Zijdstraat
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0358.16E-VG01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
REGELS
Inhoudsopgave
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2 en 3
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Zijdstraat" van de gemeente Aalsmeer;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
1.3 aan-huis-gebonden bedrijf
het door (één van) de hoofdbewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde een beroep aan huis, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, niet vallend onder vergunningsplicht van de Wet milieubeheer en geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door de beperkte omvang ervan in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, met uitzondering van een internetwinkel zonder fysieke bezoekmogelijkheid, wordt niet gerekend tot een aan-huis-gebonden-bedrijf;
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op het terrein van de administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerp-technische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening door (één van) de hoofdbewoners, dat door de beperkte omvang ervan in diens woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsvlak:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 archeologisch onderzoek:
een rapport als bedoeld in de Erfgoedwet;
1.8 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit vroegere tijden;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
1.11 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen danwel bedrijfsmatig verlenen van diensten. Daaronder niet begrepen aan-huis-verbonden-beroepen, detailhandel, horeca, publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke en culturele voorzieningen en bedrijfsmatige sportdoeleinden;
1.12 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.13 bestaand gebruik of bouwwerk:
een gebruik of een bouwwerk, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan en gebouwd conform een vergunning, dan wel een bouwwerk welke mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of
1.17 boeiboord:
de opstaande kant van een dakgoot, of opstaande kant bij platte daken;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, met inbegrip van een gedeelte daarvan, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.25 bruto vloeroppervlakte b.v.o:
de som van de buitenwerks gemeten vloeroppervlakten van alle bouwlagen alsmede onderbouw en zolder, inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften, toiletten e.d., met uitzondering van (kruip)kelders met een hoogte van minder dan 1.50 meter en technische ruimten op daken;
1.26 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft achtergelaten danwel gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.27 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 dakkapel:
een toevoeging van ondergeschikte omvang binnen een hellend dakvlak, waarbij het karakter van het dak in stand blijft;
1.29 dakterras:
een vanuit een gebouw betreedbaar plat dakvlak, al dan niet voorzien van een vloerafscheiding (hekwerk, balustrade);
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een supermarkt en/of het bedrijfsmatig te koop aanbieden uitsluiten via internet;
1.31 dienstverlenend bedrijf:
bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen;
1.32 druiplijn:
de lijn die van onderen het dak begrenst;
1.33 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.34 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.35 erfafscheiding:
een scheiding tussen erven, tuinen en/of openbare ruimten in de vorm van een bouwwerk, dan wel beplanting;
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 geluidgevoelige functies:
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.38 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.39 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone (50 dB (A) contour Zonebesluit) moet worden vastgesteld;
1.40 goot:
1.41 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.42 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.43 hoogtescheidingslijn:
een aangegeven lijn welke de grens vormt van een gedeelte van een bebouwingsvlak waar een bepaalde hoogte is toegestaan;
1.44 horeca 1, daghoreca:
horecabedrijven zoals lunchrooms, koffie-/theehuizen, ijssalons;
1.45 horeca 2, (fastfood)restaurants, cafetaria, snackbars en shoarmazaken:
inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, alsmede het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. Het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren;
1.46 horeca 3, cafés, eetcafe's, bars:
inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van dranken dan wel op het verstrekken van kleine etenswaren;
1.47 horeca 4, dancings, discotheken, nachtclubs:
een bedrijf, dat is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol en niet alcohol-houdende dranken, zoals een dancing of discotheek;
1.48 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
1.49 kantoor met baliefunctie:
en kantoor met een publiek aantrekkende hoofdfunctie waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.50 loopbrug:
een (overdekte) brug voor voetgangers tussen gebouwen;
1.51 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.52 maaiveld:
de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een bouwwerk zal worden opgericht, dan wel reeds is opgericht;
1.53 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.54 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.55 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van onder meer transport van aardgas, alarmeringssignalen, elektriciteit, telecommunicatie en water;
1.56 ondergronds bouwen:
het bebouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld (zoals kelders en parkeergarages);
1.57 opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verhandelen of verpakken van goederen;
1.58 peil:
voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk, waarvan de gevel direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die gevel;
voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst en in alle andere gevallen: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel een ander plaatselijk aan te houden oppervlaktewaterpeil;
1.59 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen. Onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerptechnische, administratieve, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen;
1.60 reclame-uiting:
een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde, openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener etcetera;
1.61 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.62 sociaal-culturele doeleinden:
sociaal-culturele doeleinden, zoals onderwijs, ontwikkeling, welzijn, cultuur, religie, geïnstitutionaliseerde zorg en therapeutische doeleinden;
1.63 terras:
een buiten een gebouw gelegen gebied behorende bij een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt;
1.64 verdieping:
een boven de begane grond gelegen bouwlaag;
1.65 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.66 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.67 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden en daardoor is aan te merken als wooneenheid, niet zijnde een bijzondere woonvorm, dan wel voor de huisvesting van niet meer dan drie personen naast de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;
1.68 woongebouw:
een hoofdgebouw dat één of meer woningen bevat;
1.69 zone:
een op de verbeelding aangegeven gebied, waarvoor aanvullende bepalingen gelden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de nok van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
de hoek, gemeten in graden, van een hellend dakvlak ten opzichte van een horizontaal vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil (maaiveld) tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 vloeroppervlakte woning:
de som van de oppervlakten van alle bouwlagen, deel uitmakende van het hoofdgebouw, daar onder begrepen kelderruimten en zolderruimten voor zover de vrije hoogte ten minste 1.50 meter bedraagt, en met uitzondering van: ruimten waar kleinere vrije hoogte dan 1.50 meter aanwezig is, alsmede balkons, bijgebouwen, gemeenschappelijke berg-, verkeers- en wasruimten en loggia's;
2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.8 verticale diepte:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
2.9 horizontale diepte:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel.
