente worden parkeernormen gehanteerd voor het bouwplan. De parkeernorm is afhankelijk van de oppervlakte van de bebouwing en het gebiedstype waarin het project is gesitueerd. In paragraaf 4.2 is een toetsing opgenomen aan de gemeentelijke parkeernorm.

Conclusie: In het plangebied wordt voorzien in voldoende parkeerruimte. Er wordt geen parkeerdruk afgewenteld op de directe omgeving.

 

Hoofdstuk 4 Milieu en Waarden

4.1 Inleiding

De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij het toestaan van ruimtelijke ontwikkelingen. In dit hoofdstuk wordt onderzocht welke milieufactoren in het plangebied een rol spelen en welke randvoorwaarden van belang zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2 Verkeer en parkeren

Verkeersaantrekkende werking

Het voorgenomen bouwplan brengt een bepaalde verkeersaantrekkende werking met zich mee. Het wegbestemmen van de bedrijfsbebouwing (9.800 m2) betekent ook dat er van deze functie geen verkeersaantrekkende werking verkeer meer valt te verwachten. In de onderstaande tabel is de verkeersaantrekkende werking van het geldende en het nieuwe bestemmingsplan inzichtelijk gemaakt.

Omschrijving ontwikkeling   Kengetal verkeersaantrekkende werking (mvt/etm)   Totaal verkeersaantrekkende werking  
Netto 9.800 m2 bedrijfsvloeroppervlak gemengd bedrijventerrein   205 mvt / 100 m2 bvo   2010 mvt/etm
 
64 woningen (koop, tussen/hoek) (sterk stedelijke omgeving) (schil centrum)   6,4 - 7,2 mtv/etm per woning   410-460 mvt/etm  

Tabel 1 Overzicht verkeersaantrekkend werking

Uit de tabel blijkt dat de verkeersaantrekkende werking door het vaststellen van het bestemmingsplan per saldo afneemt.

Ontsluiting

De ontsluiting van het plangebied verloopt via twee aansluiting op de Kwakelkade. De Kwakelkade is aangesloten op de Koedijkerstraat, de gebiedsontsluitingsweg vanuit het centrum door het gebied Overstad. Wegen van dit type hebben normaal gesproken een capaciteit van 2400 mvt/uur. Aangezien er in de huidige situatie 600 mvt/uur voertuigen over de weg rijden, is er voldoende restcapacticiteit om het extra verkeer vanuit het plangebied af te wikkelen.

Parkeren

Parkeren dient in principe plaats te vinden op het eigen erf. Voor zover de woningtypes of de erfopzet zich daar niet voor leent, worden parkeerplaatsen in de openbare ruimte gecreëerd. In het geval van het voorliggende bouwplan is sprake van behoorlijk stedelijke bebouwing, met kleine kavels. Parkeren vindt daarom plaats in het openbaar gebied. Wel moeten voldoende parkeerplaatsen binnen het plangebied worden gecreëerd, om geen parkeerdruk in de omliggende gebieden te veroorzaken.

Vanuit de gemeente worden parkeernormen uit de onderstaande tabel gehanteerd voor het bouwplan. De parkeernorm is afhankelijk van de oppervlakte van de bebouwing en het gebiedstype waarin het project is gesitueerd. In dit geval geldt de parkeernorm voor woningen groter dan 120 m2 in de schil van het centrum.

Oppervlakte   (m2 gebouwoppervlak)   Parkeernorm (schil en overig)  
Groter dan 120   64 woningen   1,7  

Tabel 2 Parkeernormen voor het gebieddstype

Voor het bouwplan resulteert de bovenstaande parkeernorm in een parkeervraag van 110 parkeerplaatsen.Het plangebied voorziet in 23 parkeerplaatsen op eigen erf. Daarnaast worden er 98 parkeerplaatsen in de openbare ruimte mogelijk gemaak. In totaal worden daarmee 121 nieuwe parkeeerplaatsen geraliseerd. Ter plaatse van de realisering van het geluidscherm aan de Kwakelkade vervallen er weliswaar 5 parkeerplaatsen, maar per saldo voldoet het plan aan de vereiste parkeercapaciteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00146-0301_0007.png"

Figuur 7 Overzicht van de parkeercapaciteit

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Toetingskader

Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk hoort te zijn. De richtafstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden.

Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met één afstandstap worden verminderd. Tenslotte geeft de Staat van Bedrijfsinrichtingen voor een functiemenging een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Over het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

In het plangebied wordt een nieuwe woonwijk gerealiseerd. Voor de richtafstanden wordt daaromin beginsel rekening gehouden met de richtafstanden voor het gebiedstype 'rustige woonwijk'.

In het verleden is veel onderzoek gedaan naar de omvang van milieuzones in het transformatiegebied Overstad (Westerdiep adviseur milieu en ruimte, milieusituatie bedrijven ontwikkelingslocatie Overstad gemeente Alkmaar, d.d. 10 augustus 2006). Relevante milieucontouren die nu nog over het plangebied liggen zijn:

  • De geluidscontour van het bedrijf Maasdam & Dekker. Op deze contour wordt ingegaan in paragraaf 4.4;
  • De molenbiotoop van Korenmolen 't Rode Hert. Op deze contour wordt ingegaan bij de paragraaf 4.14;
  • Het invloedsgebied voor het groepsrisico van het LPG-tankstation bij Handersonderneming Hga. Op deze contour wordt ingegaan in paragraaf 4.7.

Naast deze bedrijven is de afstand tot de omliggende bedrijfspercelen van belang. In de onderstaande figuur is het plangebied ten opzichte van de omliggende bedrijfspercelen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00146-0301_0008.png"

Figuur 8 Bedrijfsactiviteiten in de omgeving van het plangebied

In zijn algemeenheid zijn op het bedrijventerrein alleen bedrijven uit milieucategorie 2 toegestaan (richtafstand 30 meter). Daar waar deze bedrijven planologisch mogelijk worden gemaakt, wordt de afstand tussen de nieuwe woningen en de bedrijfspercelen gehaald.

De bedrijfspercelen waar op basis van de inventarisatie van het geldende bestemmingsplan bedijven uit een hogere milieucategorie voorkwamen, zijn specifiek bestemd. Het betreft hier het bedrijfsperceel aan de Koedijkerstraat 37 waar ook bedrijven uit milieucategorie 3.1 zijn toegestaan (richtafstand 50 meter) en het bedrijf Maasdam en Dekker dat zuidwestelijk grenst aan het woongebied.

Het perceel Koedijkerstraat 37 ligt op ruim 50 meter afstand van de dichtstbijzijnde geprojecteerde nieuwbouwwoningen, waar dus aan de richtafstand wordt voldaan (zie figuur 8). Overigens worden ter plaatse geen bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 3.1 meer uitgeoefend.

Ter plaatse van het bedrijf Maasdam en Dekker is voorzien in een regeling voor de vestiging van bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 (richtafstand 100 meter). Hier is echter sprake van een specifieke situatie die in het kader van de milieusituatie nader is onderzocht. In paragraaf 4.4 wordt hierop uitgebreid ingegaan.

Uit het vorenstaande en met inachtneming van de uitgangspunten waarmee rekening moet worden gehouden bij de projectie van de woningen nabij het bedrijfsperceel van Maasdam en Dekker (zie paragraaf 4.4), kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Ook vormen de woningen, zijnde milieugevoelige functies, geen belemmering voor de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige bedrijven (milieubelastende functies).

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.4 Geluid

Wet geluidhinder

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Voor wegen, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken' geldt daarom een geluidszone. Voor wegen met een maximumsnelheid tot 30 km/uur is geen geluidszone van toepassing. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Activiteitenbesluit

Naast de Wet geluidhinder is het Activiteitenbesluit relevant voorde geluidhinder van bedrijven. In het activiteitenbesluit zijn algemene regels opgenomen voor bedrijven die niet vergunningplichtig zijn. Het gaat onder andere om regels op het gebied van opslag, lichthinder, lozing op het oppervlaktewater. Daarnaast zijn er regels op het gebied van geluidhinder. Het besluit kent een norm voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LATR) en voor de maximale geluidsniveau (LAmax). Deze worden weergegeven in de onderstaande tabel.

