OIAVHB Landelijk Gebied Oost - Aalsmeerderweg 237 A t/m M
Status: | ontwerp |
Identificatie: | NL.IMRO.0358.OIAVHB02xN-VG01 |
Plantype: | omgevingsvergunning |
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING
HOOFDSTUK 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 29 juni 2018 is een omgevingsvergunningaanvraag ingediend voor het bouwen van een bedrijfsverzamelgebouw op het perceel Aalsmeerderweg 237 A, B, E, F, G, H, K, L, M (verder 'Aalsmeerderweg A t/m M' te noemen) te Aalsmeer (zaaknummer 2018/003731). De aanvraag voorziet in het bouwen van een bedrijfsverzamelgebouw op braakliggende grond. De publiceerbare aanvraag omgevingsvergunning is opgenomen in bijlage 1 (aanvraagformulier).
1.2 Aard en doel
Van toepassing op de projectlocatie is het bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost en de bestemming 'Bedrijf Solitair'. Het ingediende bouwplan is in strijd met de betreffende gebruiksvoorschriften (zie 2.3). Er is een buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3o Wabo nodig om het bouwplan te kunnen realiseren. De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de voorgenomen ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat de gevraagde omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak NL.IMRO.0358.OIAVHB02xN-VG01 (bijlage 2).
1.3 Ligging en begrenzing plangebied
De planlocatie Aalsmeerderweg 237 A t/m M ligt in het noorden van de gemeente Aalsmeer tussen de linten van de Oosteinderweg en de Aalsmeerderweg. Het betreft kadastrale percelen achter het woonhuis aan de Aalsmeerderweg 235. Het woonhuis maakt deel uit van lintbebouwing. Het overige deel van de planlocatie grenst aan bedrijventerrein. In afbeelding 1 en 2 zijn luchtfoto's opgenomen ten behove van de ligging van het plangebied.
Afbeelding 1: ligging planlocatie binnen de gemeente Aalsmeer.
Afbeelding 2: ligging planlocatie tussen de linten van de Aalsmeerderweg en de Oosteinderweg.
1.4 Leeswijzer
De opbouw van deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het project. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie in relatie tot de vigerende planologische regeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bouwplan toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de conclusie.
HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige situatie
De planlocatie betreft kadastrale percelen (sectie B) 7426 (2375 m²), 7429 (208 m²), 7638 (6 m²) en 8810 (1250 m²) gelegen achter het woonhuis (kadastraal perceel 8809) aan de Aalsmeerderweg 235. De percelen bestaan momenteel uit braakliggend terrein. In afbeelding 3 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen.
Afbeelding 3: kadastrale percelen plangebied.
2.2 De ontwikkeling
De ontwikkeling voorziet in de realisatie van een rechthoekig bedrijfsverzamelgebouw van 2119 m², met de korte zijde naar de woning aan de Aalsmeerderweg 235 gericht. In dit verzamelgebouw is plek voor negen bedrijven (op negen verschilende adressen) (bijlage 3). Bijhorende adressen zullen Aalsmeerderweg 237 A/B/E/F/G/H/K/L/M worden. Een klein aantal van deze bedrijven krijgt bedrijfsruimte op de eerste verdieping. Het gebouw heeft een diepte van 126,80 meter en een maximale breedte van 17,6 meter. De bouwhoogte bedraagt 7,4 meter. De totale bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) zal 2664 m² bedragen. Relevante situatie- en bouwtekeningen zijn opgenomen in bijlagen 4 t/m 10.
Het perceel wordt op twee manieren via recht van overpad ontsloten (bijlage 11). De eerste manier is tussen de kadastrale percelen B8810/B7426 en B7636/B7639. De tweede manier is via perceel B6074. Het gebouw zal worden voorzien van 34 parkeerplaatsen op de percelen B8810 en B7426 (bijlage 12). Dit is in overeenstemming met de parkeernorm van 1 parkeerplaats per 100m² bvo.
Afbeelding 4: situatieschets van het bouwplan
Afbeelding 5: zijaanzicht van het bouwplan
2.3 Bestemmingsplan
Voor het projectgebied is van toepassing het bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost, zoals is vastgesteld door de gemeenteraad op 04 december 2014 en 09 september 2015 onherroepelijk is geworden. Een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan ter plaatse van de planlocatie achter de Aalsmeerderweg 235 is weergeven in afbeelding 6.
