OIAVHB Oosteinderweg 2020 - overkluizing Oosteinderweg 357a
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0358.OIAVHB14xD-VG01 |
Plantype: | omgevingsvergunning |
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
HOOFDSTUK 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Oosteinderweg 357 is Jongkind B.V. gevestigd. Jongkind B.V. ontwikkelt en
produceert hoogwaardige substraten voor de professionele tuinbouw in binnen- en
buitenland. Het bedrijf staat internationaal bekend als specialist op het gebied van
maatwerk in substraat, zaai-, stek en diverse groeimedia voor de opkweek en teelt van
een breed spectrum jonge planten.
Op 8 februari 2023 is een omgevingsvergunningaanvraag ingediend voor een permanente overkluizing van een watergang en deels verbreden van een watergang op het perceel Oosteinderweg 357a te Aalsmeer (HZ_WABO-2023-0445). De aanvraag voorziet in het omzetten van een tijdelijke vergunning voor een overkluizing (Z19-017707) voor 5 jaar welke niet geheel in overeenstemming met die vergunning is gerealiseerd naar een permanente omgevingsvergunning (onbepaalde tijd) voor het overkluizen van een watergang binnen het bedrijfsperceel van Jongkind Grond BV op Oosteinderweg 357a. Tevens wordt een deel van de watergang aan de voorzijde van dit perceel verbreed. De publiceerbare aanvraag omgevingsvergunning is opgenomen in bijlage 1 (aanvraagformulier) en bijlage 2 en 3 (relevante bouwtekeningen).
1.2 Aard en doel
Van toepassing op de projectlocatie is het bestemmingsplan 'Oosteinderweg 2020' en de bestemming 'Water' zoals bedoeld in artikel 22 van dat bestemmingsplan. Het ingediende bouwplan is in strijd met de betreffende bouwvoorschriften en/of gebruiksvoorschriften (zie 2.3). Er is een buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3o Wabo nodig om het bouwplan te kunnen realiseren. Toepassing van dit wetsartikel vereist een goede ruimtelijke onderbouwing ter motivering van de te verlenen omgevingsvergunning. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de voorgenomen ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat de gevraagde omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan 'Oosteinderweg 2020' kan worden verleend. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak NL.IMRO.0358.OIAVHB14xD-VG01 (bijlage 4).
1.3 Ligging en begrenzing plangebied
Het projectgebied is gelegen in het noordoosten van de bovenlanden langs de Oosteinderweg ter plaatse van de watergang op het bedrijfsperceel van Jongkind Grond BV op Oosteinderweg 357a te Aalsmeer. Het projectgebied betreft een bestaande watergang over een lengte van circa 194 meter en ligt tussen twee percelen met een bestemming 'Bedrijf'. De omgeving van het projectgebied buiten het bedrijfsperceel bestaat uit diverse kwekerij- en natuurgronden in de gemeente Aalsmeer en de nabijgelegen Oosteinderpoel (een klein natuurgebied).
Afb. 1 Ligging plangebied
1.4 Leeswijzer
De opbouw van deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het project. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie in relatie tot de vigerende planologische regeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bouwplan toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de samenvatting en eindconclusie.
HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige situatie
Het projectgebied betreft de watergang (van ongeveer 1900 m2) op het bedrijfsperceel van Jongkind Grond BV die deels permanent overkluisd dient te worden. In 2019 is er een vergunning verleend voor een tijdelijke overkluizing. Deze is gerealiseerd maar groter dan de vergunning. Daarnaast is zonder vergunning de waterpartij aan de wegzijde verbreed en geschoeid. De termijn van instandhouding van de tijdelijke vergunning loopt tegen het einde en in beginsel dient de situatie dan terug gebracht worden in de oorspronkelijke toestand. Bij de aanvrager is de wens deze overkluizing en bredere waterpartij permanent te maken.
2.2 De ontwikkeling
De permanente overkluizing van de watergang binnen het bedrijfsperceel ziet tot op drie delen. Beide helften van het bedrijfsperceel zijn over de watergang verbonden door twee bestaande bruggen. Het eerste deel van de overkluizing betreft een gedeelte van circa 250 m2 (ruim 20 meter lang) ten zuiden van de eerste brug vanaf de Oosteinderweg. Het tweede deel betreft een overkluizing van 750 m2 (bijna 82 meter lang) tussen de twee bruggen. Het derde overkluisde deel betreft een gedeelte van 575 m2 (ruim 53 meter lang) achter (ten noorden) van de tweede brug.
De overkluizing voorziet niet in het dempen van de watergang. Het voorziet in een onderheid dek over de watergang waardoor het water vrij kan stromen. De overkluizing wordt deels gebruikt voor een betere logistiek binnen het bedrijf beide perceelshelft, buiten de bestaande bruggen, aan elkaar verbonden zijn. Het derde overkluisde deel kan worden gebruikt voor bulkopslag.
Daarnaast is de waterpartij aan de zijde van de Oosteinderweg over een lengte van 30,6 meter verbreedt tot een breedte van 7,7 meter. Hierdoor wordt meer water gecreeerd.
Afb. 2 (arcering te overkluizen + waterpartij aan de wegzijde)
2.3 Bestemmingsplan
Voor het projectgebied is van toepassing het bestemmingsplan 'Oosteinderweg 2020', zoals is vastgesteld door de gemeenteraad op 4 maart 2021 en op 13 juli 2022 onherroepelijk is geworden.
Afb. 3 Uitsnede planverbeelding Bestemmingsplan 'Oosteinderweg 2020'
2.3.1 Planregels
De overkluizing vindt plaats binnen de bestemming 'Water', de verbreding van de waterpartij vindt plaats binnen de bestemming 'Bedrijf'.
Ter plaatse van de watergang welke wordt overkluisd geldt de bestemming 'Water' (artikel 22). Hierbinnen gelden de volgende (gebruiks)regels:
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. waterlopen, waterplassen en recreatiewater;
b. water als netwerk voor de waterhuishouding, waaronder waterberging, wateraanvoer en waterafvoer;
c. de ontwikkeling en het beheer van natuur en landschap waaronder de natuurverbindingen en de natuurwaarden;
d. (dras)oevers en groenvoorzieningen langs de oevers, zoals rietkragen;
e. bruggen en landhoofden;
f. verkeer op het water;
g. aanlegplaatsen;
alsmede:
(een aantal specifiek aangeduidde functies)
met de daarbij behorende:
m. bouwwerken;
n. al dan niet gebouwde voorzieningen met het oog op het beheer en onderhoud;
o. keermuren, oeverbeschoeiingen, duikers en andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikte:
p. openbare nutsvoorzieningen.
Daarnaast gelden binnen de bestemming 'Water' de volgende relevante bouwregels:
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van het bijzondere gebruik, als bedoeld in artikel 22.1 onder i. en k. van deze planregels;
c. andere gebouwen zijn niet toegestaan.
22.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen (aanleg)steigers en gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van palen, (licht-)masten en kunstwerken mag niet meer dan 6 meter bedragen;
b. per woonperceel is één (duiker)brug toegestaan;
c. de breedte van (duiker)bruggen ten behoeve van een in- of uitrit naar of van een perceel met de bestemming 'Wonen - Lintbebouwing' mag maximaal 4 meter bedragen;
d. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen;
e. bootoverkappingen zijn niet toegestaan.
