direct naar inhoud van Regels

OIAVHB Landelijk Gebied Oost - Aalsmeerderweg 237 en 239

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0358.OIAVHB02W-VG01
Plantype: omgevingsvergunning

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

Aalsmeerderweg 237 en 239

 

 

 

Inhoudsopgave

 

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

Inleiding

1 Aanleiding

2 Aard en doel

3 Ligging en begrenzing plangebied

4 Leeswijzer

Planbeschrijving

1 Huidige situatie

2 De ontwikkeling

3 Bestemmingsplan

3.1 Planregels

3.2 Strijdigheden

3.3 Afweging

Beleid

1 Rijksbeleid

1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

2 Provinciaal beleid

2.1 Omgevingsvisie NH2050

2.2 Omgevingsverordening NH2020

3 Gemeentelijk beleid

3.1 Gebiedsvisie Aalsmeer 2020

3.2 Structuurvisie tussen de linten

3.3 Nota Lintenbeleid

3.4 Conclusie gemeentelijk beleid en ontwikkeling

Omgevingsaspecten

1 Bodem

2 Water

3 Geluid

4 Luchtkwaliteit

5 Externe veiligheid

6 Ecologie

7 Archeologie

8 Milieueffectrapportage (m.e.r.)

9 Bedrijven en milieuzonering

10 Belangenafweging

Uitvoerbaarheid

1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

2 Juridische uitvoerbaarheid

3 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

Conclusie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Inleiding

 

1 Aanleiding

Op 4 mei 2022 is een aanvraag omgevingsvergunningaanvraag, zaaknummer HZ_WABO-2022-1979, ingediend voor het bouwen van 2 woningen naast Aalsmeerderweg 235. De publiceerbare aanvraag omgevingsvergunning is opgenomen in bijlage 1 (aanvraagformulier) en in bijlage 2 (relevante bouwtekeningen). In paragraaf 2.2 wordt een beschrijving van de ontwikkeling gegeven.

 

2 Aard en doel

Van toepassing op de projectlocatie is het bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost met

de enkelbestemming 'Bedrijf-Verzamelterrein' (artikel 7). Hiernaast gelden voor deze percelen de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' en de gebiedsaanduidingen

'luchtvaartverkeerszone-LIB-hoogtebeperkingen horizontaal vlak 2',

'luchtvaartverkeerszone-LIB-beperkingen-gebied bebouwing 4',

'luchtvaartverkeerszone-beperking aantrekken vogels' en 'geluidzone industrie 50 dB'

Het ingediende bouwplan is in strijd met de betreffende enkelbestemming Bedrijf-

Verzamelterrein.

 

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de voorgenomen ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat de gevraagde omgevingsvergunning in afwijking van het geldende bestemmingsplan kan worden verleend. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak NL.IMRO.0358.OIAVHB02W-VG01 zoals opgenomen in de bijlage 3 (verbeelding besluitgebied).

 

3 Ligging en begrenzing plangebied

 

 [image]

Locatie bouwplan Aalsmeerderweg 237 en 239 ter plaatse van de rode ster.

 

 

 

 

 

 

 [image]

Begrenzing van het plangebied Aalsmeerderweg 237 en 239.

 

De betreffende percelen liggen ten noordwesten van de nieuwbouwwijk Nieuw Oosteinde in de Oosteinderpolder. De percelen zijn gelegen aan de Aalsmeerderweg naast nummer 235. Achter de percelen ligt het 'Bedrijventerrein Aalsmeer Oost'.

 

4 Leeswijzer

De opbouw van deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het project. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie in relatie tot de vigerende planologische regeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bouwplan toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de samenvatting en eindconclusie.

 

 

Planbeschrijving

 

1 Huidige situatie

De onbebouwde percelen (Sectie B, nr. 9895, 9896 en 9897) liggen naast Aalsmeerderweg 235. Achter deze percelen ligt een bedrijfsverzamelgebouw.

 [image]

Locatie bouwperceel Aalsmeerderweg naast nummer 235: Aanzicht vanaf de Aalsmeerderweg

 

2 De ontwikkeling

Op het perceel is de bouw van twee woningen voorzien.

 

Onderstaande verbeeldingen geven de verschillende gevelaanzichten van de woningen weer.

 

 [image]

 [image]

Nieuwe situatie

 

 

3 Bestemmingsplan

Voor het projectgebied is het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Oost', zoals is vastgesteld door de gemeenteraad op 4 december 2014 van toepassing. Op 9 december 2015 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.

 

 [image]

Uitsnede bestemmingplan Landelijk Gebied Oost. Aalsmeerderweg 237 en 239 ter plaatse van de rode stip.

 

 

3.1 Planregels

De voor Bedrijf-Verzamelterrein (B-VZ; artikel 7) aangewezen gronden zijn bestemd

voor bedrijven. Binnen deze bestemming zijn bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 en

daarbij behorende voorzieningen zoals verkeerswegen en bermen, toegangswegen voor

de ontsluiting van de bedrijfspercelen, parkeervoorzieningen, andere verhardingen ten

behoeve van de bedrijven, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en

nutsvoorzieningen toegestaan.

 

 

3.2 Strijdigheden

Het onderliggende bouwplan voldoet niet aan het bepaalde in artikel 7 van het geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Oost'. De woningen zijn niet toegestaan

binnen deze bestemming. Er zijn ook geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan. Alleen

bedrijfsgebouwen zijn toegestaan.

Tevens is het plan in strijd met artikel 24.1.1. van het vigerend bestemmingsplan, inhoudende dat op de gronden met de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie 50 dB' geldt, dat nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidbelasting ten gevolge van industriegebied Schiphol-Oost. Er kan worden afgeweken van deze regel middels de voorwaarde onder artikel 24.1.2.

 

 

3.3 Afweging

De percelen zijn gelegen aan de Aalsmeerderweg, één van de woonlinten binnen de gemeente Aalsmeer. Deze Aalsmeerderweg wordt in hoofdzaak gekenmerkt door individueel vormgegeven (half)vrijstaande woonbebouwing. De projectlocatie betreft een onderbreking van het woonlint waardoor de hierachter gelegen bedrijfsbebouwing zich manifesteert. Stedenbouwkundig verdient het de voorkeur het woonlint hier te sluiten waardoor niet de bedrijfsbebouwing maar woningen het lint begeleiden. Het betreft hier een blokje van 2^1 kapwoningen bestaande uit twee (individuele) topgevels. Voor locaties in strijd met het bestemmingsplan is 'Het lintenbeleid 2e Herziening' het toetsingskader. Het bouwplan voldoet hieraan.

Gezien het bovenstaande is het plan stedenbouwkundig aanvaardbaar.

 

Met toepassing van artikel 24.1.2. van het vigerend bestemmingsplan kunnen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en/of functies ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie 50 dB' worden toegestaan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde.

Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege industrielawaai de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) met 2 dB(A) wordt overschreven. Er zal een besluit hogere waarde genomen worden, welk tegelijk met het ontwerpbesluit omgevingsvergunning (inclusief ruimtelijke onderbouwing) ter inzage gelegd en wordt als bijlage is toegevoegd aan de ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 7). Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 24.1.2. en kunnen de geluidsgevoelige gebouwen/functies gerealiseerd worden.

 

Beleid

 

1 Rijksbeleid

 

1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, de NOVI, komt voort uit de Omgevingswet en is een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.

Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. De NOVI richt zich op vier prioriteiten:

  1. Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;

  2. De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden;

  3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken;

  4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

 

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;

  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

  3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

 

Voor het plangebied geldt de prioriteit "Sterke en gezonde steden en regio's". Binnen deze prioriteit zijn een aantal beleidskeuzes gesteld waaronder de beleidskeuze "het hanteren van een integrale verstedelijkingsstrategie". Verstedelijking vraagt zorgvuldig en gebiedsgericht maatwerk vanuit een brede benadering. In lijn met de drie afwegingsprincipes moet integrale leefomgevingskwaliteit voorop staan als basis voor de te maken keuzes. Op basis daarvan kan een afweging plaatsvinden waarbij aan alle relevante ruimtelijk-fysieke opgaven zoveel mogelijk recht wordt gedaan. Er moet daarbij voor worden gezorgd dat er flexibel en snel kan worden ingespeeld op nieuwe wensen en ontwikkelingen in de samenleving.

 

Vanwege de relatie met verschillende nationale belangen (waaronder die op het gebied van klimaat, milieu, duurzaamheid, leefomgevingskwaliteit, bereikbaarheid) doet het Rijk ook actief mee bij de integrale uitwerking van deze verstedelijkingsstrategie. In samenwerking met gemeenten, provincies, metropoolregio’s en andere relevante stakeholders worden, bijvoorbeeld via de gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma’s van de metropoolregio’s Amsterdam (MRA), Rotterdam Den Haag (MRDH) en Utrecht (MRU), nadere keuzes over de mogelijke gebiedsontwikkelingen gemaakt.

 

Conclusie

Het toevoegen van twee woningen in het lint is in overeenstemming met het NOVI.

 

 

2 Provinciaal beleid

 

2.1 Omgevingsvisie NH2050

De "Omgevingsvisie NH2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid" is op 19 november 2018 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De Omgevingsvisie NH2050 betreft een structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening. In de Omgevingsvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren.

 

Het uitgangspunt van de omgevingsvisie is dat Noord-Holland een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau heeft. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richt de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. In de omgevingsvisie worden ambities genoemd op het gebied van de leefomgeving, het gebruik van de leefomgeving en de energietransitie.

  

De ambities ten aanzien van de leefomgeving luiden als volgt. Een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland. In het kader van gezondheid en veiligheid, het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het vergroten van de biodiversiteit van Noord-Holland.

  

Voor het gebruik van de leefomgeving gelden de volgende ambities. Een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor, daardoor is er ruimte voor ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten. Verder wil de provincie vraag en aanbod van woon- en werklocaties beter afstemmen (kwantitatief en kwalitatief). Daarbij moet woningbouw, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends, vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden worden gepland. Duurzaamheid van de totale woningvoorraad is het uitgangspunt. De derde ambitie binnen deze categorie is het effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen van inwoners, bedrijven en producten van Noord-Holland, waarbij negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk worden meegewogen. Als laatste geldt het behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.