Afbeelding 6: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost (projectgebied rood gestippeld)
2.3.1 Planregels
In dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'Bedrijf-Solitair' (B-ST) (artikel 6 van de desbetreffende planregels). Bepalend voor de bestemmingslegging is de ruimtelijke structuur van de bedrijfsgronden geweest. Door het naastgelegen solitaire bedrijf heeft het braakliggende perceel, het besluitgebied, dezelfde bestemming gekregen. Een deel van het plangebied heeft de functieomschrijving 'specifieke vorm van bedrijf - bestaand bedrijf' (sb-bsb). Hier is slechts het bestaande bedrijf toegestaan. Deze functieaanduiding is ook dankzij het naastgelegen solitaire bedrijf aan het perceel toegekend. Het solitaire naastgelegen bedrijf is een groot- en detailhandel in hout en bouwmaterialen, met milieucategorie 3.1-3.2.
Bestemming 'Bedrijf Solitair' (artikel 6)
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bedrijfsmatig gebruik algemeen
De voor Bedrijf - Solitair (B-ST) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de bedrijfsuitoefening overeenkomstig de bedrijfscategorieën 1 en 2 als aangegeven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 van deze planregels, behoudens de uitoefening van bedrijven in bedrijfsverzamelgebouwen en het gebruik van de gronden voor zelfstandige kantoren;
gebouwen en andere bouwwerken die voor de bedrijfsuitoefening nodig zijn;
de bedrijfsterreinen en opslag ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
de daarbij behorende voorzieningen zoals toegangswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, parkeervoorzieningen, andere verhardingen ten behoeve van het bedrijf, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.
Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van artikel 6.1.1 is voorts het volgende gebruik toegestaan:
productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 1.63 van deze planregels;
voorraadhoudende en logistieke functies ten behoeve van internetverkoop;
ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-bsb)", uitsluitend het bestaande bedrijf zoals opgenomen in bijlage 2 van deze planregels;
ter plaatse van de functieaanduiding "(dh)" tevens het bestaande detailhandelsbedrijf;
ter plaatse van de bouwaanduiding "(sba-z)" mag geen bebouwing en mogen geen milieuhinderlijke bronnen aanwezig zijn als bedoeld in artikel 1.51 van deze planregels;
ter plaatse van de functieaanduiding "(bw)", een bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
ter plaatse van de functieaanduiding "(m)" tevens de bestaande maatschappelijke functie;
ter plaatse van de functieaanduiding "(op)", uitsluitend een bedrijf in statische en laagdynamische opslag in units.
Op de gronden als bedoeld in 6.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
het aantal bedrijven zoals aanwezig op het moment van terinzageligging van het ontwerp van dit plan mag niet worden vermeerderd;
bedrijfsgebouwen en -bouwwerken;
bestaande bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken;
bouwwerken die geen gebouwen zijn;
in afwijking van het bepaalde in dit lid en onder 6.2.2 en 6.2.5 is ter plaatse van de bouwaanduiding "(sba-z)" geen bebouwing toegestaan, behoudens het plaatsen van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken als bedoeld in artikel 6.2.5 onder a.;
in afwijking van het bepaalde onder 6.2.2 en 6.2.5 is ter plaatse van de aanduiding "(sb-bsb)" slechts de bestaande bedrijfsbebouwing toegestaan.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:
ieder bouwperceel mag voor maximaal 60% worden bebouwd, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven, mits kan worden voorzien in afdoende waterberging en parkeergelegenheid op eigen perceel.
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter, tenzij ter plaatse een andere bouwhoogte is aangegeven;
de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
de regels onder a. tot en met d. vinden toepassing met in achtneming van het bepaalde in artikel 20.1 van deze planregels.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen op de gronden met de functieaanduiding "(op)" gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend op het bouwvlak als aangegeven op de planverbeelding worden gebouwd;
het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd.
Voor het bouwen op de gronden met de functieaanduiding "(bw)" gelden de volgende regels:
een bestaande bedrijfswoning mag op dezelfde plaats worden herbouwd, mits deze zal gaan dienen voor de huishouding van de ondernemer, waarvan de huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, onverminderd noodzakelijk is;
de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 4,5 meter bedragen;
de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 9 meter bedragen;
de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw, met inbegrip van aan- en uitbouwen, mag maximaal 12 meter bedragen;
de bouwdiepte van het hoofdgebouw mag maximaal 15 meter bedragen;
de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen bij elke vrijstaande zijgevel;
de bouwdiepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken achter het hoofdgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte verdiepingsvloer vermeerderd met 0,30 meter bedragen tot een maximum van 4 meter;
de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter respectievelijk 4,5 meter;
bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bestaande woning worden gebouwd en minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
het gezamenlijk oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 60 m²;
gebouwde parkeervoorzieningen onder het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
de regels onder a. tot en met l. vinden toepassing met in achtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.
Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter;
de bouwhoogte van verlichtingsarmatuur en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter
de regels onder a. tot en met c. vinden toepassing met in achtneming van het bepaalde in artikel 22.1 van deze planregels.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder b. en een bouwhoogte van maximaal 11 meter toestaan indien dit in het kader van een efficiënte bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij vast dient te staan dat:
daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
daardoor de ruimtelijke kwaliteit van de nabij gelegen woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast;
ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid;
de waterhuishouding;
de brandveiligheid en rampenbestrijding;
de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder a. is ter plaatse van de functieaanduiding “(sb-bsb)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:
de bedrijfsuitoefening overeenkomstig bedrijfscategorie 3.1 of hoger, voor zover de bedrijfsmatige activiteiten een voortzetting zijn van het bestaande bedrijf zoals opgenomen in bijlage 2 van deze planregels, met dien verstande dat de bestaande milieubelasting op de omgeving niet mag worden vergroot.
Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 6.1.2 onder d. is ter plaatse van de functieaanduiding “(dh)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:
het gebruik volgens 6.1 en 6.2 van dit artikel door het detailhandelsbedrijf dat op het moment van tervisielegging van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.
Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 6.1.2 onder f. is ter plaatse van de functieaanduiding “(bw)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:
het wonen bij het bedrijf ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
de bestaande bedrijfswoning;
de tuinen en erven bij de, op de aangrenzende gronden gelegen, bedrijfswoning;
bijgebouwen en andere bouwwerken dan gebouwen, die het gebruik van de bedrijfswoning ondersteunen of verbeteren.
Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 6.1.2 onder g. is ter plaatse van de functieaanduiding “(m)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:
het gebruik volgens 6.1 en 6.2 van dit artikel voor de maatschappelijke functie die op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan als zodanig aanwezig was.
Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 6.2.1 onder h. is ter plaatse van de functieaanduiding “(op)” het volgende specifieke gebruik toegestaan:
uitsluitend het gebruik door een bedrijf in statische en laagdynamische opslag in units;
niet-zelfstandige kantoorruimte met een vloeroppervlak van maximaal 51 m²;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor distributie en/of logistieke invullingen, hoog dynamische opslag, verzend- of afhaalpunt van webwinkels, dienstverlening en zelfstandige kantoren, de uitoefening van bedrijven anders dan het enkele bedrijf in statische en laagdynamische opslag als bedoeld onder a. van dit artikel, de uitoefening van ambachten, wonen of overnachten, verblijf van dieren, telen van gewassen en de opslag van gevaarlijke goederen, zoals vuurwerk, gasflessen en verf, is niet toegestaan.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
het parkeren, anders dan ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;
niet aan de bestemming gelieerde bewoning;
het huisvesten van tijdelijke arbeidsmigranten;
een aan huisgebonden beroep of -bedrijf;
showrooms;
detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in 23.1.2 sub c;
horeca;
een geluidzoneringsplichtig bedrijf;
een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
ter plaatse van de functieaanduiding “(sb-bsb)” is het bepaalde in artikel 6.5.6 onder g. en h. niet van toepassing voor zover het betreffende gebruik onderdeel uitmaakt van het bestaande bedrijf;
ter plaatse van de functieaanduiding “(dh)” is het bepaalde in artikel 6.5.6 onder g. en h. niet van toepassing voor zover het betreffende gebruik onderdeel uitmaakt van het bestaande bedrijf.
In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken danwel het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan 500 m² extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 15% van het totaal aan toename van verharding te worden gecompenseerd met open water dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 van dit artikel ten behoeve van:
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in de bedrijfscategorie 3.1 zoals vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.1;
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 6.1, maar niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming "Bedrijf - Solitair" te wijzigen in de bestemming "Wonen" met als doel een bedrijfswoning van bestemming te doen wijzigen naar een burgerwoning, waarbij vast dient te staan dat:
de bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd;
aangetoond wordt dat de bestemming "Wonen" ruimtelijk en milieutechnisch past op de locatie;
daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen "(sb-bsb)", "(dh)" en "(m)" te verwijderen indien het bestaande bedrijf ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat het bestaande bedrijf op korte termijn wordt voortgezet.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' de bestemming "Bedrijf - Solitair" te wijzigen in de bestemming "Gemengd", indien het bestaande bedrijf ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat het bestaande bedrijf op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat artikel 10 van toepassing is.
2.3.2 Strijdigheden
Het bouwplan is in strijd met de bestemmingsregels omdat ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-bsb)", uitsluitend de bestaande bedrijfsbebouwing is toegestaan. Daarnaast gaat de ontwikkeling uit van een verzamelgebouw voor meerdere bedrijven. De bestemming 'Bedrijf-Solitair' gaat hierbij niet meer op. Slechts het gebruik van het gebouw als verzamelgebouw voor meerdere bedrijven is dus strijdig met het bestemmingsplan, de bouw van een dergelijk gebouw past binnen de huidige bestemming. Buiten de strijdigheid met betrekking tot het gebruik stuit het bouwplan niet op strijdigheden met het bestemmingsplan.