Tot slot voorziet de bestemming 'Water' in een lid (22.3) waarbij het college van Burgemeester en wethouders nadere eisen kan stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van onder andere de sociale- en verkeersveiligheid, doorvaart en waterhuishouding, brandveiligheid en rampenbestrijding en/of de functionele ruimtelijke structuur zoals aansluitingen op (structurele groen- en waterelementen.
Ter plaatse van de verbreding van de waterpartij geldt de bestemming 'Bedrijf' (artikel 4). Hierbinnen gelden de volgende (gebruiks)regels:
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsactiviteiten van bedrijven die behoren tot de categorieën 1, 2 en 3.1 uit de van deze planregels uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van:
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;
groothandelsbedrijven;
bedrijfsgebouwen die voor de bedrijfsuitoefening nodig zijn;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': uitsluitend bedrijfsactiviteiten van bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 uit de van deze planregels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van:
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen;
groothandelsbedrijven;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel sportartikelen' is een groothandelsbedrijf in sportartikelen met bijbehorende kantoorruimte én het bepaalde onder a., met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.4.4 toegestaan;
alsmede:
ter plaatse van aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' is tevens een verf-, lak en vernisfabriek toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is tevens detailhandel ten dienste van de hoofdbestemming toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' is tevens perifere detailhandel toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' is tevens het bestaande groothandelsbedrijf toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn woningen op de eerste verdieping toegestaan;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
kantoor- en andere vergelijkbare nevenruimten;
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen ten dienste van de bestemming;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
2.3.2 Strijdigheden
Het beoogde gebruik als manoeuvreerruimte voor de bedrijfslogistiek en een verbeterde routering voor het vrachtverkeer is in strijd met de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Water'. Het deel overkluizing voorbij de tweede brug zal gebruikt worden voor opslag ten behoeve van de bedrijfsvoering van Jongkind BV. Ook dit is in strijd met de bestemmingsomschrijving.
De beoogde bouwwerken kunnen worden aangemerkt als bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De bouwwerken bestaan uit een constructie van een onderheid en met draagbalken verstevigd betondek. De hoogte van het geheel overschrijdt de maximale bouwhoogte (van andere bouwwerken, onder d.) van 3 meter niet. De bouwwerken zijn niet strijdig met de bouwregels.
De te verbreden waterpartij valt onder de binnen de bestemming 'Bedrijf' toegestane waterhuishoudkundige voorzieningen. Dit geldt ook voor de nieuwe beschoeingen die hierbij benodigd zijn.
Conclusie is dat de bouwwerken niet perse in strijd zijn met het bestemmingsplan, maar dat het geheel in combinatie moet worden gelezen met de gebruiksbepalingen uit de bestemmingsomschrijving. Het beoogde gebruik past hier niet binnen. Het gevraagde in in strijd met het bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 3 Beleid
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante Rijks-, provinciale-, regionale-, en gemeentelijke beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 4.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie, de NOVI, komt voort uit de Omgevingswet en is een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving van Nederland. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
De NOVI richt zich op vier prioriteiten.
Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden;
Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Relevantie plangebied
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een NOVI-gebied. De afwegingsprincipes worden in acht genomen. Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling het Rijksbeleid niet in de weg staat.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerende ruimtelijk rijksbeleid te borgen en legt daarmee nationale ruimtelijke belangen vast. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. In hoofdstuk 2 van het Barro is, om de nationale belangen te beschermen per onderwerp (één onderwerp per titel) aangegeven welke beperkingen er per welk (ruimtelijk) gebied gelden.
Relevantie plangebied
Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op de onderhavige ontwikkeling.
3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Op 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid 2 en 3 Besluit ruimtelijke ordening). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd. De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Toetsing aan de nieuwe Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan een ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied dient tevens een motivering te worden opgenomen waarin wordt onderbouwd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Relevantie plangebied
Onderhavig verzoek heeft betrekking op het overkluizen van water. Het te overkluizen deel wordt tevens gebruikt ten behoeve van het bedrijfsperceel (opslag en logistieke ruimte). Het verzoek ziet weliswaar toe op het per saldo vergroten van het bedrijfsperceel maar de bedrijfsvoering wordt niet uitgebreid. Ook wordt er geen extra bebouwing (nieuw ruimtebeslag) toegestaan. Het verzoek is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Geconcludeerd kan worden dat een toetsing aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking niet van toepassing is.
3.2.4 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2012)
In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib) dat hoort bij de Schipholwet uit 2003 zijn
ruimtelijke maatregelen in verband met de luchthaven Schiphol opgenomen. De meest recente versie van het Lib is op 1 januari 2018 in werking getreden. Op gronden zoals bedoeld in artikel 2.2.1, 2.2.2, 2.2.2a en 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit gelden in bepaalde gebieden rondom Schiphol aanvullende bepalingen met betrekking tot bebouwing en gebruik van bebouwing, bouwhoogten en functies met een vogelaantrekkende werking.
Het besluitgebied valt binnen de invloedzones van luchthaven Schiphol. Ter plaatse gelden beperkingen ten aanzien van hoogte (toetshoogte maximaal 15,9 meter) en een maximale hoogte van circa 32 meter ter bescherming van het functioneren van radarapparatuur. De locatie is niet gelegen binnen een beperkingenzone voor wat betreft gevoelige functies. Verder zijn geen vogelaantrekkende functies toegestaan, zoals: industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten of vogelreservaten, moerasgebieden of oppervlaktewater groter dan 3 hectare.
Conclusie
Het verzoek overschrijdt de maximale toegestane hoogte niet en er wordt geen vogelaantrekkende functie in een omvang van meer dan 3 hectare toegestaan. Het verzoek is in overeenstemming met het Luchthavenindelingbesluit.
3.3 Provinciaal beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050
Op 19 november 2018 is de Omgevingsvisie NH2050 door de Provinciale Staten (PS) vastgesteld. Met deze visie richt de provincie zich op de langetermijnambities en -doelen, met oog voor kwaliteiten die de provincie al jarenlang wil koesteren en die proberen in te spelen op veranderingen en transities die tijd nodig hebben. De visie spreekt zich dus uit over het Waarom en ten dele over het Wat. Onder de hoofdambitie, balans tussen de economische groei en leefbaarheid, zijn samenhangende ambities geformuleerd.
In het Visiedeel van de Omgevingsvisie zijn de ambities uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:
Dynamisch schiereiland - hier is het benutten van de unieke ligging leidend waarbij de kustverdediging voorop staat en waar toeristische en recreatieve kansen benut kunnen worden en natuurwaarden worden toegevoegd.
Metropool in ontwikkeling - hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad gaat functioneren en dat de reikwijdte van de metropool groter wordt. Door het ontwikkelen van een samenhangend metropolitaan systeem wordt de agglomeratiekracht vergroot.
Sterke kernen, sterke regio's - deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.
Nieuwe energie - in deze beweging gaat het over het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.
Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving - deze beweging gaat over het ontwikkelen van natuurwaarden in combinatie met het versterken van de (duurzame) agrifoodsector.
3.3.2 Omgevingsverordening NH 2020
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water.
De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020 en is intussen een aantal maal herzien. Door middel van de Omgevingsverordening 2020 is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald.
Relevantie plangebied
De ontwikkeling betreft een 'kleinschalige ontwikkeling, niet zijnde woningbouwontwikkeling, in landelijk gebied'. Artikel 6.4 geeft de kaders waarbinnen een dergelijke ontwikkeling is toegestaan. Het initiatief vindt plaats op een locatie waar al een stedelijke functies is toegestaan. Het toegestane bebouwd oppervlak neemt niet toe, er is binnen de bestemming 'Water' immers bebbouwing toegestaan. Daarnaast neemt het aantal burgerwoningen niet toe. Het initiatief en de functie is niet in strijd met deze instructieregels.