Norm (dB(A))   Periode (uur)  
  07-19   19-23   23-07  
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen   50   45   40  
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen   35   30   25  
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen   70   65   60  
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen   55   50   45  

Tabel 3 Geluidsnormen activiteitenbesluit

Het bouwplan is gelegen binnen de geluidszones van een aantal wegen, de nabijgelegen spoorweg. Daarnaast ligt het plangebied binnen de invloedssfeer van het nabijgelegen metaalbewerkingsbedrijf. Onderstaand wordt op deze geluidsbronnen ingegaan.

Rekenresultaten wegverkeerslawaai

Uit de berekeningen blijkt dat op de nieuwe woningbouw de geluidsbelasting afkomstig van de doorgaande route Koedijkerstraat- Zeswielen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 58 dB. De geluidsbelasting van het niet-gezoneerde deel Kwakelkade en Frieseweg (30 km/uur) bedraagt maximaal 55 dB. De maximaal toelaatbare ontheffingswaarde wordt nergens overschreden.

Vanwege de woningbouwaantallen in het plangebied is het toepassen van een geluidsdempend wegdek of het treffen van afschermende voorzieningen langs de Koedijkerstraat niet kosteneffectief. Bovendien wordt de laatste maatregel ook stedenbouwkundig niet wenselijk geacht. Op basis van de rekenresultaten worden daarom hogere grenswaarden aangevraagd voor de Koedijkerstraat tot maximaal 58 dB. Het ontwerpbesluit hogere grenswaarden wordt samen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

Railverkeer

De geluidsbelasting vanwege het spoorverkeer bedraagt maximaal 58 dB. De voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt hiermee met 3 dB overschreden. De maximaal toelaatbare ontheffingswaarde wordt nergens overschreden. Vanwege het aantal woningen is het treffen van maatregelen aan de bron niet kosteneffectief. Ook maatregelen in het overdrachtsgebied (het aanbrengen van een geluidsscherm) wordt niet wenselijk geacht. Vanwege de afstand van het plan tot het spoor en de aanwezigheid van de tussenliggende bebouwing zouden maatregelen zich uitstrekken over honderden meters. Ook vanwege het railverkeerslawaai worden zodoende hogere grenswaarden vastgesteld door het college.

Industrielawaai

Maasdam & Dekker valt onder het Activiteitenbesluit en moet voldoen aan de geluidsnormen die in het besluit zijn opgenomen. In 2011 zijn voor dit bedrijf maatwerkvoorschriften vastgelegd waarmee in de dagperiode afwijkende geluidsnormen gelden voor twee toetspunten. In de avond en nachtperiode gelden 1-op-1 de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. Met nieuw akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting van dit bedrijf voor de woningbouwlocatie in beeld gebracht (Bijlage 3).

Uit de berekeningen blijkt dat zonder het treffen van aanvullende maatregelen ter plaatse van de nieuwe woningen een aantal overschrijdingen van de etmaalwaarde en het maximale geluidsniveau aan de orde zijn.

Zodoende zijn een aantal maatregelen afgewogen om de geluidsbelasting van de activiteiten zo goed mogelijk af te schermen. De voorkeursmaatregel betreft het realiseren van een geluidsabsorberend scherm. Daarmee wordt niet alleen het geluid vanwege het bedrijf afgeschermd, maar ook de geluidreflecties van het weg- en railverkeer via het scherm vermeden.

Het scherm is 5 meter hoog ten opzichte van het plaatselijk maaiveld en 82 meter lang. Het scherm is gelegen op 2 meter afstand van de perceelsgrens van het bedrijf Maasdam & Dekker BV aan de westzijde van het plan. Bij de woningen waar een geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A) aan de orde is, worden dove gevels toegepast. Dit is aan de orde bij de (zolder)verdiepingen van de gebouwen aan de kop. Voor het geluidsscherm en de dove gevels zijn specifieke bouwregels opgenomen op de verbeelding en in de planregels van het bestemmingsplan.

Bronmaatregelen zijn overwogen, maar zijn niet reëel, omdat het inpandig maken van de schroothandeling (meest maatgevende bron) vanwege de hoge kosten niet mogelijk is. Bovendien is als uitgangspunt gehanteerd dat de gebruiksmogelijkheden van Maasdam & Dekker niet worden ingeperkt.

Cumulatieve geluidsbelasting
De gecumuleerde geluidsbelasting bij de woningen bedraagt maximaal (cumulatief) 63 dB. Deze waarde is volgens het geluidbeleid van de gemeente Alkmaar toelaatbaar. In het plan wordt bij iedere woning op de begane grond een geluidluwe gevel gecreëerd. Hiermee wordt eveneens aan het gemeentelijk beleid voldaan.

Conclusie

Op basis van het akoestisch onderzoek wordt een hogere grenswaarde vastgesteld vanwege het wegverkeerslawaai en het railverkeerslawaai. Ook wordt binnen het plangebied een geluidsscherm van 5 meter mogelijk gemaakt (een maatregel in het overdrachtsgebied). Op de verbeelding is dit scherm aangeduid met de aanduiding 'geluidsscherm'.

Met het akoestisch is onderzoek is aangetoond, dat met het treffen van een geluidsreducerende maatregelen, een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd en dat aan het geluidbeleid van de Gemeente Alkmaar kan worden voldaan. Ook worden de gebruiksmogelijkheden van het bedrijf Maasdam & Dekker niet ingeperkt. Daarmee staat het omgevingsaspect geluid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.5 Trillingshinder

Het plangebied ligt in de nabijheid van de spoorweg. Treinverkeer kan trillingen veroorzaken, hetgeen hinderlijk kan zijn voor een goed woon- en leefklimaat. Om die reden is onderzoek naar trillinghinder gedaan (Memo Trillingen door treinpassages ter plaatse van bouwplan "Hollandse Tuin" te Alkmaar, 10 november 2017, kenmerk BOT.15.03.3). Uit dit onderzoek blijkt dat het railverkeer geen relevante bijdrage levert aan trillingen ter plaatse van het plangebied. Het onderzoek is als bijlage 10 aan deze toelichting toegevoegd.

4.6 Bodem

Door middel van een (verkennend) bodemonderzoek moet aangetoond worden dat de bodem geschikt is voor het toekomstig gebruik.

Uitgevoerde onderzoeken

In het verleden zijn ter plaatse van het plangebied de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd:

  • Grondslag, Verkennend en aanvullend bodemonderzoek Koedijkstraat / Kwakelkade 40 te Alkmaar, d.d. 30 juni 2006, projectnummer 10855;
  • Grondslag, Verkennend asbestonderzoek Kwakelkade 40 te Alkmaar, d.d. 30 juni 2006, projectnummer 10855;
  • Grondslag, Verkennend asfaltonderzoek Kwakelkade 40 te Alkmaar, d.d. 30 juni 2006, projecnummer 10855;
  • Grondslag, Waterbodemonderzoek Koedijkerstraat te Alkmaar, d.d. 27 juni 2006, projecnummer 10855.

In 2014 en 2016 is nog aanvullend en actualiserend onderzoek uitgevoerd:

  • Grondslag, Aanvullend bodemonderzoek Kwakelkade 40 te Alkmaar, d.d. 19 juni 2014, projectnummer 10855;
  • Kwinfra, Aanvullend asbestonderzoek Kwakelkade 40 te Alkmaar, d.d. 1 juni 2016.

Onderzoeksresultaten

Met deze onderzoeken zijn op de locatie verschillende bodemverontreinigingen aangetroffen. De mate waarin de bodem is verontreinigd verschilt:

  • de boven- en ondergrond zijn plaatselijk sterk verontreinigd met metalen, PAK’s en minerale olie (zie onderzoeken uit 2006);
  • in de bovengrond is een lichte verhoging aan PCB aangetoond. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aanweezig. Deze onderzoeksresultaten vormen milieuhygiënisch gezien geen belemmering voor het gebruik van de locatie (onderzoek 2014);
  • er is sprake van een ernstig verontreiniging met chloornaftalaten;
  • in de boven en ondergrond is een asbestverontreiniging aangetroffen;
  • in het plangebied een verhardingslaag (weg) aangetroffen waarin het asfaltgehalte hoger ligt dan de hergebruiksnorm. Afhankelijk van de datum van toepassing van de verontreinigde verhardingslaag (voor of na 1993) moet de verhardingslaag in zijn geheel worden verwijderd of kan de verharding worden gesaneerd middels het afdekken van de verontreiniging met een duurzame afdeklaag (bijvoorbeeld: tegelverharding);
  • tot slot is er sprake van een verhardingslaag waarin asbest is aangetroffen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat in het plangebied een aantal saneringen moeten plaatsvinden voordat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Het gaat om niet-spoedeisende saneringen. Voor de uitvoering van de benodigde saneringen is een kostenraming gemaakt, zodat hiermee rekening kan worden gehouden in de exploitatieopzet. Daarmee is de uitvoerbaarheid met betrekking tot het onderwerp bodemkwaliteit voldoende aangetoond.