Procedure
De ontwikkeling zou goed binnen de bestemming 'Bedrijf-Verzamelterrein' passen. Ook op (noord-oost) naastgelegen percelen is deze bestemming veelvuldig aanwezig. Om tot een bestemmingswijziging naar 'Bedrijf-Verzamelterrein' te komen zijn in het bestemmingsplan opgenomen wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden echter ontoereikend om het plan te kunnen legaliseren.
Een afwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo is noodzakelijk om het plan te kunnen realiseren.
Ondanks de strijdigheid van het plan met de bestemming 'Bedrijf - Solitair' uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost, staat de gemeente Aalsmeer positief tegenover de realisatie van de ontwikkeling aan de Aalsmeerderweg 237 A t/m M te Aalsmeer.
Er bestaan geen planologische bezwaren. Het bouwplan past goed binnen de ontwikkeling die zich in het betreffende gebied de laatste jaren heeft voorgedaan. De bebouwing maakt dat een kale plek in het (bedrijven)terrrein wordt opgevuld met nieuwe bedrijvigheid binnen de milieucategorisering van ten hoogste 'categorie 2'.
HOOFDSTUK 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Amvb Ruimte
Op 12 februari 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De
SIVR is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit.
In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn tot 2028. Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:
Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.
Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Amvb Ruimte. Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige project. De betreffende onderwerpen zijn niet aan de orde in het kader van dit bouwplan.
3.1.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2012)
In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib) dat hoort bij de Schipholwet uit 2003 zijn
ruimtelijke maatregelen in verband met de luchthaven Schiphol opgenomen. Op gronden
zoals bedoeld in artikel 2.2.1, 2.2.2, 2.2.2a en 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit
gelden in bepaalde gebieden rondom Schiphol aanvullende bepalingen met betrekking
tot bebouwing en gebruik van bebouwing, bouwhoogten en functies met een
vogelaantrekkende werking.
Het besluitgebied valt binnen de invloedzones van luchthaven Schiphol. De locatie van de ontwikkeling is gelegen binnen beperkingenzone IV. Hier mogen geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd zonder een verklaring van geen bezwaar van de minister van Infrastructuur en Milieu op basis van het bepaalde in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart. Onder geluidgevoelige bestemmingen worden nieuwe woningen, woonwagens, woonboten, scholen en gezondheidszorggebouwen verstaan. Uit de Nota van Toelichting bij het LIB blijkt dat nieuwe bedrijfsgebouwen of bijvoorbeeld kazernes hier dus wel zijn toegestaan.
Verder zijn geen vogelaantrekkende functies toegestaan, zoals: industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten of vogelreservaten, moerasgebieden of oppervlaktewater groter dan 3 hectare.
Daarnaast is de locatie gelegen binnen het beperkingengebied voor hoogte van het Lib. Op grond van artikel 2.2.2, eerste lid, en artikel 2.2.2a van het Lib zijn op gronden die zijn aangewezen op de kaarten in bijlage 4 en 4a bij het besluit geen objecten toegestaan die hoger zijn dan de op de kaarten aangegeven maximale waarden. Deze hoogtes zijn gerelateerd aan het N.A.P. In het kader van het Lib geldt hier een toetsbouwhoogte van 20 meter. De toetshoogte in verband met het functioneren van radarapparatuur bedraagt 40 meter. De maximale hoogte van het bouwplan bedraagt 7,4 meter en het plan is daarmee ruim passend binnen de toetshoogtes van het Lib.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
De structuurvisie van de provincie Noord-Holland is op 21 juni 2010 vastgesteld en op 28 september 2015 geactualiseerd. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.
De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo'n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behoeden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.
3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Op 14 januari 2019 heeft Gedeputeerde Staten de meeste recente Provinciale
Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Deze is per 1 februari 2019 in werking
getreden. Door middel van de PRV is de doorwerking naar gemeentelijke afwijkingsbesluiten geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Het betreft regels voor de goede ruimtelijke onderbouwing of motivering bij afwijkingsbesluiten over onderwerpen binnen het gehele provinciale grondgebied (Hoofdstuk 2, artikelen 5a t/m 8a) en specifiek voor het landelijke gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is (Hoofdstuk 4, artikelen 12 t/m 18). Daarnaast worden er regels gesteld over thema's die betrekking hebben op de Groene Ruimte (Hoofdstuk 5), de Blauwe Ruimte (Hoofdstuk 6) en Energie (Hoofdstuk 7).