Ruimtelijke ontwikkelingen binnen het werkingsgebied "Landelijk gebied" dienen te voldoen aan de ruimtelijke kwaliteitseis (artikel 6.59 Omgevingsverordening NH2020). In de volgende paragraaf wordt hierop ingegaan.
3.3.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
De ruimtelijke kwaliteitseis uit artikel 6.59 van de Omgevingsverordening NH2020 regelt de juridische doorwerking van de Leidraad landschap en Cultuurhistorie. In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie worden de provinciale belangen beschreven ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied dient rekening gehouden te worden met de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en de toepasselijke provinciale structuren.
Voor de Oosteinderweg en omgeving zijn het ensemble Aalsmeer-Uithoorn en de provinciale structuren (Bebouwings)linten en Stelling van Amsterdam van toepassing. Het ensemble Aalsmeer-Uithoorn bevat een complex samenstel van droogmakerijenlandschap en veenpolderlandschap met plassen, ontginningslinten en restanten van veenontginingslandschap (veenbovenlanden). Als gevolg van de nabijheid van Schiphol ontwikkelde zich rondom de bloemenveiling van Aalsmeer een 'landschap" van kassen en logistieke bedrijvigheid. De as Amsterdamse Bos-Westeinderplassen verbindt Amsterdam met het Groene Hart. De provinciale weg N201 loopt dwars door het ensemble, evenals de Stelling van Amsterdam. De dynamiek in dit gebied met de aanwezigheid van de bloemenveiling en de luchthaven Schiphol is een bedreiging voor de landschappelijke kwaliteit. De maat van de bedrijfsontwikkeling leidt ertoe dat historische structuren ruimtelijk hun betekenis verliezen.
De algemene ambitie volgens de Leidraad voor dit ensemble is om ruimtelijke ontwikkelingen:
bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek;
bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.
De ambities en bijbehorende ontwikkelprincipes zijn vertrekpunt bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit.
Relevantie plangebied
Het plangebied ligt binnen het oorspronkelijke veenpolderlandschap tussen Aalsmeer en Amsterdam en dat bestaat uit een samenstel van het veenbovenlaag met ontginningslinten en het grote open water van de (uitgeveende) Westeinderplassen en de Nieuwe Meer. De Oosteinderweg is zon typisch ontginningslint. Hier liggen tuinderijen op de restanten veenbovenland en petgaten. De bovenlanden tussen de Oosteinderweg en de Ringvaart van de Haarlemmermeer kenmerken zich door smalle, veelal met bebouwing en beplanting verdichte kavels met enkele doorzichten haaks op de ontginnginsassen naar de achterliggende ringvaart. Het ontginningslint van de Oosteinderweg is de ruimtelijke drager voor de orthogonale opbouw van de Oosteinderpoelpolder.
Volgens de Leidraad is de ruimtelijke kwaliteit in dit gebied gebaat bij het versterken van de groene en recreatieve zone Amsterdamse Bos - Bovenlanden - Aalsmeer - pontje Rijsenhout. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten aansluiten bij de kleinschaligheid van het historische bebouwingslint. Deze wordt gekenmerkt door smalle kavels, een sloot langs het lint met overwegend groene (niet verharde) erven met bescheiden beschoeiingen en een enkele brug bij elk kavel. Het dempen van sloten en meerdere bruggen per kavel is ongewenst en dient te worden voorkomen. Deze uitgangspunten zijn ook de basis geweest voor de ontwikkeluitgangspunten van de Structuurvisie Bovenlanden Oosteinderweg.
Het bedrijfsperceel van Jongkind B.V. strekt zich op dit adres uit over twee smalle kavels die haar oorsprong vinden in de ontginning van het gebied. Voor de bedrijfsvoering die hier al meerdere generaties plaatsvindt in combinatie met de eisen die aan een dergelijk bedrijfslogistiek en kwaliteitsborging van de producten maken het noodzakelijk de percelen meer in verbinding met elkaar te brengen. Tegelijkerijd is de watergang die de percelen van elkaar scheidt een structurerend element waaraan het bovenlandengebied haar kwaliteit aan ontleend. Het dempen van de watergang had voor de hand gelegen vanuit bedrijfseconomisch oogpunt, maar daarmee wordt de oorspronkelijke kavelstructuur met watergangen genegeerd. Door te kiezen voor een overkluizing met instandhouding van de watergang aan de wegzijde wordt de beleving van de oorspronkelijke structuur in stand gehouden.
Het onderhavige plan houdt rekening met de ambities en ontwikkelprincipes van de leidraad Landschap en Cultuurhistorie voor dit gebied en wordt de ontstaansgeschiedenis van het gebied betrokken. Vanwege artikel 6.59 van de Omgevingsverordening NH2020 zijn er geen belemmeringen.
3.4 Gemeentelijk beleid
3.4.1 Gebiedsvisie Aalsmeer 2020
Het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente is neergelegd in de Gebiedvisie Aalsmeer 2020, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 26 november 2009. De Gebiedsvisie heeft de status van structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Ingevolge de gebiedsvisie dient het ruimtelijke beleid van de gemeente gericht te zijn op een duurzame en kwalitatief sterke ontwikkeling van economie, wonen en recreatie met als voorwaarde het behoud van de leefbaarheid, het dorpse karakter, de bereikbaarheid en het op peil brengen en houden van voorzieningen. De aandacht dient verlegd te worden van uitbreiding naar verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Functies of ontwikkelingen die dit frustreren moeten worden tegengegaan.
Ruimtelijk karakter
Voor Aalsmeer zijn er goede mogelijkheden in een ontwikkelingsrichting die uitgaat van het besef dat de gemeente Aalsmeer over unieke cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten beschikt. De ruimtelijke structuren zoals de Westeinderplassen, de Bovenlanden, de historische dorpskernen en de lintstructuren, vertellen gezamenlijk het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van de gemeente. Ten aanzien van het ruimtelijk karakter wordt er voor gekozen het accent te leggen op het behoud en versterken van het dorpse karakter.
Groen en water
De gebiedsvisie richt zich op het creëren van een duidelijke hoofdstructuur en het verkrijgen van meer kwaliteit op het gebied van groen en water op wijkniveau. Door de schaarse ruimte zijn de mogelijkheden daarvoor echter beperkt en is daarom maatwerk gewenst.
Behoud en herstel van bestaande structurele water- en groenelementen zijn daarom belangrijke doelen in de gebiedsvisie. Deze doelen kunnen op hoofdlijn worden bereikt door op gemeenteniveau:
de Westeinderplassen en Bovenlanden aan te wijzen als structuurdragers van het groen-blauw netwerk;
de gebieden die deel uitmaken van het Groene Hart en de sloopzone (veiligheidscontour Schiphol) aan te wijzen als kansrijke zoeklocaties voor verdere structuurversterking van groen en water;
de parken als de groene parels van Aalsmeer te beschouwen.
En op wijkniveau:
aandacht voor de aanwezigheid van groen en water in en nabij nieuwe en bestaande woongebieden.
Bedrijvigheid
De in Aalsmeer aanwezige economische specialisaties (sierteelt, watersport, jachtbouw en lokaal ondernemerschap) leveren een belangrijke bijdrage aan de lokale en regionale economie. De visie doet uitspraken hoe zij de verschillende economische vraagstukken wenst te positioneren. Dit gaat over:
Sierteeltsector en lokaal ondernemerschap;
Concentratie van economische activiteiten;
Benutten van bedrijventerreinen;
Watergerelateerde bedrijvingheid
Trekheestercultuur en voormalige kwekerijen, en;
Glastuinbouwbedrijven.