 

Voor energietransitie is de overkoepelende ambitie dat Noord-Holland in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd op hernieuwbare energie. Daarom is er ruimte voor de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Dit alles rekening houdende met de ambities voor verstedelijking en landschap.

 

Conclusie

Het toevoegen van twee woningen in het lint is in overeenstemming met de Omgevingsvisie NH2050.

 

 

2.2 Omgevingsverordening NH2020

In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. Hierdoor is het makkelijker geworden om te zien welke regels waar gelden. De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Ze zoeken naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid.

 
De Omgevingsverordening NH2020 is gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving. Met deze omgevingsverordening loopt de provincie vooruit op de Omgevingswet, omdat ze door 21 verordeningen samen te voegen alvast werken in de geest van de omgevingswet.

 

 

Agrarische bedrijven

In het artikel is de ruimtelijke inpassing van het agrarisch bouwperceel een leidend principe. Echter zitten er op deze locatie geen agrarische bedrijven meer. Het betreft de bouw van twee woningen in het lint op een bedrijvenbestemming.

 

Bodemsanering

Het doel is om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te behouden en waar mogelijk te verbeteren. Dat betreft onder meer ontwikkelingen in de ondergrond. Zie paragraaf 4.1 (Bodem). De bodem is geschikt voor de bestemming wonen.

 

Landelijk gebied

Volgens de Provinciale kaart is het perceel gelegen in het landelijk gebied. Om die reden is kleinschalige woningbouw niet toegestaan tenzij op de betreffende locatie al een stedelijke functie met bouwmogelijkheden is toegestaan. Er is op deze locatie al een stedelijke functie mogelijk in de vorm van bedrijven.

 

MRA-Landelijk gebied

Kleinschalige woningbouwontwikkeling is op locaties waar nog geen bouwperceel is uitgesloten. OP deze locatie is nog geen bebouwing aanwezig. De geplande woningen vallen buiten de zone MRA - Landelijk gebied.

 

Conclusie

Het toevoegen van twee woningen in het lint is in overeenstemming met de Omgevingsverordening NH2020.

 

 

3 Gemeentelijk beleid

 

3.1 Gebiedsvisie Aalsmeer 2020

Het actuele beleid voor het gebied is neergelegd in de “Gebiedsvisie Aalsmeer Aandacht voor Kwaliteit 2020 (vastgesteld op 26 november 2009)”. De gebiedsvisie heeft de status van een structuurvisie in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In de Gebiedsvisie is de Aalsmeerderweg aangewezen als een lintstructuur.

 

Volgens de Gebiedsvisie wordt voor de linten voor de toekomst ingezet op een proces van ontvlechting van wonen en bedrijvigheid. De in de loop der tijd gerealiseerde bedrijfsbebouwing in de linten heeft volgens de gebiedsvisie niet bijgedragen aan een hoge beeldkwaliteit. Grootschalige bedrijfsbebouwing doet afbreuk aan het rechtlijnige karakter van de landschapslijnen en de oorspronkelijke lintstructuur.

 

Verdergaande grootschalige bedrijvigheid in de linten wordt zoveel mogelijk beperkt en dient geclusterd gestalte te krijgen in de daarvoor aangewezen concentratiegebieden. Detailhandel dient te worden geconcentreerd in de bestaande winkelgebieden. Nieuwe ontwikkelingen in de linten moeten bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Bij nieuwe initiatieven zijn de verhouding met de maatvoering van de woningen, het lijnvormige karakter van de linten en de haakse landschappelijke structuren met eventuele doorzichten naar het achterliggende polderlandschap aandachtspunten bij de beoordeling.

 

Met uitzondering van het westelijke deel kan volgens de Gebiedsvisie het gebied tussen de Oosteinderweg, Machineweg, Aalsmeerderweg, en Bosrandweg, op de langere termijn gelden als zoekgebied voor alternatieve functies, zoals maatschappelijke voorzieningen, groen en dagrecreatieve voorzieningen en als zoekgebied voor alternatieve woonvormen, waarbij een nieuwe structuurdrager aan het gebied wordt toegevoegd, bijvoorbeeld wonen in een nieuw lint.

 

 

Conclusie

Door twee woningen aan het lint toe te voegen wordt de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse verbeterd en is het bouwplan in overeenstemming met de Gebiedsvisie Aalsmeer 2020.

 

 

3.2 Structuurvisie tussen de linten

Op 3 december 2020 is de "Structuurvisie tussen de linten" door de gemeenteraad vastgesteld. Het visiegebied is gelegen tussen de Aalsmeerderweg en de Hogedijk (incl. de dijk zelf). Aan de oostkant is het Tuincentrum Het Oosten gelegen (net binnen het visiegebied) en aan de westkant loopt het gebied door tot de Hogedijk en de Aalsmeerderweg elkaar raken. Het deel tussen de Machineweg en de N201 valt erbuiten, dit is onderdeel van het project Greenpark.