4.7 Externe Veiligheid

Toetsingskader en beleid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen.

De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.


Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. De verantwoording bevat de volgende elementen:

  • de personendichtheid;
  • de hoogte van het groepsrisico;
  • maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
  • de voor- en nadelen van alternatieve locaties;
  • de mogelijkheden voor bestrijding van calamiteiten;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied.


Ten aanzien van de bestrijdbaarheid van calamiteiten moet de veiligheidsregio om advies worden gevraagd.

 

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Verschillende risicobronnen kunnen van invloed zijn op het plangebied. Relevante risicobronnen worden opgenomen op de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl). Onderstaand wordt op de verschillende bronnen ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00146-0301_0009.jpg"

Figuur 9 Uitsnede van www.risicokaart.nl

LPG-tankstation

Op het perceel Pettemestraat 45 is het LPG-tankstation van HGA gevestigd. De doorzet van dit bedrijf is vastgelegd op 999,9 m3, dus voor nieuwe kwetsbare objecten geldt een PR 10-6-contour van 45 meter en er is een invloedsgebied van 150 meter voor het groepsrisico van toepassing (zie onderstaande figuur). Binnen beide contouren worden geen nieuwe woningen gevestigd. Zodoende staat deze inrichting de ontwikkeling van het plangebied niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00146-0301_0010.jpg"

Figuur 10 Invloedsgebied LPG-tankstation

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de omliggende wegen en het spoor kunnen in beperkte mate gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De omvang van dit transport is echter niet dusdanig dat de routes zijn opgenomen in het landelijke Basisnet of op de provinciale Risicokaart (zie figuur 6). Er is geen relevante PR 10-6-contour van toepassing die de ontwikkeling van het plangebied in de weg kan staan. Het invloedsgebied voor het groepsrisico ligt mogelijk over het plangebied, maar omdat de omvang van de risicobronnen beperkt is zal ook het groeprisico beperkt zijn. Er is op dit moment geen aanleiding om een GR-berekening uit te voeren. Wel zal de Veiligheidsregio in de bestemmingsplanprocedure om advies worden gevraagd over de inrichting van het plangebied en de mogelijkheden om calamiteiten te bestrijden.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.8 Water

Water en ruimtelijke ordening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Het wateraspect vraagt om die reden bijzondere aandacht. In het Besluit ruimtelijke ordening is daarom verankerd dat bij elk ruimtelijk plan een zogenaamde 'watertoets' wordt uitgevoerd.

Het plangebied maakt in waterstaatkundig opzicht deel uit van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat als waterkwantiteitsbeheerder voor de polderwateren optreedt. Het hoogheemraadschap beheert ook de waterkwaliteit van boezem- en polderwater. Bij veranderingen in de inrichting dan wel het beheer van het water binnen het plangebied dient in een vroegtijdig stadium het overleg gezocht te worden tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Watertoets

In het kader van de watertoets wordt het bestemmingsplan aangemeld via de website www.dewatertoets.nl. Een automatisch gegenereerde uitgangspuntennotitie wordt vertaald in de onderstaande waterparagraaf.

Waterberging- en afvoer

Het plangebied bestaat in de huidige en de toekomstige situatie uit verhard oppervlak. Daarnaast wordt de bestaande kade iets naar binnen gelegd, waardoor in het plangebied beperkt oppervlaktewater wordt toegevoegd. Omdat het wateroppervlak toeneemt en het verhard opperlvlak afneemt, is geen watercompensatie noodzakelijk.

Wel worden in het plan maatregelen opgenomen om de afvoer op het riool te verminderen. Het hemelwater op daken wordt van de riolering afgekoppelen en via een aparte hemelwaterafvoer afgevoerd op het oppervlaktewater. Hemelwater op verharde oppervlakten kan worden geïnfiltreerd in de bodem.

Waterkwaliteit

Met betrekking tot de waterkwaliteit geldt dat geen uitlogende materialen mogen worden toegepast.

Waterkering

Langs de rand van het plangebied ligt een regionale waterkering (kade) die in beheer is van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het is de bedoeling om deze waterkering te verplaatsen naar de Kwakelkade/Koedijkerstraat. Voor deze werkzaamheden is een watervergunning nodig. Hierover worden aparte afspraken gemaakt met het hoogheemraadschap.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan weinig tot geen gevolgen voor de waterhuishouding heeft. In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen voor de realisatie van de toekomstige waterkering.

4.9 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 van de Wm is een paragraaf luchtkwaliteitseisen toegevoegd (paragraaf 5.2). Het doel van de wet is het beschermen van mens en milieu tegen negatieve effecten van luchtverontreiniging. Deze wet met onderliggende regelingen geeft voorschriften en normen over de luchtkwaliteit ter plaatse. Verder wordt er in regels aangegeven hoeveel er bij nieuwe ontwikkelingen aan de verontreiniging mag worden bijgedragen zonder dat er maatregelen getroffen behoeven te worden.

Op basis van het besluit en de regeling 'Niet in betekenende mate' worden ontwikkelingen die kleiner zijn dan 1500 woningen uitgesloten van verdere toetsing aan de grenswaarden uit de Wm.

Plaatselijke luchtkwaliteit

Alkmaar neemt deel aan de Nationale Samenwerking Luchtkwaliteit (NSL). In dat kader is er ieder jaar een herijking van de luchtkwaliteit door middel van de Monitoringstool. De Monitoringstool is een instrument waarmee jaarlijks op nationaal niveau de luchtkwaliteit wordt bepaald. In 2012 en 2011 waren er geen situaties in Alkmaar waar een overschrijding van de norm voor de diverse stoffen optrad. In het kader van de samenwerking NSL neemt de gemeente Alkmaar maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

Conclusie

Het nieuwe plan leidt tot een toevoeging van 64 woningen met een verkeersbijdrage van maximaal 460 motorvoertuigen per etmaal. Door het wegbestemmen van een bedrijfsbestemming is per saldo echter sprake van een afname van het aantal verkeersbewegingen. Op basis van het Besluit en de regeling 'niet in betekenende mate' is verdere toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit dan ook niet aan de orde. Daarmee is het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.10 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.


Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.


Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Toetsing en uitgangspunten
Gebiedsbescherming

Beschermde natuurgebieden liggen op flinke afstand van het plangebied. Gezien de binnenstedelijke ligging van het plan, worden ook geen effecten op gebieden verwacht.

Soortenbescherming

Vooraf is niet met zekerheid uit te sluiten dat er beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, daarom is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Gekeken is naar planten, vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen (zie Bijlage 4).

Er zijn verder geen vaste verblijfplaatsen gevonden voor vleermuizen en vogels. Binnen het plangebied zijn geen bomen aanwezig met geschikte holten en spleten waarin vleermuizen kunnen verblijven.Er zijn geen gebouwen aanwezig op het terrein. Daarom kan de aanwezigheid van huismus en gierzwaluw op voorhand worden uitgesloten. Het is goed mogelijk dat in het broedseizoen algemene zangvogels nestelen in de bomen op het terrein. Binnen de broedperiode, welke loopt van 15 maart tot en met 15 juli, zijn alle vogels beschermd. Daarom wordt geadviseerd eventuele kapwerkzaamheden buiten de broedperiode te laten plaatsvinden.

Conclusie

Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat de kans op beschermde soorten in het plangebied erg klein is. Beschermde soorten zijn niet aangetroffen en worden in het plangebied niet verwacht. Er is geen aanvullend onderzoek nodig. Het omgevingsaspect ecologie levert geen belemmeringen op voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.11 Monumenten en cultuurhistorie

Cultuurhistorie

Uit een eerder uitgevoerde quickscan van cultuurhistorische waarden in het gebied (die is uitgevoerd in het kader van het concept-Structuurplan Overstad in 2007), blijkt dat het vooral de historische geografische waarden zijn die van cultuurhistorisch belang zijn. Het betreft voomamelijk de tracés van de watenwegen rond het gebied met de bijhorende oevers en randwegen:

  • NoordhollandsKanaal.
  • Noorderkade (inclusief oever Noordhollands Kanaal).
  • Hoomse Vaart (voormalig tracé Korte Sloot).
  • Koedijkerstraat (voormalige rivier de Rekere).
  • Kwakelkade (de dijk van Alkmaar naar Bergen).
  • Bocht Kwakelkade (voormalig tracé Langsloot).
  • Rekerdijk (deel Westfriese Omringdijk, deels buiten het plangebied).

De Kwakelkade en de Rekerdijk (Westfriese Omringdijk) vormen de begrenzing van het plangebied. Het bouwplan vooziet niet in een aanpassing van deze dijktracés. De cultuurhistorische waarde blijft daardoor behouden.

Architectuurhistorische elementen

Daamaast is in het gebied Overstad sprake van enkele in meer of mindere mate cultuurhistorisch waardevolle architectuurhistorische elementen, die echter niet op de monumentenlijst staan. Geen van deze functies liggen binnen het plangebied. Wel wordt in paragraal 4.14 de molenbiotoop van Molen't Roode Hert beschreven.

Conclusie

Het voorgenomen bouwplan leidt niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden of monumenten.

4.12 Archeologie

In 2009 heeft de gemeenteraad van Alkmaar haar eigen archeologiebeleid vastgsteld als onderdeel van de beleidsnota cultuurhistorie 2009-2019. Bij de nota hoort een beleidsadvieskaart met archeologische verwachtingswaarden.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met zeer hoge verwachting (rood op de archeologische Verwachtingenkaart), hoge verwachting (oranje) en middelmatige verwachting (geel). Aan vergunningen voor werkzaamheden die binnen deze gebieden de bodem roeren (bodemingrepen), worden door de gemeente voorwaarden verbonden. Het heeft de voorkeur om de archeologische waarden ter plaatse (in situ) te behouden. Als dit niet mogelijk is, moet door een archeologiebedrijf onderzoek worden uitgevoerd.

  • In de rode gebieden geldt een vrijstelling voor bodemingrepen van minder dan 20 cm en een oppervlakte van 25 m2 (uitpandig gemeten vanaf het maaiveld, inpandig gemeten vanaf de top van de vloer) in een archeologisch verwachtingsgebied met een zeer hoge verwachting
  • In de oranje gebieden voor bodemingrepen van minder dan 40 cm diepte en een oppervlak van minder dan 500 m2 en in de gele gebieden voor bodemingrepen van minder dan 40 cm diepte en een oppervlak van minder dan 0,5 ha (5000 m2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00146-0301_0011.jpg"

Figuur 11 Toelichting op de archeologische gebieden

De Kwakelkade, grenzend aan het plangebied, heeft een hoge archeologische vverwachtingswaarde (oranje). Ter plaatse van dit (voormalige) dijktracé zijn echter geen graafwerkzaamheden voorzien die de archeologische waarden kunnen aantasten. Zodoende staat het aspect archeologie de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.13 Energie en duurzaamheid

Beleidsuitgangspunten

Gemeente Almaar zet in op duurzame gebouwen. Duurzaam bouwen heeft te maken met energie, water en materialen, maar ook met gezondheid, gebruiksgemak, flexibiliteit, gebruiks- en onderhoudskosten en waardevastheid.

Sinds 2009 werkt de gemeente aan de realisatie van een warmtenet. Daarbij wordt de restwarmte van de afvalverbranding HVC gebruikt voor de verwarming van woningen.

Toepassing in het plangebied

Voor de nieuwbouw vormt het toepassen van warmte van de HVC het uitgangspunt. De woningen worden zonder gasaansluiting gebouwd en voorzien van een goede schilisolatie. Ten behoeve van het gebruiksgemak en de waardevastheid wordt de nodige flexibiliteit in de bestemmingen ingebouwd (zie hoofdstuk 5).

4.14 Leidingen, straalpaden, molenbiotoop

Bij nieuwbouw of grote verbouwingen, dient bekeken te worden of kabels en leidingen (gas, elektriciteit, etc.) in of direct bij het plangebied zijn gelegen. Het is mogelijk dat er kabels en leidingen in plangebied aanwezig zijn die een beschermingszone vereisen die in het bestemmingsplan geregeld moet worden.

Leidingen en kabels

In het plangebied of de directe omgeving liggen geen planologische relevante kabels die in het bestemmingsplan moeten worden beschermd. Voorafgaand aan graafwerkzaamheden in het plangebied wordt een KLIC-melding uitgevoerd om rekening te kunnen houden met ondergeschikte kabels en leidingen ter plaatse.

Vanuit de gemeente worden de volgende uitgangspunten aangehouden voor kabels en leidingen:

  • In het ontwerp dient rekening gehouden te worden met een tracé voor aanleg van kabels en leidingen. Hiervoor geldt een minimale breedte van 2.00 m;
  • Het kabel&leiding-tracé wordt bij voorkeur gesitueerd in het trottoir; dit aan weerszijde van de straten/wegen. Vanaf deze netstructuur worden de woningen aangesloten;
  • Indien er een middenspanningskabel (10KV) aangelegd moet worden (naar bijvoorbeeld een Trafostation), moet deze leiding in een separaat tracé gelegd worden (breedte 1.00m);
  • Naar alle waarschijnlijkheid worden de woningen op restwarmte aangesloten (HVC). Ook hiervoor is een tracé nodig buiten het reguliere nutstracé. In de ondergrond zal dit een ruimtebeslag hebben van 2.00 m;
  • Rioolleidingen vallen onder Stadswerk 072 Herculesstraat; deze leidingen bevinden zich in aan apart tracé;
  • Tot slot wordt rekening gehouden met diverse straatkasten (Ziggo, Reggefiber) of een trafostation (Liander).

Molenbiotoop

Aan de Frieseweg is een korenmolen gevestigd die wordt beheerd door Stichting Korenmolen 't Roode Hert. In een onderzoek is in beeld gebracht op welke manier het plan Overstad de windvang en de belevingswaarde van deze molen beïnvloed (Vereniging De Hollandsche Molen, Biotooprapport 't Roode Hert te Oudorp, februari 2011).

Op basis van vuistregels kan worden bepaald vanaf welke hoogte gebouwen de windvang van een molen beïnvloeden. Het plangebied ligt binnen een afstand van 200-400 meter. In dit gebied geldt dat vanaf een bouwhoogte van 8-12 meter beïnvloeding van de windvang plaatsvind. Omdat de beoogde bebouwing net iets hoger is deze bouwhoogtes, is de beïnvloeding beperkt. Daarnaast wordt in het onderzoek geconcludeerd dat de meeste windbelemmering is te verwachten vanuit de sector tussen 225 en 315 graden ten opzichte van de molen. Het plangebied ligt daar buiten.

In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de nieuwe bebouwing weinig afbreuk doet aan de belevingswaarde van de molen. Het zicht op de molen vanuit westelijke en zuidwestelijke richtingen is ook in de huidige situatie al beperkt. Vanuit de molen kleven daarom geen esthetische of landschappelijke bezwaren aan de herinrichting van het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de tekst van de regels en op de verbeelding. Verbeelding en regels zijn één geheel en niet afzonderlijk leesbaar.


SVBP 2012
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.

5.2 De regels

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Deze zijn opgesteld op basis van de Wet ruimtelijke ordening. De planregels geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is. Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn diverse flexibiliteitsregels opgenomen, zoals het afwijken van bouwregelingen en gebruiksregels.

In het bestemmingsplan zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen om af te wijken van bepaalde normen. De uitvoering ervan berust bij het College van Burgemeester en Wethouders. Deze flexibiliteitbepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond gegeven bestemming gehandhaafd moet blijven.

5.3 Nadere toelichting op de regels

De bij dit plan behorende planregels zijn, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012), onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Ovegangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Daarbij worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Dit hoofdstuk bevat ook bepalingen die van toepassing zijn op meer bestemmingen, de zogeheten 'dubbelbestemmingen'.

In hoofdstuk 3 is een aantal algemene regels opgenomen. Behalve een antidubbeltelregel zijn algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze zijn om geringe afwijkingen o.a. van de in het plan opgenomen maten en grenzen mogelijk te maken.