Voor de toekomst wordt ingezet op een selectieve economische groei, waarbij
het behouden en versterken van de bestaande, lokale bedrijvigheid centraal
staan. Het doel is om een gezonde en evenwichtige economische toekomst te
bieden die in balansis met de ruimtelijke karakteristiek en die een toegevoegde
waarde heeft voor het bestaande bedrijfsleven. Dit betekent concreet dat er
meer accent op kwaliteit wordt gelegd en dat er een aantal duidelijke ruimtelijke keuzes moet worden gemaakt om dit doel te kunnen realiseren. Hierbij wordt ingezet op ontvlechting van wonen en bedrijvigheid in de linten voor locale bedrijven die vanwege aard en schaal klemzitten op hun huidige locatie. De ontwikkeling van bedrijvigheid die achter de linten wordt voortgezet dienen meer bij te dragen aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse en terugbrengen van hinder in het woonlint.
De Gebiedsvisie onderscheid vijf ontwikkelingsgebieden waarbinnen een groot deel van de visie gestalte moet krijgen. De planlocatie ligt binnen ontwikkelingsgebied Bovenlanden. Een belangrijk inrichtingsprincipe hierbinnen is dat de economische draagkracht van de gebieden achter het lint kan worden ontwikkelt waarbij de landschappelijke structuur van het gebied in tact moet worden gehouden.
Uitvoeringsparagraaf Gebiedsvisie
Op 18 december 2014 heeft de gemeenteraad de uitvoeringsparagraaf met uitvoeringsagenda van de Gebiedsvisie Aalsmeer 2020 vastgesteld. Hierin worden verschillende strategische beleidsvoornemens uitgewerkt in concrete acties. Aangegeven wordt hoe deze activiteiten financieel gedekt worden en op welke termijn deze worden gerealiseerd. De activiteiten en maatregelen worden uitgesplitst in doe-, denk- en droomplannen. Doeplannen kenmerken zich door een hoogste prioriteit waarmee met beperkte middelen snel resultaat kan worden geboekt. Hiermee kan direct aan de slag worden gegaan. Denkplannen hebben ook een hoge prioriteit maar vragen meer onderzoek. Hier dienen vooral kansen benut te worden zodra ze zich voordoen. Tot slot dragen de droomplannen bij aan de ontwikkeling van Aalsmeer maar zijn deze niet op korte termijn realiseerbaar. De vergunningaanvraag frustreert de realisatie van de ambities niet.
Om de ambities uit de Gebiedsvisie waar te maken zal voor de Bovenlanden (deel Oosteinderweg) een integrale visie worden opgesteld. Hierin wordt bepaald welke ruimtelijke en functionele invulling voorzien wordt waarbij de omvang en samenstelling van de jachthavensector en de ecologische en landschappelijke aspecten een belangrijke bouwsteen zijn (zie structuurvisie Bovenlanden Oosteinderweg).
Conclusie:
De vergunningaanvraag frustreert de realisatie van de ambities uit de Gebiedsvisie niet. de Structuurvisie Bovenlanden Oosteinderweg zal concretere uitspraken doen over de planlocatie.
3.4.2 Structuurvisie Bovenlanden Oosteinderweg
Voortvloeiend uit de uitvoeringsparagraaf van de Gebiedsvisie Aalsmeer 2020 heeft de gemeenteraad op 3 december 2020 voor het plangebied de structuurvisie 'Bovenlanden Oosteinderweg vastgesteld. Deze visie geeft duidelijkheid te geven over de gewenste toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden in het plangebied. Zodoende zal de visie als toetsingskader gebruikt worden voor komende initiatieven.
De gemeenteraad heeft op 13 december 2018 hiervoor een Nota van Uitgangspunten vastgesteld. Per deelgebied is de huidige situatie in kaart gebracht en is aangegeven wat de uitgangspunten en ambities voor dat deelgebied zijn. De overkoepelende doelstelling van deze visie is het geven van kaders en handvatten voor het:
vergroten van de leefbaarheid (vooral voor bewoners);
bieden van een duidelijk perspectief aan ondernemers in het gebied;
verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
vergroten van de natuurwaarde;
vergroten van de recreatieve waarde.
Een aantal kaders zijn vooraf gegeven voor het bereiken van deze doelen. Met betrekking tot de verkeersafwikkeling is het uitgangspunt dat de in het gebied te faciliteren ruimtelijke ontwikkelingen passend zijn bij de functie van de weg en dat ten aanzien van de verkeersintensiteiten een stand-still wordt nagestreefd. Daarnaast is het plangebied zwaarbelast vanwege de luchthaven Schiphol. Gezien de hoge geluidsbelasting en de heldere signalen vanuit de samenleving van een aanzienlijke hinder is nieuwe woningbouw in beginsel niet gewenst, ook niet in LIB4-zone. Andere transformatiemogelijkheden krijgen de voorrang boven woningbouw. Tot slot maakt het plangebied deel uit van een samenhangend landschap in de regio dat tegenwicht biedt aan verstedelijking en de leefbaarheid voor bewoners vergroot. De verkavelings- en watersstructuur en natuur- en cultuurhistorische waarden dienen behouden te blijven en worden versterkt. Dit kan bijvoorbeeld door het gebied aantrekkelijk en toegankelijk te maken voor recreatie en (kleinschalige) toerisme.
De structuurvisie geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de Bovenlanden Oosteinderweg op weg naar 2040. Enerzijds is de structuurvisie ruimtelijk richtinggevend voor initiatiefnemers, anderzijds is de visie een lobbydocument om fondsen te werven voor de transformatiekosten die niet door initiatiefnemers en gemeente gedragen kunnen worden.
De Bovenlanden Oosteinderweg in 2040: een vitaal landschap
'Het streefbeeld voor de Bovenlanden in 2040 is dat het historische landschap een nieuw leven krijgt. Veel seringenkwekers zullen in 2040 zijn gestopt, maar een deel van de trekheestercultuur zal mogelijk overeind blijven door schaalvergroting, een efficiëntere indeling van kavels en door recreatieve nevenactiviteiten, zoals dag- en verblijfsrecreatie. De overige delen van een brede zone langs de Ringvaart (maar ook aan de kant van de Stommeerkade en Hogedijk) worden natuurgebied. Hierdoor vormt het eilandenrijk van de Bovenlanden in 2040 voor veel diersoorten een belangrijke schakel in de ecologische verbinding tussen de Westeinderplassen en het Amsterdamse Bos. Dat geldt ook in recreatief opzicht, met goede recreatieve vaarverbindingen en (regionale) routes voor fietsers en wandelaars. In het natuurgebied is ruimte voor kleinschalige recreatiemogelijkheden in het groen.
De aanwezigheid van het vele groen, de natuurwaarden en de recreatieve mogelijkheden draagt in 2040 sterk bij aan het woongenot van de bewoners. Het groen is vanaf de Oosteinderweg ook beter zichtbaar geworden. In een brede zone in het verlengde van de Aalsmeerbaan lopen water en natuur zelfs helemaal door tot aan de weg. Tuinbouwbedrijven die hier door de luchtvaartbelemmeringen niet meer goed konden functioneren, hebben zich vanuit een regionaal Omgevingsfonds laten uitkopen. En bewoners die zich zorgen maakten over de verkoopbaarheid van hun woning in de zwaarbelaste gebieden hebben zich eveneens vanuit dit fonds laten uitkopen.