 

Er spelen in het visiegebied relatief veel handhavingszaken die duiden op een discrepantie tussen de door de gemeente geboden ruimte en de door gebruikers gewenste ontwikkelingen. Ook nodigt de hier en daar verrommelde uitstraling niet uit tot investeren, terwijl juist de ligging aan de Hogedijk, tegen het Oosteinderplassengebied, de nabijheid van het Amsterdamse bos, werkgelegenheidsconcentraties en van stedelijke voorzieningen, optimale randvoorwaarden zijn voor diverse ontwikkelingen.

 

Om aan deze complexe situatie een positieve impuls te geven heeft de gemeente Aalsmeer besloten om een structuurvisie voor het gebied Tussen de Linten op te stellen. De wenselijkheid hiervan speelt al langer: reeds tijdens het voorbereidingsproces voor het bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost, heeft de raad gesignaleerd dat een toekomstbestendig en samenhangend perspectief voor het gebied ontbreekt. De noodzaak hiervoor is extra onderstreept door de resultaten van het regionale Greenport traject. Hieruit is naar voren gekomen dat het gebied Tussen de Linten in de toekomst geen onderdeel meer uitmaakt van het concentratiegebied glas.

Er is sprake van een transformatiegebied en verspreid glas. Zittende bedrijven houden hun rechten. Op termijn is transformatie naar een andere functie mogelijk.

 

Hoofddoelen van de structuurvisie voor het gebied Tussen de Linten zijn:

 

Daarnaast heeft een visie(traject) ook procesdoelen:

 

Conclusie

De toevoeging van twee woningen in het lint is niet strijdig met de 'Structuurvisie Tussen de Linten'. Dit valt onder de hoofddoelstelling 'bieden van gebiedsgericht maatwerk voor bewoning en bedrijvigheid in- en achter het lint, waardoor de afzonderlijke functies goed gedijen met zo min mogelijk hinder voor elkaar'. Ook draagt het bouwplan bij aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en beeldkwaliteit ter plaatse, waardoor het ook voldoet aan de hoofddoelstelling 'verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en beeldkwaliteit'.

 

 

3.3 Nota Lintenbeleid

Op 22 december 2011 heeft de gemeente Aalsmeer de notitie "ruimtelijke beoordeling bouwen in de Linten van de gemeente Aalsmeer" vastgesteld. Op 31 oktober 2013 is een eerste herziening van de beleidsnotitie “Ruimtelijke beoordeling bouwen in de linten” vastgesteld en op 18 juni 2020 is een tweede herziening van de beleidsnotitie "Ruimtelijke beoordeling bouwen in de linten" vastgesteld.

 

Het doel van het lintenbeleid is om te komen tot een helder toetsingskader voor het beoordelen van ontwikkelingen in woonlinten. Inzet van het beleid is om de bestaande lintenstructuur te behouden en te versterken.

 

In het lintenbeleid wordt gesteld dat de bebouwingslinten een belangrijke rol spelen in de ruimtelijke opbouw van Aalsmeer en bijdragen aan de collectieve identiteit van de gemeente. De oorsprong van de linten komt voort uit de agrarische bedrijfswoningen die in het lint stonden met daarachter de agrarische bedrijfsbebouwing. Doordat het buitengebied, gelegen achter het lint, in Aalsmeer veelal ten dienste stond van de glastuinbouw, is het ruimtegebruik van het buitengebied intensiever en de bebouwingsdichtheid hoger.

 

De linten van Aalsmeer hebben van oorsprong een hoge landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteit. Er zijn echter ontwikkelingen, zoals het verdwijnen van de glastuinbouw door de schaalvergroting, die de linten bedreigen. Ander gewenst gebruik en andere architectuur zijn soms niet in overeenstemming met de oorspronkelijke lintstructuur.

 

Het planmatige lange lint van de Aalsmeerderweg is redelijk samenhangend en bestaat

grotendeels uit vrijstaande panden (vaak woningen) in wisselende afmetingen.

 

Om de lintenstructuur te beschermen zijn in het lintenbeleid diverse ruimtelijke en

architectonische uitgangspunten geformuleerd. Naast algemeen geformuleerde uitgangspunten zijn voor de in het plangebied gelegen linten specifieke uitgangspunten opgenomen.

 

Voor de Aalsmeerderweg zijn dit de volgende specifieke uitgangspunten:

 

Ruimtelijk

 

Architectonisch

 

Conclusie

De twee nieuwe woningen in het lint voldoen aan de beleidsota 'Het Lintenbeleid 2e

Herziening'. De toevoeging van twee nieuwe woningen vergroot de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

 

 

3.4 Conclusie gemeentelijk beleid en ontwikkeling

Voorliggend initiatief houdt de bouw van twee woningen in het lint aan de Aalsmeerderweg in en is hiermee primair in strijd met de geldende bestemming uit het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Oost'. De twee woningen zijn niet strijdig met de tweede herziening van de beleidsnotitie 'Ruimtelijke beoordeling bouwen in de linten', de 'Gebiedsvisie Aalsmeer 2020' en de 'Structuurvisie Tussen de Linten'. Er zijn daarmee geen strijdigheden met het gemeentelijke beleid.