In hoofdstuk 4 is omschreven welke gebouwen en gebruik vallen onder het overgangsrecht en bevat tot slot de citeertitel van het plan.

5.3.1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden en gemeten moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden per bestemming weergegeven.

Groen

Deze bestemming is bedoeld om structurerende groenelementen planologisch te waarborgen. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, beeldende kunst, geluidwerende voorzieningen, kunstwerken, (ondergrondse) afvalcontainers toegestaan met daarbij behorende bouwwerken, voet- en fietspaden en nutsvoorzieningen. Gebouwen zijn binnen deze bestemming, met uitzondering van een nutsgebouw ten behoeve van warkteopwekking, niet toegestaan.

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter en voor perceel- en erfafscheidingen een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

Verkeer

De bestemming Verkeer is opgenomen voor de hoofdontsluitingsweg achter de Koedijkerstraat. Deze bestemming is primair gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken toegestaan ten behoeve van deze bestemming.

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied heeft betrekking op een deel van de Kwakelkade en het openbare terrein, welke de grens vormt tussen het nieuwe woongebied en het bedrijventerrrein. Binnen deze bestemming wordt naast de verkeersfunctie, ook ruimte geboden voor openbaar groen en parkeren.

Water

Binnen deze bestemming zijn waterberging, waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen. waterwegen, groenvoorzieningen, oeverstroken, scheepvaartdoeleinden, infiltratievoorzieningen, kunstwerken, beeldende kunst en oeververbindingen toegestaan. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 6 meter.

Woongebied 

Binnen deze bestemming zijn woningen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep/bedrijf toegestaan met daarbij behorende bouwwerken, tuinen en erven, wegen en paden, waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Alle maten en begrenzingen zijn aangegeven met aanduidingen.

Leiding - Hoogspanning

Voor de ondergrondse 50 kV hoogspanningsverbinding geldt de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen niet worden gebouwd. Ook geldt er een omgevingsvergunningsplicht voor werken of werkzaamheden. Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad. Hiervoor wordt advies gevraagd aan de leidingbeheerder.

Waterstaat - Waterkering

De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen bestemming, mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen. Deze dubbelbestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Omdat deze bestemming tevens het tracé van de oorspronkelijke Westfriese Omringdijk markeert, worden eveneens de cultuurhistorische waarden beschermd.

5.3.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen onder andere de flexibiliteitbepalingen en algemene bepalingen aan de orde. Het gaat hierbij onder meer om:

Anti-dubbeltelregel

In dit artikel is opgenomen dat grond, welke eenmaal in aanmerking is of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van een andere aanvraag buiten beschouwing dient te blijven.

Algemene bouwregels

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen en algemene bepalingen over bestaande afstanden en andere maten. In deze regels is eveneens opgenomen dat balkons en dergelijke kunnen worden gerealiseerd, buiten het bouwvlak.

Algemene afwijkingsregels

Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in afwijkingsmogelijkheden. Met de afwijkingsbevoegdheid kan het dagelijks bestuur o.a. een afwijking van de maatvoering van bouwwerken toestaan met ten hoogste 10%.

Algemene wijzigingsregels

De algemene bevoegdheid betreft het aanpassen van de bestemmingsgrenzen indien dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. Ook is het mogelijk de lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 13)

Met betrekking tot bouwwerken en het gebruik van grond en bouwwerken wordt in dit artikel ingegaan op het daarop toepasselijke overgangsrecht.

Slotregel (artikel 14)

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Algemeen

Nadat het college het voorontwerpbestemmingsplan daartoe heeft vrijgegeven, is overleg conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gevoerd met de verschillende instanties. Ook heeft over het bestemmingsplan participatie plaatsgevonden. Daarna is de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gegaan.

Participatie

Voorafgaand aan de procedure van het bestemmingsplan heeft de initiatiefnemer op 8 april 2016 een informatieavond gehouden voor omwonenden en andere belangstellenden.

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de inspraak ter inzage gelegen van 11 mei 2017 tot en met 7 juni 2017. In dat kader is op 23 mei 2017 door de gemeente een informatiebijeenkomst gehouden. De uitkomsten van de inspraak zijn opgenomen in paragraaf 7.1.

Vooroverleg artikel 3.1.1. Bro

Ten behoeve van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan Provincie Noord-Holland en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De uitkomsten uit dit overleg zijn opgenomen in paragraaf 7.2.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 7 september tot en met woensdag 18 oktober 2017 (6 weken) ter inzage gelegen. Tijdens de periode van terinzagelegging was een ieder in de gelegenheid een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. Er zijn 2 zienswijzen ingediend, waarvan één zienswijze heeft geleid tot een nadere onderbouwing in de toelichting betreffende trillinghinder. De toelichting maakt juridisch geen deel uit van het bestemmingsplan, waardoor het plan op 19 april 2018 ongewijzigd kon worden vastgesteld.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan bevat een bouwplan waar ook gemeentelijke kosten mee gemoeid kunnen zijn voor de aanpassing van infrastructuur of (mogelijke) planschade.

Met de invoering van de Grondexploitatiewet als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening is het verhaal van kosten verplicht. De wetgever acht het wenselijk dat de gemeente en ontwikkelaar het onderling eens worden over het kostenverhaal (zoals bepaalt in artikel 6.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening). Dit kan middels een exploitatieplan dan wel een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het – daarvoor in aanmerking komende – planologische besluit dient vast te liggen op welke wijze het kostenverhaal wordt gedekt. Hiervoor wordt een overeenkomst tussende gemeente en initiatiefnemers vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Participatie

7.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan Overstad-Woongebied heeft vanaf donderdag 11 mei 2017 tot en met woensdag 7 juni 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder een reactie op het plan inbrengen. Ook is er een inloopbijeenkomst georganiseerd op 23 mei 2017. Het plan kon daar worden ingezien en op verzoek kon het plan nader worden toegelicht.

Er zijn een zestal inspraakreacties ingekomen:

  • 1. Maasdam Beheer B.V.
  • 2. familie Meiland
  • 3. familie P.A.J. Broekman
  • 4. Prorail, Moreelsepark 2
  • 5. de heer S. Obdam
  • 6. Liander Infra N.V.

In het navolgende zijn de inspraakreacties samengevat en van een gemeentelijk standpunt voorzien. Aanpassingen zijn vetgedrukt weergegeven.

Ad 1. Maasdam Beheer

Contour geluidzone Maasdam Beheer B.V.

De geluidcontour van Maasdam Beheer B.V. bedraagt 50 meter. Inspreker stelt dat in het voorontwerp thans een aantal woningen kan worden gerealiseerd binnen de geluidzone van 50 meter. Hierdoor is de kans aanwezig dat Maasdam Beheer B.V. in haar (toekomstige) bedrijfsvoering of eventuele uitbreiding wordt belemmerd.

Verder stelt inspreker dat in de tekst van het voorontwerp bestemmingsplan wordt uitgegaan van een geluidscontour van 'circa' 50 meter. Deze afstand wordt niet zorgvuldig genoeg geacht en vormt factor van onzekerheid.

Inspreker verzoekt de 50 meter zone aan te houden en aanvullend daarop extra afstand aan te houden in verband met de vergunningsvrije uitbreidingsmogelijkheden van de toekomstige woningen.

Beantwoording:

Zoals in de toelichting van het bestemmingsplan is aangegeven, worden de richtafstanden uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG gehanteerd (bedrijvenlijst). Deze richtafstanden zijn indicatief en hiervan kan worden afgeweken. Omdat er sprake is van een afstand kleiner dan 50 meter is in het kader van de ontwikkelingen van het gebied Overstad akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting van dit bedrijf op de nieuw te projecteren woningen. Uit dat onderzoek blijkt dat zonder het treffen van aanvullende maatregelen ter plaatse van de nieuwe woningen een aantal overschrijdingen van de etmaalwaarde en het maximale geluidsniveau aan de orde zijn. Om die reden wordt een geluidsabsorberend scherm geplaatst waardoor kan worden voldaan aan het Activiteitenbesluit. Op deze manier blijft enerzijds de bedrijfsvoering of eventuele uitbreiding mogelijk en ontstaat anderzijds het woon- en leefklimaat van het woongebied.