Behalve door de sterkere beleving van het groen is het leefklimaat voor bewoners in 2040 ook verbeterd doordat de verkeersoverlast op de Oosteinderweg is teruggedrongen. Het aantal verkeersbewegingen - vooral van vrachtverkeer - is sterk verminderd. Dit komt doordat bedrijven die veel (vracht)verkeer genereren, ervoor gekozen hebben hun bedrijf verder te ontwikkelen op een bedrijventerrein of een locatie voor detailhandel elders in Aalsmeer. Verkeersmaatregelen buiten het plangebied - gericht op het voorkomen van sluipverkeer - en snelheidremmende maatregelen op de Oosteinderweg zelf hebben voor een verdere afname van (vracht)verkeer en een verbetering van de verkeersveiligheid gezorgd. Door herinrichting van de weg is deze aantrekkelijker en een stuk veiliger geworden voor fietsers en voetgangers.
Direct aan de Oosteinderweg staan vooral woningen. De zone achter de woonbebouwing is in 2040 volop in ontwikkeling. Steeds meer oude kassen, loodsen en schuren hebben een nieuwe functie gekregen of zijn vervangen door nieuwe bebouwing waarin kleinschalige recreatieve functies zijn gekomen. Ook zijn er kleine bedrijfjes gekomen met een lage verkeersaantrekkende werking. Achter het lint bevinden zich nog enkele grotere bedrijven die afhankelijk zijn van een ligging aan het water. Verder is de bedrijvigheid kleinschalig, met een lage milieucategorie en weinig (vracht)verkeersbewegingen. Door het opruimen van de oude bebouwing en doordat de (nieuwe) bebouwing en parkeerplekken landschappelijk goed zijn ingepast in het groen is de ruimtelijke kwaliteit sterk verbeterd.
Op een paar plekken achter het lint kunnen kleine zonnevelden worden ontwikkeld, omzoomd door riet en elzen. Tussen of onder de panelen is voldoende ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden of voor open teelt. Zo wordt een bijdrage geleverd aan de energietransitie zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteiten van het gebied.
Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en elementen in het gebied, zoals de oude schoorstenen, zijn in 2040 bewaard gebleven en hebben soms een nieuwe functie gekregen. De omgeving van het veilinggebouw Bloemenlust heeft een nieuwe inrichting gekregen die past bij de identiteit van de Bovenlanden en bij Aalsmeer: een fraai bloemenplein aan het water. Hier kunnen festiviteiten en kleine evenementen worden georganiseerd. Hierdoor is de veiling weer echt het hart van het gebied geworden, met een goede ruimtelijke kwaliteit'.
Indeling in vier zones
Het streefbeeld en de ontwikkelingen die daar passend bij zijn, zijn niet voor het hele gebied hetzelfde. In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in vier zones:
de Ringvaartzone: een landschappelijk gezien aantrekkelijke zone langs de Ringvaart die fungeert als ecologische verbindingszone, met daarbinnen incidenteel een kleinschalige recreatieve voorziening;
de groene zone: een groengebied bestaande uit natuur en open teelt met op enkele plekken ruimte voor extensieve vormen van (verblijfs)recreatie en/of kleinschalige zonnevelden, ingepast in het groen;
de ontwikkelingszone: een zone achter het lint waar onder voorwaarden ruimte is voor transformatie naar of intensivering / beperkte uitbreiding van kleinschalige recreatie, passende bedrijvigheid (tuinbouwbedrijven, recreatiebedrijven, watergebonden bedrijven of kleinschalige bedrijvigheid in lage milieucategorie waarbij gedacht kan worden aan kleinschalige dienstverlening), kleinschalige zonnevelden, tuinbouw, natuur en eventueel een enkele woning;
het levendige lint: het bebouwingslint langs de Oosteinderweg dat hoofdzakelijk uit woonbebouwing bestaat.
In de visie wordt per zone eerst het streefbeeld beschreven met een integraal afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen dat aangeeft waaraan initiatieven moeten bijdragen. Ook wordt beschreven welke functies in de verschillende zones passen en welke uitgangspunten daarbij van toepassing zijn.
Conclusie:
De planlocatie is gelegen in de ontwikkelingszone, maar steekt met twee ontsluitingen door het levendig lint naar de Oosteinderweg (situatie vóór de tijdelijk vergunde overkluizing). In de ontwikkelingszone is ruimte voor passende bedrijvigheid waaronder bedrijven die passen bij de aard van het gebied, zoals tuinbouwbedrijven, recreatiebedrijven en watergebonden bedrijven. Jongkind Grond BV maakt en levert wereldwijd een breed scala aan hoogwaardige substraten en potgrondmengsels voor de opkweek van jonge planten. Het bedrijf kan daarom als sterk gelieerd een de tuinbouwsector gezien worden. Daarnaast wordt de bulkopslag aangevoerd via het water waarmee het bedrijf watergebonden is. Het bedrijf kan daarom gezien worden als passende bedrijvigheid welke beperkte uitbreidingsmogelijkheden kan worden geboden.
Voorwaarden voor uitbreiding zijn:
de ruimtelijke kwaliteit op de locatie verbetert, (nieuwe) bebouwing en parkeerterreinen worden landschappelijk ingepast in het groen met gebiedseigen beplanting (bijvoorbeeld riet, elzen en wilgen);
parkeren en laden en lossen vinden plaats op eigen terrein;
het vrachtverkeer naar de ontwikkellocatie neemt af en het overige verkeer naar de ontwikkellocatie neemt niet of hooguit beperkt toe;
het bedrijf investeert in de doelstellingen ten aanzien van leefbaarheid, ecologische kwaliteit en ruimtelijke kwaliteit in de Bovenlanden Oosteinderweg.
Bij het overkluizen van de watergang gaat het niet om een bedrijfsuitbreiding. Het te overkluizen deel wordt gebruikt ten behoeve van het bedrijfsperceel (opslag en logistieke ruimte) waardoor per saldo het bedrijfsperceel (verhard deel) wordt vergroot maar de bedrijfsvoering wordt niet uitgebreid. Ook wordt er geen extra bebouwing (nieuw ruimtebeslag) toegestaan. Toch verbetert de ruimtelijke kwaliteit vanaf de weg bezien waarbij de waterpartij een hoogwaardigere inrichting krijgt. De toegankelijkheid en het laden en lossen op de locatie verbetert waardoor de ontsluiting zicht in de nieuwe situatie concentreert op één in/uitrit. De vergunningaanvraag frustreert de ambities uit de structuurvisie niet.
3.4.3 Economisch beleid
In 2008 heeft de Kamer van Koophandel Amsterdam op verzoek van de Ondernemersvereniging Aalsmeer de Handreiking Economische Visie Aalsmeer opgesteld. In navolging van dit initiatief heeft het College een zogenaamde oplegnotitie vastgesteld. Hierin is geoordeeld dat het gestelde in de Handreiking als economisch beleid voor de gemeente Aalsmeer kan worden overgenomen. De oplegnotitie verwoordt aldus het gemeentelijke economische beleid en de Handreiking geeft hieraan de inhoudelijke onderbouwing. De detailhandelsstructuurvisie (juni 2008) en de Visie Recreatie en toerisme (juni 2008) vormen bijlagen bij de Handreiking en oplegnotitie.