 

 

 

 

Omgevingsaspecten

 

1 Bodem

Wettelijk- en Beleidskader

Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.

 

Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico's optreden, is in Aalsmeer bereikt.

 

Het tweede spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer vormt hiervoor de basis. Ook het Besluit bodemkwaliteit is hier onderdeel van.

 

Het derde spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening'. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfuncties (bv. wonen) alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijke momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.

 

In gebieden met intensief bodemgebruik en veel grondverzet is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits (op gebiedsniveau) de kwaliteit niet verminderd. In Aalsmeer is dit gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer(2019). Deze Nota bodembeheer 2019 is een instrument voor grondverzet en bevat geen beleid voor de beoordeling van ruimtelijke plannen.

 

De drie sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en de omgevingsplannen die daar uitvoering aan geven.

 

Relevantie plangebied

Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 9) en uit dit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor woningbouw.

 

 

2 Water

Beleidsdoelen water

Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.

 

Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.

 

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De Kaderrichtlijn moet in landelijke wet- en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.

 

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan 2022-2027 (NWP) is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2016 – 2021. Het NWP werkt in de geest van de omgevingswet.

Het doel van het NWP is een toekomstbestendig water in Nederland voor de periode 2022 – 2027 en verder. Daarbij wordt gewerkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. 

 

Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater & waterverdeling, waterkwaliteit & natuur, scheepvaart, en de functies van de rijkswateren. Denk aan het omgaan met droogte, onze dijken, en het borgen van de drinkwatervoorziening en de bevaarbaarheid van onze rivieren en kanalen.

 

Hoogheemraadschap van Rijnland

Het plangebied is gelegen binnen de grenzen van het Hoogheemraadschap van

Rijnland.

 

Waterbeheerplan 5 (2016-2021)

Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan (WBP5) vastgesteld. In het ‘Waterbeheerplan 5 2016–2021’ staat samen werken aan water staat centraal, zodat nu en in de toekomst in dit unieke deel van Nederland onder zeeniveau gewoond, gewerkt en gerecreëerd kan worden. Water is een maatschappelijke opgave en Rijnland wil, samen met zijn omgeving, werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

Die toekomst wordt mede bepaald door trends in klimaat en maatschappij en de noodzaak om op duurzame wijze met onze omgeving om te gaan. De verwachte toename van neerslag en droogte, bodemdaling, verzilting zeespiegelrijzing en de verdergaande verstedelijking, leggen een steeds grotere druk op het watersysteem. De hoofdambitie is schoon water en droge voeten.

 

Dit wordt bereikt door:

 

De Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland

Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Sedert 1 juli 2015 heeft Rijnland een nieuwe Keur. Het uitgangspunt van deze Keur is ‘ja, tenzij’: in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. Indien dat het geval is, zijn er nadere regels voor die handelingen vastgesteld. Nadere regels zijn voorschriften van een algemene regel of voorwaarde waaronder een vergunningplichtig(e) werk of handeling wordt toegestaan. Denk hierbij aan werken of handelingen in of nabij:

 

Maar ook aan:

 

De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). Daarnaast is het zonder watervergunning verboden de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat daarvoor in het betreffende peilbesluit is opgenomen of dat normaal wordt aangehouden. Ook is het verboden zonder watervergunning in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen. Ook moet een toename van verharding gecompenseerd worden door het op voorhand graven van extra oppervlaktewater. Rijnland hanteert de eis dat bij een toename van verharding van meer dan 500m², ter compensatie 15% van het extra verharde oppervlak als waterberging in de vorm van oppervlaktewater dient te worden gecompenseerd. Ook hiervoor is een watervergunning vereist.

 

Strategische samenwerkingsagenda Aalsmeer

De gemeente Aalsmeer en het hoogheemraadschap van Rijnland werken al jaren constructief met elkaar samen. De afgelopen jaren kreeg de samenwerking onder meer vorm via het stedelijk Waterplan Aalsmeer. De gemeente Aalsmeer en Hoogheemraadschap van Rijnland willen de samenwerking de komende jaren voortzetten in de vorm van een bestuurlijke strategische samenwerkingsagenda. Hiermee wordt een kader geboden voor de inspanningen die gericht zijn op een robuust watersysteem dat toegerust is op klimaatverandering. En dat goed beleefd wordt door diverse gebruikers.

 

Gemeentelijk rioleringsplan Aalsmeer (GRP) 2015-2020

De gemeente stelt zich tot doel om tot een doelmatige invulling van de zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater te komen. Aan de rioleringszorg liggen vijf hoofddoelen ten grondslag. Dit zijn: duurzame bescherming volksgezondheid, voorkomen van wateroverlast, duurzame bescherming van natuur en milieu, voorkomen van hinder en toekomstgerichte (afval)waterketen en grondwatersysteem.

