direct naar inhoud van Regels

OIAVHB Kudelstaart 2006 - Hoofdweg 158

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0358.OIAVHB10xD-VG01
Plantype: omgevingsvergunning

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

HOOFDSTUK 3 Beleid

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Op 1 november 2017 is een omgevingsvergunningaanvraag ingediend voor de realisatie van een woning op het perceel Hoofdweg 158 te Aalsmeer (zaaknummer Z-2017/054036). De aanvraag voorziet in de realisatie van een vrijstaande woning in de lintbebouwing van de Hoofdweg. De publiceerbare aanvraag omgevingsvergunning is opgenomen in bijlage 1 (aanvraagformulier) en bijlage 2 (relevante bouwtekeningen).

 

1.2 Aard en doel

 

Van toepassing op de projectlocatie is het bestemmingsplan Kudelstaart 2006 en de bestemming 'Woondoeleinden-Lintbebouwing' (artikel 5). Hiernaast geldt voor het perceel de gebiedsaanduiding 'Contour LIB-gebied' (zone 4 LIB). Het ingediende bouwplan is in strijd met de betreffende bouwvoorschriften (zie 2.3). Er is een buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3o Wabo nodig om het bouwplan te kunnen realiseren. De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de voorgenomen ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat de gevraagde omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak NL.IMRO.0358.OIAVHB10xD-VG01 (bijlage 3).

 

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

 

Het perceel Hoofdweg 158 is gelegen in Kudelstaart in het zuidwesten van de gemeente Aalsmeer. De Hoofdweg ligt op de grens met de gemeente Uithoorn.

 

 [image]

 

 [image]

Ligging perceel Hoofdweg 158

 

1.4 Leeswijzer

 

De opbouw van deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het project. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie in relatie tot de vigerende planologische regeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bouwplan toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de samenvatting en eindconclusie.

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

 

 

2.1 Huidige situatie

 

Het perceel heeft een oppervlakte van circa 698 m². Het betreft een terrein zonder bebouwing en is voor een deel verhard en bestaat voor een deel uit grasveld. Het perceel is gelegen tussen Hoofdweg 156 en 160. Op beide percelen staat een vrijstaande woning. Achter het perceel staan kassen.

 [image]

Locatie bouwperceel Hoofdweg 158: aanzicht vanaf de Hoofdweg

 

2.2 De ontwikkeling

 

Op het perceel is nieuwbouw voorzien in de vorm van een vrijstaand woonhuis in één bouwlaag met kap. De kavel heeft een breedte van circa 24 meter. De woning heeft een breedte en diepte van 12 meter. De oppervlakte van de woning is 116,5 m². De goothoogte bedraagt 3 meter en de bouwhoogte circa 7,18 meter. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 5 en 6 meter.

 

Onderstaande afbeeldingen geven de verschillende gevelaanzichten en plattegronden van de woning weer.

 

 [image]

 

 

 [image]

 [image]

 

2.3 Bestemmingsplan

 

Voor het projectgebied is van toepassing het bestemmingsplan 'Kudelstaart 2006', zoals is vastgesteld door de gemeenteraad op 21-2-2008 en op 7-10-2009 onherroepelijk is geworden.

 [image]

Uitsnede plankaart bp Kudelstaart 2006

 

2.3.1 Planregels

De voor 'Woondoeleinden Lintbebouwing WL' (artikel 5) aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen met inbegrip van bijbehorende bergingen en andere nevenruimten, almede huisgebonden beroepen, tuinen en erven, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen en verkeersareaal.

 

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels die van toepassing zijn voor deze aanvraag omgevingsvergunning (artikel 5, lid 3, onder a):

 

2.3.2 Strijdigheden

 

Het bouwplan is in strijd met artikel 5, lid 3 onder a, sub I. Ingevolge dit artikel mag per bouwperceel maximaal één woning worden gerealiseerd of indien de bouwperceelbreedte minimaal 40 meter bedraagt maximaal twee aanéén gebouwde woningen. Op dit perceel mag volgens de regels twee aanéén gebouwde woningen worden gerealiseerd. In dit geval wordt er naast de bestaande woning op dit perceel een vrijstaande woning gerealiseerd. Gelet op de bouwperceelsbreedte mag er een extra woning worden gerealiseerd, echter wordt deze vrijstaand gerealiseerd in plaats van aanéén. Op dit moment is er sprake van één kavel met een breedte van circa 64 meter. In de nieuwe situatie is er sprake van één kavel van circa 40 meter breed met de reeds bestaande woning en de andere kavel met de nieuw te bouwen woning heeft een breedte van circa 24 meter.

 

Er bestaan geen stedenbouwkundige bezwaren om de gewenste woning vrijstaand te realiseren. Daarbij is de woning niet in strijd met het 'Lintenbeleid 1e herziening, Ruimtelijke beoordeling bouwen in de Linten van de gemeente Aalsmeer'.

 

Artikel 5, lid 5 onder a geeft aan dat binnen de gronden welke op de plankaart zijn weergegeven als contour van het LIB-gebied geen nieuwe woningen zijn toegestaan. Per 1 januari 2018 is het LIB gewijzigd en maakt deze de toevoeging van maximaal 3 woningen binnen lintbebouwing mogelijk. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 3.1.2 en 3.2.3.

 

HOOFDSTUK 3 Beleid

 

3.1 Rijksbeleid

 

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Amvb Ruimte

 

Op 12 februari 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SIVR is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit.

 

In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn tot 2028. Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.

 

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Amvb Ruimte. Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

 

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige project. De betreffende onderwerpen zijn niet aan de orde in het kader van dit bouwplan.

 

3.1.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol

 

Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB), die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

 

Per 4 november 2015 is een wijziging van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) in werking getreden (zie Staatsblad met nr. 389). Doel van deze wijziging is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Bestemmingsplannen dienen deze verlaagde toetshoogtes in acht te nemen. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes kunnen alleen toegestaan worden indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven. Het instrument "radar advies" is een nieuw instrument naast het reeds bestaande vvgb. Voor de radartoets gelden afzonderlijke toetshoogtes; deze zijn opgenomen in een nieuwe kaart in bijlage 4a bij het LIB.

 

De procedures - in het kader van een aanvraag om omgevingsvergunning - voor een vvgb en een radaradvies gelden allebei afzonderlijk van elkaar maar kunnen ook samenvallen wanneer verschillende toetsvlakken worden doorsneden.