In de oplegnotitie wordt gesteld dat er een sterke economische worteling in de lokale gemeenschap is. De lokale economie levert een belangrijke bijdrage aan het welzijn van de inwoners van Aalsmeer. Van belang voor het plangebied is:
Economische Agenda 2016-2020
Het college van Aalsmeer wil een goed ondernemersklimaat behouden en versterken. Het haperende economische klimaat van de afgelopen jaren heeft consequenties voor de economische ontwikkeling van Aalsmeer, waardoor het college heeft besloten de economische visie te herijken. Dit heeft geresulteerd in de Economische Agenda die wordt uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. De Economische Agenda is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de Aalsmeerse ondernemers, bedrijven, (winkeliers)verenigingen, belangenorganisaties en raadsleden. Er zijn drie economische kernwaarden voor Aalsmeer te onderscheiden: betrokken, ondernemend en innovatief. Deze kernwaarden bepalen de economische kracht en dienen als uitgangspunt voor het toekomstperspectief van Aalsmeer.
Om de economische structuur in Aalsmeer te behouden en te versterken, worden in de Agenda de volgende speerpunten beschreven en uitwerkt:
Sterk ondernemerschap: het versterken van ondernemerschap in Aalsmeer zodat bestaande bedrijven kunnen doorontwikkelen, ZZP-ers kunnen doorgroeien naar het MKB en nieuwe bedrijven gaan starten;
Innovatie en verduurzaming als verdienmodel: het stimuleren van innovaties en het verder verduurzamen van het Aalsmeerse vestigingsklimaat, de leefomgeving en de bedrijfsvoering;
Aantrekkelijk vestigingsklimaat: het behouden en versterken van het vestigingsklimaat in Aalsmeer zodat bestaande bedrijven beter kunnen ondernemen en nieuwe bedrijven zich willen vestigen in Aalsmeer;
Versterken logistiek profiel: het behouden en aantrekken van op logistiek georiënteerde bedrijven. Dit zijn zowel de bedrijven uit de logistieke sector, als ook bedrijven waar logistiek en transport een belangrijke bedrijfsactiviteit zijn;
Zichtbaar Aalsmeer: Het zichtbaar maken van de krachten van Aalsmeer met nadruk op de scheepvaartindustrie, de Westeinderplassen en de transitie van de sierteeltsector;
Aalsmeer als onderdeel van de metropoolregio Amsterdam: het verder versterken van de verbindingen tussen Aalsmeer, de buurgemeenten, de Greenport Aalsmeer en metropoolregio Amsterdam (MRA).
Strategie Werklocaties Aalsmeer
De gemeenteraad van Aalsmeer heeft op 27 mei 2021 de 'Strategie Werklocaties' vastgesteld. De ‘Strategie werklocaties Aalsmeer’ is ontwikkeld om het aanbod van de Aalsmeerse bedrijventerreinen zowel kwalitatief als kwantitatief goed aan te laten sluiten op de wensen en eisen van (toekomstige) gebruikers. Hierdoor kunnen gevestigde bedrijven blijven doorgroeien en uitbreiden en blijft Aalsmeer aantrekkelijk als vestigingslocatie voor overige bedrijven.
Naast de formele werklocaties (de aangewezen bedrijventerreinen) zijn er ook een aantal informele werklocaties (gemengde gebieden) waarvan Bovenlanden Oosteinderweg er één is. De economische kracht van het gebied is groot en groeit nog steeds. De kracht van het gebied is de diversiteit aan economische functies (met veel recreatieve trekkers), gecombineerd met de rijke cultuurhistorie en de veelzijdige natuur. Het historische landschap met de trekheestercultuur is veelal verborgen en kan beter beleefbaar worden gemaakt. De bereikbaarheid en verkeersveiligheid staat onder druk door vrachtverkeer van- en naar bedrijven. De toekomstvisie voor deze werklocatie is beschreven in de Structuurvisie Bovenlanden Oosteinderweg.
Conclusie:
Het bedrijf Jongkind Grond BV is gelegen in het uiterste noordoosten van de werklocatie Bovenlanden Oosteinderweg. Het bedrijf zit als toeleverancier van de tuinbouw al meerdere generaties in Aalsmeer en groeit mee met de ontwikkeling van de glastuinbouw in Aalsmeer. Door professionalisering in het topsegment van substraten en groeimedia, staat Jongkind Grond BV inmiddels vooral bekend als specialist op het gebied van maatwerk in substraat, zaai-, stek-, en diverse groeimedia voor de opkweek en teelt van een breed spectrum aan jonge planten. Deze producten gaan de hele wereld over. Een efficiente bedrijfsvoering binnen het bestaande bedrijfsperceel is daarbij noodzakelijk voor een succesvolle continuering van de positie op de markt. Het bedrijf is daarnaast sterk watergebonden aangezien de aanvoer van de bulk via het water plaatsvindt.
De permanent maken van de overkluizing van de watergang tussen de bedrijfspercelen Oosteinderweg 357-359 is noodzakelijk voor de interne bedrijfsvoering. Door een vergroting van het verhard oppervlak kan de logistiek op het perceel verbeterd worden. Het vrachtverkeer van in- en uitgaande vrachten kan nu zonder te keren een doorgaande route hebben op het aaneengesloten perceel. De toe- en uitrit van het perceel kan nu via één ontsluiting op de Oosteinderweg plaatsvinden. Daarnaast kan hierdoor ruimte vrijgespeeld worden voor opslag van bulk.
De vergunningaanvraag levert een bijdrage aan de innovatie en verduurzaming van het bedrijf. Hierdoor kan een typisch Aalsmeers bedrijf dat koploper is in de transitie van de sierteeltsector zichtbaar blijven wat de economische kracht van Aalsmeer benadrukt. Bovendien is de investering bij de realisatie op grond van de tijdelijke vergunning al gedaan. Terugbrengen in de oorspronkelijke situatie zou een dermate kapitaalvernietiging zijn dat dit een onevenredig zou zijn ten opzichte van het continueren van de oude situatie.
afb. 4 Interne logistiek vóór en na de overkluizing
3.4.4 Globale Cultuurhistorisch analyse, 'Gebroken landen, geheelde gronden'
In de cultuurhistorische nota "Gebroken landen, geheelde gronden, Globale Cultuurhistorische analyse Gemeente Aalsmeer", zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 29 maart 2012 is, geeft inzicht in de ontstaansgeschiedenis van het landschap binnen de gemeente en de cultuurhistorische waarden die hieraan ontleend zijn. In die zin heeft deze analyse een link met de Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie die via de Omgevingsverordening geborgd is ten aanzien van de Ruimtelijke Kwaliteitseis binnen landelijk gebied (zie paragraaf ).
Op basis van deze analyse is een onderverdeling gedaan voor gebieden met daarbij beleidsaanbevelingen om de specifieke landschapskarakteristiek te behouden. Voor het deelgebied Bovenlanden zijn de volgende aanbevelingen opgenomen:
behoud, en in voorkomende gevallen versterking, van de karakteristieke bebouwingslinten en het bijbehorende verkavelingspatroon en bebouwingskarakteristiek met een of enkele woningen per kavel (zie Lintenbeleid). De nog aanwezige industriële schoorstenen, bij voorkeur met ketelhuis, zijn eveneens het behouden waard;
behoud van het profiel en aanzien van de oude wegen zoals de Uiterweg en de Oosteinderweg, inclusief de nog aanwezig wegsloten (mede gezien hun vroegere functie als vaarwater). Een reden temeer is dat in Noord-Holland veel van deze wegsloten in de loop der tijd verdwenen zijn;
behoud, versterking of ontwikkeling om, naast jachthavens en andere voorzieningen voor waterrecreatie en andere activiteiten, tot een redelijk 'groen' aanzien van de achterkanten van de kavels in zijn totaliteit te komen.