 

Relevantie plangebied

Riolering

Het plangebied valt binnen het bemalingsgebied Aalsmeer centrum. Het afvalwater van

de omliggende woningen en bedrijven wordt via een hoofdgemaal - in beheer bij het

hoogheemraadschap van Rijnland - getransporteerd naar de dichtstbijzijnde

rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) gelegen aan de Molenvliet. In het Landelijk Gebied Oost zijn gemengde rioolstelsels aanwezig. Het betreffende pand zal op de bestaande riolering aangesloten moeten worden.

 

Watercompensatie

Het bouwplan betreft een toename aan verhard oppervlak van minder dan 500 m². Er is daarom geen eis tot watercompensatie.

 

 

3 Geluid

Beleidskader

In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluidproducerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen en ziekenhuizen.

 

Wet geluidhinder

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. De gemeenteraad van Aalsmeer heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:

  1. het heersende geluidsniveau;

  2. het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;

  3. cumulatie en compensatie.

 

Industrie algemeen

Voor de kleinere bedrijfsterreinen waarvoor zonering niet verplicht is geven de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM 1998) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', richtlijnen over de wijze waarop met het aspect geluid in bestemmingsplannen moet worden omgegaan. De Handreiking geeft onder meer, ter voorkoming van geluidshinder bij geluidsgevoelige bestemmingen, streefwaarden.

Voor de grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden.

 

Wegverkeer

Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.

 

Luchtverkeer

Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied is een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om o.a. een geluidssloopzone en een beperkingen geluidszone. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt.

 

Relevantie plangebied

Het onderliggende bouwplan betreft twee nieuwe woningen. Er is geluidsonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de geluidbelasting cumulatief zeer hoog is, we hebben hier te maken met wegverkeer, vliegverkeer en geluid afkomstig van het industrieterrein Schiphol-Oost. De locatie is echter gelegen in stedelijk gebied met bestaande woningen, waardoor de gecumuleerde geluidbelasting als acceptabel kan worden gezien, mits de geluidwering van de gevels en het dak is afgestemd op de gecumuleerde geluidbelasting.

 

Om de bewoners te beschermen tegen de hoge geluidbelasting uit de omgeving, wordt wel geadviseerd om de geluidwering van de uitwendige gevelconstructie af te stemmen op de Lcum.

 

De geluidwering moet tenminste 35 dB (68 – 33) voor een verblijfsgebied en 33 dB (68 – 35) voor een verblijfsruimte zijn, om in ieder geval in de woningen een goed akoestisch woon- en leefklimaat te waarborgen.

 

Wanneer materialen en het bouwen/de uitvoering van de woning conform hoofdstuk 6 uit het rapport van 3 augustus 2023 wordtaangehouden kan aan de vereiste en geadviseerde geluidisolatie worden voldaan.

 

Er dient ook een besluit hogere waarde genomen te worden. Het ontwerpbesluit wordt tegelijkertijd met het ontwerpbesluit omgevingsvergunning (inclusief ruimtelijke onderbouwing) ter inzage gelegd en is als bijlage toegevoegd aan de ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 7).

 

 

4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:

 

Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.

 

Grenswaarden

Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:

 

Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit plan bevinden zich geen gevoelige bestemmingen.

 

Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.

In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.

 

Relevantie plangebied

In 2008 is onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd voor de gehele gemeente Aalsmeer. In dat onderzoek is indertijd niet gebleken dat er binnen de gemeente Aalsmeer sprake is van een overschrijding van normen. Het onderzoek is inmiddels niet meer actueel maar er kan op basis van het onderzoek wel worden gesteld dat er op voorhand geen knelpunten ten aanzien van luchtkwaliteit te verwachten zijn. De bouw van twee nieuwe woningen is een ontwikkeling die niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een luchtkwaliteitonderzoek is daarom niet vereist.

 

 

5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die derden lopen als gevolg van bepaalde activiteiten. In Aalsmeer gaat het met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.

 
Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in de omgeving van het bedrijf. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.

 

Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.

 

Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.

 

Besluit externe veiligheid transportroutes

Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen inwerking getreden. Deze wet vervangt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel van Basisnet is om gevaarlijke stoffen te kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en in het buitenland en de risico's voor omwonenden langs de routes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het systeem Basisnet heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen.

 

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.

 

Relevantie plangebied

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het bouwplan geen risicovolle bedrijven en/of activiteiten en geen hogedruk gasleidingen aanwezig zijn. Het plangebied ligt dus niet binnen het invloedsgebied van een gasleiding, lpg-tankstation of opslagplaats met gevaarlijke stoffen. Er zijn daarom geen risicocontouren waarbinnen de geplande woningen komen te liggen. Nader onderzoek naar het groepsrisico (GR) of plaatsgebonden risico (PR) is niet nodig.

 

De twee nieuwe woningen liggen wel binnen het invloedsgebied van de Aalsmeerderweg, maar deze weg dient zoveel als mogelijk te worden vermeden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De twee nieuwe woningen maken geen wezenlijk verschil in de toename van het groepsrisico (GR). Het uitvoeren van een externe veiligheidsonderzoek is daarom niet vereist.

 

 

6 Ecologie

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een  implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

 

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen.

Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

 

De gemeente Aalsmeer adviseert om de gedragscodes van Stadswerk te gebruiken. Er is een code voor bestendig beheer en onderhoud en een code voor ruimtelijke ingrepen.