In theorie is het op basis van de bouwmogelijkheden die de bestemming 'Woongebied' biedt, mogelijk dat geluidgevoelige erfbebouwing (bijvoorbeeld een serre) al dan niet vergunningvrij, in de richting van de bron kunnen worden uitgebreid. In de praktijk is dit, gelet op de voorgestelde inrichting en situering van de woningen nagenoeg onmogelijk. Aan de zuidwestzijde van het gebied wordt voorzien in verblijfsgebied (verkeer, parkeren en groen) dat is afgestemd op het tracé van de cultuurhistorische waarden van de ter plaatse aanwezige Westfriese Omringdijk. De delen van de woonpercelen die grenzen aan dit woongebied, betreffen dan voor- of zijerf waarbinnen uitbreiding van erfbebouwing in principe niet mogelijk is. Daar komt nog bij dat op grond van de dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering erfbebouwing in beginsel niet mogelijk is.

Omdat het gebied ter plaatse van de Westfriese Omringdijk geen deel uitmaakt van de woonpercelen is bij nader inzien gekozen om ter plaatse te voorzien in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Voor wat betreft de opmerking dat 'circa 50 meter' wordt gehanteerd kan worden gesteld dat de door de inspreker gehanteerde passage betrekking heeft op de andere bedrijven in het gebied. Deze bedrijven voldoen allen aan de richtlijnafstanden van de bedrijvenlijst. Op de locaties waar de afstand korter is, is de toegestane bedrijfscategorie lager.

De toelichting van het ontwerpbestemmingsplan is op dit punt voorzien van een nadere uitleg.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Inspreker verzoekt om bepaling ten aanzien van de algemene afwijkingsregels niet op te nemen in het bestemmingsplan, omdat deze het mogelijk zou maken om binnen de contour van de geluidzone te bouwen.

Beantwoording:

De algemene afwijkingsregels, zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, zijn gebruikelijk in bestemmingsplannen. Deze regels bieden de mogelijkheid om in uitzonderingsgevallen af te kunnen wijken van eisen ten aanzien van maatvoering. Deze bepaling leidt niet tot belemmeringen van de milieusituatie, omdat de regeling niet voorziet in verschuiving van bestemmingen of vergroting van bouwvlakken (het 'platte vlak'). Bovendien wordt toepassing van deze regels uitsluitend via afwijking mogelijk gemaakt en zodoende wordt gewaarborgd dat binnen de geluidcontour wordt gebouwd.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Inspreker verzoekt om de bepaling ten aanzien van de algemene wijzigingsregels niet op te nemen in het bestemmingsplan, omdat deze het mogelijk zou maken om binnen de contour van de geluidzone te bouwen.

Beantwoording:

Deze algemene wijzigingsregels zijn bedoeld is om in uitzonderingsgevallen grenzen te kunnen wijzigen of de bedrijvenlijst te wijzigen blijft gehandhaafd. Het is hierbij uitdrukkelijk niet de bedoeling dat met bestemmingen kan worden 'geschoven', maar dat de toepassing alleen plaatsvindt als dit om bijvoorbeeld (civiel)technische redenen nodig is.

Teneinde het vorenstaande te waarborgen, is het toetsingscriterium 'milieusituatie' toegevoegd aan de betreffende wijzigingsbevoegdheden.

Geluidscherm

Een geluidscherm van 82 meter lang en 5 meter hoog past volgens inspreker niet in de kwaliteitsverbeteringen die men voor ogen heeft bij Overstad. In stedenbouwkundig opzicht is een dergelijk geluidscherm ongepast en onwenselijk door armoedige indruk en het spoedige verval, aldus insprekers. Het scherm van 5 meter hoog staat op 2 meter afstand van de erfgrens van het bedrijf van insprekers en vormt in diverse opzichten een belemmering bij eventuele herontwikkeling van het perceel van Maas Beheer B.V. en andere percelen op Overstad.

Daarnaast is het geluidscherm gesitueerd op grond die volgens de Cultuurhistorische waardenkaart Huiswaard / Overstad is aangemerkt als 'Archeologisch waardevol terrein – en het Dijk-/ wegtracé' die van zeer hoge cultuurhistorische waarde is. Inspreker stelt dat in het voorontwerp bestemmingsplan geen rekening wordt gehouden met deze archeologische en cultuurhistorische waarden.

Verder is geen milieutechnisch bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie van het beoogde geluidscherm.

Ook is volgens insprekers de motivatie voor het geluidscherm in het akoestisch onderzoek ontoereikend. Het scherm biedt namelijk geen soelaas voor overschrijding van de piekniveaus in geluid veroorzaakt door vrachtverkeer. Inspreker stelt dat een onbekend aantal vrachtwagens zal blijven rijden tussen het beoogde geluidscherm en de voorziene woningen.

Samenvattend verzoekt inspreker om af te zien van het geluidscherm. Inspreker stelt dat er betere en meer voor de hand liggende opties zijn. Hierbij kan gekeken worden naar alternatieve geluidwerende voorziening op het terrein van project De Hollandse Tuin zelf. Hiermee zal er geen sprake meer zijn van overschrijding van piekniveaus door vrachtverkeer en profiteren de beoogde woningen optimaal. Hierdoor hoeft geen bodemonderzoek en geen archeologisch onderzoek plaats te vinden. Ook vormt het geluidscherm geen belemmering voor de (herontwikkel)mogelijkheden van Maasdam Beheer B.V.

Beantwoording:

Het beoogde geluidscherm is noodzakelijk om de bedrijfsvoering van het bedrijf van insprekers te beschermen, alsmede een goed woon- en leefklimaat voor de nieuwe woningen te creëren. Het beperken van de geluidbelasting op de woningen heeft alleen effect als deze dicht bij de bron wordt geprojecteerd.

Wij zijn van mening dat het scherm ter plaatse op verantwoorde wijze kan worden ingepast in het openbare gebied en op geen enkele wijze een belemmering vormt voor de (toekomstige) bedrijfsvoering van het bedrijf van insprekers, eenvoudigweg omdat het perceel niet in eigendom is van het bedrijf. Het bedrijf kan sowieso niet meer uitbreiden in de richting van de woningen.

Ten aanzien van het standpunt dat de motivatie in het akoestisch onderzoek niet voldoende is, kan worden gesteld dat ingevolge de Circulaire Indirecte Hinder geen rekening gehouden hoeft te worden met piekniveaus (van vrachtwagens). Bovendien zal de ontsluitingsweg tussen het bedrijventerrein en de beoogde woningbouw worden ingericht als verblijfsgebied voor woningen (30 km-zone) en vormt primair de ontsluiting voor het woongebied.

Bij de inpassing van het geluidscherm worden de cultuurhistorische en archeologische waarden niet aangetast. Het betreft hier het tracé van de Westfriese Omringdijk dat wordt ingericht als scheiding tussen het bedrijventerrein en het openbare gebied. Dit gebied wordt tevens benut voor de (akoestische) afscherming van het woongebied, maar blijft als dijktracé gehandhaafd. Zoals eerder aangegeven zal voor een zorgvuldige inpassing worden gekozen die recht doet aan de waarden van het gebied.

Overigens is wel geconstateerd dat ter plaatse van het dijktracé alleen wordt voorzien in de borging van waterstaatsvoorzieningen. Uiteraard moeten hier de cultuurhistorische waarden ook worden beschermd. In de bestemming Waterstaat – Waterkering is dit aspect toegevoegd.

Voor het plaatsen van een geluidscherm is milieutechnisch bodemonderzoek niet nodig. Uiteraard zal wel overleg worden gepleegd met het Hoogheemraadschap bij de uitvoering van de plannen.

Ad 2. Familie Meiland

Kappen beeldbepalende boom

Inspreker stelt dat de beeldbepalende boom aan de Frieseweg mogelijk gekapt wordt. Inspreker stelt dat het bestemmingsplan Overstad geen ruimte geeft om de beeldbepalende boom te kappen. Dit wordt gesteld om de volgende redenen:

  • Volgens bestemmingsplan (toelichting, hoofdstuk 5.8) is het oevertracé en aangrenzende wegtracé van zeer hoge cultuurhistorische waarde;
  • Volgens bestemmingsplan (toelichting, hoofdstuk 2.1.1) is één van de hoofdoelen 'het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn, in het bijzonder ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten';
  • Volgens bestemmingsplan (toelichting, hoofdstuk 2.3.13) richt het groenbeleid zich 'tot in stand houden van essentiële waarden van de hoofdstructuur, met als resultaat dat waarden ten aanzien van onder meer cultuurhistorie zich niet laten vervangen of compenseren'.