Regels voor het gehele grondgebied
Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1,
onder i. Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren in
overeenstemming is met regionale afspraken (artikel 5a). Gedeputeerde Staten hebben op 28 februari 2017 nadere regels vastgesteld om deze regionale afspraken te
concretiseren. Artikel 3 van deze regels beschrijft waaraan regionale
afspraken over bedrijventerreinen en kantoorlocaties aan dienen te voldoen. Regionale afspraken:
betreffen in ieder geval de te ontwikkelen, transformeren en herstructureren terreinen en locaties in kwantiteit, kwaliteit en tijdsfasering per gemeente;
maken op kaart duidelijk om welke terreinen en locaties het gaat;
worden overeengekomen door de colleges van de gemeenten binnen de regio;
zijn onderwerp van monitoring;
kunnen worden bijgesteld als daar aanleiding voor is.
Regels met betrekking tot energie
Artikel 33 van de PRV stelt dat bestemmingsplannen (of afwijkingsbesluiten) voor onder andere woningbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan (inzet van) energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie en biomassa. Daarnaast dient een nieuwe stedelijke ontwikkeling aan eisen van duurzaam bouwen te voldoen.
Het besluitgebied ligt binnen bestaand bebouwd gebied (BBG). De bestaande bedrijfsfunctie op het perceel zal niet worden gewijzigd, het gebruik verandert slechts, van solitair, naar meerdere bedrijfsvestigingen in hetzelfde pand. De ontwikkeling is hierdoor niet in strijd met provinciaal beleid.
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1 Aalsmeer Gebiedsvisie 2020
In de ‘Gebiedsvisie 2020 Aalsmeer aandacht voor kwaliteit’ worden totaal 5 ontwikkelingsgebieden onderscheiden, het betreft de volgende gebieden:
1. Levendig waterdorp
2. Het Waterfront
3. Bovenlanden
4. Bedrijventerreinen
5. Groen-rode identiteit Oosteinde en Kudelstaart
Het besluitgebied maakt geen onderdeel uit van het ontwikkelingsgebied 'bedrijventerreinen'. Onder concentratiegebieden van bedrijventerreinen worden Green Park Aalsmeer en bedrijventerrrein Hornmeer genoemd.
De gemeente ligt in een gebied met veel economische activiteiten, een hoge vestigingsdruk van bedrijven en een groot consumentenpotentieel. Net als zo'n 85% van de bedrijven in Aalsmeer ligt de planlocatie buiten een regulier bedrijventerrein.
In de linten is een sterke vermenging van functies te onderscheiden. De Aalsmeerder is over het algemeen van mening dat de verspreid gelegen bedrijvigheid zowel vanuit ruimtelijk als vanuit verkeerstechnisch oogpunt niet gewenst is. Het ruimtelijke beleid voor bedrijventerreinen dient gericht te zijn op duurzaamheid en concentratie.
De planlocatie ligt tussen twee linten in, in een gebied met een concentratie aan bedrijvigheid. In de kaart behorende bij de gebiedsvisie wordt tevens bedrijvigheid aangewezen op de planlocatie. Deze ontwikkeling draagt bij aan de concentratie van bedrijvigheid binnen de gemeente Aalsmeer.
3.3.2 Ontwikkeling visie 'tussen de linten'
Momenteel wordt de Nota van Uitgangspunten visie 'Tussen de linten' voorbereid. De visie heeft betrekking op de planlocatie.
Op basis van de eerste contouren van de Nota van Uitgangspunten valt te zeggen dat de ontwikkeling aan de Aalsmeerderweg 237 A t/m M geen belemmeringen gaat vormen voor de ontwikkeling van het gebied waarop de visie 'Tussen de linten' betrekking gaat hebben. De ontwikkeling versterkt het huidige bedrijfskarakter (van startende bedrijvigheid) van de nabije omgeving.
HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten
4.1 Actuele regionale behoeft
Artikel 3.1.6 van het bro schrijft voor dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet
een actuele regionale behoefte aan in dit geval een bedrijfsverzamelgebouw.
4.2 Bodem
Een goede ruimtelijke ordening omvat een bodem die die duurzaam geschikt is voor de beoogde functie. Bij duurzame geschiktheid worden alle gebruiksfuncties van de bodem adequaat beschermd.
Voor de chemische kwaliteit is het streven dat de gebruiksfunctie aansluit bij de bodemfunctieklassen zoals opgenomen in art. 4.4 Regeling bodemkwaliteit. Een afwijking hiervan is mogelijk indien de bodem een aanvaardbare geschiktheid heeft; wanneer de aanwezige verontreinigingen geen gezondheidsrisico’s voor de gebruiker vormen. Indien echter sprake is van een onaanvaardbare kwaliteit, waarbij gezondheidsrisico’s voor gebruikers optreden, is bodemsanering nodig. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt
tussen te bebouwen en onbebouwde terreindelen.