 

De genoemde beperkingen betreffen:

 

Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen.

 

Op 1 januari 2018 is het LIB gewijzigd in werking getreden. De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 blijft wel de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd en maximaal 3 woningen in het lint. In het bestaand stedelijk gebied tussen de grens van zone 4 en de 20 Ke-contour gelden nu en ook onder het regime van het nieuwe Lib geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw. In het landelijk gebied zal een verbod worden verankerd in het LIB op nieuwe woningbouwlocaties.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied is gelegen binnen zone 4 van het LIB. Ingevolge artikel 2.2.1 c zijn binnen deze zone geen geluidgevoelige gebouwen toegestaan met uitzondering van de toevoeging binnen bestaand stedelijk gebied van niet meer dan 3 woningen per bouwplan binnen lintbebouwing. In dit geval betreft de ontwikkeling de realisatie van 1 woning binnen het lint van de Hoofdweg. Deze ontwikkeling is daarmee passend binnen de uitzonderingscategorieën van het LIB. Daarnaast ligt het plangebied binnen de 20 Ke-zone. In paragraaf 3.2.3 wordt nader ingegaan op de realisatie van woningen binnen deze zone en de wijze waarop rekenschap wordt gegeven met betrekking tot geluid en externe veiligheid.

 

Daarnaast valt het voorliggende plan binnen het beperkingengebied voor hoogte van het LIB. Op grond van artikel 2.2.2, eerste lid, en artikel 2.2.2.a van het LIB zijn op gronden die zijn aangewezen op de kaarten in bijlage 4 en 4a bij het besluit geen objecten toegestaan die hoger zijn dan de op de kaarten aangegeven maximale waarden. De hoogtes zijn gerelateerd aan het N.A.P. In het kader van het LIB geldt hier een toets bouwhoogte van 143 meter. Voor de toetshoogtes radar geldt een hoogte van 63 meter. De maximale hoogte van het bouwplan is 7,18 meter en is passend binnen de toetshoogtes van het Lib.

 

 

3.2 Provinciaal beleid

 

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

 

De structuurvisie van de provincie Noord-Holland is op 21 juni 2010 vastgesteld en op 28 september 2015 geactualiseerd. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.

 

De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo'n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behoeden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.

 

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

 

Op 12 december 2016 heeft Gedeputeerde Staten de meest recente Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Deze is per 1 maart 2017 in werking getreden. Door middel van de PRV is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Het betreft regels voor de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen binnen het gehele provinciale grondgebied (Hoofdstuk 2, artikelen 5a t/m 8a) en specifiek voor het landelijke gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is (Hoofdstuk 3, artikelen 13a t/m 18). Daarnaast worden er regels gesteld over thema's die betrekking hebben op de Groene Ruimte (Hoofdstuk 4), de Blauwe Ruimte (Hoofdstuk 5) en Energie (Hoofdstuk 6).

 

Regels voor het gehele grondgebied

Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1, onder i. Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren in overeenstemming is met regionale afspraken (artikel 5a). Gedeputeerde Staten hebben op 28 februari 2017 nadere regels vastgesteld om deze regionale afspraken te concretiseren. Artikel 2 van deze regels beschrijft waaraan regionale woningbouwafspraken dienen te voldoen. Regionale woningbouwafspraken:

Uitgangspunt is dat de regionale afspraken zijn gebaseerd op het Regionaal Actie Programma Wonen (RAP).

 

Met de realisatie van één woning is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Afstemming met de regio is in deze niet noodzakelijk.

 

Regels specifiek voor het plangebied

Artikel 5e van de PRV is relevant voor onderhavig plangebied.

 

Artikel 5e woningbouw in 20 Ke-gebied

De locatie ligt binnen de 20Ke-contour. Conform artikel 5e van de PRV kan een bestemmingsplan voorzien in nieuwe woningen binnen de 20 Ke-contour uitsluitend binnen het BSG. Ter plaatse van de projectlocatie zijn op grond van het vigerende bestemmingsplan woningen toegestaan. Dergelijke voorzieningen en gronden vallen onder BSG. De ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 5e van de PRV.

 

 [image]

Ligging plangebied binnen 20 Ke-contour

 

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe woningen toestaat binnen de 20 Ke-contour, dient in de bestemmingsplantoelichting rekenschap te worden gegeven van het feit dat op de locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die er toe hebben geleid dat op de locatie nieuwe woningen worden bestemd, alsmede de uitkomsten van het onderzoek naar de maatschappelijke haalbaarheid hieromtrent. Voor de wijze waarop rekenschap worden gegeven verwijzen we naar paragraaf 3.2.3.

 

3.2.3 Wonen en vliegen 20 Ke-contour

 

De planlocatie is gelegen binnen de 20 Ke-contour op de gemeentegrens met Uithoorn. Binnen deze contour moet een afweging gemaakt worden voor de gewenste ontwikkeling in relatie tot geluid en externe veiligheid.

 

Rekenschap geven van vliegtuiggeluid

In juli 2016 is er tussen regio, Rijk en luchtvaartsector een akkoord bereikt binnen het onderdeel “wonen en vliegen” van het SMASH-traject. Met dit akkoord is met het oog op de leefbaarheid en vitaliteit en in verband met de woningbouwopgave in de metropoolregio meer afwegingsruimte voor woningbouw overeengekomen voor het lokaal bestuur. Per 1 januari 2018 is conform deze afspraken het Luchthavenindelingbesluit gewijzigd. Tevens is het beleid voor het gebied binnen de 20 Ke-contour in het Lib verankerd.

In samenhang met de vergroting van de lokale afwegingsruimte dienen gemeenten de afspraken na te komen die zijn gemaakt om te voorkomen dat de luchtvaartsector voor extra kosten komt te staan door nieuwe woningbouwontwikkelingen. Kern van deze afspraken is het rekenschap geven van vliegtuiggeluid in ruimtelijke plannen, mede met het oog op objectieve en vroegtijdige informatievoorziening van (toekomstige) bewoners.

In samenspraak met de gemeenten in de regio is een handreiking opgesteld hoe op transparante wijze de afspraak over rekenschap geven in te vullen. Deze handreiking is in een provinciale beleidsregel vertaald. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen zal de provincie aan deze regel toetsen. Conform deze regel dient in ruimtelijke plannen een aantal stappen te worden doorlopen om te kunnen concluderen dat aan de afspraak over rekenschap geven is voldaan:

 

  1. een weergave en beschrijving van de exacte ligging van de woningbouwlocatie in het beperkingengebied;

  2. een beschrijving van de huidige geluidsituatie op die woningbouwlocatie;

  3. een beschrijving van verwachte toekomstige ontwikkelingen die kunnen zorgen voor een verandering van de huidige geluidsituatie op de woningbouwlocatie;

  4. een beschrijving van de belangen die met de beoogde woningbouw zijn gemoeid gelet op de leefbaarheid en de lokale vitaliteit, de kwaliteit van de locatie en/ of de regionale woningbouwmarkt en woningbouwopgave;

  5. een slotconclusie over de bevindingen naar aanleiding van de onderwerpen bedoeld in a., b., c. en d.

 

Ad a. De ligging in het beperkingengebied

De planlocatie is gelegen op de uiterste gemeentegrens van Aalsmeer en Uithoorn. De planlocatie ligt binnen het beperkingengebied van de 58 Lden-contour en binnen de 20 Ke contour.

 

[image] [image] Ligging plangebied 20 Ke-contour

 

Ad b. De huidige geluidsituatie

Kudelstaart ligt tussen de landingsroutes van de Zwanenburgbaan en de Aalsmeerbaan. Voor de Aalsmeerbaan geldt een nachtregime. Gegevens over de actuele geluidbelasting vanwege vliegtuigverkeer kunnen worden ontleend aan de geluidbelastingkaarten die elke vijf jaar volgens de Europese richtlijn omgevingslawaai worden opgesteld en de informatie op de website van het Bewonersaanspreekpunt Schiphol.

In het kader van de Europese richtlijn omgevingslawaai karteren gemeenten de geluidsbelasting van een luchthaven als die groter of gelijk is aan 55 dB Lden of 50 dB Lnight. De huidige geluidbelastingkaarten dateren van juni 2017. Volgens deze kaarten ondervindt de planlocatie een geluidbelasting die ligt tussen de 55 en 59 dB Lden en minder dan 50 dB Lnight.

 

Via het Bewonersaanspreekpunt Schiphol is eveneens informatie beschikbaar over de geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer op een specifieke locatie. Het gaat hierbij om het jaargemiddelde geluidsbelasting gedurende de dag en gedurende nacht die hoort bij de in het voorgaande gebruiksjaar gerealiseerde vliegoperatie. Volgens de gegevens van het Bewonersaanspreekpunt Schiphol lag de jaargemiddelde belasting in 2016 55 dB Lden en op 47 dB Lnight.

 

Daarmee is de geluidbelasting overdag lager dan de grens van 58 dB waarop het LIB 4 gebied is gebaseerd waarbinnen vanwege de geluidbelasting bouwbeperkingen zijn opgelegd. Voor de berekening van het aantal ernstig slaapgestoorden rond Schiphol wordt uitgegaan van de 40 dB (A) Lnight contour. Het geluidniveau op de planlocatie betreft 47 dB(A) Lnight en ligt daarmee boven de gehanteerde 40 dB (A) Lnight contour. Vanuit het Bouwbesluit zijn voorzieningen nodig om een binnenniveau van 33 dB te waarborgen.

 

 [image] [image]

 

Uit het akoestisch onderzoek dat voor deze locatie is uitgevoerd (zie tevens § 4.4), blijkt dat voor het akoestisch leefmilieu op deze locatie het wegverkeerslawaai vanwege de Hoofdweg bepalend is. De vast te stellen geluidsbelasting bedraagt maximaal 57 dB ter plaatse van de voorgevel van de woning aan de Hoofdweg 158 te Kudelstaart. De bijbehorende vereiste karakteristieke geluidswering van de gevels bedraagt maximaal respectievelijk GA;k ≥ 29 dB. Om te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit 2012 stelt ten aanzien van luchtvaartlawaai is een geluidswering van 22 dB nodig. Het wegverkeerslawaai is dus maatgevend voor de geluidswering. Met de in paragraaf 4.4 genoemde toepassingen aan de gevelopbouw wordt voldaan aan de vereiste geluidwering.

 

Ad c. Toekomstige ontwikkelingen

In het zogenaamde Aldersakkoord van 2008 zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van Schiphol tot 2020. In het akkoord is vastgelegd dat Schiphol mag groeien tot maximaal 500.000 vluchten per jaar. Na 2020 mag de luchthaven verder groeien op basis van een evenredige verdeling van de gerealiseerde milieuwinst tussen de sector en de omgeving. Volgens deze afspraak mag 50% van de milieuwinst worden ingezet voor verdere groei. De andere 50% komt ten goede aan de kwaliteit van de leefomgeving. Conform de afspraken uit het Aldersakkoord wordt strikt geluidpreferentieel gevlogen. Dit betekent dat die banen worden ingezet die het minst geluidoverlast veroorzaken. Op dit moment wordt in het kader van de Omgevingsraad Schiphol gewerkt aan advisering van de verantwoordelijke minister over de verankering van het geluidpreferentiële stelsel in wet- en regelgeving en over de verdere ontwikkeling van Schiphol na 2020 in balans met de omgeving.

De huidige operatie op Schiphol benadert het maximale scenario van 500.000 vluchten. De beschreven actuele geluidbelasting benadert daarmee de geluidbelasting die op basis van het maximale aantal van 500.000 vluchten gerealiseerd zal worden. Afhankelijk van de specifieke weersomstandigheden zal dan de geluidbelasting per jaar enigszins kunnen verschillen.

 

Ten aanzien van de Aalsmeerbaan zijn enkele hinderbeperkende maatregelen uitgevoerd en worden er enkele ontwikkelingen verwacht. Dit betreffen: vervroegde nachtprocedures en de introductie van vaste naderingsroutes met continue daalvluchten. Voor de Zwanenburgbaan betreffen deze maatregelen: vervroegde nachtprocedures, strikt geluidpreferent baangebruik en de ontwikkeling parallel starten.

 

Ad d. Het belang van woningbouw

In onderhavig geval gaat het om de realisatie van een woning binnen het lint van de Hoofdweg. Het opvullen van een gat in het lint is van oudsher een van de uitzonderingen van het LIB om woningbouw mogelijk te maken.

 

 

 

Ad e. Slotconclusie

Ten aanzien van de realisatie van woningen in de lintbebouwing van de Hoofdweg, zijn een aantal randvoorwaarden in het bestemmingsplan opgenomen. Strijd met het bestemmingsplan betreft dat de woning vrijstaand wordt gerealiseerd op een perceel waar uitsluitend 2 woningen aanéén gebouwd mogen worden. Planologisch gezien is er dan ook geen sprake van een toename van een woning dan dat deze vrijstaand wordt gebouwd in plaats van aanéén. Daarnaast is het opvullen van een gat in het lint een van de uitzonderingen van het LIB om woningbouw mogelijk te maken. Tegen de realisatie van een woning in het lint van de Hoofdweg bestaan vanuit de afweging van de geluidbelasting vanwege vliegtuiggeluid geen zwaarwegende bezwaren. Het akoestisch klimaat ter plaatse wordt vooral bepaald door het wegverkeerslawaai van de Hoofdweg. In het geluidonderzoek is het luchtverkeerslawaai meegenomen. Aanvullende gevelweringsmaatregelen zijn voorgeschreven om het binnenniveau van 33 dB te waarborgen. Afhankelijk van persoonlijke omstandigheden kan vliegtuiglawaai voor hinder zorgen. Om deze reden is het van belang open en transparant te informeren over de mogelijkheid van vliegtuiglawaai. Door vroegtijdig te informeren over geluidhinder van vliegtuigen kan hinderbeleving worden voorkomen. Informatievoorziening over vliegtuiggeluid valt buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan. In het kader van het bouwproject wordt op een deugdelijke informatievoorziening van de toekomstige bewoners ingezet.

 

Rekenschap geven aan externe veiligheid

Het vliegverkeer van en naar Schiphol brengt externe veiligheidsrisico’s met zich mee. In heel Nederland kan een vliegtuig neerstorten maar de meeste luchtvaartongevallen gebeuren op of in de directe omgeving van een vliegveld. In het LIB zijn daarom regels opgenomen onder meer ten aanzien van het onderwerp externe veiligheid.

 

In bijlage 3 van het LIB is het gebied voor ‘beperkingen bebouwing’ aangewezen. Voor externe veiligheid zijn de zones 1 en 3 relevant; 2 en 4 hebben betrekking op geluid. Zone 1 is de sloopzone vanwege externe veiligheid. In dit gebied is het doel om het risico van slachtoffers op de grond ten gevolge van een vliegtuigongeluk te minimaliseren. Om die reden zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Alleen zeer extensief gebruik van gronden is mogelijk. Zone 3 wordt afgebakend door de zogenaamde PR 10-6 contour. Binnen deze contour is de kans dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een vliegtuigongeval, 1 op de miljoen per jaar. Binnen zone 3 is – gelet op de risico’s – tevens het doel om grote concentraties van personen te voorkomen.

Per wijziging van 1 januari 2018 is een nieuw ‘afwegingsgebied’ (zone 5) toegevoegd aan bijlage 3 van het LIB. In dit gebied (afgebakend door de voorheen geldende planologische 20Ke zone) bestaat er een enigszins verhoogde kans op een vliegtuigongeval met dodelijke slachtoffers op de grond. Gelet hierop dienen gemeenten op grond van artikel 2.2.1.d, lid 2 LIB te motiveren de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.

 

Het plangebied valt binnen zone 5. In de huidige situatie is sprake van een bedrijfsfunctie en wonen. In de nieuwe situatie is uitsluitend sprake van wonen (maximaal 4 woningen). Onderliggend bestemmingsplan heeft niet direct tot gevolg dat het gebied intensiever wordt gebruikt dan in de huidige situatie. Als het gebied al intensiever wordt gebruikt dan is dit marginaal. Bij een intensiever gebruik kunnen bij een vliegtuigongeval meer slachtoffers vallen, dit wordt echter om de volgende redenen aanvaardbaar geacht.

 

 

 

 

 

 

 

 

De woning is gelegen aan de Hoofdweg. Vluchtroutes zijn met name gericht naar de Hoofdweg. Hulpdiensten kunnen de locatie vanuit twee richtingen bereiken en dus vanuit verschillende windrichtingen.

 

3.3 Gemeentelijk beleid

 

3.3.1 Gebiedsvisie Aalsmeer 2020

Het actuele beleid voor het gebied is neergelegd in de “Gebiedsvisie Aalsmeer Aandacht voor Kwaliteit 2020 (vastgesteld op 26 november 2009)”. De gebiedsvisie heeft de status van een structuurvisie in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In de Gebiedsvisie is de Hoofdweg aangewezen als een lintstructuur.

 

In de Gebiedsvisie is er voor gekozen het accent te leggen op het behoud en versterken van het dorpse karakter. Door daarbij ook de unieke kwaliteiten van Aalsmeer als basis te nemen voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente, wordt gekozen voor een duurzaam ontwikkelingsperspectief. Incidenteel is daarbij ook ruimte voor vernieuwende ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen mogen niet ten koste gaan van de unieke kwaliteiten van Aalsmeer.

 

Met deze lijn wordt invulling gegeven aan de wens om Aalsmeer een meer onderscheidende positie in de overwegend stedelijke en dynamische regio te geven. De ruimtelijke vertaling van deze lijn is als volgt:

 

Definiëren unieke dorpse kwaliteiten

Er zijn vier gebieden die de unieke dorpse kwaliteiten van Aalsmeer bepalen: de Westeinderplassen, de Bovenlanden, de historische dorpskernen en de lintstructuren.

 

Volgens de Gebiedsvisie wordt voor de linten voor de toekomst ingezet op een proces van ontvlechting van wonen en bedrijvigheid. De in de loop der tijd gerealiseerde bedrijfsbebouwing in de linten heeft volgens de gebiedsvisie niet bijgedragen aan een hoge beeldkwaliteit. Grootschalige bedrijfsbebouwing doet afbreuk aan het rechtlijnige karakter van de landschapslijnen en de oorspronkelijke lintstructuur.

 

Verdergaande grootschalige bedrijvigheid in de linten wordt zoveel mogelijk beperkt en dient geclusterd gestalte te krijgen in de daarvoor aangewezen concentratiegebieden. Detailhandel dient te worden geconcentreerd in de bestaande winkelgebieden. Nieuwe ontwikkelingen in de linten moeten bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Bij nieuwe initiatieven zijn de verhouding met de maatvoering van de woningen, het lijnvormige karakter van de linten en de haakse landschappelijke structuren met eventuele doorzichten naar het achterliggende polderlandschap aandachtspunten bij de beoordeling.

 

3.3.2 Nota Lintenbeleid

 

Op 22 december 2011 heeft de gemeente Aalsmeer de notitie "ruimtelijke beoordeling bouwen in de Linten van de gemeente Aalsmeer" vastgesteld. Op 31 oktober 2013 is een eerste herziening van de beleidsnotitie “Ruimtelijke beoordeling bouwen in de linten” vastgesteld.

 

Het doel van het lintenbeleid is om te komen tot een helder toetsingskader voor het beoordelen van ontwikkelingen in woonlinten. Inzet van het beleid is om de bestaande lintenstructuur te behouden en te versterken.

 

In het lintenbeleid wordt gesteld dat de bebouwingslinten een belangrijke rol spelen in de ruimtelijke opbouw van Aalsmeer en bijdragen aan de collectieve identiteit van de gemeente. De oorsprong van de linten komt voort uit de agrarische bedrijfswoningen die in het lint stonden met daarachter de agrarische bedrijfsbebouwing. Doordat het buitengebied, gelegen achter het lint, in Aalsmeer veelal ten dienste stond van de glastuinbouw, is het ruimtegebruik van het buitengebied intensiever en de bebouwingsdichtheid hoger.

 

De linten van Aalsmeer hebben van oorsprong een hoge landschappelijke, ecologische en

cultuurhistorische kwaliteit. Er zijn echter ontwikkelingen, zoals het verdwijnen van de

glastuinbouw door de schaalvergroting, die de linten bedreigen. Ander gewenst gebruik

en andere architectuur zijn soms niet in overeenstemming met de oorspronkelijke

lintstructuur.

 

De Hoofdweg is een planmatig aangelegde lint. Planmatig aangelegde linten zijn veelal linten die na de droogmaking van een polder zijn aangelegd. Vervolgens zijn er planmatige wegen aangelegd. Het grote verschil met de historische linten is dat de wegen van de planmatig aangelegde linten kaarsrecht zijn. Deze linten hebben strakke lijnen in hun landschappelijke structuur. Aan de Hoofdweg staan de woningen evenwijdig aan de (weg) ontginningsas, er is een diversiteit aan bebouwingsdichtheden en een diversiteit aan architectuur. Grote delen zijn nog in gebruik als voorterrein van bestaande glastuinbedrijven.

 

Om de lintenstructuur te beschermen zijn in het lintenbeleid diverse ruimtelijke en architectonische uitgangspunten geformuleerd. Naast algemeen geformuleerde uitgangspunten zijn voor de in het plangebied gelegen linten specifieke uitgangspunten opgenomen.

 

Voor de Hoofdweg zijn dit de volgende specifieke uitgangspunten:

 

Ruimtelijk

Vrijstaande erfbebouwing mag tot op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, mits gelegen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Dit uitgangspunt is niet van toepassing op de aangevraagde omgevingsvergunning.

 

Conclusie

In het lintenbeleid is in het algemeen toetsingskader opgenomen dat een vrijstaande woning gebouwd mag worden op een kavel met een breedte van tenminste 25 meter, en een 2^1 kapwoning op een kavel met een breedte van ten minste 40 meter. In het specifiek toetsingskader is opgenomen dat hiervan kan worden afgeweken indien de stedenbouwkundige situaties daarvoor aanleiding geeft. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

 

De kavelbreedte voor een vrijstaande woning, ter hoogte van de voorgevelrooilijn, dient ten minste 18 meter te bedragen, de kavelbreedte voor een dubbel woonhuis, ter hoogte van de voorgevelrooilijn tenminste 26 meter; De kavel met een afwijkende kavelbreedte dient onderdeel uit te maken van een reeks van kavels met diezelfde afwijkende kavelbreedte, doel is dat de nieuw te bouwen woning(en) zich voegt in de bebouwingsritmiek van het bestaande lint, dan wel een deel van het bestaande lint.

 

De breedte van de kavel Hoofdweg 158 bedraagt circa 24 meter in plaats van de in het lintenbeleid voorgeschreven 25 meter. Zoals aangegeven mag hiervan worden afgeweken indien de stedenbouwkundige situatie hiervoor aanleiding geeft (met een minimum van 18 meter). Langs de Hoofdweg is sprake van wisselende kavelbreedtes, die tevens kleiner zijn dan de voorgeschreven 25 meter. Tegen de voorgestelde kavelbreedte bestaan vanuit stedenbouwkundig oogpunt dan ook geen bezwaren. Hiermee bestaat er geen strijdigheid op dit vlak met de bepaling uit het lintenbeleid. Daarnaast is er in het bestemmingsplan geen maximale kavelbreedte opgenomen. De gewenste ontwikkeling is hiermee dan ook niet in strijd.

 

De gewenste ontwikkeling is passend binnen de overige uitgangspunten van het lintenbeleid.

 

 

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

 

 

4.1 Behoefte

 

Op 1 juli 2017 is artikel 3.1.6 van het Bro ten aanzien van de ladder voor duurzame verstedelijking gewijzigd. Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid van de Bro bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

 

Nieuwe ontwikkelingen dienen te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking, mits sprake is van een ‘stedelijke ontwikkeling’. Het begrip ‘stedelijke ontwikkeling' is in artikel 1.1.1, lid 1, sub i van de Bro gedefinieerd als: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Op basis van jurisprudentie blijkt dat één of enkele woningen zoals in het onderhavige geval niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling (zie ondermeer ABRvS 23 december 2014, zaaknummer 201405237/1/R2). Daarnaast wordt in de 'Handreiking Ladder' aangegeven dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij woningbouwlocaties vanaf 12 woningen. Met de realisatie van één woning is in onderhavig geval geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.

 

4.2 Bodem

 

Beleidskader

Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.

 

Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico optreden, is in Aalsmeer/Amstelveen bereikt. Het 2e spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het 3e en laatste spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening'. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfunctie (bv. wonen) alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijk momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.

 

In gebieden met intensief bodemgebruik is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits op gebiedsniveau de kwaliteit niet verminderd en dit beleid door lokaal bestuur wordt vastgesteld. In Amstelveen is wel gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer(2013), maar er zijn geen regels opgenomen die het bestemmen van gebruiksfuncties beperken. Daar is ook weinig aanleiding voor, omdat de chemische bodemkwaliteit over het algemeen geen knelpunt vormt voor bestaand en toekomstig bodemgebruik.

 

De 3 sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en resp. omgevingsplannen.

 

De provincie beschermt aardkundig interessante gebieden, 'aardkundige waarden', die iets vertellen over manier waarop het landschap is ontstaan. Ze vormen ons aardkundig erfgoed. In Amstelveen zijn geen aardkundig monumenten aanwezig.  Er zijn wel gebieden met bijzondere aardkundige waarde aanwezig die bescherming verdienen maar niet door de provincie als monument zijn aangewezen.

De bescherming heeft tot doel de aardkundige waarde, analoog aan ander erfgoed, te beschermen en zo veel mogelijk te behouden. De aardkundige waarden kunnen bestaan uit een kenmerkende bodemopbouw, een daarmee samenhangend specifiek bodemgebruik, een specifiek reliëf of een andere kenmerk dat in veel gevallen samenvalt met cultuurhistorische waarden. Paragraaf 6.3 geeft inzicht in het aanwezige aardkundige erfgoed.

 

Relevantie plangebied

Op basis van beperkt archiefonderzoek is het niet de verwachting dat de bodem ernstig verontreinigd is. De verwachte achtergrondkwaliteit van de bodem is te vinden op http://www.bbkamstelland.nl/.

 

Verder is er in 1998 een nulonderzoek gedaan en toen is alleen een lichte overschrijding van de detectiewaarden gemeten met betrekking tot de groepsstof EOX in de bovengrond. In het grondwater is ook geen verontreiniging getroffen. De kans dat de kwaliteit de jaren erna veel slechter is geworden, lijkt heel klein.

 

Gelet hierop is de aanvrager niet verplicht tot het aanleveren van een bodemonderzoeksrapport.

 

4.3 Water

 

Beleidsdoelen water

Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.

 

Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.

 

Wettelijk kader

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's. Voorts bevat het besluit bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan, waaronder de gevallen waarin een elektronische aanvraag wordt ingediend.

 

Watertoets

Op de gronden binnen het projectgebied is de Keur van het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht van toepassing. Bij de beoogde ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met het beleid van dit waterschap. Zo dient elke demping van water voor 100% te worden gecompenseerd binnen het peilgebied. Bij een toename van verharding met meer dan 1000 m² dient binnen het betreffende peilgebied 10% van het extra verharde oppervlak als open water te worden gecompenseerd.

 

Ontwikkelingen die van negatieve invloed kunnen zijn op de waterhuishouding van het

plangebied zijn niet aan de orde. De nieuw te bouwen woning wordt deels gerealiseerd op gronden welke deels verhard zijn (klinkers). Daarnaast wordt er geen water gedempt en is er geen waterkering in het plangebied aanwezig. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 945 m². De woning heeft een oppervlakte van 116,5 m². Naast verhardingen ten behoeve van parkeerplaatsen en eventuele terrassen zal het perceel groen ingericht worden. De totale oppervlakteverharding blijft onder de 1000 m².

 

4.4 Geluid

 

Beleidskader

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. De gemeenteraad van Amstelveen heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:

  1. het heersende geluidsniveau;

  2. het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;

  3. cumulatie en compensatie.

 

Relevantie plangebied

Ten behoeve van de te realiseren woning is inzicht nodig in de te verwachten geluidsituatie vanwege de Hoofdweg en de Ambachtsheerweg. M+P Raadgevende ingenieurs BV heeft akoestisch onderzoek verricht naar de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de gevels van de nieuw te realiseren woning op het perceel Hoofdweg 158. Zie voor het rapport bijlage 4.

 

Wegverkeerslawaai

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de Ambachtsheerweg niet relevant is. De Hoofdweg is maatgevend. Ten gevolge van de Hoofdweg wordt de voorkeursgrenswaarde met maximaal 9 dB overschreden. De maximaal te ontheffen waarde van 63 dB wordt echter niet overschreden zodat ontheffing kan worden verleend. Zie voor het concept besluit hogere grenswaarden bijlage 5.

Er dient aangetoond te worden dat de geluidwering voldoende is om het wettelijke binnenniveau te kunnen waarborgen. Voor het bepalen van de geluidswering wordt geen aftrek toegepast zodat voor de geluidsbelasting wordt uitgegaan van maximaal 62 dB. Onderzoek naar de geluidswering is nodig bij de verblijfsruimten die grenzen aan een uitwendige scheidingsconstructie, waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Ter plaatse van de achtergevel van de woning is geen sprake van een overschrijding. Deze gevel is geluidsluw. Daarmee wordt tevens voldaan de voorwaarden van het gemeentelijk beleid met betrekking tot een geluidsluwe gevel.

Verder kan op voorhand worden gesteld dat geluidsreducerende maatregelen zoals schermen of een stil asfalt uit kostenoogpunt niet realistisch zijn voor één woning.

 

Luchtvaartverkeerlawaai

De nieuwe woning is binnen het beperkingengebied voor bebouwing vanwege vliegverkeer op Schiphol gelegen. Omdat de woning is gelegen binnen gebied aangewezen met nummer 4 is het oprichten van een nieuwe woning alleen mogelijk indien het betreft:

 

b. toevoeging binnen bestaand stedelijk gebied van niet meer dan 25 woningen per bouwplan of binnen lintbebouwing van niet meer dan 3 woningen per bouwplan;

 

Aan deze voorwaarde wordt in dit geval voldaan.

 

De geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer is ontleend aan de geluidbelastingkaart uit 2016 en bedraagt op deze locatie Lden = 55 dB. Vanuit het Bouwbesluit 2012 zijn voorzieningen nodig om een binnenniveau van 33 dB te waarborgen.

 

Cumulatie

Het beleid van de gemeente Aalsmeer stelt dat de gecumuleerde geluidsbelasting niet hoger mag zijn dan de hoogst vast te stellen geluidsbelasting +3 dB. In dit geval is dat dus 71 dB (68 + 3 dB zonder aftrek art. 110g Wgh)

 

De maximale geluidsbelasting Lden wegverkeerslawaai bedraagt 62 dB zonder aftrek art. 110 g van de Wet geluidhinder. Vanwege luchtvaartlawaai bedraagt deze 55 dB. De Lcum bedraagt dan 64 dB. Dit is ruim minder dan de maximaal te ontheffen waarde van 71 dB en voldoet daarmee aan het gemeentelijk beleid.

 

Vereiste karakteristieke geluidswering

De vast te stellen geluidsbelasting bedraagt maximaal 57 dB ter plaatse van de voorgevel van de woning aan de Hoofdweg 158 te Kudelstaart. De bijbehorende vereiste karakteristieke geluidswering van de gevels bedraagt maximaal respectievelijk GA;k ≥ 29 dB. Om te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit 2012 stelt ten aanzien van luchtvaartlawaai is een geluidswering van 22 dB nodig. Het wegverkeerslawaai is dus maatgevend voor de geluidswering. Met onderstaande gevelopbouw wordt voldaan aan de vereiste geluidswering:

 

 

Voor de besloten ruimten anders dan de verblijfsruimten zijn geen aanvullende maatregelen nodig.

 

4.5 Luchtkwaliteit

 

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL beoogt alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Alleen projecten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Een project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging, indien aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3%-grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een of-benadering. Wanneer een project voor één stof de grens van 3% overschrijdt, moet het project worden aangemerkt als een project dat de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechtert.

De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, zoals:

 

De ontwikkeling is in gevolge de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' aangewezen als een categorie die niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Als NIBM categorie is aangewezen een woningbouwontwikkeling van maximaal 1500- woningen met één ontsluitingsweg. Met dit project wordt maximaal 1 woning mogelijk gemaakt, een luchtkwaliteitsonderzoek is daarom niet nodig.

 

4.6 Externe veiligheid

 

Bij externe veiligheid gaat het om de vraag of de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen voldoende is gewaarborgd. Het gaat hier met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen. De veiligheidsnormen zijn vastgelegd in respectievelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en Besluit externe veiligheid buisleidingen. Bij de bouw van de appartementen gaat het in beginsel om een kwetsbaar objecten, waarbij de veiligheid van personen in het geding kan zijn.

 

De risicokaart Noord-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. De gegevens zijn afkomstig van gemeente, waterschappen, provincie en rijk.

 

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het bouwplan geen risicovolle bedrijven en/of activiteiten zijn vermeld.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een gasleiding, route vervoer gevaarlijke stoffen, lpg-tankstation, een andere inrichting die valt onder het BRZO of opslagplaats met gevaarlijke stoffen. Nader onderzoek naar het groepsrisico of plaatsgebonden risico is niet nodig.

 

 

4.7 Verkeer en parkeren

 

Indien een ruimtelijk plan voorziet in de toevoeging van verkeersaantrekkende functies dienen de gevolgen voor de verkeer- en parkeersituatie te worden beoordeeld. Aanvraag omgevingsvergunning is ingediend voor de realisatie van een vrijstaande woning aan de Hoofdweg. De ontsluiting van de woning vindt plaats op de Hoofdweg. De realisatie van één woning brengt geen dusdanige verkeersbewegingen met zich mee dat deze belemmeringen oplevert voor de verkeersafwikkeling op de Hoofdweg.

 

De parkeerbehoefte dient te worden opgelost op eigen terrein. Voor een middelgrote woning tussen de 100-140m² geldt een parkeernorm van 1,9 per woning. De kavel is voldoende groot, dat aan de norm voldaan kan worden. In de omgevingsvergunning aanvraag zijn 2 parkeerplaatsen opgenomen.

 

Met het oog op de parkeer- en verkeerssituatie bestaan geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

 

4.8 Ecologie

 

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

 

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen.

Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

 

Relevantie plangebied

Arda Adviesbureau voor natuur, cultuurhistorie en recreatie heeft middels een quickscan flora en fauna de geplande ontwikkeling getoetst aan de natuurwetgeving. Door middel van een locatiebezoek en een literatuurstudie is beoordeeld welke natuurwaarden verwacht worden in het plangebied en is gekeken naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten. Zie voor de quick scan bijlage 6.

 

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt hemelsbreed op 9,7 km afstand van het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied De Nieuwkoopse Plassen & De Haeck en op 12,5 km van de Botshol. De afstand tot beschermd gebied is te groot om enig effect van de activiteiten op dit gebied te verwachten. Geconcludeerd mag worden dat er van significante effecten op Natura-2000 gebied geen sprake is.

 

Soortenbescherming

Mogelijk voorkomende soorten betreffen zoogdieren (vleermuizen, waterspitsmuis en kleine matterachtigen); amfibieën (rugstreeppad) en vogels (huismus).

 

Aangetroffen soorten

Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde planten aangetroffen. De vegetatie bestaat uit intensief gemaaid grasland waarin geen beschermde soorten worden verwacht. Tijdens het veldbezoek zijn met uitzondering van enkele molshopen geen zoogdieren of andere sporen van zoogdieren waargenomen. In het plangebied zijn geen structuren of andere mogelijkheden voor zoogdieren om te schuilen, te overwinteren of te foerageren. De coniferenhaag wordt mogelijk gebruik als vliegroute door vleermuizen. Tijdens het veldbezoek werden geen vogels waargenomen. De aanwezigheid in dit kleine plangebied van de onderzoeker is hiervan de oorzaak. In het biotoop zullen ongetwijfeld vogels op het gras foerageren. Merel, spreeuw, lijster en huismus zijn mogelijk voorkomende vogels. Er zijn buiten de coniferenhaag geen structuren aanwezig of andere mogelijkheden voor vogels om te schuilen of een nest te bouwen. Voor huismus zijn er geen mogelijkheden om te zandbaden. Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde amfibieën of reptielen of sporen aangetroffen. De biotopen voldoen niet of niet volledig aan de eisen van de strikt beschermde soorten zoals rugstreeppad. Ook zijn er geen structuren die geschikt zijn voor winterverblijfplaatsen. De planlocatie voldoet niet of niet volledig aan de eisen van de strikt beschermde insectensoorten.

 

Effecten op soorten

Zoogdieren

In het plangebied zijn ritten en molshopen gevonden. Bij de aanleg van de fundering wordt het leefgebied van de mol verkleind. Voorkomen moet worden dat een mol door de werkzaamheden wordt gedood. Vooraf verjagen van de mol door dichten van hopen en ritten of plaatsen van een geopende fles in de rit (geluid van overwaaiende wind in de flessenhals verjaagd de mol) wordt aangeraden.

De vleermuizen in de omgeving zijn gebouw bewonende soorten. Er worden geen gebouwen gesloopt of structuren verwijderd die van belang zijn voor vleermuizen. De activiteiten hebben daarom geen negatieve effecten op de populaties van vleermuizen. Ook vindt er geen onderbreking van vliegroutes of opruimen van foerageergebied plaats. Voor andere (mogelijk) aanwezige zoogdieren geldt dat er geen vernietiging plaats vindt van vaste rust- voortplanting- of ander verblijfplaatsen.

 

Vogels

De werkzaamheden vinden plaats tijdens de broedperiode, de meest verstoringgevoelige periode voor vogels. Dit heeft mogelijk effect op vogels die gebruik maken van de coniferenhaag om te broeden. Daarom wordt aangeraden om broedgevallen in de haag te voorkomen door voor het broedseizoen de haag te snoeien. Indien gezien de aanvang van de werkzaamheden en de drukte op het perceel alsnog een broedgeval plaatsvindt dan hebben de werkzaamheden op deze soort geen invloed.

 

Amfibieën en reptielen

Er is geen aantasting van leefgebied voor deze soorten of populaties vastgesteld. In de directe omgeving is een overvloed aan geschikt biotoop en schuil gelegenheid. Reptielen komen in het plangebied niet voor. Verstoring op deze groep is daarom uitgesloten.

 

Insecten en overige dieren

Van de voorgenomen/uitgevoerde werkzaamheden zijn geen directe effecten te verwachten op deze diergroep. Van aantasting van leefgebied of directe (opzettelijke) sterfte is geen sprake.

 

Conclusie

 

Aanbevolen wordt:

 

 

4.9 Archeologie

 

De gemeente heeft op 24 juni 2010 de Beleidsnota Archeologie vastgesteld waarin het gemeentelijk archeologiebeleid uiteen is gezet. Daarbij is onderscheid gemaakt in verschillende categorieën met bijbehorend regime. Het plangebied Hoofdweg 158 behoort tot categorie 4. Voor deze gebieden moet rekening gehouden worden met archeologie bij plannen groter dan 10.000 m² èn dieper dan 40 centimeter. In het kader van het voorliggende initiatief (oppervlakte perceel 945 m²) is een archeologisch vooronderzoek / veldonderzoek niet noodzakelijk.

 

 [image][image]

 

 

 

4.10 Belangenafweging

 

Schaduwwerking

Met oog op de grootte, hoogte en positionering van de nieuwe woning op het perceel ten opzichte van de belendingen is de verwachting dat er nauwelijks sprake zal zijn van

schaduwwerking op naastgelegen perceel.

 

Aantasting privacy

De woning staat op een afstand van de erfgrens die ruimer is dan hetgeen voorgeschreven is in de eerste herziening van de beleidsnotitie “Ruimtelijke beoordeling bouwen in de linten” (minimaal 5 en 6 meter in plaats van de voorgeschreven 4 meter). Ook heeft de woning geen grotere bouwhoogte dan naastgelegen woningen. Er is geen sprake van aantasting van de privacy.

 

Conclusie

Er worden geen belangen van derden in onredelijke mate geschaad door dit nieuwbouwplan.

 

 

 

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

 

 

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt het voornemen tot afwijking inclusief de bijbehorende stukken waaronder het ontwerp van de omgevingsvergunning en deze ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder een schriftelijke dan wel een mondelinge zienswijze indienen.

 

De termijn van inzage liep van 15 juni tot en met 26 juli 2018. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

 

5.2 Juridische uitvoerbaarheid

 

De gewenste ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan Kudelstaart 2006. Er is dan ook een omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) noodzakelijk om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.

 

Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de realisatie van een vrijstaande woning in de lintbebouwing van de Hoofdweg' en dient ter motivering van de voorgenomen ontwikkeling, zoals opgenomen in de aanvraag van 1 november 2017.

 

Het perceel, kadastraal bekend gemeente Aalsmeer, sectie D perceelnummer 07105, is in eigendom van de aanvrager. Voor wat betreft het grondeigendom is het bouwplan dan ook uitvoerbaar.

 

5.3 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

5.3.1 De financiële uitvoerbaarheid

 

De gemeente heeft met de aanvrager een overeenkomst gesloten als beschreven in paragraaf 5.3.2. Niet is gebleken dat de aanvrager over onvoldoende middelen beschikt om de exploitatiebijdrage aan de gemeente te voldoen.

 

5.3.2 De vorm van het kostenverhaal van de grondexploitatiekosten

 

Artikel 6.12, eerste lid, Wro, biedt de grondslag voor publiekrechtelijk kostenverhaal. De gemeenteraad is verplicht om een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit is op grond van artikel 6.2.1 sub a het geval bij de bouw van één of meer woningen. In voorliggend geval betreft het de bouw van een (1) woning, hetgeen op grond van de wet een bouwplan is. In dit geval wordt geen exploitatieplan vastgesteld aangezien met de ontwikkelaar een overeenkomst is gesloten over het verhaal van de kosten van grondexploitatie. Het kostenverhaal is met deze overeenkomst verzekerd. Tevens is het niet nodig om, aanvullend op de gesloten overeenkomst, een exploitatieplan vast te stellen om een tijdvak, fasering of regels, of een uitwerking van regels (zoals bedoeld in Wro 6.12, lid 2b en 2c) vast te leggen.

 

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

Op het perceel Hoofdweg 158 in Aalsmeer is een omgevingsvergunning aangevraagd voor de realisatie van een vrijstaande woning. Het bouwplan past op onderdelen niet binnen de bouwvoorschriften van de bestemming 'Kudelstaart 2006'.

 

Ingevolge de buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3 Wabo kan het bouwplan worden gerealiseerd. De gevraagde vergunning kan worden verleend, indien is aangetoond dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

 

Het plan is in overeenstemming met het beleid van rijk en provincie en het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente. Gelet op de verschillende omgevingsaspecten zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan. De juridische en economische uitvoerbaarheid zijn gewaarborgd. De maatschappelijke uitvoerbaarheid blijkt uit de uitkomsten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

 

Geconcludeerd wordt, dat het bouwplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, zodat het geoorloofd is toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 en voor het bouwplan omgevingsvergunning te verlenen.