direct naar inhoud van Artikel 35: Algemene aanduidingsregels
Plan: Oudorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00100-0305

Artikel 35: Algemene aanduidingsregels

35.1. Doel aanduiding
  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden tevens bedoeld voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten;
  • b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn de gronden tevens bedoeld voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-installatie;
  • c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden tevens bedoeld voor:
    • 1. bescherming van de functie als werktuig van de in dit gebied voorkomende windmolen, onder andere gelet op de windvang;
    • 2. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
35.2. Bouwregels
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:
    • 1. een op grond van de daar voorkomende bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt de volgende regel:
    • 1. In afwijking van het bepaalde bij de voorkomende bestemming mogen op/in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
  • c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden de volgende regels voor het oprichten van bouwwerken:
    • 1. binnen een afstand van 100 m van de molen mag niet worden gebouwd;
    • 2. op een afstand van 100 m tot 400 m vanaf de molen moet de hoogte van de bebouwing voldoen aan de volgende formule: H(x) = x/n + c*z, waarbij:
      • a. H(x) de maximaal toelaatbare hoogte van het bouwwerk is;
      • b. x de afstand is van een bouwwerk tot de molen (in meters);
      • c. n=75 (ruw gebied);
      • d. c=0,2 (vaste waarde);
      • e. z= askophoogte van de molen;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 is bebouwing met een grotere hoogte toegestaan indien:
      • a. het een bouwwerk betreft met een bestaande grotere hoogte;
      • b. het een bouwwerk betreft dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

- de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de

bouwwerken waarachter deze worden opgericht;

- het bouwwerk wordt aan een vrijstaand bouwwerk gebouwd, dan wel

vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m uit

bestaande bouwwerken;

- het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken

mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken

waarachter dit wordt gebouwd;

- het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit

mogelijk is op basis van de voor deze gronden geldende bestemmingen.

35.3. Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 35.2 onder b in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;
  • b. het bepaalde in lid 35.2 onder c ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' voor bebouwing op een andere locatie, met een grotere hoogte of een grotere breedte, met dien verstande dat:
    • 1. afwijken kan alleen voor zover bebouwing:
      • a. voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in lid 35.2 sub c onder 3;
      • b. dan wel krachtens het bepaalde elders in deze regels en/of op de verbeelding aan de achterzijde van bestaande bebouwing of beplanting niet mogelijk is;
      • c. of indien de bebouwing of ander gebruik onder de voorwaarden als bedoeld in lid 35.2 onder c om bedrijfstechnische redenen redelijkerwijs niet mogelijk is;
    • 2. afwijken kan alleen voor bouwwerken tot in totaal een vloeroppervlak van maximaal 10% van de bebouwing waarbij wordt gebouwd;
    • 3. afwijken is uitsluitend toegestaan, voor zover het voorgenomen bouwen of gebruik mogelijk is op basis van de overige voor deze gronden geldende bestemming(en);
    • 4. het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.2 sub c onder 2 en in lid 35.2 sub c onder 3 voor het toelaten van hogere bebouwing.