Conclusie:
De overkluizing vindt plaats over een haaks op de Oosteinderweg staande kavelsloot die kenmerkend is voor de Bovenlanden. De percelen aan weerszijde vertegenwoordigen het oorspronkelijke verkavelingspatroon haaks op de weg. Dempen van een dergelijke kavelsloot is in beginsel ongewenst. Het bedrijf van Jongkind Grond BV omvat (naast de locatie Oosteinderweg 303a) op Oosteinderweg 357-359 twee in de diepte georienteerde kavels. De onderlinge verbinding was voorheen met twee bruggen gerealiseerd. Deze waren beperkend voor de bedrijfsvoering en de interne logistiek. Er is vanuit bedrijfseconomisch oogpunt een groot belang de verbinding en samenhang van de twee kavels te verbeteren. Vanuit dit oogpunt is geoordeeld dat een gedeeltelijke overkluizing van de watergang aan deze wens kan voldoen, maar tegelijkertijd de cultuurhistorische kenmerken zo veel als mogelijk borgt. Een overkluizing maakt een vrije doorstroom van het water in de kavelsloot mogelijk. De overkluizing vindt plaats op circa 35 meter vanaf de Oosteinderweg. De oorspronkelijke kavelsloot in het lint blijft daardoor gehandhaafd en wordt rechter getrokken (plaatselijk iets verbreed) en voorzien van een duurzame beschoeiing. De inrichting rond deze waterpartij kan, doordat nu gebruik wordt gemaakt van één ontsluiting rechts daarvan, worden heringericht zodat deze meer passend is in het lint.
HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
Beleidskader
Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik kan benadelen.
Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het tweede spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het derde en laatste spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening'. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfuncties alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijk momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zonodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.
De drie sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en in omgevingsplannen.
Doorwerking plangebied
De vergunningaanvraag voorziet in het permanent vergunnen van een overkluizing en verbreden van een waterpartij welke in 2019 is gerealiseerd. De ingrepen zijn dus al uitgevoerd. De functie ter plaatse (industrie) stelt geen specifieke eisen aan de bodemkwaliteit. Er wordt geen grond afgevoerd van de locatie. De bodemkwaliteit vormt geen milieu hygiënische belemmering.
4.2 Water
Beleidskader
Beleidsdoelen water
Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.
De waterbeheerder in dit gebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap heeft het nieuwe Waterbeheerplan (WBP6) vastgesteld. De verwachte toename van neerslag en droogte, bodemdaling, verzilting zeespiegelrijzing en de verdergaande verstedelijking leggen een steeds grotere druk op het watersysteem. De hoofdambitie is schoon water en droge voeten.
Dit wordt bereikt door:
beschermen van overstromingen vanuit zee, de rivieren en het regionale watersysteem door een aanpak in drie lagen (meerlaagse veiligheid); adviseren over het beperken van de gevolgen van overstromingen (gevolgbeperking) en voorbereiden op een calamiteit;
zorgen voor schoon en gezond water dat past bij de verschillende functies in een gebied;
optimaliseren van de verwerking van het afvalwater en hergebruiken van de grondstoffen uit afvalwater;
zorgen voor voldoende water: niet te veel, niet te weinig, passend bij het gebruik.
Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Sinds 1 juni 2020 heeft Rijnland een nieuwe Keur. Zo is in de keur geregeld welke handelingen en activiteiten in en nabij watergangen, waterkeringen en waterbergingsgebieden niet zijn toegestaan zonder vergunning. In de keur staat voorts vermeld dat vanaf een toename van verhard oppervlak van 500 m2 of meer compensatie moet worden toegepast. Bij een toename in verharding van 5.000 m2 of meer geldt een vergunningplicht. In principe moet voor elke nieuw aangelegde verharding compenserend oppervlaktewater worden gegraven. Dit moet minimaal 15% van de toename aan verharding zijn. Tevens hanteert Rijnland het dempingenbeleid: water dat wordt gedempt moet volledig worden teruggebracht binnen het poldersysteem of bij een boezemsysteem binnen een straal van 5 km vanaf de demping. Per 1 januari 2024 treedt de nieuwe Waterschapsverordening in werking.
Doorwerking plangebied
Het onderhavige plan ziet op een overkluizing van de watergang tussen beide bedrijfspercelen. De overkluizing betreft geen demping van water, de watergang er onder blijft beschikbaar voor de aanvoer van overtollig water. De overkluizing is evenwel onderheid door een groot aantal palen. Het aantal palen, die in het water staan, vermenigvuldigd door de diameter van de palen levert de oppervlakte op die per saldo wordt 'gedempd'. Dit dient gecompenseerd te worden. Ten tijde van de tijdelijke vergunning is over deze compensatie met Stichting De Bovenlanden een overeenkomst gesloten. De Stichting zou deze compensatieoppervlakte graven. De oppervlakte van in totaal 32 m2 is opgenomen in de Rekening Courant Watercompensatie (RCW) tussen Stichting de Bovenlanden en het Hoogheemraadschap van Rijnland en is gegraven binnen de projecten die zijn uitgevoerd in 2020.
Nadien bleek dat meer is overkluist en er ook meer palen nodig waren dan is opgenomen in de overeenkomst en de RCW. Deze aanvraag voorziet in deze grotere overkluizing. Hierdoor dient er meer compensatie nodig te zijn; een totaal van 53 m2, 21 m2 meer dan aanvankelijk werd voorzien. Tevens is door het verbreden van de waterpartij aan de voorzijde van het perceel het wateroppervlak met 33 m2 vergroot. Hiermee is de extra oppervlakte aan benodigd water gecompenseerd.
Bij een overkluizing van een watergang moet voldaan worden aan de zorgplicht uit de Keur. Deze houdt in dat voorkomen dient te worden dat nadelige effecten optreden. De waterkwaliteit van de kavelsloot blijft op niveau. De waterpartij staat via de onder de onderkluizing doorlopende watergang in verbinding met het open water. In de waterpartij zijn diverse fonteinen aangebracht waardoor extra zuurstof in het water wordt gebracht. Er zijn vanuit het aspect van water verder geen belemmeringen voor het plan.
4.3 Geluid
Beleidskader
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.
Doorwerking plangebied
De aangevraagde vergunning heeft geen betrekking op een geluidgevoelig object. Andere geluidgevoelige objecten in de omgeving van het plangebied zullen geen hinder ondervinden van onderhavige ontwikkeling. Het initiatief is in relatie tot het aspect geluid uitvoerbaar.
4.4 Luchtkwaliteit
Beleidskader
De Nederlandse regelgeving voor luchtkwaliteit is gebaseerd op Europese richtlijnen. Per 15 november 2007 is voor luchtkwaliteit titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), beter bekend als de "Wet luchtkwaliteit", het wettelijk kader. Daarin is bepaald dat bij het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit moet worden voldaan aan de grenswaarden voor onder andere stikstofdioxide en fijn stof. In dat kader zijn het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de daarop gebaseerde “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” van belang.
Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens de wet niet meer afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor fijn stof en NO2. Voor woningen en kantoren komt die 3%-grens overeen met de bouw van 1.500 woningen of 100.000 m² b.v.o. kantoren. Bedrijvigheid wordt niet genoemd in het NIBM.
Doorwerking plangebied
Binnen en nabij het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofoxiden en fijn stof. De ontwikkeling heeft geen invloed op de luchtkwaliteit. Het initiatief moet worden gezien als een project van 'niet in betekenende mate'. Er kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt.
4.5 Externe veiligheid
Beleidskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving als gevolg van gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en door buisleidingen. De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau van transport en aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Doorwerking plangebied
Het initiatief voorziet niet in de realisatie van een nieuwe risicobron. Tevens zijn in de omgeving van het plangebied geen risico’s gelegen die invloed hebben op het plangebied. Het initiatief is in relatie tot het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
4.6 Ecologie
Beleidskader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).
De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen.
Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.
Doorwerking plangebied
De vergunningaanvraag voorziet in het permanent vergunnen van een overkluizing en verbreden van een waterpartij welke in 2019 is gerealiseerd. De ingrepen zijn dus al uitgevoerd. De zorgplicht blijft onverkort van kracht. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren, inclusief hun leefomgeving en voor alle planten en hun groeiplaats. Dit artikel is derhalve ook gericht op het voorkomen van doden en verwonden van algemene soorten. Door de overkluizing blijft de open kopsloot van de watergang aan de Oosteinderweg in verbinding met open water. De waterpartij is geen afgesloten vijver met stilstaand water. De overkluizing geeft in het water hieronder rust, bescherming en een paaigebied voor met name vissen, zoals de Meerval.
4.7 Archeologie
Beleidskader
In de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden, zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: "de veroorzaker betaalt". Om dit te kunnen onderbouwen, dient een gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn.
De Beleidsnota Archeologie zet uiteen op welke wijze de gemeente Aalsmeer verantwoordelijkheid neemt voor het eigen bodemarchief. Door bij het ontwikkelen van nieuwe of het aanpassen van bestaande bestemmingsplannen archeologische waarden en verwachtingen op te nemen en in de toelichting te verwijzen naar het gemeentelijk archeologiebeleid kunnen de kosten van eventueel archeologisch onderzoek worden verhaald op de verstoorder van het bodemarchief. In het bestemmingsplan wordt ook voorgeschreven welke verplichtingen de vergunningaanvrager heeft op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
Doorwerking plangebied
Het plangebied kent de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3'. Voor deze waarde geldt een hoge verwachting. Bij bodemingrepen dieper dan 40 cm onder maaiveld en een oppervlakte groter dan 50 m2 (gradatie 2) en groter dan 500m2 (gradatie 3) geldt dat een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is voorafgaand aan ruimtelijke planvorming. Deze oppervlakten worden niet overschreden. Met het oog op eventuele archeologische waarden bestaan geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
4.8 Bedrijven en milieuzonering
Beleidskader
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten (op milieugevoelige functies). Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan of omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten/functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Doorwerking plangebied
Het bedrijf Jongkind Grond BV kan worden aangemerkt als categorie 3.2 bedrijf uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Groothandel in zand en grind: algemeen bulkopslag > 200m2). In onderhavig initiatief is geen sprake van realisatie van nieuwe bedrijvigheid of een gevoelige functie. Het aspect bedrijven- en milieuzonering is daarom niet relevant voor onderhavige ontwikkeling.
4.9 Milieueffectrapportage (m.e.r.)
Beleidskader
Het instrument en de procedure milieueffectrapportage is geregeld in hoofdstuk 7 van de
Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage. Voor alle projecten waarbij de
activiteit is opgenomen in Bijlage D van dit Besluit, moet door het bevoegd gezag
worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. De
wijziging van dit Besluit volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b,
van Richtlijn 2014/52/EU van de Europese Unie. De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van
de Wet milieubeheer zijn in deze wetgeving voor alle in het Besluit genoemde activiteiten
van de Dlijst van toepassing, waarbij het niet uitmaakt of het een activiteit betreft
boven of onder de Ddrempel. Via een m.e.r.beoordeling worden de milieueffecten van
de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld en beslist of
een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije
m.e.r.beoordeling kan leiden tot twee conclusies:
belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(beoordeling) noodzakelijk;
belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
Doorwerking plangebied
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bekeken te worden of de ontwikkeling onder een activiteit op de zogenaamde D-lijst valt. Volgens onderdeel D 11.2 van de Bijlage bij het Besluit mer dient er voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen een m.e.r.-beoordeling te worden gedaan. Het onderhavige plan heeft geen betrekking op een stedelijk ontwikkelingsproject.
Het bedrijf Jongkind Grond BV valt aan te merken als een inrichting onder het Activiteitenbesluit. Het initiatief voorziet niet in een uitbreiding of wijziging (van een installatie of industriegebouw) van het bedrijf. Voor het onderhavige plan hoeft geen m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt en hoeft geen m.e.r.-beoordelingsbeslissing te worden genomen. Aangezien een m.e.r.-beoordeling niet aan de orde is, hoeft er tevens geen milieueffectrapport te worden opgesteld.
Tevens kan op voorhand worden vastgesteld dat er geen sprake is van 'belangrijke nadelige milieugevolgen' vanwege het plan. Uit de beschouwing van de milieu- en omgevingsaspecten in de voorgaande paragrafen blijkt dat er geen belangrijke nadelige invloed is op het milieu en de omgeving vanwege het plan, dan wel door het milieu en de omgeving op het plan.
HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt het voornemen tot afwijking inclusief de bijbehorende stukken waaronder het ontwerp van de omgevingsvergunning en deze ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijheid voor een ieder een mondelinge dan wel een schriftelijke zienswijze indienen.
De termijn van inzage liep van 29 maart tot en met 9 mei 2024. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.
5.2 Juridische uitvoerbaarheid
De percelen, kadastraal bekend gemeente Aalsmeer sectie G nummers 5396, 4011 en 4617 zijn in eigendom van de aanvrager. Voor wat betreft het grondeigendom is het bouwplan dan ook uitvoerbaar.
5.3 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in het kader van het onderhavige ruimtelijk besluit een onderzoek te worden gedaan naar de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan.
In artikel 6.12 van de Wro is voorgeschreven dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de grond waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Bro is de definitie van bouwplan gegeven, waarbij de bouw van één of meerdere hoofdgebouwen als bouwplan wordt gedefinieerd. Het initiatief betreft geen bouwplan in de zin van dat artikel. Een exploitatieplan is hier niet aan de orde.
De procedurekosten voor het plan worden middels de gemeentelijke legeskosten op initiatiefnemer verhaald. Vanuit het plan vloeien geen overige kosten of risico's voort die voor rekening van de gemeente zijn. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.
HOOFDSTUK 6 Conclusie
Op het perceel Oosteinderweg 357 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het permanent overkluizen van een watergang en vergraven van een waterpartij. Het bouwplan pas op onderdelen niet binnen de gebruiksbepalingen van de bestemming 'Water'.
Ingevolge de buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3 Wabo kan het bouwplan worden gerealiseerd. De gevraagde vergunning kan worden verleend, indien is aangetoond dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Het plan is in overeenstemming met het beleid van rijk en provincie en het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente. Gelet op de verschillende omgevingsaspecten zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan. De juridische en economische uitvoerbaarheid zijn gewaarborgd. De maatschappelijke uitvoerbaarheid blijkt uit de uitkomsten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
Geconcludeerd wordt, dat het bouwplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, zodat het geoorloofd is toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 en voor het bouwplan omgevingsvergunning (bijlage 5) te verlenen.