direct naar inhoud van Regels

OIAVHB N201-zone - Tijdelijke logiesvoorziening Legmeerdijk 287

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0358.OIAVHB05xAB-VG03
Plantype: omgevingsvergunning

Ruimtelijke onderbouwing

 

Tijdelijke Logiesvoorziening

Thailandlaan 14a en 14b

Aalsmeer

 

 

 

 

 

 

 

 
Inhoudsopgave

 

1 Inleiding

2 Planbeschrijving

3 Geldende bestemmingsplannen

4 Beleid en regelgeving

5 Onderzoek

6 Juridische vormgeving en motivering

7 Uitvoerbaarheid

 

1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

In de Greenport Aalsmeer zijn veel tijdelijke arbeidsmigranten in de sierteeltsector werkzaam. Deze tijdelijke arbeidsmigranten zijn van groot economisch belang omdat een aantal (grote) bedrijven anders niet zou kunnen functioneren. Er is echter al jaren sprake van een tekort aan kwalitatief geschikte huisvesting voor buitenlandse arbeidsmigranten. Dit leidt vaak tot onwenselijke en onveilige situaties, zoals illegale huisvesting en overbewoning. Er is daarom in en rondom Aalsmeer veel vraag naar logiesruimte voor arbeidsmigranten. In 2013 is binnen Greenport Aalsmeer een convenant gesloten inzake de huisvesting van Europese arbeidsmigranten.

De gemeente en de initiatiefnemer vinden het zeer belangrijk dat de tijdelijke arbeidsmigranten die niet uit Nederland afkomstig zijn tijdens hun verblijf in Nederland kwalitatief goed gehuisvest worden. Het bedrijventerrein Green Park Aalsmeer is vanwege de goede bereikbaarheid (zowel lokaal als regionaal) en de ligging in de nabijheid van de woonwijken Stommeer en Oosteinde (met diverse winkelvoorzieningen) geschikt voor het realiseren van een logiesvoorziening voor tijdelijke arbeidsmigranten.

De initiatiefnemer is voornemens om ter hogte van Legmeerdijk 287, nieuw adres Thailandlaan 14a en 14b, voor een tijdelijke periode van maximaal 5 jaar 80 units te realiseren ten behoeve van tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten. De oorspronkelijke ideeën voor dit plangebied betreffen de bouw van een migrantenhotel. Echter zijn de plannen voor realisatie van dit hotel nog niet vastgesteld en kan deze locatie tijdelijk een andere invulling krijgen.

Op 31 januari 2019 is een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor een tijdelijke logiesvoorziening met 80 woonunits op Legmeerdijk 287, nadien gewijzigd in Thailandlaan 14a en 14b in Aalsmeer. Een logiesvoorziening op deze locatie is echter strijdig met het geldende bestemmingsplan. De publiceerbare aanvraag voor omgevingsvergunning is opgenomen in bijlage 1. De logiesvoorziening, waar de nu voorliggende vergunningaanvraag betrekking op heeft, kan worden toegestaan via een uitgebreide afwijkingsprocedure op grond van artikel 2.12 lid 1 onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het nu voorliggende document voorziet in de onderbouwing daarvan. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak NL.IMRO.0358.OIAVHB05xAB-OW01 (bijlage 10).

 

 

1.2 Ligging en begrenzing

 

De projectlocatie ligt aan de rand van deelgebied 10 van het bedrijventerrein Green Park Aalsmeer en bevindt zich direct ten noordwesten van de rijweg van de Legmeerdijk (N231), ter plaatse van de percelen Legmeerdijk 287 en direct aansluitend aan het perceel Legmeerdijk 291 (kadastraal perceel sectie B, nummer 8282). Aan de zuidwestelijke zijde grenst de projectlocatie aan de Burgemeester Brouwerweg (N201).

In de navolgende afbeeldingen is de ligging van de projectlocatie indicatief weergegeven.

 [image]

Afbeelding 1: luchtfoto globale ligging projectlocatie, waarbij de projectlocatie indicatief is weergegeven met een rode lijn (bron: Google Earth).

 

 [image]

Afbeelding 2: begrenzing projectlocatie, rood omcirkeld (bron: Google Earth)

2 Planbeschrijving

 

 

2.1 Huidige situatie locatie en haar omgeving

 

2.1.1 Huidige situatie ter plaatse van de locatie

 

De locatie ligt binnen het kadastrale perceel 8282, sectie B van de gemeente Aalsmeer. Op de noordzijde van het perceel is een glastuinbouwbedrijf gevestigd. Dit bedrijf wordt van het projectgebied afgescheiden door een waterloop die aan de noordoostzijde van het plangebied doodloopt. De voorheen aanwezige bebouwing is gesloopt waardoor er op dit moment geen gebouwen of andere bouwwerken op de projectlocatie aanwezig zijn. De projectlocatie is volledig braakliggend, alleen zijn op het perceel nog verhardingen aanwezig van asfalt en stelcon.

Het projectgebied grenst aan de zuidoost- en zuidwest zijde aan de Legmeerdijk en de N201.

 

 [image]

Afbeelding 3: het braakliggende terrein van de projectlocatie, gezien vanaf de Legmeerdijk (bron: https://www.google.nl/maps).

 

 

2.1.2 Huidige situatie omgeving van de locatie

 

De projectlocatie is gelegen in deelgebied 10 van bedrijventerrein Green Park Aalsmeer. Dit deelgebied is samen met deelgebied 9 gelegen tussen de N201 (westzijde) en de lintbebouwing langs de Hornweg (noordzijde), de Machineweg (oostzijde) en de Legmeerdijk (zuidzijde). De beide deelgebieden worden van elkaar gescheiden door middel van de watergang Horntocht.

In de beide deelgebieden zijn de laatste jaren diverse bedrijfskavels in gebruik genomen en de gebiedsontsluitingsweg Japanlaan is aangelegd. De overige gronden zijn nog braakliggend en in afwachting van een toekomstige invulling.

Een groot deel van de aanwezige bedrijven in de deelgebieden 9 en 10 is gericht op de sierteeltsector maar niet-sierteelt gerelateerde bedrijven komen ook voor. Voor een braakliggend perceel aan de Japanlaan in deelgebied 9 is op 13 maart 2018 via een separate planologische procedure een omgevingsvergunning verleend voor een logiesvoorziening voor arbeidsmigranten met 58 kamers en in totaal 166 tot 200 bedden.

 

 [image]

Afbeelding 4: schematische weergave deelgebieden 9 en 10 (zie paarse begrenzingen), inclusief de globale ligging van de projectlocatie (zie rode contour), de Japanlaan (zie zwarte lijn) en de op 13 maart 2018 vergunde logiesvoorziening in deelgebied 9 (zie oranje lijn).

 

Ten zuidwesten van de projectlocatie bevindt zich de kruising van de Legmeerdijk met de Burgemeester Brouwerweg. De Legmeerdijk is een provinciale weg (N231) tussen Schiphol Oost en Alphen aan de Rijn, terwijl de Burgemeester Brouwerweg (N201) een provinciale weg is tussen Haarlem en Hilversum. De kruising van de N201 en N231 is grotendeels gelijkvloers en voorzien van een verkeersregelinstallatie. De verbinding van het zuidwestelijk deel van de Legmeerdijk met het noordwestelijk deel van de Burgemeester Brouwerweg is echter ongelijkvloers. Verkeer dat via de Burgemeester Brouwerweg vanuit het noorden komt rijden kan namelijk het westelijk deel van de Legmeerdijk via een vrije afslag bereiken terwijl het verkeer via de Legmeerdijk vanuit het zuidwesten via een fly-over naar het noordwestelijk deel van Burgemeester Brouwerweg kan rijden. Deze vrije afslag en fly-over zijn belangrijk voor de bereikbaarheid van de marktplaats van Royal FloraHolland.

 

 [image]

Afbeelding 5: de rijweg van de Legmeerdijk ter hoogte van de projectlocatie, met op de achtergrond de ongelijkvloerse kruising van de N201-N231 en de fly-over (bron: https://www.google.nl/maps).

 

Ter hoogte van de projectlocatie bestaat de rijweg van de Legmeerdijk uit 6 rijstroken waarbij de rijstroken in tegengestelde richting van elkaar worden gescheiden door een verhoging. Ten zuidoosten van de rijweg ligt een vrijliggend dubbelzijdig fietspad. Het fietspad loopt hier vlak langs een bedrijfskavel waarop momenteel een sierteeltbedrijf (Salomo) is gevestigd. Dit bedrijfskavel is gelegen op het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein De Loeten in Amstelveen. Het bedrijfskavel bevindt zich recht tegenover de projectlocatie. Het bedrijfskavel is via de interne wegenstructuur van bedrijventerrein De Loeten aangesloten op de Legmeerdijk.