Grondgebonden bouwwerken (voor het verblijf van personen) mogen niet op
verontreinigde grond worden gebouwd, waardoor een omgevingsvergunning niet zonder
bodemsanering in werking treedt. Voor terreindelen zoals tuinen, die niet worden
bebouwd, maar waar na functiewijziging wel een onaanvaardbare bloottstelling kan
optreden, ontbreekt een juridische basis voor bodemsanering. Doorgaans wordt de
bodem gesaneerd omdat er wel een privaatrechtelijke basis voor sanering bestaat.
De haalbaarheid van een plan is qua bodemkwaliteit dus primair afhankelijk van de
financiele ruimte voor een eventuele sanering t.p.v. de te bebouwen verblijfsruimte.
De ondergrond wordt steeds intensiever benut door de aanleg van
bodemenergiesystemen, zowel open (met grondwateronttrekking) als gesloten
(rondpompen van koelmiddel). Het verdient aanbeveling in de ontwerpfase van de
bodemzijdige installatie rekening te houden met de aanwezigheid van bestaande
systemen in de directe omgeving omdat die de ondegrondse gebruiksruimte kunnen
inperken.
Relevantie plangebied
In het plangebied is een bodemonderzoek verricht (bijlage 13). Het verkennend
bodemonderzoek heeft zich gericht op de kadastrale percelen B7426, B7429 en B8810.
Op de onderzoekslocatie hebben tot 1985 kassen gestaan en tot recentelijk bevonden
zich er een ketelhuis, opslag van bestrijdingsmiddelen en een bovengrondse tank ten
behoeve van een houthandel op aangrenzend perceel.
Na het analyseren van grondmonsters is sterke verontreiniging door barium en lichte
verontreinigen door PAK en OCB aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd. De
aangetoonde verontreinigingen maken geen onderdeel uit van een geval van ernstige
bodemverontreiniging (er is minder dan 25 m3 grond sterk verontreinigd).
Er zijn diverse typen asbesthoudende materialen aangetroffen. In de grond is een
gewogen concentratie asbest berekend op 20 mg/kgds. Derhalve er confrom de Wet
bodembescherming geen sprake vane een geval van ernstige bodemverontreinig door
asbest (concentraties < 100 mg/kgds). In het puin is een gewogen concentratie asbest
berekend op 140 mg/kgds. Dit overschrijdt de maximale samenstellingswaarde van 100
mg/kgds. Confrom het Besluit asbestwegen dienen voor het puin sanerende maatregelen
getroffen te worden. Deze werkzaamheden zullen plaatsvinden alvorens wordt begonnen
met de bouw van het bedrijfsverzamelgebouw.
4.3 Water
Bij ruimtelijke ingrepen dient een watertoets te worden uitgevoerd. Doel van de
watertoets is om de relatie tussen planvorming en de waterhuishouding te versterken.
Bouwplannen dienen daartoe te worden getoetst door de waterbeheerder. Daarbij
moeten alle gevolgen met betrekking tot water tegen het licht worden gehouden.
In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken danwel het uitvoeren van
werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan
500 m² extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 15% van het totaal aan toename van verharding te worden gecompenseerd met open water dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak.
Relevantie plangebied
Voordat de toename aan verharding plaatsvindt dient er 15% van deze toename
gecompenseerd te worden door het graven van functioneel open water binnen hetzelfde
peilgebied als de planlocatie. De toename aan verharding op het perceel zal bestaan uit
2119 m² bebouwing en 1345 m² ten behoeve van infrastructuur/parkeren, in totaal 3463 m². Dit betekent dat alvorens het bouwplan kan worden uitgevoerd 520 m² (15% van 3464 m²) water gecompenseert moet worden. De voorgestelde compensatielocatie (zie bijlage 27) ligt op kadastrale perceelnummers B6521 en B6523 (bijlage 14). Hier kan volgens het document tot 2000 m² aan watercompensatie worden gerealiseerd. Deze gronden zijn bestemd als ‘Agrarisch-Tuinbouw’ met een dubbelbestemming ‘Waterstaat-Waterkering’. Binnen de kern- en beschermingszone van een waterkering mag echter niet gegraven worden, dit wordt bevestigd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Voor de toename aan verharding en het graven van functioneel oppervlaktewater dient een watervergunning/melding aangevraagd te worden op grond van de Keur van Rijnland (Waterwet). Pas na verstrekking van deze vergunning mag worden gestart met de verharding.
4.4 Geluid
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor
spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende
Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in
de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.
