direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Viaanse Molen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00019-0401

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) niet zijn toegestaan;
  • b. bedrijfsgebonden kantoren tot maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak per bedrijfsvestiging, met een maximum van 2000 m² bruto vloeroppervlak;
  • c. zelfstandige kantoren met een maximum van 750 m² bruto vloeroppervlak;
  • d. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, met inbegrip van webwinkels of postorderbedrijven, waarbij de functie gemaximaliseerd is tot 20% van het totale bruto vloeroppervlak met een maximaal winkelvloeroppervlak van 100 m2;
  • e. afgeschermde buitenopslag, voor zover achter de voorgevelrooilijn;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding, een bedrijfswoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' op de verbeelding, een opslagterrein;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met vulpunt lpg' op de verbeelding, een verkooppunt motorbrandstoffen met vulpunt lpg;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' op de verbeelding, een boomkwekerij;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' op de verbeelding, een kantoor;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'kas' op de verbeelding, een kas;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grindstortplaats' op de verbeelding, een grindstortplaats;

met de daarbijbehorende:

  • m. bouwwerken;
  • n. erven;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. ontsluitingswegen;
  • r. voet- en rijwielpaden;
  • s. waterlopen en waterpartijen;
  • t. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen en bijgebouwen bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter.

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning (hoofdgebouw) gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

3.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 4 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter;
  • c. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 50 m²;
  • e. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 meter.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten bedraagt maximaal 12 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub c van dit plan, en toe staan dat de bouwhoogte van de bedrijfsbebouwing langs de Havingastraat met ten hoogste 2 meter wordt vergroot. Er wordt slechts afgeweken indien:

  • a. aangetoond is dat, door het vergroten van de bouwhoogte, de molenbiotoop rond molen 'De Viaan' niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de stichting 'De Hollandsche Molen' advies heeft uitgebracht over het verzoek tot het vergroten van de bouwhoogte.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:;

  • a. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 3.1 sub f;
  • b. detailhandel, behoudens als bedoeld in 3.1 sub d;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, behoudens als bedoeld in 3.1 sub h;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. prostitutie;
  • f. de opslag en verkoop van vuurwerk.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en de invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding als bedoeld in 3.1 sub f verwijderen met dien verstande dat uitsluitend toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid indien de activiteit ter plaatse langer dan een jaar is beëindigd.