 

Gebiedsbescherming

Het meest dichtbij gelegen Natura 2000­gebied is Botshol. Botshol ligt op circa 9

kilometer afstand. De Nieuwkoopse Plassen & De Haeck liggen op 14 kilometer en

Kennermerland­Zuid op 18 kilometer afstand.

De verspreiding van emissies en de bijdrage aan de stikstofdepositie ten gevolge van het

bouwplan voor 2 woningen is op 2 juni 2023 berekend met het rekenprogramma AERIUS

Calculator (zie bijlage 4). Uit de uitgevoerde berekeningen van de gebruiksfase en

bouwfase blijkt dat de stikstofdepositie niet meer dan 0,00 mol/ha/jaar bedraagt; de

uitvoerfiles (GML) zijn bijgevoegd. Het onderhavige plan zal afzonderlijk of in combinatie

met andere plannen geen relevante significante cumulatieve effecten kunnen

veroorzaken ter plaatse van nabijgelegen Natura 2000­gebieden.

 

Relevantie plangebied

Er is een QuickScan Wet natuurbescherming en er zijn stikstofberekeningen uitgevoerd (zie bijlage 8). Hieruit blijkt dat als gevolg van het project geen effecten op de Ecologische Hoofdstructuur of Natura 2000-gebieden worden verwacht.

 

Jaarrond beschermde vogelsoorten worden wegens het ontbreken van geschikt biotoop niet in het projectgebied verwacht. Beschermde amfibieën of beschermde flora zijn niet waargenomen en worden eveneens niet verwacht in het projectgebied. Nader onderzoek en een ontheffing van de Wet natuurbescherming is -met in achtneming van het hiernavolgende- niet nodig.

Aan zuidwestzijde van het perceel zijn enkele kleine ondiepe poeltjes ontstaan met rioolwater van een tijdelijke overstort. Deze poeltjes zijn potentieel geschikt als voorplantingswater voor de rugstreeppad. Geadviseerd wordt om na eind september 2021 en voor eind maart 2022 de natere delen met zand te dempen als na het verwijderen van de tijdelijke overstort nog steeds sprake is van plassen water. Dit is

van belang om te voorkomen dat de rugsstreeppad deze poeltjes als voorplantingswater in gebruik neemt. Mogelijke overtreding van de Wet natuurbescherming of vertraging in de procedures wordt hiermee voorkomen.

 

Aan de zorgplicht wordt voldaan als bij werkzaamheden de mogelijk aanwezige dieren zoals padden en muizen de gelegenheid krijgen om weg te vluchten.

 

Gelet op het bovenstaande is de aanwezigheid van beschermde dieren- en plantensoorten niet aannemelijk. Om deze redenen worden er geen belemmeringen voor dit plan voorzien vanuit de Wet natuurbescherming, en is vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

 

 

7 Archeologie

Wet op de archeologische monumentenzorg

De Erfgoedwet vormt samen met de Omgevingswet het wettelijke fundament voor de archeologie in Nederland. Onderdelen van de voormalige Monumentenwet over archeologie worden overgeheveld naar de Omgevingswet. Voorbeelden daarvan zijn de verplichting om rekening te houden met archeologie bij het opstellen van bestemmingsplannen (straks omgevingsplannen) en de vergunningverlening voor het verstoren van archeologische rijksmonumenten. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied

 

De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta) uit 1992. Dit gaat uit van de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. De bescherming heeft als doel om

archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt”, dat ervan uitgaat dat de aanvrager van een omgevingsvergunning en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten zelf de kosten moet dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, worden meer archeologische resten in situ behouden.

 

Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden.

 

De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:

 

Het rijk is het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen (paragraaf 5.4 Erfgoedwet). Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.

 

Erfgoedverordening Aalsmeer

De gemeenteraad heeft op 9 februari 2017 de Erfgoedverordening Aalsmeer vastgesteld. De verordening ziet toe op het beheer en behoud van cultureel erfgoed gelegen binnen Aalsmeer, dat van bijzonder belang is vanwege de cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis. Op grond van deze verordening is het, voor zover dat nog niet in een bestemmingsplan is geregeld, verboden binnen een archeologisch verwachtingsgebied zonder omgevingsvergunning de bodem dieper dan 40 cm te verstoren.

 

Relevantie plangebied

Voor deze ontwikkeling (2 woningen) is geen archeologisch onderzoek vereist. Er vindt met dit bouwplan namelijk geen grondroering groter dan 10.000 m² plaats. Voor bodemverstoringen die onder de 10.000 m² blijven is archeologisch onderzoek niet vereist.

 

 

8 Milieueffectrapportage (m.e.r.)

 

Het instrument en de procedure milieueffectrapportage (m.e.r.) is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in (samenhang met) het Besluit milieueffectrapportage.

 

Voor alle plannen en projecten waarbij de activiteit is opgenomen in (Bijlage D van) het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) moet door het bevoegd gezag worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

 

Via een m.e.r.­beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld en beslist of een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

 

Volgens onderdeel D 11.2 van de Bijlage bij het Besluit mer dient er voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen een m.e.r.­beoordeling te worden gedaan.