Relevantie plangebied
Het bedrijfspand is geen geluidsgevoelige functie. In dat kader is derhalve geen
akoestisch onderzoek noodzakelijk. Bij bedrijfsverzamelgebouwen zijn het vooral de verkeersbewegingen van en naar de units die bepalend zijn voor de geluidsbelasting op de omliggende woningen. Het aan- en afrijdende verkeer naar en van het bedrijf kan indirecte hinder veroorzaken.
Door M+P raadgevende adviseur is akoestisch onderzoek verricht (zie bijlage 15). Omdat het bedrijfsverzamelgebouw nog gerealiseerd moet worden is het aantal
verkeersbewegingen geoptimaliseerd waarbij de standaard grenswaarden uit het
Activiteitenbesluit als uitgangspunt zijn genomen. Voor de maximaal optredende geluidsniveaus wordt in de dagperiode voldaan aan de standaard grenswaarden. De geluidspieken t.g.v. laad- en losactiviteiten zijn niet meegenomen. In de avond- en nachtperiode worden de grenswaarden overschreden. In de avondperiode wordt de grenswaarde door de vrachtwagens en de bestelbussen overschreden. In de nachtperiode wordt de grenswaarde door de bestelbussen en de personenwagens overschreden. Om te kunnen voldoen aan de grenswaarden mogen er geen vrachtwagens en bestelbussen in de avond- en nachtperiode komen en voor de
nachtperiode mag er niet geparkeerd worden door personenwagens aan de zuidkant van het bedrijfsverzamelgebouw.
4.5 Luchtkwaliteit
Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkignsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in
werking getreden. Het NSL beoogt alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Alleen projecten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan een
verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor
het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Een project draagt niet in betekenende
mate bij aan de luchtverontreiniging, indien aannemelijk is (door berekening of
motivering) dat de 3%-grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de
grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide
(NO2) Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium
is een of-benadering. Wanneer een project voor één stof de grens van 3% overschrijdt,
moet het project worden aangemerkt als een project dat de luchtkwaliteit in
betekenende mate verslechtert.
De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling
omgezet in getalsmatige grenzen, zoals:
woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg; 3.000 woningen bij 2
ontsluitingswegen;
kantoorlocaties: 100.000m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg; 200.00m2
brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.
Relevantie plangebied
Het bouwen van één bedrijfsverzamelgebouw is een ontwikkeling die niet in significante
mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een luchtkwaliteitonderzoek is daarom niet
nodig.
4.6 Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de vraag of de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen voldoende is gewaarborgd. Het gaat hier met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen. De veiligheidsnormen zijn vastgelegd in respectievelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en Besluit externe veiligheid buisleidingen. Bij de bouw van de appartmenten gaat het in beginsel om een kwetsbaar objecten, waarbij de veiligheid van personen in het geding kan zijn.
De risicokaart Noord-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving.
Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare,
explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. De
gegevens zijn afkomstig van gemeente, waterschappen, provincie en rijk.
Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het bouwplan geen risciovolle
bedrijven en/of activeiten zijn vermeld.
Relevantie plangebied
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een gasleiding, route vervoer
gevaarlijke stoffen, lpg-tankstation, een andere inrichting die valt onder het BRZO of opslagplaats met gevaarlijke stoffen. Het plangebied grenst aan een solitair bedrijf, met milieucategorie 3.1 - 3.2, dat de risicokaart 'ongevallen gevaarlijke stoffen' als 'overig' aangewezen. De persoonsgebonden risico-contour van de houtopslag bedraagt 0 meter. Nader onderzoek naar het groepsrisico of plaatsgebonden risico is niet nodig.
4.7 Ecologie
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).
De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen. Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en degrote modderkruiper.
Relevantie plangebied
Gelet op het feit dat de ontwikkeling plaatsvindt op braakliggend terrein is aanwezigheid van beschermde dieren- en plantensoorten aannemelijk. Vandaar dat de 'Quick scan bouwterrein achter Aalsmeerderweg 235 Aalsmeer' (bijlage 16) is uitgevoerd door ecologisch adviesbureau Antje Ehrenburg in februari 2019. Uit het onderzoek is gebleken dat geen beschermde soorten zijn aangetroffen.
4.8 Archeologie
De gemeente Aalsmeer heeft in 2016 de beleidsnota archeologische vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op deze kaart zijn in verschillende gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria met betrekking tot de toegestane bodemverstoring zijn verbonden. Bij waardvolle gebieden geldt in principe verplicht archeologisch onderzoek bij alle bodemverstoringen. Bij gebieden die naar verwachting van mindere archeologisch waarde zijn gelden de grootte van de ontwikkeling en de diepte van de werkzaamheden als bepalende factoren voor mogelijk onderzoek.