De fly-over van de N231 naar de N201 zorgt er voor dat de projectlocatie aan de zuidwest zijde grenst aan een talud. De projectlocatie wordt zo fysiek afgeschermd van de aan de overzijde van de N201 gelegen marktplaats van Royal FloraHolland. De marktplaats bestaat uit meerdere locaties met diverse grootschalige bedrijfsgebouwen. De marktplaats vormt het economisch hart van Greenport Aalsmeer.

In het gebied ten noordwesten en ten noordoosten van de projectlocatie bevinden zich diverse bedrijfskavels en woonpercelen.

 

 [image]

Afbeelding 6: luchtfoto van de projectlocatie en het gebied ten noordwesten en noordoosten van projectlocatie: de projectlocatie(1), het sierteeltbedrijf Marginpar (2), de inrit van de bedrijfsstraat (3), het bedrijfsverzamelgebouw (4) en het woonlint langs de Legmeerdijk (5).

 

De projectlocatie wordt aan de noord(west)zijde begrensd door een zijarm van de watergang langs de N201. Aan de overzijde van deze zijarm bevindt zich momenteel een sierteeltbedrijf (Marginpar). Het parkeren en de expeditie van dit bedrijf vindt plaats aan de zuidoost zijde van de bedrijfsbebouwing, aan de zijde van de projectlocatie. Het bedrijf is bereikbaar via een bedrijfsstraat waarvan een mandelige inrit zich tussen de percelen Legmeerdijk 281 en 283 bevindt. De bedrijfsstraat is aan de noordzijde via de Thailandlaan aangesloten op de gebiedsontsluitingsweg Japanlaan. Ter plaatse van de inrit van de bedrijfsstraat vanaf de Legmeerdijk geldt eenrichtingsverkeer en een vrachtwagenverbod. Bezoekers en personeel van het sierteeltbedrijf kunnen zodoende gebruik maken van de inrit vanaf de Legmeerdijk maar vrachtverkeer moet via de interne wegenstructuur van de deelgebieden 9 en 10 rijden.

 

 [image]

Afbeelding 7: de inrit van de bedrijfsstraat tussen Legmeerdijk 281 en 283 (bron: https://www.google.nl/maps).

 

De bedrijfsstraat voert ook langs een grootschalig bedrijfsverzamelgebouw dat centraal in deelgebied 10 is gelegen. In dit bedrijfsverzamelgebouw zijn aan sierteelt gerelateerde bedrijven (Duif International en Pottery Pots) gevestigd en een verpakkingsbedrijf (Paardekooper). Het bedrijfsverzamelgebouw is bereikbaar via een bedrijfsstraat vanaf de Japanlaan. Parkeren vindt plaats op eigen terrein, aan de oost- en zuidzijde. Ook zijn er aan de oostkant enkele inhammen in het bedrijfsverzamelgebouw voor expeditie. Het terrein waarop het bedrijfsverzamelgebouw zich bevindt is aan de zuidkant afsluitbaar door middel van een hek.

Tenslotte bevinden zich langs de Legmeerdijk meerdere woonpercelen, welke tezamen een woonlint aan weerszijden van de Legmeerdijk vormen. Dit woonlint aan weerszijden van de Legmeerdijk eindigt ten zuidoosten van de projectlocatie, bij de woonpercelen Legmeerdijk 287 (noordelijk woonlint) en Legmeerdijk 282 (zuidelijk woonlint). Op de woonpercelen, welke voorheen vaak bij het toenmalige achtergelegen kassengebied behoorden, staan vrijstaande woonpercelen van één tot twee bouwlagen met een kap. De ten noordoosten van de projectlocatie gelegen woonpercelen Legmeerdijk 281 t/m 287 zijn bereikbaar via de tussen 281 en 283 gelegen inrit van de bedrijfsstraat. De andere woonpercelen langs de Legmeerdijk hebben een eigen in/uitrit op de Legmeerdijk.

De woonpercelen Legmeerdijk 285 en 287 worden door Ruigrok gebruikt voor het huisvesten van arbeidsmigranten. Ruigrok heeft overigens de wens om de bestemming van die woonpercelen in de toekomst ook te verruimen met een logiesfunctie.

 

 

2.2 Toekomstige situatie

 

2.2.1 Bouwvolume en programma

 

Voor de projectlocatie is een bouwplan opgesteld waarin wordt uitgegaan van twee verplaatsbare woonunits welke parallel aan de N201 worden gesitueerd voor de periode van maximaal vijf jaar. De nieuwe situatie is weergegeven in bijlage 2. De woonunits worden gebouwd in 2 gebouwen van elk 2 woonlagen (zie bijlage 3 en 4). Elk gebouw bevat 80 slaapplaatsen, in totaal worden er dus 160 slaapplaatsen gerealiseerd.

Bij de woonunits worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd.

 

 [image]

 

Afbeelding 8: terreinindeling projectlocatie (bron: bouwplan tijdelijke logiesvoorziening).

 

 

2.2.2 Verblijfsduur gasten

 

Voor de vraag wat precies onder een logiesvoorziening wordt verstaan wordt aansluiting gezocht op de gehanteerde begripsbepaling voor een kamerverhuurbedrijf in het voor de aangrenzende gronden geldende bestemmingsplan voor de deelgebieden 9 en 10. Deze begripsbepaling luidt als volgt: 'een specifieke vorm van hotel, gericht op het verstrekken van nachtverblijf voor een verblijfsperiode van minimaal een week en maximaal zes maanden, aan personen die elders hun hoofdverblijf behouden'.

Het verblijf van gasten zal in alle gevallen niet langer dan 6 maanden plaatsvinden. In geval van tijdelijke arbeidsmigranten is dat gewaarborgd doordat de arbeidsmigranten in dienst zullen bij één en hetzelfde bedrijf (Ruigrok Productie) en arbeidscontracten krijgen van maximaal 3 tot 6 maanden. Tijdelijke arbeidsmigranten die toch langer dan 6 maanden in Aalsmeer en omgeving blijven zullen door Ruigrok Productie op een andere locatie worden gehuisvest. Het bedrijf heeft al meer dan 20 jaar ervaring in het huisvesten van arbeidsmigranten en is aangesloten en geregistreerd bij de Stichting Normering Flexwonen (SNF). Dat betekent dat Ruigrok Productie werkt volgens de kwaliteitsnormen, die het SNF heeft opgesteld. Ruigrok Productie wordt gevraagd en ongevraagd gecontroleerd door deze onafhankelijke Stichting.

 

 

2.2.3 Sociale veiligheid

 

De meeste tijdelijke arbeidsmigranten zullen overdag werken en daardoor gedurende de dagperiode niet of nauwelijks in de logiesvoorziening aanwezig zijn. Tijdens hun vrije tijd (voornamelijk 's avonds en in de weekenden) zullen zij wel vaak op de locatie aanwezig zijn. Ruigrok Productie hanteert als beheerder strenge huisregels en treedt handhavend op als bewoners zich niet aan die regels houden. Zo zijn alcoholmisbruik en drugsgebruik niet toegestaan, worden ruzie en vechtpartijen niet getolereerd en dient het vanaf 22.00 uur stil te zijn.

Het toezicht bij de logiesvoorziening wordt verzorgd door één of meerdere huismeesters. Zij zijn het aanspreekpunt voor de gebruikers en controleren dagelijks of de gebruikers zich aan de woonregels houden. Dit gebeurt ook al bij andere locaties van Ruigrok en blijkt in de praktijk preventief te werken. Naast het toezicht door huismeesters is er 24/7 camerabewaking van het gebouw.

Arbeidsmigranten en/of andere doelgroepen worden ingeschreven op het hoofdkantoor. Vanuit het hoofdkantoor zal er een nachtregister opgesteld worden, welke ook op de locatie aanwezig is. Het is namelijk belangrijk om te weten wie er slapen in de logiesvoorziening. De gemeente gaat het nachtregister regelmatig controleren om te kijken of de gegevens kloppen en of het actueel is. Daarmee wordt ook gecontroleerd hoelang personen in de logiesvoorziening verblijven.

Bij de opening van de logiesvoorziening zal Ruigrok Productie informatie verstrekken over de telefoonnummers waar overlast en calamiteiten gemeld kunnen worden. Meldingen kunnen 24 uur per dag en 7 dagen per week worden gedaan. Daarnaast is er een beveiligingsbedrijf dat dagelijks 1 of 2 keer een inspectieronde doet. Ook het telefoonnummer van deze organisatie zal te zijner tijd aan de nabije omgeving verstrekt worden.

3 Geldende bestemmingsplannen

 

In dit hoofdstuk worden de voor dit voornemen relevante elementen van het geldende bestemmingsplan beschreven. Het bestemmingsplan dat momenteel ter plaatse van de projectlocatie geldt is het bestemmingsplan 'N201-zone', inclusief de '1e Herziening N201-zone'. Nadien is weliswaar voor de deelgebieden 9 en 10, inclusief de projectlocatie, een nieuw bestemmingsplan vastgesteld (bestemmingsplan 'Green Park Aalsmeer deelgebied 9 en 10') maar door uitspraak van de Raad van State is het vaststellingsbesluit ter plaatse van de projectlocatie vernietigd. Voor de projectlocatie zijn daardoor nog steeds het bestemmingsplan 'N201-zone' en de 1e herziening van kracht.

Verder is ter plaatse van de woning Legmeerdijk 285, waarbij parkeervoorzieningen ten behoeve van het project zijn voorzien, het bestemmingsplan Landelijk Gebied oost van kracht.

 

 

3.1 Beschrijving van de geldende bestemmingsplannen

 

Het bestemmingsplan 'N201-zone' is op 14 februari 2002 vastgesteld door de gemeenteraad. De provincie heeft het bestemmingsplan vervolgens goedgekeurd op 27 januari 2004 en 28 november 2006. Het bestemmingsplan is op 5 december 2007 bij uitspraak door de Raad van State onherroepelijk geworden.

Op 27 januari 2005 heeft de gemeenteraad een 1e herziening vastgesteld voor de N201-zone. De provincie heeft de 1e herziening op 23 augustus 2005 en 28 november 2006 goedgekeurd. De 1e herziening is eveneens op 5 december 2007 onherroepelijk geworden bij uitspraak door de Raad van State.

Het bestemmingsplan 'N201-zone' en de 1e herziening hebben betrekking op het verleggen van de N201 en de realisatie van een nieuw bedrijventerrein rond de te verleggen N201.

 

 [image]

Afbeelding 9: uitsnede plankaart bestemmingsplan 'N201-zone', de projectlocatie is indicatief weergegeven door middel van een rode lijn (www.ruimtelijkeplannen.nl).

 

De projectlocatie heeft in de geldende bestemmingsplannen 'N201-zone' en de 1e herziening de bestemming 'Uit te werken Bedrijfsdoeleinden' (UB)met de aanduiding 'Tuinbouwbedrijven toegestaan'.

Gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt ten behoeve van het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in de lichte en middelzware milieucategorieën 1 t/m 3, zoals bedoeld in de staat van bedrijfsactiviteiten van het bestemmingsplan. Er is daarbij onderscheid gemaakt in diverse segmenten die in artikel 1 van het bestemmingsplan nader zijn omschreven. Per segment geldt een maximum gebruikspercentage.

Naast bedrijfsactiviteiten zijn ook bijbehorende bouwwerken en verhardingen toegestaan, evenals wegen, ontsluitingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, openbaar vervoer en water.

De bestemming dient te worden uitgewerkt volgens een aantal uitwerkingsregels. Er geldt een bouwverbod zolang de bestemming niet is uitgewerkt in een uitwerkingsplan. In de uitwerkingsregels is onder meer aangegeven dat:

Er is in het verleden voor de projectlocatie geen uitwerkingsplan opgesteld.

 

Het bestemmingsplan Landelijk Gebied oost is vastgesteld door de gemeentaraad op 4 december 2014 en werd onherroepelijk op 9 december 2015. De gronden, waarop 8 parkeerplaatsen zijn geprojecteerd bij de woning Legmeerdijk 285 zijn in dit bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost bestemd voor 'Wonen'.

 

3.2 Afwijkingen van de geldende bestemmingsplannen

 

De herontwikkeling zoals beschreven in paragraaf 2.2 is niet bij recht mogelijk in het geldende bestemmingsplan. Het gebruik als logiesvoorziening met bijbehorende parkeervoorzieningen en het bouwen van gebouwen ter plaatse van de bestemmingen 'Uit te werken Bedrijfsdoeleinden' (UB) van het bestemmingsplan 'N201-zone', alsmede het realiseren van 8 parkeerplaatsen binnen de bestemming 'Wonen'van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Oost', zijn niet toegestaan.

4 Beleid en regelgeving

 

 

4.1 Nationaal beleid

 

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grote rol.

 

Planspecifiek.

Het plangebied behoort tot de 'stedelijke regio's met topsectoren Greenport Aalsmeer'. Echter, de SIVR is in verband met de schaalgrootte en de tijdelijke aard van het project niet specifiek van toepassing op het plangebied. Een tijdelijke logiesvoorziening op de projectlocatie betreft daarmee geen nationaal belang en is niet in strijd met de structuurvisie.

 

 

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

 

De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening, respectievelijk bij of krachtens algemene maatregelen van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SIVR) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaat boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012, 1 juli 2014 en 1 juli 2016 op onderdelen aangevuld.

 

Planspecifiek.

Het Barro is niet specifiek van toepassing op de projectlocatie. Een logiesvoorziening op de projectlocatie betreft geen nationaal belang en is niet in strijd met het Barro.

 

 

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

 

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro als volgt omschreven.

De toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling en - indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied - een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan bij dat bestemmingsplan worden bepaalde dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.

Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economisch gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

 

Planspecifiek.

Conform artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro wordt onder een stedelijke voorziening verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaven, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Echter betreft het hier slechts een tijdelijke ontwikkeling voor maximaal 5 jaar van woongelegenheid voor arbeidsmigranten. Deze is daarmee niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.

Geconcludeerd kan worden dat er daarom niet verder hoeft te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Behoefte

Desondanks zal de behoefte van de voorgenomen ontwikkeling nader worden toegelicht. In de nabijheid van het plangebied is er een sterke vraag naar huisvesting voor arbeidsmigranten. Deze vraag komt met name voort uit het grote aantal arbeidsmigranten dat werkzaam is in de agrarische sector. De grote vraag en een achterblijvend aanbod resulteren in een tekort aan huisvestingsmogelijkheden. Het voorgenomen initiatief draagt bij aan adequate huisvesting voor arbeidsmigranten. En heeft daarmee ook een positieve bijdrage aan de economie van Aalsmeer.

 

 

4.1.4 Conclusie

 

Het project past binnen de kaders van het rijksbeleid.

 

 

4.2 Regionaal beleid

 

 

4.2.1 Structuurvisie Randstad 2040

 

Op 5 september 2008 heeft de Ministerraad de 'Structuurvisie Randstad 2040' vastgesteld. De structuurvisie heeft als uitgangspunt om van de Randstad en duurzame en internationaal concurrerende topregio maken. Het is de bedoeling dat de randstad in 2040 een topregio van internationale betekenis is met krachtige, aantrekkelijke steden die goed bereikbaar zijn over de weg en met het openbaar vervoer.

Om van de Randstad internationaal gezien een topregio te maken, kiest het kabinet voor: 'Wat internationaal sterk is, sterker maken'. Dit betekent de goede internationaal georiënteerde positie van Amsterdam en de internationaal krachtige functies van Rotterdam, Den Haag en Utrecht, de (lucht)havens en de Greenports versterken. Voor behoud en versterking van de internationale marktpositie van de Greenports gaat het vooral om de centrumfunctie, in termen van productontwikkeling (veredeling, tuinbouwtechniek), handel en logistieke dienstverlening, innovatieve en hoogwaardige Greenports als centra in internationale ketens met mogelijkheden voor efficiënt geconditioneerd (lucht)transport dragen bij aan de internationale profilering van Nederland.

De in de Randstad aanwezige greenports behoren als hoogwaardige en innovatieve tuinbouwcentra tot de wereldtop. Door een ontwikkeling van een 'productgedreven' sector naar een 'marktgedreven' sector, neemt het belang van kennis en innovatie toe. Door een betere samenwerking tussen de verschillende greenports kan Greenport Nederland uitgroeien tot een sterke netwerkorganisatie. Bovendien kunnen, door dwarsverbanden te leggen met andere economische sectoren (handel, transport, techniek), extra innovatieslagen worden gemaakt. Schaalvergroting zorgt ervoor dat het aantal bedrijven afneemt, maar dat tegelijkertijd het areaal glastuinbouw stabiel blijft. Onduidelijk is of er voldoende fysieke ruimte is om de doorgaande schaalvergroting vorm te geven. Voor de toekomst moet mogelijk rekening worden gehouden met verplaatsing van grootschalige productie.

 

Planspecifiek.

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de structuurvisie Randstad 2040 doordat er huisvesting wordt geboden voor arbeidsmigranten die voornamelijk werkzaam zijn in de Greenport Aalsmeer. Met deze tijdelijke ontwikkeling wordt de Greenport Aalsmeer en omgeving versterkt. De structuurvisie randstad 2040 vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.

 

 

4.3 Provinciaal beleid

 

4.3.1 Omgevingsvisie NH2050

 

De Omgevingsvisie NH2050 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid' is op 19 november 2018 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving.

 

De hoofdambitie is opgedeeld in de volgende aspecten met bijbehorende ambities:

 

Leefomgeving.

Klimaatverandering: een klimaat bestendig en waterrobuust Noord-Holland. Stad, land en infrastructuur worden klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.

Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

Biodiversiteit en natuur: de biodiversiteit in Noord-Holland vergroten, ook omdat daarmee andere ambities/doelen kunnen worden bereikt.

 

Gebruik van de leefomgeving.

Economische transitie: een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor. De provincie biedt ruimte aan ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.

Wonen en werken: woon- en werklocaties dienen beter met elkaar in overeenstemming te zijn. Woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Mobiliteit: inwoners en bedrijven van Noord-Holland kunnen zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt verplaatsen.

Landschap: het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.

 

Energietransitie.

De ambitie van de Provincie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op hernieuwbare energie.

 

Daarnaast wordt er met de Omgevingsvisie NH2050 geprobeerd om een richting uit te zetten en houvast te bieden. Daarvoor wordt een aantal bewegingen voor de toekomst benoemd:

Er wordt in de Omgevingsvisie NH2050 uitgegaan van het principe ‘lokaal wat kan, regionaal wat moet’. Hierbij wordt gelet op de diversiteit aan regio's en wordt ruimte geboden aan maatwerk en ruimte om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving.

 

Planspecifiek.

Arbeidskracht en werkgelegenheid concentreren zich in grootstedelijke gebieden. Dat betekent dat het woningaanbod ook ruimte moet bieden voor deze aspecten: een hoogwaardig stedelijk woonmilieu met internationale concurrentiekracht. Aan uitgesproken woonmilieus - hoogstedelijk, centrum-dorps, groen-stedelijk en landelijk dorps - blijft behoefte. Het ontwikkelen van bijzondere woonmilieus moet niet de mogelijkheden van bijvoorbeeld de reeds gevestigde landbouwsector beperken. De ontwikkeling van het Groene Hart, Laag Holland en de bufferzones moeten worden afgestemd met de ontwikkeling van de nabijgelegen metropool. Die landschappen zijn belangrijk voor recreatie, natuur, waterberging en landbouw in de metropool. Indien blijkt dat de huisvestingopgave achter blijft (kwalitatief danwel kwantitatief) zet de provincie Noord-Holland instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening in.

Hoewel het slechts een tijdelijke ontwikkeling betreft, wordt er wel aangesloten bij de uitgangspunten van de Omgevingsvisie NH2050. De projectlocatie ligt binnen 'bestaand bebouwd gebied' (BBG). Hiermee worden Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad behouden. Met het realiseren van de tijdelijke woonunits voor arbeidsmigranten in de nabijheid van hun werkplek, wordt er bij gedragen aan een goede afstemming tussen woon- werklocaties. Dit draagt tevens bij aan de effectiviteit van de mobiliteit van de arbeidsmigranten. Hiermee wordt er aangesloten bij de ambities voor het gebruik van de leefomgeving.

De realisatie van een tijdelijke logiesvoorziening met 160 bedden voor tijdelijke arbeidsmigranten draagt tevens bij aan het functioneren van Greenport Aalsmeer en is daarmee passend in de kaders van de provinciale omgevingsvisie.

Vanuit de Omgevingsvisie zijn geen belemmeringen voor de tijdelijke ontwikkeling van logiesvoorzieningen.

 

 

4.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

 

Tegelijk met de Structuurvisie (welke sinds 19 november 2018 plaats heeft gemaakt voor de Omgevingsvisie NH2050) is op 21 juni 2010 de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld door Provinciale Staten. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De laatste aanpassingen zijn in 2019 doorgevoerd en betreffen wijzigingen omtrent de ecologische hoofdstructuur en uitsluiten geitenhouderij.

De Provinciale Ruimtelijke Verordening stelt regels en voorwaarden waaraan de inhoud van onder andere (gemeentelijke) bestemmingsplannen moet voldoen. Er zijn regels voor zowel het bestaand bebouwd gebied als het landelijk gebied, regels voor uitsluitend bebouwd gebied en regels voor uitsluitend het landelijk gebied.

 

Planspecifiek.

Het voorliggende plan is geen stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.3). Daarmee is ook geen sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling', zoals bedoeld in de provinciale verordening. De ontwikkeling hoeft, gelijk aan de systematiek van de ladder voor duurzame verstedelijking, niet in overeenstemming te zijn met de binnen de regio gemaakte afspraken.

Het plangebied ligt in de 20 Ke-contour van Schiphol. Dit houdt in dat er enkel binnen bestaand stedelijk gebied de mogelijkheid is om woningen te bouwen. Echter betreft het hier geen burgerwoningen en is deze regeling niet van toepassing voor onderhavig initiatief. Bovendien bevindt de ontwikkeling zich binnen bestaand stedelijk gebied.

Er zijn verder geen regels van de PRV die relevant zijn voor het project, zodat gesteld kan worden dat het project in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.

 

 

4.3.3 Provinciale Woonvisie

 

Op 27 september 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Provinciale Woonvisie 2010 - 2020 'Goed Wonen in Noord-Holland' vastgesteld. De woonvisie is een verdere uitwerking van de structuurvisie, waarin de kwaliteit van wonen centraal staat.

De doelstelling voor 2020 is dat de inwoners van Noord-Holland beschikken over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu. Om hiertoe te komen zijn de volgende drie speerpunten benoemd.

Betere afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten en vooral voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.

Betere afstemming van voorzieningen in de woonomgeving op de vraag van bewoners.

Verbetering van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

De provincie zet zich hierbij vooral in op de rol van procesleider, aanjager en expert. Vanuit deze rol stuurt de provincie aan op het maken van bestuurlijke afspraken in de Regionale Actie Programma's. In deze actieprogramma's worden de speerpunten en opgaven uit de woonvisie nader uitgewerkt.

 

Planspecifiek.

Het initiatief heeft met name betrekking op speerpunt 1, omdat de verblijfsfunctie voor arbeidsmigranten grotendeels niet past binnen de bestaande woningvoorraad. Met het initiatief wordt een bijdrage geleverd aan het bieden van huisvesting aan een kwetsbare groep. De beoogde ontwikkeling sluit hiermee aan bij de Provinciale Woonvisie 2010-2020.

 

 

4.3.4 Conclusie

 

De projectlocatie is ter ondersteuning van het bedrijventerrein en draagt zodoende bij aan het functioneren van de bedrijvigheid in Greenport Aalsmeer. Verder voldoet de logiesvoorziening aan de regionale afspraken doordat de beoogde voorziening onderdeel is van de Structuurvisie Green Park Aalsmeer 2016. Over deze Structuurvisie is overleg gevoerd met de andere gemeenten binnen de regio en met de provincie.

Het toestaan van een logiesvoorziening in Greenport Aalsmeer past binnen zowel de provinciale structuurvisie, de provinciale verordening als het provinciaal coalitieakkoord.

 

 

4.4 Gemeentelijk beleid

 

 

4.4.1 Gebiedsvisie Aalsmeer 2020

 

De gemeente Aalsmeer heeft voor haar grondgebied op 26 november 2009 de Gebiedsvisie Aalsmeer 2020, met de titel "Aalsmeer aandacht voor kwaliteit" vastgesteld. De gebiedsvisie heeft de status van een structuurvisie in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Visie

De algemene (toekomst)visie is dat Aalsmeer kiest voor een duurzame en kwalitatief sterke ontwikkeling van economie, wonen en recreatie, met als voorwaarde het behoud van de leefbaarheid, het dorpse karakter, de bereikbaarheid en het op peil brengen en houden van voorzieningen.

Dit is vertaald in een kaart bij de Gebiedsvisie. Aalsmeer wil de groei van de economie accommoderen door het Greenportbeleid uit te voeren en overige economie, toerisme en recreatie te bevorderen.

 

 [image]

Afbeelding 10: uitsnede Gebiedsvisie, de projectlocatie is globaal aangegeven door middel van een pijl.

 

De economie van Aalsmeer staat of valt met de sierteeltsector, zowel wat betreft werkgelegenheid als bedrijvigheid. Daarbij is niet alleen sprake van een lokale opgave, maar ook van een regionale en/ of (inter)nationale opgave. Deze opgave wordt grotendeels opgepakt met de invulling van de Greenport-gedachte en de ontwikkeling van Green Park Aalsmeer.

 

Planspecifiek.

De huisvesting van arbeidsmigranten nabij Green Park Aalsmeer draagt bij aan de economie van Aalsmeer. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt aangesloten bij de woningbehoefte en de bedrijvigheid van de sierteelt wordt gestimuleerd. Met de ligging van het plangebied wordt tevens aangesloten bij de visie van bereikbaarheid. Het projectgebied is gelegen aan de doorgaande weg Legmeerdijk, welke aansluit op de provinciale weg N201, hiermee is het plangebied goed bereikbaar. Daarnaast heeft het projectgebied een gunstige ligging voor arbeidsmigranten nabij de Greenport Aalsmeer.

 

 

4.4.2 Structuurvisie Green Park Aalsmeer 2016

 

Op 7 juli 2016 is de structuurvisie voor Green Park Aalsmeer geactualiseerd. De vorige structuurvisie uit 2011 bleek door veranderde marktomstandigheden niet meer actueel waardoor de structuurvisie en de daaruit voortvloeiende planologie niet meer goed aansloten op de behoeften van de bedrijven die in de regio een vestigingsplaats zoeken. De stevige groeiprognose van de sierteelt en Royal FloraHolland zijn sinds de economische crisis vanaf 2008 gewijzigd. Er is minder sprake van schaarse ruimte rondom Royal FloraHolland die gereserveerd dient te blijven voor veilinggerelateerde bedrijvigheid. De structuurvisie voor Green Park Aalsmeer is om die redenen herzien.

Het thema als bedrijventerrein voor de sierteeltsector is nog steeds van toepassing alhoewel de in 2009 aangenomen verhouding voor Green Park Aalsmeer (in totaal 60 hectare uitgeefbare bedrijfskavels, waarvan 25 hectare voor sierteelt gerelateerde bedrijven) door diverse ontwikkelingen niet meer zo strikt kan worden genomen. Er is met name flexibiliteit ten aanzien van de omvang van gemengde bedrijvigheid gewenst. Green Park Aalsmeer richt zich met name op drie categorieën van bedrijven: sierteelt, logistiek en lokale bedrijvigheid.

In de structuurvisie zijn voorbeelden van sierteelt gerelateerde bedrijven omschreven, waarbij ook dienstverleners zoals een logiesvoorziening voor arbeidsmigranten expliciet zijn genoemd. Ten aanzien van dergelijke voorzieningen is genoemd dat er voldoende markt is om meerdere gebouwen met een omvang van circa 200 tot 250 bedden te realiseren voor arbeidsmigranten die kort in Aalsmeer en de directe regio verblijven. De gemeente Aalsmeer heeft zich gecommitteerd om in ieder geval 600 bedden op korte termijn te realiseren. Green Park Aalsmeer kan op basis van de kaders rond Schiphol niet anders dan invulling geven aan voorzieningen voor kortstondig verblijf. De markt voor kortstondig verblijf is de afgelopen jaren gestagneerd, maar trekt nu weer aan. Op 3 locaties in Green Park Aalsmeer, waaronder de projectlocatie, wordt invulling gegeven aan de behoefte. De locaties zijn ruimtelijk geschikt voor een middelgrote opvang met maximaal 250 bedden. Bij deze voorzieningen wordt echter ook gekeken naar de mogelijkheden voor andere doelgroepen met de behoefte aan een kortstondig verblijf, zoals studenten en gescheiden ouders. Asielzoekers zijn nadrukkelijk geen doelgroep.

Aan de Legmeerdijk wordt gezocht om enkele (leegstaande) woningen om te zetten voor huisvesting van arbeidsmigranten. Het is de bedoeling dat deze panden de woonbestemming houden en worden aangewezen voor de langdurige huisvesting van arbeidsmigranten (longstay voorzieningen). Dit in tegenstelling tot de middelgrote short stay logies gebouwen waar het verblijf is beperkt tot maximaal een half jaar. Dit past binnen het gemeentelijk beleid om migranten die langer dan een half jaar verblijven te huisvesten in woningen.

 

 [image]

Afbeelding 11: de in de structuurvisie Green Park Aalsmeer 2016 aangewezen locaties voor arbeidsmigrantenlogies.

 

Bij de vaststelling van de structuurvisie zijn door de gemeenteraad twee moties aangenomen (M16-16 en M16-17). De eerste motie roept het college op om in overleg te treden met de beoogde exploitanten van de in de structuurvisie aangewezen locaties voor arbeidsmigrantenlogies ten einde te bewerkstelligen dat deze locaties toegankelijk zijn voor verschillende doelgroepen en te laten bestaan uit een gemengde populatie. De andere motie is een verzoek om bij iedere verkoop tot het oprichten van een arbeidsmigrantenhotel tevens een overeenkomst af te sluiten waarin de afspraak staat dat bij voorkeur in Aalsmeer werkzame arbeidsmigranten gehuisvest worden en dat arbeidsmigranten vanuit schrijnende situaties in Aalsmeer zo veel mogelijk voorrang krijgen.

In de structuurvisie is verder aangegeven dat de bestaande inrit vanaf de Legmeerdijk naar GPA zal worden verbeterd doordat deze als uitvoegstrook zal worden vormgegeven, in combinatie met de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg aan de achterzijde van de woonkavels. De huidige in- en uitritten van de woonkavels kunnen daardoor grotendeels verdwijnen waardoor een verkeersveiligere situatie op dit deel van de Legmeerdijk ontstaat, zeker in relatie tot de kruising van de Legmeerdijk met de N201.

Tenslotte is in de structuurvisie een stedenbouwkundig kader aangegeven. Zo zijn langs de N201 hoogteaccenten tot 20 meter mogelijk (welke in geval van een specifiek programma mag worden verhoogd), bedraagt de afstand van een bouwvlak tot de zijdelingse erfgrens minimaal 3 meter en geldt er een maximum bebouwingspercentage van 70%.

Het onderhavige bouwplan op de projectlocatie heeft betrekking op een tijdelijke middelgrote logiesvoorziening voor arbeidsmigranten. De projectlocatie is in de structuurvisie voor een dergelijk gebruik aangewezen zodat het bouwplan invulling geeft aan de geactualiseerde structuurvisie voor Green Park Aalsmeer.

Voor wat betreft de in de structuurvisie genoemde aanpassingen van de bestaande inrit vanaf de Legmeerdijk naar GPA is het zo dat de gemeente voornemens is om deze aanpassingen binnen een tijdsperiode van 3 jaar te gaan uitvoeren. Voor het project is vooralsnog uitgegaan van de bestaande ontsluitingsstructuur die ook in het geldende bestemmingsplan 'Green Park Aalsmeer deelgebieden 9 en 10' is vastgelegd: de inrit tussen Legmeerdijk 281 en 283, de bedrijfsstraat tussen deze inrit en de Thailandlaan en de toegangsweg/inrit vanaf de bedrijfsstraat naar het perceel Legmeerdijk 287. In het onderzoek naar de verkeersveiligheid is naast de huidige inrit ook al gekeken naar de situatie met de uitvoegstrook zoals deze op dit moment wordt beoogd (zie paragraaf 5.10.1).

 

 

4.4.3 Ruimte voor huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten

 

Op 14 maart 2013 heeft de gemeenteraad van Aalsmeer hiertoe de kadernota 'Ruimte voor huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten' vastgesteld. Op grond van de kadernota zijn er twee vormen van huisvesting voor arbeidsmigranten te onderscheiden. Deze tweedeling is met name terug te voeren op het onderscheid tussen wonen (langdurig verblijf) en logies (relatief kort verblijf). Ruimtelijk vertaalt zich deze tweedeling in:

Nieuwe initiatieven voor het realiseren van logiesvoorzieningen in Aalsmeer worden door middel van een bestemmingswijziging/omgevingsvergunning mogelijk gemaakt voor:

Op basis van het voorgaande is de conclusie dat het beleid ten aanzien van de locaties voor arbeidsmigranten niet wezenlijk wordt aangepast, maar dat in Green Park Aalsmeer de accenten worden verlegd. Er wordt niet ingezet op het vullen van één grote locatie, maar verschillende locaties, die economisch uitvoerbaar blijken worden gefaciliteerd, waarbij het de inschatting is dat 600 tot 1.000 bedden mogelijk zijn. Voor de locaties in Green Park Aalsmeer wordt ook gekeken naar gebruik door andere doelgroepen met een behoefte aan tijdelijk verblijf, zoals bijvoorbeeld kortblijvende studenten.

 

 

4.4.4 Conclusie

 

Het project geeft uitvoering aan het gemeentelijk beleid aangezien de projectlocatie in de Structuurvisie Green Park Aalsmeer 2016 is aangewezen als 'arbeidsmigrantenhotel' voor tijdelijk verblijf tot een half jaar. Weliswaar is de projectlocatie in de Gebiedsvisie Aalsmeer nog aangewezen als onderdeel van het woonlint maar de Structuurvisie Green Park Aalsmeer 2016 is van een recentere datum en geeft daarmee een actueler beleidsbeeld voor de projectlocatie.

5 Onderzoek

 

 

5.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

 

Het project is een stedelijk ontwikkelingsproject maar het programma bedraagt minder dan de drempelwaarden als bedoeld in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage. Om de mogelijke effecten van de beoogde ontwikkeling goed in beeld te kunnen brengen kan daarom een vormvrije m.e.r. beoordeling worden uitgevoerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  1. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;

  2. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De diepgang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling hangt af van:

Voor de vraag of in het kader van het voorgenomen project belangrijke nadelige milieugevolgen verwacht kunnen worden, is een korte analyse gemaakt van de verschillen tussen het geldende bestemmingsplan en het project.

Het geldende bestemmingsplan staat diverse functies toe ter plaatse van de projectlocatie. Het project leidt ten opzichte van het geldende bestemmingsplan tot een intensivering van het gebruik. Uit onder meer paragraaf 5.10.1 blijkt dat het project echter geen nadelige gevolgen heeft voor de verkeersafwikkeling. Het toestaan van een logiesvoorziening is passend op een bedrijventerrein als het onderhavige. Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (waaronder luchtkwaliteit, flora en fauna, waterhuishouding) en de bedrijven en woningen in de omgeving worden niet verwacht.

Gelet op het voorgaande is een m.e.r. niet noodzakelijk. Voor het project is een aparte aanmeldingsnotitie opgesteld (24 juni 2019, zie bijlage 5) welke is aangeboden aan de gemeente. Op grond van deze aanmeldingsnotitie hebben de burgemeester en wethouders van Aalsmeer het besluit genomen dat er geen milieueffectenrapport of m.e.r.-beoordeling hoeft te worden opgesteld (25 juni 2019, zie bijlage 6).

 

 

5.2 Water

 

De watertoets is een instrument om bij alle ruimtelijke plannen en besluiten waarin waterhuishoudkundige aspecten voorkomen te toetsen of in voldoende mate rekening wordt gehouden met die aspecten. Het gaat daarbij vooral om aandacht voor de waterkwantiteit (ruimte voor water, berging, infiltratie, aan- en afvoer), aandacht voor effecten op de waterkwaliteit en aandacht voor de veiligheid (overstroming).

De projectlocatie is gelegen in de Oosteinderpoelpolder, welke binnen het beheergebied van het hoogheemraadschap Rijnland valt. Deze polder is een droogmakerij met een gemiddeld maaiveldniveau van 4,12 m – NAP. In het peilgebied wordt een peil gehanteerd van 5,0/5,1 meter – NAP.

Uitgangspunt en basis voor de waterstaatkundige inrichting van het gebied is het rapport 'Green Park Aalsmeer, Waterhuishouding en Riolering' (d.d. 2 oktober 2006). Rijnland heeft op 7 maart 2007 per brief laten weten akkoord te zijn met het waterhuishoudings- en rioleringsplan.

Het project heeft betrekking op een tijdelijke logiesvoorziening. In de huidige situatie is de projectlocatie nagenoeg onverhard maar tot 2011 bevonden zich een kwekerij met kassen en bedrijfsgebouwen op een deel van de projectlocatie. Er zal ten opzichte van 2011 geen sprake zijn van een substantiële toename van verharding.

Green Park Aalsmeer heeft de intentie om een duurzaam watersysteem te realiseren met voldoende waterberging. De wateropgave voor het gehele bedrijventerrein, inclusief de N201, bedraagt 11%. Conform de wens van het hoogheemraadschap Rijnland dient in elk deelgebied minimaal 8% waterberging aanwezig te zijn, waarbij de resterende 3% elders binnen de grenzen van Green Park Aalsmeer gerealiseerd kan worden, rekening houdend met de aanwezige peilvakken. Door realisatie van 11% open water in Green Park kan ook een deel van de mogelijke wateropgave van het stedelijk gebied van de Horn- en Stommeerpolder worden opgelost.

Deelgebieden 9 en 10, met inbegrip van de projectlocatie, hebben gezamenlijk een oppervlak van circa 23 hectare. Gelet op deze eis dient er minimaal 18.400 m² water in de deelgebieden aanwezig te zijn. De Horntocht (6.588 m²) en de watergang achter Machineweg 288/290 (950 m²) vormen een deel van deze waterberging. De resterende waterberging is/wordt in de buffers gerealiseerd. Hierdoor wordt er voldaan aan de afspraak om voldoende water te realiseren.

 

Planspecifiek.

Het project voldoet aan de eisen die worden gesteld ten aanzien van de waterberging op het perceel. Het hemelwater zal naar de nabijgelegen sloot worden afgevoerd.

Het te realiseren tijdelijke bouwplan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit van het oppervlaktewater en/of grondwater leiden.

De vuilwaterriolering zal worden aangesloten op het gemeenteriool.

 

 

5.3 Archeologie

 

De locatie is momenteel onbebouwd en heeft geen cultuurhistorische waarde. Uit het geldende bestemmingsplan voor de deelgebieden 9 en 10 (waar de projectlocatie in eerste instantie ook onderdeel van uit heeft gemaakt) volgt dat uit eerder archeologisch onderzoek is gebleken dat de projectlocatie niet is gelegen in een gebied met potentieel archeologische waarde. Nader onderzoek is daarom niet nodig.

 

 

5.4 Bodem

 

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het projectgebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.

Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder streng bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.

 

Planspecifiek.

De ontwikkeling van het projectgebied betreft een ontwikkeling naar een strenger bodemgebruik. Ondanks de tijdelijke ontwikkeling is een bodemonderzoek noodzakelijk om aan te kunnen tonen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Op 24 april 2017 is ter plaatse van het plangebied een bodemonderzoek verricht door Arcadis (Bijgevoegd in bijlage 7).

Uit de locatie-inspectie en het en het uitgevoerde (water-)bodemonderzoek, verhardings- en verkennend onderzoek asbest in bodem is door Arcadis het volgende geconcludeerd.

Op de locatie zijn in de boven- en ondergrond en het grondwater licht verhoogde concentraties aangetoond voor een aantal zware metalen, PAK en bestrijdingsmiddelen.

Het afperkende onderzoek van een eerder aangetoonde asbestverontreiniging onder de asfaltverharding op kavel Legmeerdijk 289 toont aan, dat de asbestverontreiniging is ingeperkt en een oppervlakte heeft van 100m2. De dikte van de verontreinigde laag is tijdens voorgaand onderzoek vastgesteld op 0,33 m.

De in het verleden uitgevoerde onderzoeken zijn geactualiseerd en er zijn geen wijzigingen in de conclusies.

Door de aanwezigheid van de lichte verhoogde gehalten zware metalen en bestrijdingsmiddelen valt deze grond in de categorie klasse industrie.

In de bodem is geen asbest aangetroffen.

Het slib in de watergang is geschikt om op de kant te worden verspreid.

De gevonden gehalten in de bodem vormen in milieuhygiënische zin geen belemmering voor het huidige en toekomstige gebruik van het terrein. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat eventueel vrijkomende grond niet vrij toepasbaar is.

Geconcludeerd kan worden dat er wat betreft de bodem geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling.

 

 

5.5 Geluid

 

In de Wet geluidhinder zijn geluidsnormen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai opgenomen. Wanneer er een nieuwe geluidsgevoelige bestemming wordt gerealiseerd op een locatie waar momenteel geen geluidsgevoelige functie aanwezig is en deze locatie binnen de geluidszones van industrie, rail- of wegverkeer valt moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd.

Een logiesvoorziening is geen geluidsgevoelige bestemming als bedoeld in de Wet geluidhinder tenzij ook verblijf langer dan 6 maanden wordt aangeboden. Aangezien de logiesvoorziening uitsluitend kortdurend verblijf zal aanbieden (maximaal 6 maanden) is er geen sprake van een geluidsgevoelige bestemming als bedoeld in de Wet geluidhinder. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan voor een periode van maximaal 5 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en/of industrielawaai is, gelet op de Wet geluidhinder, niet nodig. Wel kan het in het kader van goede ruimtelijke ordening wenselijk zijn om rekening te houden met geluid op zowel de gevels van de logiesvoorziening, als het geluid dat wordt veroorzaakt door het gebruik als logiesvoorziening.

 

 

5.5.1 Geluid ter plaatse van de logiesvoorziening

 

Met betrekking tot het wegverkeer is in de omgeving van de logiesvoorziening een aantal relevante wegen aanwezig. Het gaat daarbij om de N201 en de N231. Uit de gemeentelijk geluidsbelastingenkaart 2016 blijkt dat de gebouwen van de logies voorzieningen zich grotendeels in de zone bevindt met een geluidsbelasting van 60-64 dB en voor een klein gedeelte in de zone met een belasting van 65-69 dB. De geluidsbelasting in de nacht is volgens die geluidsbelastingenkaart lager, namelijk 55 tot 59 dB. Omdat er sprake is van tijdelijk verblijf is een dergelijke geluidsbelasting aanvaardbaar. Tevens zullen de woonunits voorzien zijn van dubbelglas en voldoen aan het Bouwbesluit 2012.

Via het bewonersaanspreekpunt Schiphol (BAS) is informatie beschikbaar over de geluidsbelasting vanwege vliegverkeer op en specifieke locatie. Het gaat hierbij om het jaargemiddelde geluidsbelasting gedurende de dag en gedurende de nacht die hoort bij de in het voorgaande gebruiksjaar gerealiseerde vliegoperatie. Volgens de gegevens van het BAS lag de jaargemiddelde-belasting in 2018 rond de 61 dB(A) Lden en ronde 42 dB(A) Lnight. De geluidsbelasting overdag ligt iets boven de grens van 58 dB waarop het Luchthavenindelingsbesluit (LIB) 4 gebied is gebaseerd en waarbinnen vanwege de geluidsbelasting beperkingen voor geluidsgevoelige gebouwen zijn opgelegd. Voor de berekening van het aantal ernstige slaapgestoorden rond Schiphol wordt uitgegaan van de 40 dB(A) Lnight contour.

De geluidsbelasting vanwege vliegverkeer Schiphol is ter plaatse van de projectlocatie aan de hoge kant, maar doordat de verblijfsduur van de arbeidsmigranten maximaal 6 maanden bedraagt, is slechts sprake van een tijdelijk verblijf. Zoals ook is gesteld in de Nota van Toelichting van het LIB zullen de gezondheidseffecten daardoor minimaal blijven. Ten aanzien van de geluidsbelasting overdag geldt bovendien nog dat de arbeidsmigranten op doordeweekse dagen overdag grotendeels niet aanwezig zijn. De geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer Schiphol wordt zodoende aanvaardbaar geacht.

 

 

5.5.2 Geluid voor de omgeving

 

De logiesvoorziening zal 80 woonunits bevatten. Uit paragraaf 5.10.1 blijkt dat het project circa 144 verkeersbewegingen per dag tot gevolg heeft. Als gevolg van deze verkeersbewegingen zullen er circa 72 verkeersbewegingen per dag bij de woningen langs de Legmeerdijk plaatsvinden doordat minimaal de helft van het totale verkeer via de bedrijfsstraat ten noorden van de projectlocatie zal rijden (aangezien bij de bestaande inrit tussen Legmeerdijk 281 en 283 sprake is van eenrichtingsverkeer waardoor alleen aankomend verkeer via deze inrit kan rijden). Een dergelijke toename is zodanig dat een relevante toename van verkeerslawaai voor de omgeving (Legmeerdijk 281-287) niet te verwachten is.

 

 

5.6 Luchtkwaliteit

 

In de Wet Milieubeheer (paragraaf 5.2) wordt ten aanzien van de luchtkwaliteit onderscheid gemaakt tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de Algemene Maatregel van Bestuur 'Niet in betekende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3% bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 µg/m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3% bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'. Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NDSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.

 

Planspecifiek.

Bij de besluitvorming dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende mate' van invloed is op de luchtkwaliteit. In onderstaande tabel is een worst-case berekening gemaakt voor de bijdrage van extra verkeer als gevolg van het project met huisvesting van maximaal 160 personen op de luchtkwaliteit. Het toont aan dat het realiseren van huisvesting voor maximaal 160 personen 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

 

 [image]

Tabel 1: NIBM-tool (bron: Rijkswaterstaat).

 

Desalniettemin is in het kader van een goede ruimtelijke ordening met behulp van NSL-Monitoring gekeken naar de luchtkwaliteit in en rondom de projectlocatie. Uit de achtergrondconcentraties van 2017 voor fijnstof (PM 10, PM 2,5) en stikstofdioxide (NO2) blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse ruim voldoende is. Ter plaatse van de projectlocatie gelden de volgende concentratiewaarden: 27,6 µg/m3 NO2, 17,8 µg/m3 PM10 en 10,5 µg/m3 PM2,5 (rekenpunt 15842524).

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering is voor de uitvoering van het project.

 

 

5.7 Flora en fauna

 

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. In de Wnb is de soortenbescherming opgedeeld in de beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Het bevoegd gezag (de provincie) kan voor de soorten die zijn opgenomen in het 'beschermingsregime andere soorten' vrijstellingsbesluiten nemen en hierin onderscheid maken tussen meer en minder strikt beschermde soorten.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt, een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

 

Planspecifiek.

Het plangebied is niet gelegen op korte afstand van een Natura 2000-gebied en valt ook niet binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De kortste afstand tot een gebied van het NNN is ruim 2,6 km. Wat betreft gebiedsbescherming zijn er dan ook geen planologische belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

De beoogde ontwikkeling vindt plaats op een locatie waar momenteel geen bebouwing aanwezig is. Het gaat om een braakliggend terrein voorzien van een kort gemaaid grasland. Gezien de huidige situatie van de projectlocatie en de ligging aan twee provinciale wegen kan er redelijkerwijs worden aangenomen dat er geen beschermde diersoorten in het gebied aanwezig zijn.

Uit het voorgaande volgt dat het project geen nadelige gevolgen heeft voor beschermde soorten en daarmee voldoet aan de Wet natuurbescherming. Een aanvullend onderzoek is niet nodig.

 

 

5.8 Milieuzonering

 

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/ of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige functies, zoals bedrijven.

Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van een reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functies krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van de bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven, als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivering gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen, te weten:

Het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;

Het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam en binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

 

Planspecifiek.

Door de ligging van het plangebied in de omgeving van bedrijven, woningen en agrarische gronden, kan het projectgebied beschouwd worden als gesitueerd in een gemengd gebied. Dit betekent dat de richtafstanden met één afstandsstap kunnen worden verminderd, met uitzondering van het aspect gevaar. In de omgeving van de projectlocatie liggen de volgende bedrijven.

 

bedrijf

adres

milieu categorie

afstand (m)

richtafstand gemengd gebied (m)

SBI-code

Flower direct (tuinbouw)

Legmeerdijk 285

2

40

10

011, 012, 013

Duif International (Grth in bloemen en planten)

Japanlaan 18

2

90

10

4622

Tabel 2: Bedrijven in de omgeving van de projectlocatie.

 

Uit tabel 2 blijkt dat het plan voldoet aan de richtafstanden tot nabijgelegen bedrijven. Er kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening wat betreft milieuzonering.

 

 

5.9 Externe veiligheid

 

Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om ondermeer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's.

risicovolle (Bevi-)inrichtingen;

vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;

vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water, of spoor.

Risicovolle (Bevi-)inrichtingen.

Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele, als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via en bijbehorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zijn er de afgelopen jaren verschillende ontwikkelingen geweest. Zo is er een nieuw Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en een Structuurvisie buisleidingen. Deze structuurvisie bevat en lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.

 

Planspecifiek.

Op de risicokaart kan voor het plangebied worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, transportroutes en/ of belangrijke buisleidingen aanwezig zijn, die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Hieronder is een afbeelding met een fragment van de risicokaart.

 [image]

Afbeelding 12: Uitsnede risicokaart met aanduiding van de projectlocatie (bron: Risicokaart.nl)

 

Aan de overkant van de Legmeerdijk op een afstand van ruim 100 m is een aardgasleiding NEN 3650 leiding gelegen. Ter plaatse van het plangebied is er geen sprake van een PR 10-6-contour tevens valt de ontwikkeling niet binnen de PR 10-7 en PR 10-8 contour. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de realisatie van het plan. Wel dient er ingegaan te worden op het groepsrisico. Voor het ten zuiden gelegen plan ‘Legmeerdijk 289-291’ is reeds een berekening uitgevoerd voor het groepsrisico. Voor deze planontwikkeling, met 250 slaapplaatsen, is de berekende frequentie meer dan 400 keer kleiner dan de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico blijft met deze planontwikkeling gelijk aan de huidige situatie 2.3 10-3. Gezien de beoogde ontwikkeling 160 slaapplaatsen betreft en een grotere afstand heeft tot de gasleiding, kan er redelijkerwijs worden aangenomen dat er niet wordt afgeweken van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Deze kwalitatieve onderbouwing wordt ondersteunt door AVIV (risicoanalisten externe veiligheid en risicobeleid). Bij de indeling van het terrein en het gebouw is rekening gehouden met de situering en zijn er vluchtroutes van de risicobron af.

Op een afstand van circa 360 m van het plangebied bevindt zich een gasdrukregel- en meetstation. Voor de risicovolle inrichting geldt een risicoafstand van 0 m (PR 10-6). Tevens valt de ontwikkeling buiten het invloedsgebied en zijn er geen gevolgen voor het groepsrisico. Daarmee vormt deze risicovolle inrichting geen belemmering ten aanzien van de voorgenomen plannen.

Er kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de externe veiligheid ter plaatse. Het plaatsgebonden risico van risicovolle inrichtingen in de nabijheid van het plangebied vormt geen belemmering en er wordt niet afgeweken van de oriëntatie waarde voor het groepsrisico.

 

 

5.10 Verkeer en parkeren

 

Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom de projectlocatie.

 

 

5.10.1 Verkeer

 

Voor het maken van en inschatting van de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij ruimtelijke ontwikkelingen zijn kencijfers verkeersgeneratie ontwikkeld. Onder verkeersgeneratie wordt hierbij verstaan de totale hoeveelheid gemotoriseerd verkeer (exclusief openbaar vervoer) die gedurende een gekozen tijdsperiode naar de beoogde ontwikkeling toe rijdt en hiervan wegrijdt.

Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' de kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen wat de totale verkeersaantrekkende werking bedraagt.

 

Planspecifiek.

Het plangebied zal ontsloten worden op de Legmeerdijk via een bestaande verharde weg. Bij de berekening in tabel 3 is uitgegaan van 'kamerverhuur, zelfstandig (niet-studenten)' in weinig stedelijk gebied in de 'rest bebouwde kom'.

 

 [image]

Tabel 3: Verrekening verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling.

 

Conform de CROW-publicatie zal de realisatie van de huisvesting voor arbeidsmigranten circa 144 voertuigbewegingen per etmaal genereren (zie tabel 3). De verwachting is dat deze verkeersgeneratie voldoende kan worden opgevangen binnen het bestaande verkeersnetwerk.

 

 

5.10.2 Parkeren

 

Het benodigde of gewenste aantal parkeerplaatsen bij een ruimtelijke ontwikkelingen kan worden bepaald op basis van parkeerkencijfers of op basis van parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers van de verwachte parkeerbehoefte. Parkeernormen staan voor het aantal vereiste parkeerplaatsen per type bestemmingen. Op basis van deze parkeernormen wordt parkeerbeleid veelal vormgegeven.

Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' richtlijnen voor parkeernormen. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen of voorzien wordt in voldoende (auto-)parkeerplaatsen. Voorts voorziet de publicatie in minimale voorwaarden voor parkeervoorzieningen.

 

Planspecifiek.

Voor het aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van een parkeernorm van 0,33 parkeerplaatsen per slaapplaats. Deze parkeernorm is gebaseerd op een eerder advies van Spark met betrekking tot de parkeerbehoefte bij een migrantenvoorziening (Bijgevoegd in bijlage 8). In dat advies is op basis van referenties geconstateerd dat een parkeernorm van 0,33 parkeerplaatsen per slaapplaats nodig is, welke op basis van een beredeneerde inschatting is verhoogd naar 0,33 parkeerplaatsen per slaapplaats.

Het te ontwikkelen project kan over voldoende parkeerplaatsen beschikken. In totaal worden 53 parkeerplaatsen gerealiseerd voor 160 slaapplaatsen. Op het terrein bij de woonunits worden 24 parkeerplaatsen gerealiseerd, op het terrein rondom de Thailandlaan 14a en 14b worden 21 parkeerplaatsen gerealiseerd. De overige 8 parkeerplaatsen worden op het terrein bij Legmeerdijk 285 gerealiseerd, welke tevens eigendom is van de initiatiefnemer. Daarnaast wordt met de beoogde plannen voorzien in een opstelplaats voor het stallen van fietsen. Op afbeelding 8 (terreinindeling) onder 2.2.1 zijn de parkeerplaatsen aangegeven.

Het parkeren vormt geen probleem voor de beoogde ontwikkeling.

 

 

5.11 Luchthavenindelingbesluit (LIB)

 

Door middel van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidsbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten, en van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen. De beperkingen voor de vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden, die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen.

Voor het project zijn de regels ten aanzien van de hoogtes relevant. In artikel 2.2.2 van het LIB is bepaald dat objecten niet hoger mogen zijn dan de in bijlage 4 (van het LIB)aangegeven maximale waarden. Voor de projectlocatie geldt een maximale hoogte van 33-34 meter ten opzichte van NAP. De hoogte van het project bedraagt 7 meter en blijft daarmee ruimschoots onder de maximaal toelaatbare hoogte van het LIB.

 

 [image]

Afbeelding 13: de hoogtezones ter plaatse van de projectlocatie.

 

Het projectgebied ligt binnen zones waar beperkingen gelden ten aanzien van geluidsgevoelige functies en vogelaantrekkende functies. Deze beperkingen hebben echter geen gevolgen voor het voorliggende project aangezien een logiesvoorziening geen geluidsgevoelige functie en/of vogelaantrekkende functie is als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit.

6 Juridische vormgeving en motivering

 

Het gebruik als logiesvoorziening past niet binnen de geldende bestemmingsplannen 'N201-zone', de '1e Herziening N201-zone' en 'Landelijk Gebied Oost'. Er is dan ook een omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) noodzakelijk om de logiesvoorziening planologisch mogelijk te maken. De afwijkingen die dienen te worden gemotiveerd zijn daarbij als volgt:

Gebruik als logiesvoorziening met bijbehorende parkeervoorzieningen ter plaatse van de bestemming 'Woondoeleinden' van het bestemmingsplan 'N201-zone ' en voor parkeervoorzieningen binnen de bestemming 'Wonen'van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied oost';

Bouwen van gebouwen ter plaatse van de bestemmingen 'Uit te werken Bedrijfsdoeleinden' (UB), alsmede overschrijding van de maximum bouwhoogte.

De aanvraag omgevingsvergunning met de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het mogelijk maken van de logiesvoorziening. De logiesvoorziening geeft uitvoering aan het beleid van de gemeente aangezien voldoende en kwalitatief goede huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten daarin expliciet is benoemd (zie paragraaf 4.4.2 en 4.4.3). Ook is de logiesvoorziening, gelet op de diverse omgevingsaspecten, uitvoerbaar (zie hoofdstuk 5). De locatie is geschikt voor het toestaan van een logiesvoorziening omdat de locatie op een bedrijventerrein zal zijn gelegen (nabij de bedrijven waar een deel van de gasten werken) maar ook in de nabijheid van de woonwijken Hornmeer en Oosteinde. Overlast voor omwonenden is niet te verwachten aangezien parkeren op eigen terrein plaatsvindt en gemotoriseerd verkeer van en naar de locatie met name via de Legmeerdijk en Japanlaan rijdt (en niet via de omliggende polderwegen). De projectlocatie bevindt zich verder op circa 40 meter afstand van de dichtstbijzijnde woning aan de Legmeerdijk (nummer 283).

Omdat in het bestemmingsplan 'N201-zone', grotendeels is uitgegaan van vrijstaande woningen leidt het bouwplan voor de logiesvoorziening tot een andere configuratie dan waar in het geldende bestemmingsplan van uit is gegaan. De hoogte van het gebouw komt overeen met de in het geldende bestemmingsplan mogelijk gemaakte bouwhoogte. De beoogde bebouwing heeft ook anderszins geen nadelige gevolgen voor woningen in de omgeving aangezien het gebouw ten zuidwesten van woningen komt te liggen, op een afstand van minimaal 40 meter. Een dergelijke onderlinge minimumafstand is ruim voldoende om geen significant effect te laten optreden bij omliggende woningen.

Het bouwplan voor de projectlocatie voldoet voor het overige aan het stedenbouwkundig kader zoals is vastgelegd in de structuurvisie.

7 Uitvoerbaarheid

 

 

7.1 Economische uitvoerbaarheid

 

Een doel van de Wro, met daarin de Grondexploitatiewet, is dat gemeenten meer regie en sturing krijgen op de ruimtelijke ontwikkelingen op/in haar grondgebied, ook gebieden zonder gemeentelijk grondbezit. De wetgeving verplicht om kosten, die de gemeente maakt ten behoeve van die ontwikkeling, te koppelen aan de ruimtelijke doelstellingen en te verhalen op diegene die de ontwikkeling tot stand brengt. Het gaat hierbij om zowel fysieke kosten (uitvoeringskosten) als ontwikkelingskosten (planvoorbereidings- en planbegeleidingskosten). Bovenplanse kosten en kosten voor ruimtelijke ontwikkelingen worden verankerd in een structuurvisie.

Het kostenverhaal kan worden geëffectueerd met een anterieure overeenkomst. Bij het ontbreken daarvan wordt een exploitatieplan vastgesteld.

In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening zijn regels opgenomen ten aanzien van grondexploitatie. In artikel 6.12 lid 1 is daarbij bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Gelet op artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat het om bouwplannen die betrekking hebben op:

 

Planspecifiek.

Initiatiefnemer en de gemeente sluiten een planschadeovereenkomst af waarin de exploitatiekosten zijn verzekerd. Een exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk.

 

 

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

 

7.2.1 Bestuurlijk overleg

 

Het voornemen om ten behoeve van het project af te wijken van het bestemmingsplan is op 13 juni 2019 in het kader van het wettelijk vooroverleg ex. artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap van Rijnland en de gemeente Uithoorn. Daarop is een reactie ontvangen van het Hoogheemraadschap van Rijnland met de mededeling dat het geen bezwaren heeft tegen het bouwvoornemen. Van de provincie Noord-Holland is het bericht ontvangen dat indien van hen binnen 4 weken geen reactie is ontvangen, er vanuit mag worden gegaan dat zij geen opmerkingen hebben. Er is geen reactie van de provincie en de gemeente Uithoorn ontvangen.

 

 

7.2.2 Omwonenden

 

Het voornemen om logiesvoorzieningen voor arbeidsmigranten binnen Green Park Aalsmeer te realiseren, is onderdeel van de gemeentelijke Structuurvisie (zie paragraaf 4.4.2). In de voorbereiding is de structuurvisie uitgebreid gecommuniceerd met bewoners en er heeft participatie plaatsgevonden. Ook heeft op 31 oktober 2017 een bewonersinformatieavond plaatsgevonden over logiesvoorzieningen (inclusief het voorliggende project). Omwonenden werden tijdens deze avond geïnformeerd en zij konden vragen stellen aan de gemeente.

 

De ontwerp-omgevingsvergunning (bijlage 9) zal samen met de bijbehorende stukken, gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Tijdens deze periode kunnen er zienswijzen worden ingediend. Eventuele zienswijzen zullen worden samengevat en voorzien van een reactie in een Nota van beantwoording.