 

Relevantie plangebied

Het onderliggende bouwplan betreft geen stedelijk ontwikkelingsproject of een andere activiteit opgenomen in het (Bijlage D van) het Besluit milieueffectrapportage. Daarom hoeft voor het onderliggende bouwplan geen m.e.r.-beoordelingsbesluit te worden genomen. Er hoeft in beginsel niet te worden beoordeeld of voor het onderhavige plan dan wel planologisch besluit een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Wel dient te worden beoordeeld of vanwege het plan 'belangrijke nadelige milieugevolgen' zijn te verwachten.

 

Er zijn geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen' vanwege het onderliggende bouwplan te verwachten, zoals blijkt uit alle beschreven relevante milieuaspecten in hoofdstuk 4. Derhalve hoeft er geen milieueffectrapport te worden gemaakt voor het onderliggende bouwplan.

 

 

9 Bedrijven en milieuzonering

 

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen).

 

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale

richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Als gevolg van

jurisprudentie heeft de publicatie bijna de status van 'pseudo-wetgeving' gekregen

waarvan slechts gemotiveerd kan worden afgeweken.

 

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:

 

Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna: VNG brochure) wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen).

 

Gemengd gebied

Een gemengd gebied is een gebied met matige tot sterke functiemenging. Direct naast

woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook

lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen.

Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

In de VNG-brochure is vermeld dat de richtafstanden bij gemengd gebied met één

afstandsstap kunnen worden verlaagd.

 

Relevantie plangebied

De percelen waarop de 2 woningen zijn geprojecteerd grenzen direct aan een bedrijventerrein waar bedrijven zijn toegestaan tot en met milieucategorie 2. Er is hier sprake van gemengd gebied en daarom mag de richtafstand van 30 meter met één afstandstap verlaagd worden. Dat betekent dat de richtafstand hiermee 10 meter is. Dit betekent dat milieu gevoelige bestemmingen (woningen) op minimaal 10 meter afstand uit de achterste perceelgrens moeten liggen. Dat betekent dat het hoofdgebouw (vermeerderd met 4 meter vergunningvrij bijbehorend bouwwerk) 14 meter uit de achterste perceelgrens moet liggen. Het ingediende bouwplan voldoet hieraan.

 

Gezien het bovenstaande vormt de miliezonering geen belemmering voor de uitvoering van het voorgenomen bouwplan (de bouw van 2 woningen).

 

 

10 Belangenafweging

 

Schaduwwerking

Met het oog op de grootte, hoogte en positionering van de nieuwe woningen op de percelen ten opzichte van de belendingen is de verwachting dat er nauwelijks sprake zal zijn van schaduwwerking op naastgelegen percelen.

 

Aantasting privacy

Woning 237 staat op ca. 3 m afstand van de erfgrens en totaal op 8 m afstand van de bestaande woning 235. Woning 239 staat op 17 m van de bestaande woning 245.De woningen hebben een nokhoogte van 9,5 m met een goothoogte van 4,4 m. Er is daarom geen sprake van onevenredige aantasting van de privacy.

 

Conclusie

Er worden geen belangen van derden in onredelijke mate geschaad door dit nieuwbouwplan.

 

 

 

Uitvoerbaarheid

 

1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt het voornemen tot afwijking inclusief de bijbehorende stukken waaronder het ontwerp van de omgevingsvergunning (bijlage 5) en deze ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder een mondelinge dan wel een schriftelijke zienswijze indienen.

 

De termijn van de terinzagelegging was geopend van 29 september 2023 tot en met 9 november 2023. Binnen deze termijn zijn naar aanleiding van het ontwerpbesluit omgevingsvergunning geen zienswijzen ingediend.

 

 

2 Juridische uitvoerbaarheid

De percelen, kadastraal bekend gemeente Aalsmeer, sectie B, perceelnummers 9560, 9561 en 5990 zijn in eigendom van de aanvrager. Voor wat betreft het grondeigendom is het bouwplan dan ook uitvoerbaar.

 

3 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 6.12 Wro is hier sprake van een aangewezen bouwplan. Dit betekent dat er kosten verhaald moeten worden en er is daarom een anterieure overeenkomst gesloten met de aanvrager.

 

 

Conclusie

 

Op de percelen gelegen naast Aalsmeerderweg 235 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van twee woningen. Het bouwplan past niet binnen de bestemming 'Bedrijf - Verzamelterrein' (B - VZ).

 

Ingevolge de buitenplanse afwijking ex artikel 2.12, lid 1 sub a, onder 3° Wabo kan het

bouwplan worden gerealiseerd. De gevraagde omgevingsvergunning kan worden verleend, indien is aangetoond dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de

motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

 

Het onderliggende bouwplan is in overeenstemming met het beleid van rijk en provincie en het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente Aalsmeer. Gelet op de verschillende omgevingsaspecten zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan. De juridische en economische uitvoerbaarheid zijn gewaarborgd.

 

Gelet op de tervisielegging en de reacties uit de omgeving is ook de maatschappelijke uitvoerbaarheid gewaarborgd.