direct naar inhoud van Artikel 3 Verkeer
Plan: Noordvork
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0358.211x01431-0001

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, met dien verstande dat:
    • 1. de as van de weg voor de Noordvork uitsluitend mag worden gesitueerd ter plaatse van de op de plankaart opgenomen aanduiding 'as van de weg';
    • 2. de Noordvork niet meer dan 1 x 2 rijstroken mag bevatten;
  • b. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' op de plankaart;
  • c. maximaal 3 gelijkvloerse kruisingen en/of rotondes;
  • d. ongelijkvloerse kruisingen;
  • e. voorsorteerstroken;
  • f. haltes voor openbaar vervoer;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. bermen en taluds;
  • j. kunstwerken;
  • k. (bouw)werken van (beeldende) kunst;
  • l. fietspaden en trottoirs;
  • m. bermen en taluds;
  • n. waterberging en watergangen;
  • o. voorzieningen voor de verkeersgeleiding;
  • p. parkeervoorziengen;
  • q. voorzieningen van openbaar nut;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. faunapassages.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden zijn gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut en gebouwen, die ten dienste staan van de in artikel 3.1 genoemde doeleinden, toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m².

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van voorzieningen voor de verkeersgeleiding en kunstwerken niet meer dan 10 m bedragen. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 12 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 9.1, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.