Relevantie plangebied
Ter plaatse van de ontwikkellocatie geldt categorie 4: bij plannen van 10.000 m² en
groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden maaiveld. Omdat in dit geval de bodemingrepen veel minder omvangrijk zijn, is geen archeologisch
onderzoek noodzakelijk.
4.9 Belangenafweging
Schaduwwerking
Gelet op de hoogte en ligging van het bedrijfsverzamelgebouw ten opzichte van
belendingen zal er nauwelijks sprake zijn van schaduwwerking. De parkeerplekken op
naastgelegen perceel B7636 zullen wel regelmatig in de schaduw staan.
Aantasting privacy
Er is geen sprake van aantasting van privacy. De ontwikkeling vindt plaats op een locatie waar reeds bedrijven zijn gevestigd. De ontwikkeling grenst daarnaast aan het perceel van het woonhuis aan de Aalsmeerderweg 235. Het nieuwe gebouw zal op voldoende afstand van de perceelsgrens worden gebouwd. Er is geen sprake van aantasting van privacy.
Conclusie
Er worden geen belangen van derden geschaad door deze ontwikkeling.
HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt het voornemen tot afwijking inclusief de bijbehorende stukken waaronder het ontwerp van de omgevingsvergunning en deze ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijheid voor een ieder een mondelinge dan wel een schriftelijke zienswijze indienen.
De termijn van inzage liep van 06 september tot en met 17 oktober. Gedurende deze termijn is er een zienswijze ingediend. De zienswijze is betrokken bij de besluitvorming en heeft geleid tot een aanpassing van deze ruimtelijke onderbouwing ten aanzien van de ontsluiting. De zienswijze is schrijftlijk beantwoord (D19-280117).
5.2 Juridische uitvoerbaarheid
Het perceel, kadastraal bekend binnen de gemeente Aalsmeer als B7426, B7429, B7638 en B8810 is in eigendom van de aanvrager. Voor wat betreft het grondeigendom is het bouwplan dan ook uitvoerbaar.
5.3 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid
Artikel 6.12, eerste lid, Wro, biedt de grondslag voor publiekrechtelijk kostenverhaal. De gemeenteraad is verplicht om een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het geval betreft het het bouwen van een bedrijfsverzamelgebouw. Dit is wel een bouwplan op grond van de wet. Van kostenverhaal is echter geen sprake aangezien het bouwplan binnen de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming 'Bedrijf-Solitair' past.
HOOFDSTUK 6 Conclusie
Op kadstrale percelen B7426, B7429, B7638 en B8810 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bedrijfsverzamelgebouw. Het bouwplan pas op onderdelen niet binnen de bouwvoorschriften van de bestemming 'Bedrijf-Solitair'.
Ingevolge de buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3 Wabo kan het bouwplan worden gerealiseerd. De gevraagde vergunning kan worden verleend, indien is aangetoond dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Het plan is in overeenstemming met het beleid van rijk en provincie en het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente. Gelet op de verschillende omgevingsaspecten zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan. De juridische en economische uitvoerbaarheid zijn gewaarborgd. De maatschappelijke uitvoerbaarheid blijkt uit de uitkomsten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
Geconcludeerd wordt, dat het bouwplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, zodat het geoorloofd is toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 en voor het bouwplan omgevingsvergunning te verlenen.
Bijlagen:
01 Publiceerbaar aanvraagformulier, ingediend op 29 juni 2018
02 Verbeelding besluitvak
03 Huisnummerbesluit Aalsmeerderweg 237 A M, 17 juli 2018
04 Situatietekening, ingediend op 13 maart 2019
05 Presentatieboekje, ingediend op 29 juni 2018
06 Plattegronden begane grond en eerste verdieping, ingediend op 10 januari 2019
07 Geveltekeningen, ingediend op 29 juni 2018
08 Plattegronden vloeren en dak, ingediend op 29 juni 2018
09 Doorsnede tekeningen, ingediend op 29 juni 2018
10 Een tekening met gebruiksoppervlakten begane grond en eerste verdieping,
ingediend op 10 augustus 2018
11 Intentieverklaring recht van overpad, ingediend op 22 maart 2019
12 Een tekening met bezetting bedrijfsruimten t.b.v. parkeerplaatsenberekening,
ingediend op 29 juni 2018
13 Een boekje met bodem- en verhardingsonderzoek, ingediend op 27 augustus 2018
14 Een document met betrekking tot watercompensatie, ingediend op 13 maart 2019
15 Boekje met akoestisch onderzoek, ingediend op 11 april 2019
16 Boekje met Quickscan beschermde planten- en diersoorten, ingediend op 13 maart 2019
17 Omgevingsvergunning d.d. 31 oktober 2019