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, zoals opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen);
ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is horeca van categorie 1 en 2 toegestaan;
ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca categorie 4' is horeca van categorie 4 toegestaan;
ter plaatse van de functieaanduiding 'supermarkt' is een supermarkt toegestaan met bijbehorende kantine;
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang toegestaan;
detailhandel;
dienstverlenend bedrijf;
maatschappelijke voorzieningen;
kantoren met baliefunctie;
wonen in woningen op de verdieping, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-gebonden bedrijf zoals omschreven in lid 3.3.1;
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd -woning BG' zijn woningen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met vergunning aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gerealiseerd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning, op de begane grond toegestaan;
met de daarbij behorende:
terrassen;
bouwwerken geen gebouw zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het bebouwd oppervlak mag 100% bedragen, tenzij anders is aangeduid;
de bouwhoogte en de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;
de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60°. Deze contouren gelden voor ten minste twee dakvlakken;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
de hoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
de hoogte voor lichtmasten en voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-gebonden bedrijf
Het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-gebonden bedrijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep danwel het aan-huis-gebonden bedrijf mag maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning bedragen, met inbegrip van de daarbij behorende bouwwerken;
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
het beroep of bedrijf alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
er geen buitenopslag plaatsvindt, noch beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen.
3.3.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 in de Staat van bedrijfsactiviteiten;
het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-gebonden bedrijf;
het gebruiken van de daken van aan- en uitbouwen van woningen dan wel van bijgebouwen als dakterras;
het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag van goederen;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken voor daghoreca
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van daghoreca, mits:
de functie niet leidt tot een onevenredigee aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld;
de functie niet leidt tot een onevenredige hoeveelheid van extra autoverkeer;
de functie niet leidt tot een onevenredige schade aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aanngrenzende gronden en bouwwerken.
3.4.2 Afwijken voor woningen op de begane grond
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van wonen op de begane grond, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de woning wordt gerealiseerd aan de achterzijde van de winkelstraten en pleinen;
er aan de voorzijde van het pand een vloeroppervlake overblijft van minimaal 50 m2 winkelvloeroppervlakte of b.v.o. voor de in lid 3.1 opgenomen functies;
de ontsluiting en entree van de woning zich ook aan de achterzijde van het pand bevindt; en
de transformatie voldoet aan de beeldkwaliteiteisen zoals deze zijn opgenomen in het vigerende beeldkwaliteitsplan;
in afwijking van de parkeernormen zoals opgenomen in lid 7.5.1geldt voor extra parkeerplaatsen bij het realiseren van woningen op de begane grond dat de parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden, tenzij de parkeerplaatsen aantoonbaar op een ander terrein mogelijk worden gemaakt op een loopafstand van maximaal 250 meter vanaf het plangebied;
in afwijking van de afwijkingen van de parkeernormen zoals opgenomen in lid 7.5.3 en in afwijking van de geldende ‘Nota Parkeernormen’ wordt voor extra te realiseren parkeerplaatsen voor woningen op de begane grond, geen ontheffing voor het realiseren van parkeerplaatsen in de openbare ruimte afgegeven.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2 en 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd indien deze bouwwerken voldoen aan de volgende regels:
ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' reiken de bodemingrepen niet verder dan een maximale diepte van 0,40 meter, tenzij de oppervlakte van (de bodemingreep ten behoeve van) het bouwwerk niet meer dan 50 m2 bedraagt;
ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' reiken de bodemingrepen niet verder dan een maximale diepte van 0,40 meter, tenzij de oppervlakte van (de bodemingreep ten behoeve van) het bouwwerk niet meer dan 500 m2 bedraagt;
het bepaalde onder a.en b. is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de inrichting van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 4.2 onder a. en b. voor het bouwen ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.
4.4.2 Voorwaarden
Indien uit het onder 4.4.1 van dit lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voowaarden verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4.3 Beoordelingscriteria
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgelegd. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
het bebossen van gronden;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
het door- of vergraven van historische kades;
voor de onder a t/m i genoemde werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig wanneer sprake is van grondbewerkingen dieper dan 0,40 meter, tenzij:
Ter plaatse van de aanduiding ‘Waarde – Archeologie 2’ de oppervlakte van de werkzaamheden niet meer dan 50 m2 bedraagt;
Ter plaatse van de aanduiding ‘Waarde – Archeologie 3’ de oppervlakte van de werkzaamheden niet meer dan 500 m2 bedraagt.
4.5.2 Toegestane werkzaamheden
Het onder in lid 4.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
op archeologisch onderzoek gericht zijn;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
4.5.3 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.5.1 kan worden verleend indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.
4.5.4 Voorwaarden
Indien uit het onder 4.5.1 van dit lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voowaarden verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de uitvoering van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.5.5 Beoordelingscriteria
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.5.1wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgelegd. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.6 lid 1, sub a Wro te wijzigen door de bestemming 'Waarde-Archeologie' te wijzigen in een ander regime, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden een hogere of lagere archeologische verwachting aanwezig is.
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De als 'waarde - cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische en/of geografische waarden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ingevolgd de bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd, geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter.
5.2.2 Weigeringsgrond omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de bouwwerken of bouwwerkzaamheden, het belang van de cultuurhistorische en/of geografisch waarden onevenredig worden geschaad.
5.2.3 Onderzoeksplicht
Burgemeester en wethouders dienen voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van de primaire bestemming of de eveneens voorkomende bestemming advies in te winnen bij een cultuurhistorisch adviseur.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbodsregel
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken of werkzaamheden, niet zijnde bouwen, uit te voeren:
het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepgewortelde beplanting;
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal onderhoud;
het aanbrengen van gesloten verharding;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen van waterlopen of het vergraven of verruimen van bestaande waterlopen.
5.3.2 Uitzondering verbodsregel
Het verbod als bedoeld in lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
normaal onderhoud en beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.
5.3.3 Weigeringsgrond omgevingsvergunning voor het aanleggen
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het cultuurhistorische en geografische belang onevenredig wordt geschaad.
Burgemeester en wethouders winnen voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 advies in bij een cultuurhistorisch adviseur.
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Algemene regels ten aanzien van bestaande maten
Ten aanzien van bestaande maten van bouwwerken gelden de volgende regels:
de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, enbouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die meer bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en
bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die minder bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
het bepaalde onder a. en b. van deze planregels is uitsluitend van toepassing op bouwwerken die zijn gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
voorts is in geval van herbouw het bepaalde onder a. en b. van dit artikel slechts van toepassing indien de herbouw geschiedt op dezelfde plaats en de afwijking van de bestemmingsregels niet wordt vergroot.
7.2 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings-, bouwgrenzen en/of hoogtematen te overschrijden:
ten behoeve van toegangen van bouwwerken, luifels, stoepen, stoeptreden, reclame-uitingen, vrijhangende balkons (al dan niet ondersteund door kolommen) bij woongebouwen, gaanderijen en funderingen en daarmee gelijk te stellen onderdelen van gebouwen, voor zover de bouwgrens met niet meer dan 2.50 meter wordt overschreden en deze onderdelen van gebouwen niet worden opgericht op gronden, bestemd voor verkeer en tevens een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht wordt genomen ten opzichte van de gronden, bestemd voor verkeersdoeleinden;
vrijhangende balkons, gaanderijen, luifels en reclame-uitingen boven een verkeersbestemming is mogelijk indien er een vrije hoogte aanwezig is van 4,20 m boven de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg en een minimale vrije hoogte van 2,20 m boven een ander deel van de weg;
ten behoeve van plaatselijke verhogingen op gebouwen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen en lichtkappen, alsmede technische voorzieningen, mits:
de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25% van de oppervlakte van het dak(vlak) bedraagt;
de hoogte niet meer dan 5 meter van de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
7.3 Algemene regels met betrekking tot ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak zoals aangegeven op de planverbeelding, met uitzondering van algemeen nut;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse werken bedraagt maximaal 3 meter onder peil;
bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in aanmerking genomen als deze zicht buiten de bestaande bebouwing vinden;
het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige effecten hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.
7.4 Algemene regels met betrekking tot ondergrondse parkeervoorzieningen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 10 %;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
het realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen mag geen nadelige effecten hebben op de archeologische waarden en de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.
7.5 Parkeren en laden en/of lossen
7.5.1 Parkeernormen
Een omgevingsvergunning voor bouwen en/of functiewijziging van een gebouw wordt slechts verleend, indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein conform de in de 'Nota Parkeernormen Aalsmeer' opgenomen normering, zoals deze geldt op het moment dat de aanvraag om omgevingsvergunning is ontvangen.
7.5.2 Laden en/of lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en/of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
7.5.3 Afwijken van de parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in lid 7.5.1 omgevingsvergunning verlenen, indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening wordt gehouden met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, indien:
de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of;
met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.
7.5.4 Afwijken van het laden en/of lossen
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in lid 7.5.2omgevingsvergunning verlenen indien:
het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
voor zover op andere wijze in de nodige laad- en/of losruimte wordt voorzien.
7.5.5 Nadere eisen parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:
de aard, plaats en inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;
de aanwezigheid en aanduiding van parkeer- en/of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden de in hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of
te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel
strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de
bestemmingsomschrijving.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Geluidzone - industrie Schiphol
9.1.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie Schiphol' gelden,
in verband met het gezoneerde industrieterrein Schiphol, beperkingen vanwege het
tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege bedrijfslawaai op geluidsgevoelige
gebouwen en terreinen.
9.1.2 Toelaatbaarheid geluidgevoelige gebouwen en terreinen
Nieuwe geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder, zijn uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' als de geluidbelasting op de gevels van deze gebouwen en/of op deze terreinen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn eveneens toegestaan, indien daarvoor een hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder is verleend.
9.2 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.1 nr. 4
9.2.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden beperkingen voor bebouwing en gebruik als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit.
9.2.2 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
9.2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
9.2.4 Gebruiksregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden de beperkingen met betrekking tot gebruik zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
9.2.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.4 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
9.3 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2
9.3.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2 toetshoogtes', gelden beperkingen met betrekking tot toetshoogten van gebouwen, andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en objecten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
9.3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2 toetshoogtes' gelden beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
9.3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
9.4 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2a
9.4.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2a toetshoogtes radar' gelden beperkingen van hoogten ter bescherming van het functioneren van radarapparatuur als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
9.4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2a toetshoogtes radar' gelden beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2a van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
9.4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4.2 indien uit een advies van de Inspectie Leefomgeving en Transport blijkt dat het object geen belemmering vormt voor het functioneren van radarapparatuur met het oog op veilig luchtverkeer.
9.5 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3
9.5.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaarverkeerzone-LIB artikel 2.2.3', gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
9.5.2 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaarverkeerzone-LIB artikel 2.2.3' gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking zoals gesteld in artikel 2.2.3 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
9.5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
9.6 Vrijwaringszone - molenbiotoop
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een beperking van de windvang van de Korenmolen De Leeuw op het Molenpad.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd om in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen voor:
afwijking van de bij recht in de regels opgenomen maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van ten hoogste 5,5 meter en een bruto vloeroppervlakte van ten hoogste 55 m2;
overschrijding van de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1 meter ten behoeve van een technisch beter verantwoorde realisering van bouwwerken;
overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder b., voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met ten hoogste 3 meter;
overschrijding van de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3 meter voor balkons, met ten hoogste 2 meter voor bordessen, dakoverstekken, overstekende verdiepingen, galerijen, luifels, gevelversieringen, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, met ten hoogste 1 meter voor dakoverstekken;
overschrijding van bestemmings- en bebouwingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch beter verantwoorde realisering van bestemmingen of van bouwwerken, dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 2 meter bedragen.
overschrijding van de maximale bouwhoogte ten behoeve van het realiseren van groene daken op hoofdgebouwen, dan wel bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
de overschrijding van de voorgeschreven goot- en/of bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10%;
deze overschrijding met 10% heeft slechts betrekking op de extra (constructieve) opbouw op een dak dat nodig is om een groendak te kunnen toepassen, exclusief beplanting;
groene daken mogen niet als dakterras of daktuin worden gebruikt als deze worden toegepast op woningen. Bij andere gebouwen dan woningen wordt het gebruik van een groendak als dakterras of daktuin per geval beoordeeld, waarbij vooral de privacy van naburige woonpercelen niet nadelig mag worden beïnvloed.
Geen omgevingsvergunning wordt verleend indien:
daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
dit leidt tot aantasting van de ruimtelijke karakteristiek ter plaatste.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere wettelijke regeling niet zijnde de 'Nota Parkeernormen Aalsmeer', dan geldt deze maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het dit plan.
11.2 Voorrangsregels
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking:
naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Afwijken
Met een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van lid 12.1voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Zijdstraat.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van <PM>
De griffier, de voorzitter,