Inspreker stelt tevens dat het pand aan Frieseweg 156 is aangemerkt als 'beeldbepalend pand'. Dit is gericht op de architectuur van het gehele pand en zijn relatie met de omgeving. Het kappen van de beeldbepalende boom tast de relatie van het beeldbepalend pand met de omgeving aan, waardoor de kwaliteit van de leefomgeving niet zo goed als mogelijk wordt gehandhaafd.

Beantwoording:

Het pand aan de Frieseweg 156 maakt geen deel uit van het projectgebied. Ten aanzien van de boom kent de gemeente Alkmaar geen beeldbepalende bomen. Wel staan er in de gemeente Monumentale en Waardevolle bomen.De aangegeven boom is niet als Monumentaal of Waardevol aangewezen. Desalniettemin dient voor de kap van een boom een vergunning te worden aangevraagd. Ten aanzien van de vergunningprocedure kan door belanghebbenden bezwaar worden ingediend.

Molenbiotoop

De molenbiotoop van molen 't Roode Hert is niet in het bestemmingsplan vertaald. Dit wordt vermeld in hoofdstuk 5.8.2 en 5.8.3. Inspreker stelt dat hoge bebouwing in Overstad van negatieve invloed kan zijn op het windaanbod.

Beantwoording:

In het plan is geen molenbiotoop opgenomen omdat er geen wetgeving (meer) bestaat die bescherming van windvang vastlegt. Voorliggende bestemmingsplan is daarmee in lijn met geldende bestemmingsplan Overstad. Desalniettemin is er bij de planvorming rekening gehouden met de molen 't Roode Hert. Het plangebied ligt binnen een afstand van 200-400 meter. In dit gebied geldt dat vanaf een bouwhoogte van 8-12 meter beïnvloeding van de windvang plaatsvind. Omdat de beoogde bebouwing op slechts enkele plekken deze bouwhoogte overschrijdt tot maximaal 13 meter, is de beïnvloeding zodanig beperkt dat dit geen invloed heeft op de windvang. Bovendien is in het onderzoek geconcludeerd dat de meeste windbelemmering is te verwachten buiten een sector van de biotoop waar het plangebied zich bevindt. Het opnemen van de molenbiotoop in het bestemmingsplan is daardoor overbodig.

Ad 3. Familie P.A.J. Broekman

Typering woongebied

Inspreker geeft aan dat in de toelichting is aangegeven dat het gebied Overstad gefaseerd wordt getransformeerd naar een gebied met gemengde functies, maar dat hier sprake is van uitsluitend woningbouw en geen ruimte meer wordt geboden voor gemengde functies.

Verder is inspreker van mening dat de voorgenomen bebouwingsdichtheid zodanig is, dat er nauwelijks nog openbare ruimte beschikbaar blijft in de nieuwe wijk. De inspreker stelt dat de bebouwingsdichtheid niet aansluit bij de directe omgeving.

Daarnaast geeft inspreker aan dat de woonwijk is bedoeld is voor de doelgroep 'jong gezin'. De kinderen van deze wijk zijn aangewezen om te spelen op een groenstrook grenzend aan het terrein van Maasdam en Dekker B.V. De inspreker stelt dat dit onvoldoende is en niet veilig te bereiken voor jonge kinderen.

Al met al heeft had inspreker graag meer inspraak gehad in de nieuwe invulling van het gebied om recht te doen aan de doelstelling 'gemengde functies'. Hierbij wordt als voorbeeld gerefereerd naar het gebied 'Scheldestraat' te Alkmaar.

Beantwoording:

Het woongebied Overstad maakt deel uit van de transformatie van het gehele gebied Overstad, waar op 2 juli 2014 de Ontwikkelingsvisie Overstad 2014 voor is vastgesteld. Het gebied betreft niet alleen de locatie waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft. Zoals in de toelichting al is aangegeven, zijn er in de afgelopen jaren zijn al een aantal andere functies gerealiseerd in het verschillende ontwikkelingen tot stand gekomen zoals een bioscoop, casino en een poppodium.

Zowel bij de totstandkoming van de Ontwikkelingsvisie als het onderhavige bestemmingsplan is via de gemeentelijke Inspraakverordening de mogelijkheid geboden voor participatie. Voorafgaand aan de planvorming is bovendien in april 2016 een informatieavond gehouden voor omwonenden en andere belangstellenden.

De inrichtingskeuze en de doelgroep van de woningen is gemotiveerd in bijlage 1 van de toelichting. Daarin is een uitgebreide toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Met het plan wordt voorzien in de regionale woonbehoefte.

Eventueel aan te leggen speelvoorzieningen zullen sociaal-veilig worden aangelegd Vanzelfsprekend is het van belang rekening te houden met de locatie ten opzichte van de verkeersverbindingen. Bij de verdere uitwerking van de plannen zal hiermee rekening worden gehouden.

Vrachtverkeer

De beoogde woonwijk grenst aan en ontsluit op een bedrijventerrein. Het bedrijf Maasdam en Dekker B.V. produceert niet alleen flink geluid, maar brengt ook redelijk veel zwaar vrachtverkeer met zich mee. De overige bedrijven aan de Kwakelkade zijn allen bedrijven met detailhandel die veel stukgoederen verkopen. Hierdoor trekken ook zij veel (vracht)verkeer naar zich toe. De inspreker mist in paragraaf 4.2 van de toelichting de visie van de gemeente op deze verkeerssituatie.

Beantwoording:

De gemeente is van mening dat het vrachtverkeer vanwege het bedrijventerrein voldoende is betrokken bij de planvorming, verkeersdeskundigen hebben het plan akkoord bevonden. Door de transformatie van bedrijfsterrein naar woongebied neemt de verkeersaantrekkende werking van vrachtverkeer af. Verder wordt het gebied als het ware ingesloten en is de interne stratenstructuur afgestemd op de woonfunctie. Alle woningen worden ontsloten vanaf een nieuw aan te leggen stratenpatroon, waar geen sprake zal zijn van vrachtverkeer.

Geluidhinder / Geluidscherm

Inspreker stelt dat het onduidelijk is hoe en door wie de afweging is gemaakt dat de oplossing voor geluidhinder bij de bron te hoge kosten met zich mee brengt.

In het akoestisch rapport mist de inspreker het mogelijke effect van het oprichten van het geluidscherm op de bestaande omgeving. Hierbij noemt de inspreker als voorbeeld de geluidbelasting voor de woningen aan de Overtoom.

Inspreker stelt verder dat het oprichten van het geluidscherm van 5 meter hoog en 82 meter lang niet strookt met 'het ruim baan geven aan deze ontwikkeling' en had meer inspanning van de gemeente verwacht om een uitgebalanceerd bestemmingsplan te presenteren. Inspreker stelt dat uit niets is gebleken dat de gemeente inspanning heeft geleverd om het meest geluid producerende bedrijf te betrekken bij de bestemmingsplanwijziging.

Beantwoording:

In het geluidsrapport dat is opgenomen in bijlage 3 van de toelichting is aangegeven dat het toepassen van bronmaatregelen overwogen is, maar is geen optie. De belangrijkste

geluidsbron is namelijk de handling van het schroot met een kraan. Het inzetten van een geluidsarme kraan is niet zinvol omdat de schroothandling het meeste geluid produceert. Het inpandig maken van de schrootopslag is omwille van de hoge kosten geen reële optie.

Het beoogde geluidscherm is noodzakelijk om de bedrijfsvoering van het bedrijf Maasdam en Dekker B.V. te beschermen, alsmede een goed woon- en leefklimaat voor de nieuwe woningen te creëren. De Het beperken van de geluidbelasting op de woningen sorteert alleen effect als deze dicht bij de bron wordt geprojecteerd. Ook dan heeft het geen (negatieve) invloed op de rest van de omgeving. Nader onderzoek hiervoor is niet nodig.

Het scherm ter plaatse kan op verantwoorde wijze worden ingepast in het openbare gebied.

Pompstation energie

Inspreker vind het een goede zaak dat er een dergelijke voorziening komt. Echter begrijpt inspreker niet waarom het pompstation gesitueerd moet worden op het bestaande publieke kleine stukje groen aan de zuidzijde. Inspreker stelt dat hiervoor eenvoudig een andere oplossing voor te vinden is.

Beantwoording:

Zoals in de toelichting is aangegeven zet de gemeente Almaar in zet in op duurzame gebouwen en werkt de gemeente aan een warmtenet. Daarbij wordt de restwarmte van de afvalverbranding HVC gebruikt voor de verwarming van woningen. Het toepassen van restwarmte vormt ook uitgangspunt voor de energievoorziening van de nieuwe woningen Ten behoeve van deze duurzame en energievoorziening is het onoverkomelijk dat er faciliteiten nodig zijn die ergens in het gebied moeten worden geprojecteerd, zoals een nutsgebouw en leidingen. Het gebouw dat voor de energievoorziening nodig is, is kleinschalig (maximaal 25 m² en maximaal 3 meter hoog). Er zal voor worden gezorgd dat dit gebouw op een verantwoorde wijze wordt ingepast in de openbare ruimte.

Parkeerbalans

De parkeernorm wordt deels uit bestaande voorraad gehaald van de zuid- en westkant. In de huidige situatie is reeds op sommige tijdstippen het gebied al volledig bezet. De inspreker stelt dat de bestaande voorraad door de nieuwe bewoners gebruikt zal gaan worden. Hierdoor zal de parkeerdruk op de openbare weg flink toenemen. De inspreker mist een visie op het toenemen van de parkeerdruk in de omgeving.

Beantwoording

Het aantal parkeerplaatsen dat nodig is, zijn berekend aan de hand van de CROW normen en is gebaseerd op de nieuwe situatie. Alle nieuwe 121 parkeerplaatsen zijn bedoeld voor de nieuwe woonwijk en worden ook gerealiseerd in het woongebied langs de nieuwe woonstraten die als het ware afgeschermd worden van het bedrijventerrein. In het woongebied wordt dus ruimschoots voldaan aan de norm en wordt aangenomen dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige parkeerdruk.

Ad 4. ProRail

Trillinghinder

Prorail telt dat trillinghinder kan ontstaan voor de beoogde woningen. De reden hiervoor is de korte afstand tussen de beoogde woningen en het spoor: circa 67 meter. Inspreker stelt dat er geen wettelijke normen bestaan voor trillinghinder, maar dat het wel gewenst is dat het aspect trillinghinder wel in het ontwerpbestemmingsplan wordt betrokken.

Inspreker raadt aan om indicatief onderzoek te verrichten naar de te verwachte trillingsniveaus. De waarden die hierbij nagestreefd kunnen worden, zijn aangegeven in 'Richtlijn deel B “Hinder voor personen in gebouwen door trillingen, Meet- en beoordelingsrichtlijnen”' van de Stichting Bouwresearch (SBR).

Mochten de trillingsniveau groter zijn dan de na te streven waarden, dan adviseert inspreker eisen/maatregelen op te nemen ten aanzien van de constructie van de gebouwen in de uitwerking van het plan en/of bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen.

Beantwoording

Wat betreft de trillingshinder kan opgemerkt wordt dat er geen wettelijke verplichting bestaat tot een dergelijk onderzoek. Wel kan trillingshinder een rol spelen bij de vraag of met de ontwikkeling van het project, sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Er is de afgelopen jaren in Alkmaar vaker op vergelijkbare afstand langs het spoor gebouwd en ook liggen er veel woningen op kortere afstand. Ook hier is geen onderzoek gedaan naar trillingshinder. Bovendien zijn er bij de gemeente geen klachten bekend over trillingshinder in deze bebouwing. Omdat het niet aannemelijk is dat er sprake is van trillingshinder is besloten om de trillingshinder niet te onderzoeken.

Ad 5. Dhr. S. Obdam

Inspreker stelt dat de uiteinde van de huizen rijen aan de Kwalkade te hoog zijn. Daarnaast passen de huizen volgens inspreker niet in de omgeving. Inspreker stelt dat de huizen in dezelfde stijl en hoogte doorgetrokken kunnen worden. De inspreker stelt dat de stijl van de beoogde huizen het erg makkelijk maken voor de toekomstige bewoners om bij anderen naar binnen te kijken of de tuin te bekijken.

Inspreker is verbaasd dat de achtertuinen van de huizen gelegen aan het water slechts 7 meter diep zijn. Inspreker stelt dat in het originele plan de vaart verbreedt zou worden en er over diepere tuinen is gesproken. Inspreker mist dit nu in het geheel. Hierdoor worden de huizen op De Overtoom minder vrij.

Verder mist inspreker het pompstation voor stadsverwarming.

Beantwoording:

De hoogte van de bebouwing is afgestemd op de bestaande bebouwde omgeving en de bouwmogelijkheden die in grote lijnen ook overeenkomen met de hoogtes die al mogelijk zijn in de geldende regeling, maar dan uiteraard voor bedrijfsgebouwen. De stedenbouwkundige inrichting van het plan is verder zorgvuldig gekozen en gebaseerd op de behoefte aan dergelijke woningen. In bijlage 1 bij de toelichting is dit uitgebreid toegelicht.

Bij het realiseren van rijenwoningen kan ook niet worden ontkomen dat er enige mate van inbreuk wordt gedaan aan de privacy, zoals inkijk. Dit is inherent aan de stedenbouwkundige opzet van een gebied met een grote bebouwingsdichtheid. Het is aan de bewoners zelf om de privacy van bewoners van belenende percelen te respecteren. In ieder geval wordt voldaan aan de privacyrechten, zoals die in het Burgerlijk Wetboek gelden (burenrecht).

Voor wat betreft de afstand van de bebouwing tot de woningen aan De Overtoom kan gesteld worden dat de achtergevel van de woningen op circa 30 meter vanaf de oevergrens van de woningen aan de Overtoom worden gebouwd. De afstanden tussen de tegenover elkaar gelegen woningen is nog groter. Deze afstanden waarborgen voldoende privacy en is in een dichtbevolkt stedelijk gebied, zoals Alkmaar ook zeer acceptabel te noemen. Volledigheidshalve kan hieraan worden toegevoegd dat het geldende bestemmingsplan Overstad vanaf 20 meter afstand van de erfgrens van de woningen aan De Overtoom bedrijfsgebouwen toelaat met een bouwhoogte van 12 meter.

Mocht inspreker toch van mening zijn dan kan (na het onherroepelijk worden van het voorliggende bestemmingsplan) een beroep worden gedaan op planschade ingevolge de Wet ruimtelijke ordening.

Ten aanzien van de breedte van de vaart zijn de intenties ongewijzigd. Steigers en aanlegplaatsen voor bootjes worden voorzien binnen de grenzen van de perceel, waardoor het wat breder zal worden.

Het nutsgebouw ten behoeve van de duurzame energievoorziening (gebruik restwarmte) is geprojecteerd in het zuidoostelijk gelegen groene perceel langs het water.

De regeling die hiervoor in het voorontwerp binnen de bestemming 'Woongebied' was opgenomen, is in het ontwerpbestemmingsplan op de juiste locatie mogelijk gemaakt (in de bestemming 'Groen)'.

Ad 6. Liander Infra N.V.

Ligging kabelverbinding

Het elektriciteitsbedrijf Liander stelt dat zij eigenaar is van een 50kV kabelverbinding en acht het van belang dat het tracé van deze leiding planologisch wordt veilig gesteld.

Inspreker stelt dat het voor onderhoud en instandhouding van de het hoogspanningsnet van belang is dat de ligging van de kabelverbindingen planologisch wordt veiliggesteld. Verzocht wordt om het tracé van een dubbelbestemming te voorzien met passende bouwregels en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

Beantwoording:

Het bestemmingsplan is hierop aangepast in die zin dat voor de betreffende ondergrondse hoogspanningsleiding de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning is opgenomen. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen niet worden gebouwd. Ook geldt er een omgevingsvergunningsplicht voor werken of werkzaamheden. Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad. Hiervoor wordt advies gevraagd aan de leidingbeheerder.

7.2 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Noord-Holland-Noord en de provincie Noord-Holland. Van beide instandties is geen reactie ontvangen. Om die reden is aangenomen dat beide instanties hebben ingestemd met het voorontwerpbestemmingsplan.