direct naar inhoud van Artikel 7 Horeca
Plan: Green Park Aalsmeer deelgebieden 9 en 10
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0358.BP01013-OH01

Artikel 7 Horeca

Dit gehele artikel is komen te vervallen na uitspraak door de Afdeling Bestuursrechtspraak (d.d. 31 oktober 2012)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een horecabedrijf, uitsluitend in de vorm van een kamerverhuurbedrijf, zoals bedoeld in artikel 1.28 onder b van deze planregels, met bijbehorende voorzieningen;
  • b. restauratieve voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 1.40 van deze planregels;
  • c. voorzieningen voor ontspanning en/of vermaak, zoals bedoeld in artikel 1.50 van deze planregels;
  • d. andere ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • e. de verkeersvoorzieningen die voor de bedrijfsuitoefening nodig zijn, zoals:
    • 1. rijwegen, inclusief in- en uitritten;
    • 2. fietspaden en voetpaden;
    • 3. parkeerplaatsen en fietsenstallingen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen en water.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming en indien wordt voldaan aan de parkeernormen als bedoeld in lid 7.4.2.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen de aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd;
  • b. in het geval een bouwgrens tevens is aangeduid als een figuur 'gevellijn' is het bouwen van gebouwen in het bouwvlak uitsluitend toegestaan indien de voorgevel van een hoofdgebouw in de aangegeven verplichte gevellijn wordt gerealiseerd;
  • c. per bouwvlak geldt een minimum bebouwingspercentage van 50% en een maximum bebouwingspercentage van 70%;
  • d. per bouwvlak geldt een maximum floor space index van 1,5;
  • e. ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen geldt het bepaalde zoals met de maatvoeringaanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' of de maatvoeringaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' staat aangegeven, met inachtneming van het bepaalde onder f en g;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent" worden overschreden, met dien verstande dat:
    • 1. de maximum bouwhoogte ter plaatse van de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent" 22 meter bedraagt;
    • 2. de overschrijding van de maximum bouwhoogte voor maximaal 30% van het dakvlak van de gebouwen in het betreffende bouwvlak is toegestaan;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e bedraagt de bouwhoogte van solitaire nutsvoorzieningen niet meer dan 6 meter.

7.2.3 Bijzondere bouwlagen

Voor het bouwen van bijzondere bouwlagen gelden, naast het bepaalde in lid 7.2.2, de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dient een inventariserend veldonderzoek (IVO) te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het college van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld, indien de aanvraag betrekking heeft op het realiseren van kelders en/of souterrains dieper dan 1,00 meter onder peil;
  • b. het bepaalde onder a. is niet van toepassing indien:
    • 1. uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er ter plaatse een lage archeologische verwachting geldt;
    • 2. er in dit onderzoek wordt geconcludeerd dat geen nader archeologisch onderzoek nodig is;
    • 3. het betreffende bureauonderzoek verricht of akkoord bevonden is door een archeologisch deskundige van de gemeente Aalsmeer of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige;
  • c. aan de omgevingsvergunning als bedoeld in onder a kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende bepalingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het college van Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ten aanzien van de bouwhoogte van vlaggenmasten geldt een maximum bouwhoogte van 8 meter;
  • b. ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 2 meter.

7.3 Nadere eisen

Het college van Burgemeester en Wethouders is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen, laad- en losvoorzieningen en/of erfafscheidingen, voor zover dit noodzakelijk is:

  • a. om (vracht)wagens op eigen terrein te kunnen laten keren;
  • b. ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
  • c. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • d. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Verboden gebruik

Als verboden gebruik in artikel 14 van deze regels wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de in lid 7.1 genoemde gronden:

  • a. als opslag-, stort- of bergplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van de in het plan begrepen gronden dan wel puin en/of afvalstoffen die verband houden met de verwerkelijking van de bestemming;
  • b. voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.28 onder f. en g. van deze planregels, ook wanneer deze ondergeschikt zijn aan het kamerverhuurbedrijf;
  • c. voor detailhandel;
  • d. voor prostitutiebedrijven en/of seksinrichtingen.

7.4.2 Parkeernormen

Voor de in lid 7.1 genoemde huisvesting geldt een minimum parkeernorm van 0,2 parkeerplaats per slaapplaats.

7.4.3 Kamerverhuurbedrijf

Binnen het kader van de doeleindenomschrijving onder 7.1 van dit artikel is het uitoefenen van een kamerverhuurbedrijf uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. de accommodatie van het nachtverblijf ruimte biedt aan maximaal 640 personen;
  • b. de aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen noodzakelijk zijn voor een goede bedrijfsuitoefening en uitsluitend zijn gericht op de gebruikers van het kamerverhuurbedrijf;
  • c. het gezamenlijke vloeroppervlak ten behoeve van de ondergeschikte voorzieningen niet meer bedraagt dan 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, waarbij een maximum geldt van 50% voor een bouwlaag;
  • d. de gemiddelde oppervlakte aan gebruiksruimte per persoon minimaal 8 m² bedraagt, waarbij de voorzieningen ten behoeve van het gezamenlijke gebruik meegerekend mogen worden in de berekening van de gemiddelde oppervlakte;
  • e. er geen uitrit richting de Legmeerdijk is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca -geen uitrit Legmeerdijk’.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Parkeernormen

Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om in afwijking van de in lid 7.4.2 aangegeven parkeernormen een omgevingsvergunning te verlenen indien uit onderzoek blijkt dat op andere adequate wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte.